Maandelijks archief: september 2013

Toolbox financieringsconstructies: interview Frank Mathissen van Agentschap.nl

Ruim een jaar geleden alweer schreven we over de toolbox financieringsconstructies http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1191. De toolbox is een mooi naslagwerk van ruimtelijk-economische verdienmodellen en heeft inmiddels een eigen website gekregen op: http://www.toolboxfinanciering.nl.

Voor ons aanleiding eens contact op te nemen met Frank Mathissen, de man die achter de schermen bij agentschap.nl het initiatief voor de toolbox heeft genomen.

Slimfin: Wat was destijds de aanleiding om te komen tot de toolbox?

Frank Mathissen: We zagen vanuit onze praktijk dat veel gemeentes met dezelfde vragen worstelden. Veel projecten liepen vast en gebrek aan financiële middelen werd door velen als belangrijke oorzaak gezien. Iedereen was op zoek naar andere manieren van financieren omdat de gebruikelijke kanalen van subsidies en bankleningen niet meer werkten. Er was veel behoefte aan informatie over revolving funds, garantiefondsen etc. Onze doelstelling was in die zin bescheiden: inzichtelijk maken wat er aan oplossingen en constructies bekend was en het delen en beschikbaar maken van die kennis.

Wat zijn de ervaringen na het ruim 1-jarige bestaan van de toolbox?

De toolbox heeft inmiddels een eigen plek op internet gekregen. Het gaat hier om een testsite die geen onderdeel is van de officiele infrastructuur van agentschap.nl. We hebben zo’n 500 bezoekers per maand. De inhoud van de toolbox is verder aangevuld en verfijnd, juist ook vanuit de gebruikers en diverse adviesbureaus. In die zin zijn we geslaagd in onze doelstelling om de beschikbare kennis bij elkaar te harken en te delen.

Maar we weten natuurlijk ook dat het aanbieden van 160 pagina’s koude bibliotheek niet voldoende is. Daarom zijn we bij een aantal gemeentes op bezoek geweest om in een interactieve sessie met behulp van de toolbox maatwerk te kunnen leveren.

Wat zijn de toekomstplannen?

Naar mijn mening zijn we na een jaar wel een stap verder in ons denken. Maar op een andere manier dan je zou denken wellicht. Het is niet zo dat er binnenkort een superdeluxe verbeterde versie van de toolbox komt. Ik zei het eerder al, gebrek aan financiële middelen wordt vaak als belangrijk knelpunt gezien maar er zijn op dit moment veel meer veranderingen en onzekerheden. We zijn door al onze bezoeken en gesprekken tot het besef gekomen dat de toolbox één van de instrumenten is die nodig zijn bij een groter overkoepelend vraagstuk.

Overkoepelend vraagstuk?

Ik spreek hier over een transitievraagstuk. Het heeft er alles van weg dat oude manieren van denken niet langer meer werken. Een oude manier van denken is bijvoorbeeld denken vanuit de traditionele planningscyclus: je maakt een prognose van de bevolkingsgroei, daar komt een woningbehoefte uit, je plant vanuit r.o. stukken grond in, je koopt die aan, maakt een voorlopig ontwerp, een ontwikkelaar maakt daar woningen bij en uiteindelijk leidt dat tot tevreden bewoners, gemeenten en ontwikkelaars. Er zijn nog steeds gemeenten die er van uitgaan dat deze oude manier van denken weer terugkomt.

Maar, er is ook een beweging van onderop aan het ontstaan, een nieuwe manier van denken. Wij denken dat er sprake is van een transitie van iets ouds naar iets nieuws zonder dat we weten wat dat nieuwe nu precies inhoudt. Wel herkennen we een patroon, geen grote investeerders, initiatieven van onderaf en samenwerking met andere partijen. Een mooie kreet die hierbij past is de whisdom of the crowd. We regelen het met elkaar op basis van de waarden die wij met elkaar belangrijk vinden.

Er zijn daarbij 3 vragen van belang:

  1. Is er inderdaad sprake van een transitie als het gaat om ruimtelijke ordeningsvraagstukken?
  2. Wat voor transitie is dat dan en waar leidt die toe?
  3. En wat betekent dat dan voor de rol van de Rijksoverheid?

