Maandelijks archief: augustus 2012

Financiële denkfout (2): het overconfidence-effect

Beschrijving

Dit effect heeft te maken met onze ingebouwde neiging tot zelfoverschatting. We overschatten systematisch onze kennis en vaardigheden. Als de vraag in een enquête wordt voorgelegd om jezelf in te schatten ten opzichte van het gemiddelde (bent u een betere chauffeur/minnaar/buurman etc dan gemiddeld?), dan geeft een ruime meerderheid aan ver boven het gemiddelde te zitten. En voor de duidelijkheid: zonder dit overconfidence-effect zou de score gemiddeld precies op het gemiddelde uit moeten komen!

Voorbeelden

We vinden onszelf kortom wat beter dan we werkelijk zijn. Dat geldt ook voor ondernemers die van zichzelf vinden dat zij minder kans maken failliet te gaan, beter zicht hebben op de cijfers etc. Het nut van het overconfidence-effect is waarschijnlijk dat het ons eerder aanzet tot (voor de economie als geheel) productieve actie. Zonder dit effect zouden we waarschijnlijk minder economische groei hebben. Als ondernemers naar hun echte capaciteiten zouden kijken in plaats van naar hun eigen ingebouwde te positieve oordeel zouden minder ondernemers besluiten hun droom te realiseren.

Bekend is ook dat projecten systematisch te optimistisch worden ingeschat. In de praktijk gaan ze bijna zonder uitzondering meer kosten en langer duren dan aanvankelijk beloofd. Bij projecten en hun systematische onderschatting speelt trouwens meer. Hier speelt niet alleen het genoemde zelfoverschattings-effect (klinkt ook een beetje als de wens is de vader van de gedachte) maar hier spelen ook simpele belangen. Een consultant die de spreadsheet invult hoopt op een vervolgopdracht, de aannemer wil graag gaan bouwen met zijn mensen, de politicus wil graag een lintje doorknippen en er extra stemmen mee winnen.

Evaluatie

Ga bij het maken van plannen niet alleen op uw eigen oordeel af. Maak gebruik van scenario’s, kijk wat er gebeurt als het minder goed uitpakt dan u nu denkt. Volgens Dobelli moet je met name bij experts oppassen. Bij hen is het overconfidence-effect op hun eigen terrein niet kleiner dan dat van een niet-expert (terwijl het gevaar is dat we er wel meer waarde aan hechten). Haal er een pessimist bij en laat die eens naar het project kijken. En bedenk dat zelfs pessimisten last hebben van het overconfidence-effect. (Maar: u maakt dan wel minder fouten, hoe gaan we om met de lagere economische groei als gevolg hiervan? Misschien moet u gewoon uzelf blijven overschatten maar dan vanuit het nobele streven een bijdrage te leveren aan de economie? Of u bedenkt dat u als enige uw voordeel met deze tip doet, anderen zien hem waarschijnlijk toch weer over het hoofd).

Verwante denkfout

Een verwante denkfout is hierboven al genoemd. Het gaat om het te optimistisch inschatten van de situatie maar niet vanuit een ingebouwd automatisme maar vanuit een specifiek belang. Dit effect heet de incentive-superresponse-neiging en komt onder nummertje 10 in deze serie denkfouten nog aan bod.

Rudy van Stratum

 

Financiële denkfout (1): survivorship bias

Beschrijving

Als je om je heen kijkt dan zie je de overlevers. Alles wat het niet gehaald heeft zie je niet want is overleden en dus van het toneel verdwenen. Als mensen op seminars vertellen over hun aanpak dan vertellen ze over hun successen (en niet over hun mislukkingen). De mensen die het niet hebben gehaald (en wellicht dezelfde gaven en ambities hadden en mogelijk zelfs de zelfde aanpak) komen überhaupt niet spreken op congressen. Maar zelfs in wetenschappelijke artikelen zijn het vooral de gelukte experimenten die worden beschreven. Er zijn nauwelijks bladen die openstaan voor de beschrijvingen van wat er allemaal niet gelukt is.

Omdat we in onze besluitvorming afgaan op de beeldvorming, op wat we zien en lezen, krijgen we een te positief beeld. We zien niet wat er allemaal aan vooraf is gegaan, we zien niet wat er allemaal gezaaid is en mislukt om tot deze goede oogst te komen. Wij zijn kortom ‘gebiased’ (bevooroordeeld) door een te grote nadruk op wat er wél is gelukt. De getallen waar we ons op baseren geven geen goede voorspelling van wat er mogelijk gaat gebeuren.

Voorbeelden

We lopen het gevaar bij de beoordeling van een businessplan verleid te worden door de succesverhalen uit de media, dit zou wel eens de volgende Google of Facebook kunnen zijn. De werkelijkheid is dat 99% van alle ideeën nooit verder komt dan papier, dat van de resterende 1% starters het leeuwendeel na 3 jaar alsnog failliet gaat.