 

De toolbox is vanuit deze optiek een transitie-instrument, dus een hulpmiddel om die transitie te ontdekken en vorm te geven. Ik zie het als een belangrijke uitdaging om dit ’transitie-vraagstuk’ bij ons op de agenda te krijgen.

Welk instrument uit de toolbox past volgens jou goed in die transitie?

Ik vind de ‘social impact bonds’ wel een mooi voorbeeld. Hierbij neemt een partij (of meerdere) een taak van de overheid over om deze beter en efficiënter uit te voeren. Belangrijk verschil met traditionele aanbesteding of outsourcing is dat het hier partijen betreft met een maatschappelijke doelstelling (ideële partijen). Eigenlijk gaat het daarbij dus om een aanpak van onderop, want dit soort organisaties heeft vaak een grote achterban met gemeenschappelijke waarden. Het mooie van de social impact bonds is dat het in Engeland al heel goed werkt, het is dus een bewezen instrument dat heel goed aansluit bij de ontwikkelingen in deze tijd.

Voor wie meer wil lezen over ‘Social Impact Bonds’ zie bijvoorbeeld onze eerdere blogs http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1094 en http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1196.

Naschrift

Je zou er een matrix van kunnen maken. Je hebt een ‘oude’ en een ‘nieuwe’ manier van werken (als het gaat over stedelijke vernieuwing of over ontwikkeling kantoorlocaties). En je hebt ‘oude’ en ‘nieuwe’ instrumenten.

ScreenShot307Stijn van Liefland / Rudy van Stratum

 

Ondernemerschap (1)

Wat heeft ondernemerschap te maken met slimme financiering?

Slimme financiering gaat over hoe je bij een gegeven budget toch je doelen kunt bereiken. In wezen gaat het om besluitvorming. We zijn daarbij begonnen bij de economische en rationele kant van besluitvorming: hoe bereken je het rendement van een plan en hoe besluit je rationeel of je dat plan ook gaat uitvoeren. Maar zoetjes aan werd, juist vanuit de praktijkervaringen, steeds duidelijker dat je ook een meer onbegrepen en psychologische kant hebt van besluitvorming.

Opmerkelijk is dat je objectief renderende plannen hebt die desondanks niet worden uitgevoerd. En omgekeerd dat je objectief niet-renderende plannen hebt die desondanks toch worden uitgevoerd. We hebben dat rondgebreid door te stellen dat er dan sprake moet zijn van verborgen kosten en opbrengsten. Blijkbaar heb je dan toch niet alles goed in kaart gebracht. Immers, als mensen besluiten iets te doen, en je gaat ervan uit dat ze niet ‘zomaar iets doen’, dan moet er nog iets zijn waar we nog niet de vinger op kunnen leggen.

Het rationele deel van de besluitvorming hebben we gevisualiseerd in onze ‘beslisboom’. De psychologische kant van de besluitvorming, de verborgen kosten en opbrengsten, hebben we verkend vanuit de gedragseconomische literatuur en is neergeslagen in de infographic ‘checklist denkfouten’.

In gezamenlijkheid kun je zo een aardige achteraf (!!) verklaring geven van hoe een besluit is genomen. Zie voor zo’n makkelijke achteraf verklaring bijvoorbeeld onze recente blog over de woonwijk-die-er-niet-kwam in Sneek op http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2484.

Maar: eigenlijk gaat het alleen nog maar over het plan zelf. Maar een plan komt niet uit de lucht vallen. Er is altijd sprake van een persoon of een groep van personen die zo’n plan bedenkt. Aan al deze discussies gaat dus vooraf: de persoon achter het plan. De bedenker of indiener van zo’n plan noem ik ‘de ondernemer’. De aspecten rondom de ondernemer als beslisser, bedenker, persoon zou ik willen aanduiden met ‘ondernemerschap’.

In een plaatje

Hieronder heb ik deze opzet nog eens in een plaatje neergezet.

ScreenShot305

Discussies rondom een plan en een besluit tot uitvoering hebben zich tot nu toe beperkt tot mogelijke aanpassingen/verbeteringen van het plan zelf. Maar uiteindelijk moet je je ook de vraag stellen of er ook aanpassingen mogelijk zijn rond de persoon van de ondernemer, kan een ander gedrag leiden tot een hoger ‘rendement’ (in termen van: met minder moeite toch je doelen bereiken)?

Persoonlijke motivatie

Het onderwerp ondernemerschap intrigeert mij al langer. Er is ergens op het internet een lijstje te vinden van onderwerpen die in de economische wetenschap onderbelicht of onbegrepen zijn gebleven. Hoog op dat lijstje prijkt ‘ondernemerschap’. En dat is opmerkelijk omdat de basis van de economie vooral ligt juist in dat ondernemerschap. Wie is bereid onder welke condities tot initiatieven te komen? Natuurlijk, Keynes schreef al over ‘animal spirits’ als het ging over entrepreneurship. Maar het zit tot op de dag van vandaag allemaal niet in het hart van de economie, het heeft meer het karakter van inleidende opmerkingen.

Elke ondernemer die wel eens een gesprek met zijn bank heeft gehad om zijn plan te financieren zal herkennen dat het gesprek bij de bank niet alleen ging over het plan zelf en de cijfers. De bank wil graag weten wie er achter dat plan zit. Is het iemand die wij kunnen vertrouwen? Is het iemand die na heeft gedacht? Die alternatieven heeft? Die een goed netwerk bezit? Die zuinig leeft? Die flexibel is en zich dus snel kan aanpassen? Kortom, zo wordt mij verteld door banken, de ondernemer als persoon speelt minstens een zo belangrijke rol als het plan of de begroting.

En als we dat dan constateren, dat de persoon achter het plan zo belangrijk is, dan is het ook opvallend dat er zo weinig materiaal is om dat objectief vast te kunnen stellen. Er zijn bibliotheken vol geschreven over plannen en begrotingen en berekenen van rendementen. De bank verstrekt je graag een spreadsheet die je in kunt vullen met cijfers. Allemaal tot uw dienst. Maar de analyse van de persoon gebeurt eigenlijk vooral op basis van een persoonlijk gesprek en op gevoel en ervaring. Zeker, er zijn ook ‘ondernemerstesten’, maar de status daarvan is onduidelijk en ik heb ook niet het idee dat ze veel of systematisch worden ingezet bij het beoordelen van plannen.

Wat ik tenslotte ook uitermate fascinerend vind is hoe ‘wij’ denken over ondernemerschap en hoe snel dat kan veranderen. Ik kan me uit mijn eigen studietijd herinneren dat ondernemen niet zo’n hoge status had. Je ging studeren om de maatschappij beter te maken of om onderzoeker of hoogleraar te worden. Als je snel veel geld wilde verdienen (een houding die toch vaak wordt geassocieerd met ondernemerschap) dan hoorde je er niet echt bij. Ondernemen was niet zo ingewikkeld, ondernemen was ‘plat’. Nog geen 10 jaar later was dat beeld 180 graden gekanteld. Ondernemen was hip, veel geld willen verdienen was prachtig, ondernemers vormden de ruggengraat van onze economie, greed is good, werken bij de overheid was voor ambtenaren (en ambtenaren was hier niet bedoeld als een neutrale omschrijving voor een beroepsuitoefening). Inmiddels lijkt de pendule weer de andere kant in te bewegen.

Metafoor ‘Moneyball’

Ik zag ongeveer een half jaar geleden bij DWDD een analist zitten die voetballers in een database had gestopt. Het nieuwe daarvan was dat er minitieuse gegevens over het feitelijke gedrag en prestaties van al die voetballers werd verzameld. Zo’n benadering is nog vrij ongebruikelijk. Meer gebruikelijk is de benadering dat voetbalexperts samen in een vergadering beslissen wie een goede voetballer is die ze willen aankopen. Het gaat hier om enorme bedragen en er lijkt weinig structuur te zitten in de aankoopbeslissingen.