De beursindex geeft een beeld van het verloop van de economie. Maar geen goed beeld want het zijn alleen de overlevers die in de index (blijven) zitten. Een beursindex is niet een goede voorspeller voor ‘de’ economie in een land.

We worden verleid toch dat te dure huis te kopen, dat te complexe project op te starten, die te dure weg aan te leggen, allemaal op basis van te optimistische verwachtingen over de toekomst.

Evaluatie

Zoek daarom naar tegenvoorbeelden. Laat een criticus op het verhaal schieten. Maak een gevoeligheidsanalyse. Maar ergens weten we ook uit ervaring dat de indieners van de voorstellen dat niet altijd willen horen. Je bent al snel een spelbederver, iemand die denkt dat het glas half leeg is in plaats van half vol. Het zit diep in ons om de kans op succes te overschatten, in de evolutie heeft het de mensensoort blijkbaar veel gebracht.

Verwante denkfout

Een andere denkfout die sterk is verwant aan deze survivor bias is het negeren van de alternatieve paden. Dat houdt in dat we vooral kijken naar de uitkomsten van processen en geen rekening houden met die processen zelf. Voorbeeld. Iemand is miljonair geworden maar is door het oog van de naald gekropen (enorme risico’s gelopen maar geluk gehad). Een ander iemand is ook miljonair geworden maar heeft daar lang voor gewerkt en elk jaar een beetje gespaard. We zijn geneigd beiden als ‘miljonair’ te zien. Maar in termen van alternatieve paden heeft de ene miljonair een spoor van verliezers en vernieling achtergelaten en de andere niet (welk pad de harde werker ook had gekozen, linksom of rechtsom had hij deze status een keer bereikt).

Mijn leven zit vol ongelukken waarvan de meeste niet zijn gebeurd …

Rudy van Stratum

Of zo natuurlijk:

Financiële denkfouten: ambitie 2012-2013

Afgelopen jaar (2011-2012) heeft slimme financiering veel aandacht besteed aan nieuwe verdienmodellen. Met terugwerkende kracht kunnen we stellen dat het format dat we gebruikt hebben bestond uit:

  • Een actuele publicatie als startpunt nemen
  • Individuele hoofdstukken of onderwerpen eruit lichten en vanuit ons perspectief beschrijven in een blog
  • Achteraf de verkregen (nieuwe) inzichten in een samenvattend overzicht visualiseren

In het afgelopen jaar stond de publicatie ‘Verdienmodellen’ van Nederland Boven Water centraal en hebben de besprekingen van de losse hoofdstukken uiteindelijk een rubricering van de verschillende verdienmodellen en financieringsmethodieken opgeleverd.

Het was ons al eerder opgevallen dat in deze verdienmodellen de economische rationaliteit voorop staat. Hoe kan het beter, slimmer, goedkoper? Maar in de praktijk zie je soms dat ondanks alle rationaliteit toch andere beslissingen worden genomen. Een mooi voorbeeld was daarbij de behandeling van de casus ‘Parkstad’ door VPRO’s ‘De slag om Nederland’ (uitgebreid besproken ook op deze site). Maar misschien bevat de praktijk nog wel meer voorbeelden van op het eerste gezicht irrationele beslissingen dan van de beslissingen volgens de boekjes en modellen. Wij zelf spreken dan overigens van verborgen kosten en opbrengsten en niet zozeer van irrationaliteiten per se.

Volgende ronde: financiële denkfouten

We zijn dus toe aan een volgende ronde. Slimme financiering twee punt nul (2.0) als het ware. Naast aandacht voor de rationele en economische kant ook aandacht voor de irrationele en meer psychologische kant. Naast de theorie ook de praktijk van alledag. De aanpak kopiëren we van de vorige ronde. Het toeval heeft ons hierbij wel een handje geholpen. Onlangs verscheen een interessante publicatie van 52 denkfouten van de hand van Rolf Dobelli: ‘De kunst van het heldere denken’. De gelijkenis met ‘Verdienmodellen’ is frappant.

Ook ditmaal gaat het om een flink aantal korte stukjes die allemaal illustraties zijn van het hoofdthema van het boek (eerst verdienmodellen, nu denkfouten). Eerst 29 illustraties/verdienmodellen, ditmaal 52 illustraties/denkfouten. Allemaal lekker kort en ’to the point’ en evenals vorig jaar ontbreekt in onze ogen de overkoepelende samenhang of de grotere structuur enigszins. Maar nu zijn niet alle 52 denkfouten even relevant voor slimme financiering. We hebben een selectie gemaakt van 20 denkfouten die wij relevant vinden voor onze website. Best veel eigenlijk (zeker als je in ogenschouw neemt dat veel van de besproken fouten op elkaar lijken) maar ook weer niet toevallig. Dobelli is econoom en veel van zijn voorbeelden zijn ontleend aan de beleggingswereld. Precies wat we zoeken dus.