Uit de objectieve database analyse, zo werd betoogd, blijkt onomstotelijk dat de subjectieve en gevoelsmatige manier van werken niet tot optimale beslissingen leidt. Sommige spelers zijn simpelweg te duur in termen van hun geleverde prestaties en juist andere komen uit de database als ‘onbekende pareltjes’. Deze objectieve getalsmatige benadering van de aankoop van topsporters is ook bekend van de film ‘Moneyball’.

De parallellen met slimme financiering springen in het oog. De objectieve benadering van ‘Moneyball’ zou je kunnen vergelijken met onze beslisboom. Maar feitelijk kun je waarnemen dat er niet zo objectief wordt beslist en dat andere subjectieve argumenten een belangrijke rol spelen (de trainers die op gevoel beslissen). Dat zijn dan de verborgen kosten en opbrengsten en dat is onze checklist ‘denkfouten’.

Agenda

Kortom: ondernemerschap is een boeiend onderwerp. Ik wil in een serie blogs dit onderwerp verder uitdiepen. Een voorlopige agenda 2013-2014 (onder voorbehoud) voor de blogs:

  • Globale verkenning en eerste indrukken.

  • Robert Greene’s ‘Mastery’ als raamwerk voor ondernemerschap?

  • 2 benaderingen van ondernemerschap

  • De ‘entrepreneurship scan’ (artikel)

  • De visie van Bert Goos met zijn ‘octogram’ (NL)

  • De ‘entrepreneur next door’, achtergrond ondernemerschapstest van Bill Wagner (VS)

  • Resultaten van ‘next door’ ondernemerschapstest door mijzelf ingevuld

  • Conclusies en afronding

 

Rudy van Stratum

Denkfouten in de praktijk, oefening voor onze lezers

Vandaag hebben we als onderdeel van een cursus een presentatie gegeven over denkfouten. Kernvraag, als je een project / idee hebt met een bijbehorende businesscase, hoe weet je dan of dit een goed project is? Natuurlijk, iedereen kan eenvoudig de rekensommen maken en een tabel invullen om zo het rendement te bepalen van dit project (zie onze serie over rendement). Het rekenen is niet het probleem, het gaat om de getallen en de aannames achter de getallen die van belang zijn. Met andere woorden, hoe voorkom je dat je als team verdrinkt in collectieve waanzin, slechte informatie of teveel vertrouwen?

Als kleine casus hebben we een artikel uit de Volkskrant (28 augustus 2013) besproken over een nieuwbouwwijk in Sneek. Welke denkfouten kan je herkennen in dit artikel? De deelnemers aan de cursus wisten zonder kennis over denkfouten (die was in ieder geval niet door ons aangedragen) meer denkfouten aan te wijzen dan wij er vooraf uit gehaald hadden. Het zou aardig zijn voor onze lezers om de oefening mee te doen. Helaas mogen wij het artikel niet op onze site plaatsen, daarom hier een verwijzing naar een verkorte versie op de site van de Volkskrant.

waterpoort sneekedited

Wij kwamen op basis van het oorspronkele artikel tot 17 denkfouten.

  1. Availability bias. Gezinnen zouden alle hectiek van de randstad verruilen voor een kunstmatig eiland aan de snelweg vlak bij Sneek. Als het over de Randstad gaat zal de hectiek het eerste opvallen. Maar er zijn ook rustige plekken in of vlakbij de Randstad, bijv. het Groene Hart, Waterland (ten noorden van Amsterdam) of tussen Rotterdam en Den Haag in Schipluiden.
  2. Authority bias. Het architectenbureau dat ook het Java-eiland in Amsterdam ontwierp. Dit is een goed bureau, dus het plan is ook goed. Maar ook survivorship bias en confirmation bias, de geslaagde projecten van dit bureau zijn bekend, maar is er ook gekeken naar de mislukkingen? Mogelijk speelt ook nog het halo effect, als ze goede flats kunnen bouwen kunnen ze andere dingen waarschijnlijk ook heel goed.
  3. In Sneek randstedelijke salarissen spenderen. Alles wordt erbij gehaald zonder check van de feiten, confirmation bias.
  4. Van voor de crisis toen je alles met een paar grondtransacties zo terugverdiende. Dit lijkt op het winnaars effect, succes maakt roekeloos.
  5. Poort naar de Randstad, dit lijkt een staaltje group think. Als je hier met elkaar maar vaak genoeg over praat ga je er vanzelf in geloven.
  6. In het belang van het onderzoek niet mee mogen praten. Authority bias, alleen belangrijke mensen mogen hier over meepraten en oordelen.
  7. Het plan in Sneek wordt een Mercedes, geen Golfje. Hier speelt het overconfidence effect, wat is er mis met een golfje? Waar komt het vertrouwen vandaan dat het in Sneek (na 2008!) met een Mercedes gaat lukken?
  8. Eén ambtenaar uit Sneek deed de onderhandelingen, deze had dertig jaar ervaring. Authority bias, 30 jaar ervaring dus dat zit wel goed!
  9. De ijzerprijzen gaan stijgen, o.a. vanwege de olympische spelen in Londen, snel reageren dan kan je nog een goede deal maken. Schaarste dwaling, ijzer is schaars en wordt duurder, haast is geboden. Bovendien, concurreren met de olympische spelen klinkt heel belangrijk. Dit speelde in het voorjaar 2010, de olympische spelen waren in 2012, vermoedelijk was een groot deel van de bouwwerken al heel ver gevorderd.
  10. Concurrentie van de olympische spelen. Nogmaals, olympische spelen is heel interessant en belangrijk.
  11. Niemand dacht toen dat er niets verkocht zou worden. Availability bias / confirmation bias. Was er echt niemand die dacht dat er niets verkocht zou worden? Vermoedelijk wel, maar je moet er naar op zoek en je moet er naar luisteren. Het is vaak fijner om bevestiging van je idee te krijgen.
  12. Het kon een groot verlies worden, maar stoppen was geen optie, sunk cost fallacy. Hier was een goede calculatie nodig, wat kosten doorgaan resp. stoppen en wat zijn de risico’s?
  13. Contract ongezien tekenen tijdens feestelijke bijeenkomst, schaarste dwaling, nu moet het gebeuren!
  14. Burgemeester Apotheker, decennia ervaring in het burgemeestersvak, authority bias. Decennia ervaring als burgemeester is dus geen garantie!
  15. Achteraf vindt de lokale rekenkamer het project zeer risicovo”, eerder wilde niemand dat zien. Confirmation bias, bevestiging zoeken.
  16. Er is nauwelijks financiële schade geleden. Er werd wel 6,5 miljoen te veel uitgegeven, maar daar is extra grond mee bouwrijp gemaakt. Dat was anders uiteindelijk ook wel gebeurt. Achteraf is het vaak goed te praten, een geval van cognitieve dissonantie. Overigens valt dit alleen maar goed te praten als je nog steeds vertrouwen hebt in het project.
  17. Het echte probleem is dat er nooit een huis is verkocht. Hoe dan ook, uiteindelijk is het probleem niet door de gemeente Sneek veroorzaakt maar door de burgers uit de Randstad die geen woningen in Sneek hebben gekocht ;-).

Mis je een denkfout? Voeg deze dan toe als reactie onder aan dit artikel.

Het is natuurlijk relatief eenvoudig om achteraf, op basis van een krantenartikel, de denkfouten aan te wijzen. Eigenlijk op zichzelf weer een denkfout. Naar aanleiding van het boekje van Dobelli (de kunst van het heldere denken) zou je het chauffeurskennis kunnen noemen. Dobelli haalt een anekdote aan over Max Planck die naar aanleiding van de gewonnen Nobelprijs het hele land doorreisde om lezingen te houden. De chauffeur die de lezing elke keer had bijgewoond en daardoor de inhoud uit het hoofd kende stelde voor een keer van rol te wisselen. De chauffeur hield de lezing, Max Planck zat in de zaal. De lezing ging foutloos tot er een vraag werd gesteld door een professor in de natuurkunde. De chauffeur redde zich er als volgt uit: “ik had nooit gedacht dat er zo’n eenvoudige vraag zou komen, ik zal mijn chauffeur vragen deze te beantwoorden”.