De aanpak is dus simpel:

  • (1- of 2-) Wekelijks bespreking van een voor slimme financiering relevante denkfout (in 20 afleveringen)
  • Op het laatst alle denkfouten in onderlinge samenhang visualiseren

Zo hopen we naast een rationele beslissingsboom een psychologische beslissingsboom voor slimme financiering te krijgen. Wat kan er allemaal fout gaan? Waar moeten we beter op letten? Wat zijn de valkuilen? Of omgekeerd als je iets juist toch voor elkaar wil krijgen ondanks een zekere irrationaliteit: waar moet ik meer op hameren om het voor elkaar te krijgen in de praktijk van alledag? Ook voor mijn eigen agenda hier de voorgenomen afleveringen van financiële denkfouten:

De afleveringen:

  1. survivorship bias
  2. overconfidence-effect
  3. social-proof
  4. sunk-cost fallacy
  5. wederkerigheid
  6. confirmation bias
  7. authority bias
  8. contrast-effect
  9. availability bias
  10. incentive superresponse neiging
  11. tragiek van de meent
  12. endowment effect
  13. groupthink
  14. nulrisico
  15. schaarstedwaling
  16. het anker
  17. framing
  18. action bias
  19. hedonic threadmill
  20. hyperbolic discounting

Rudy van Stratum

Deltaplan herstel woningmarkt

Vandaag (9 augustus 2012) een interessante bijdrage in het Brabants Dagblad van redacteur Ton de Jong. Een delta-plan voor herstel van de woningmarkt. Het stuk loopt de belangrijkste spelers op de markt na en maakt voor hen de balans op. Anders dan je vaak ziet in dit soort stukken worden hier ook kritische kanttekeningen geplaatst.

Over projectontwikkelaars bijvoorbeeld: ‘Projectontwikkelaars staan weer met beide benen op de grond. Sluw als zij zijn, zullen zij proberen hun verliezen af te wentelen op de overheid en banken. Ik zou zeggen: lekker in hun vet gaar laten smoren’.

Voor de rest van het artikel zie: artikel bd

Rudy van Stratum

Leegstand kantoren en Duitse fondsen

Er is de laatste maanden veel aandacht geweest in de media over de leegstand van de kantorenmarkt. Er komt zo steeds meer kennis over de achtergronden en mechanismen die hier spelen. Deze week publiceerde de Volkskrant een eigen onderzoek waarin de leegstaande panden op volgorde van grootte op een rij werden gezet met vermelding van hun eigenaren. Zoals we al wisten stond het kantoor van KPMG in Amstelveen op een hoge tweede plaats met als eigenaar een Duitse belegger.

We snappen nu ook beter waarom leegstaande kantoren niet (sneller) worden afgewaardeerd op de balansen van hun eigenaren. Veel kantoren zijn gekocht met geleend geld en afwaardering zou betekenen dat de lener geld moet bijstorten omdat het onderpand voor de lening niet meer volstaat. En als dat geld er niet is kan dat betekenen faillissement voor bijvoorbeeld de vastgoedontwikkelaar (als lener). Alles wijst er op dat de druk om toch af te moeten waarderen toeneemt waardoor ook banken en pensioenfondsen nog wat voor hun kiezen gaan krijgen.

Bijzonder hierbij is de situatie van Duitse (pensioen-) fondsen op de Nederlandse markt. Uit genoemd onderzoek van de Volkskrant blijkt dat Duitse fondsen ongeveer 25% van de leegstaande kantoorpanden in bezit hebben. Wat ik in ieder geval niet wist is dat Duitse fondsen een zogenaamd open karakter hebben. Dat betekent dat inleggers/investeerders binnen randvoorwaarden hun geld kunnen opeisen. Het besef van de niet reële balanswaarde begint bij de Duitser door te dringen en het vertrouwen in vastgoedbeleggingen is sterk gedaald. Om aan geld te komen dat de inleggers nu opeisen (noem het een ‘bankrun’) moeten de fondsen nu gedwongen hun vastgoed verkopen.

De fondsen mogen uitbetaling twee jaar opschorten en ook is de verkoopprijs in fasen aan een bepaald minimum gebonden, maar hoe dan ook is het een kwestie van tijd voordat de panden versneld in de verkoop komen. De gevolgen laten zich raden: een verdere prijsdaling van vastgoed (en bijbehorende huren). Daar staat tegenover dat dalende huren deels een oplossing kunnen zijn juist voor de gewraakte leegstand. Nederlandse fondsen worden minder onder druk gezet omdat veel van onze fondsen geen ‘open’ karakter hebben (inleggers kunnen hun geld niet opeisen).

Rudy van Stratum