Conclusie, echte wijsheid is iets anders dan kennis reproduceren. Om terug te komen op de casus in Sneek, het is leuk, soms zelf hilarisch en vooruit, ook wel leerzaam om achteraf de denkfouten aan te kunnen wijzen. Maar, het is belangrijker om ze zelf vooraf te herkennen en ze te voorkomen. We hebben inmiddels al een aantal instrumenten verzameld en komen daar ergens in dit najaar op terug.

Stijn van Liefland

Griekenland, interne markten en Ronald Coase

Tegenlicht over Griekenland (vervolg)

In de vorige blog over de Tegenlicht-uitzending over Griekenland (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2471) ging het over de beweging van onderop (ook wel parallel-economie genoemd) die nu in Griekenland plaats vindt als antwoord op de recessie. Je zou in de uitzending kunnen lezen dat de crisis vooral is veroorzaakt door ‘economische’ uitvindingen als de arbeidsdeling, specialisatie, tussenhandel, internationale handel en zo verder.

Op zich is de redenering ook wel verleidelijk. Al die uitvindingen hebben vooral het doel om alles efficiënter en sneller/handiger te maken. Het leidt tot een grotere, anonieme markt waarin niet meer de locale economie en de burgers/consumenten het voor het zeggen hebben maar de grote winkelketens en multinationals. Terug naar lokale handel en oude ambachten klinkt dan als ‘weg van de graaiers en uitknijpers’ en terug naar de autonomie of autarkie.

Maar, en dat is mijn stelling, niet zozeer de arbeidsdeling en de tussenhandel zijn foute uitvindingen als wel de partijen die er met hun belangen mee aan de haal gaan. Ik heb dit ‘collateral damage’ genoemd die alleen voorkomen kan worden als er voldoende zicht is op de vrijheid van markten (om machtsconcentraties tegen te gaan). Dus een goed werkend economisch systeem vereist in mijn optiek kosten van toezicht (monitor kosten, agency kosten).

Want, en dat is mijn volgende stelling, dat een vrije markt ‘vanzelf’ tot stand komt als gevolg van winstprikkels van ondernemers is een mythe. Of nog sterker: dat ondernemers voorstander zouden zijn van vrije markten. Vanzelfsprekend niet: de economische theorie veronderstelt ondernemers die hun zakken willen vullen met zo min mogelijk inspanning. Innovatie en ‘de wens om scherp te blijven’ (door concurrenten met open armen te ontvangen) horen vanuit diezelfde theorie niet thuis in het rijtje ondernemers-wensen.

Eigenlijk is het vreemd dat er zoveel ophef is over de zakkenvullerij en graaicultuur van het laatste decennium. De economie vertrekt vanuit zakkenvullerij als norm. Ethiek is slechts een afweging van kosten en baten (dus geen pakkans of reputatieschade dan zakken vullen en afromen die hap). Nogmaals: ik verzin het hier niet, je vindt het terug in elk standaard economie-boek maar dan opgesteld in meer braaf-taal, ik haal slechts het romantiek-sausje van de mythe van de vrije markt. ‘Greed is good’ zoals het in de bekende film over Wallstreet heet.

Familie en markt

Maar er was nog een interessant thema dat in de uitzending even werd aangestipt. Door Sedlacek die wat mij betreft in deze uitzending een glansrol had en ook sterker naar voren komt dan in zijn dikke en veelgeprezen boek (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2130 voor een bespreking van dat boek).

Sedlacek stelt dat ‘markt’ niet zozeer een economisch fenomeen is alswel een sociologisch of psychologisch fenomeen. Hij haalt daarbij het voorbeeld aan van het breken van een been. Stel dat je oma haar been breekt. In dat geval kom je terstond van je plek om te helpen, no matter what. Hier is niet sprake van een economische afweging van hoeveel moeite het je kost en wat je daarvoor terug krijgt (het economisch paradigma). Maar hoe anders is het als de bakker zijn been breekt. Als je bakker zijn been breekt dan zoek je simpelweg een andere bakker om aldaar je brood te kopen.

Waar wordt het verschil tussen oma en de bakker door bepaald? Oma is familie en binnen de context van familie wordt er geen economische calculatie gedaan. Dan doe je wat je moet doen. Een bakker is niet de persoon van de bakker, maar een middel om aan je product (brood) te komen. Een bakker is onderdeel van een anonieme markt. En die markt bezorgt jou je brood en dat brood haal je bij die partij die je het grootste voordeel biedt. Punt. Oma is familie en bakker is markt.

Inside-outside

En via die redenering kom je tot een belangrijk onderscheid: iets hoort wel of iets hoort niet tot de markt waar economische harde koude wetten regeren. Wat markt is wordt dus bepaald door wat je niet tot je familie of kring van ‘insiders’ vindt horen. En, nu komt de kern van de boodschap, dat bepaal je dus zelf. Jij bepaalt dus wie behandelt wordt als middel en wie als persoon of ‘familielid’. En dat is geen economisch vraagstuk maar een sociologisch of psychologisch vraagstuk.

Zo komt Sedlacek op Griekenland en de crisis. Blijkbaar hebben we het moeilijk om Griekenland te helpen in de huidige situatie. Het kost bakken vol geld en het verdwijnt in een bodemloze put. Ergo: Grieken zijn een middel tot onze welvaart en dus geen onderdeel van onze familie, onze kring van insiders. Grieken zijn outsiders. En: of ze binnen of buiten dat pulletje vallen dat bepalen we dus zelf op subjectieve gronden.

En zo kan ook een relatie worden gelegd met onze fetisj van groei. Groei welteverstaan zoals we dat gewend zijn te meten in percentages van spullen en diensten in landen. Stel je nu eens voor dat we een fijnmaziger netwerk gaan maken waarbinnen we groei meten. We meten de groei in Brabant, in Eindhoven, op het platteland rondom Eindhoven en zo verder. Nu zou wel eens kunnen blijken dat ‘er bakken met geld moet naar het platteland van Eindhoven’. En zo kan ook dat platteland verworden tot ‘outsider’ en gezien worden als een probleem.

Blijkbaar kijken we dus niet zo naar regio’s en steden en beperken we het voornamelijk tot Nederland als geografische natie. Maar nogmaals: dit is subjectief en een historisch redelijk arbitrair artefact. Zodra we besluiten om alleen nog naar Europa te kijken en zo te meten vanuit de doelstelling dat we daar de welvaart in totaliteit zo groot mogelijk willen maken, dan krijgen we een andere discussie.

Ronald Coase en interne markten

En deze week is Ronald Coase overleden op 102-jarige leeftijd. Toeval of niet, maar Coase is een pionier geweest als het gaat over bovenstaande discussie. Die discussie gaat in wezen over interne markten. En een interne markt is een markt waar geen economische wetten gelden. Waardoor het eigenlijk dus geen markt meer is.

Maar is het wel zo dat er binnen de familie geen economische wetten gelden?

En daar komt de nuance die Coase in de discussie heeft gebracht. Coase heeft een baanbrekend artikel geschreven over ’the nature of the firm’. Hierin vraagt hij zich af wat een bedrijf eigenlijk is. Klinkt een beetje raar, want een bedrijf is toch gewoon een bedrijf? Nee, een bedrijf heeft iets raars. Een bedrijf is een entiteit die naar buiten toe opereert als een economische speler op de markt. Maar binnen dat bedrijf, zo constateert Coase, gelden niet diezelfde economisch wetmatigheden. Want, ik schreef daar eerder al over (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1704), binnen de grenzen van het bedrijf onderhandel je niet elke dag over je salaris. En haal je ook wel eens een kopje koffie voor een collega zonder dat je helder hebt of je daar iets voor terug krijgt in de toekomst. Kortom: binnen de grenzen van de onderneming lijken andere wetten te gelden dan die op de grote buitenmarkt.

En dat stelt de vraag: is er een optimale omvang voor een bedrijf of een onderneming? Of anders geformuleerd: welke zaken bepalen nu hoe groot of klein een bedrijf moet zijn, wat bepaalt de grenzen waarbinnen geen economische wetten gelden? Coase maakt hiermee het vraagstuk toch weer tot een economisch vraagstuk. Want, zo is zijn stelling, het is niet efficient om elke dag opnieuw te onderhandelen over je salaris. Dan kom je immers niet meer tot ondernemen. Bij elk kopje koffie zeuren dat de ander nu aan de beurt is, dat schiet ook niet op. Kortom: er is sprake van verborgen kosten die horen bij het dagelijkse onderhandelen. En het zijn dus de onderhandelingskosten (de transactiekosten) die bepalen wat binnen en buiten de grenzen komt te liggen. De grens is de resultante (uitkomst) van optimalisatie gegeven de transactiekosten. Dus toch weer het gevolg van rekenen en economische calculatie.

De truc van economen: ze hebben altijd gelijk

We blikken even terug. Aanvankelijk zijn economen heel strikt en simpel. Alles is economie en markt. Een bedrijf of onderneming is een ‘economische agent’ waarbinnen niks gebeurt, het is een economische entiteit (een zwart gat waarbinnen je niet kunt kijken). Tot er een slimmerik opstaat die beweert dat er binnen zo’n bedrijf anders wordt gedacht en gehandeld. Haha, economie klopt niet en dat juist voor een economisch iets bij uitstek als een bedrijf.

Maar economen zijn niet voor één gat te vangen. Dan komt Coase dus op de proppen met transactiekosten. Coase maakt in termen van economische modellen het bedrijf van een exogene grootheid tot een endogene grootheid. Coase kan nu verklaren waarom er bedrijven zijn en hoe groot die bedrijven zouden moeten zijn vanuit de minimalisatie van lange termijn transactiekosten. Een interessante vraag is hoe met de moderne internettechnologie (waar ik maar even aanneem dat de transactie- en organisatiekosten drastisch zijn verlaagd) het optimale bedrijf er uit ziet. Dat zou wel eens kunnen verklaren waarom zzp’ers in opkomst zijn en bedrijven fluïde netwerken worden van steeds wisselende coalities zzp’ers.

En dan blijft toch wringen of er binnen een bedrijf inderdaad van die rationale economische afwegingen worden gemaakt. Ondanks het bestaan van transactiekosten. Laat staan of dat ook het geval is binnen een familie. Hier is de discussie nog lang niet over uitgewoed. Echte hardcore economen kunnen/willen/moeten alles in termen van prikkels en wetten verklaren. En die hebben ook altijd gelijk: ja, zie je, we zijn toch weer een nieuwe categorie ‘verborgen kosten’ tegen gekomen. Het model klopt weer, we kunnen weer rekenen. De relatief jonge tak van de gedragseconomen (zie Kahneman en Thaler, http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2427) zet hier een andere zienswijze tegenover. Maar deze zienswijze is nog niet volledig omarmd door de echte economen. Want binnen die groep echte economen gelden dus andere wetten. Een gedragseconoom hoort niet echt bij de familie.

Rudy van Stratum

 

 

Antwoord op de crisis komt uit Griekenland?

Enkele dagen geleden (maandag 2 september 2013) betrok ‘Tegenlicht’ (VPRO) de stelling dat het antwoord op de huidige economische en sociale crisis uit Griekenland komt. Behalve concrete voorbeelden uit de dagelijkse Griekse praktijk, kwamen ook crisis tegendenkers aan het woord zoals Naomi Klein en de hier eerder uitgebreid besproken auteur van ‘De economie van goed en kwaad’ (Thomas Sedlacek).

Weer een inspirerende uitzending, daar doe ik niets aan af. Maar even door de oogharen kijken wat nu precies de onderliggende boodschap is en welke oplossingen worden aangedragen.

Uit de crisis groeien

Goed, er dus een economische crisis. Er is op hoofdlijnen overeenstemming over hoe die is ontstaan: te veel lenen. En lenen dat uiteindelijk onvoldoende ’terugverdienbasis’ heeft om te kunnen worden terug betaald. Het is natuurlijk een veel ingewikkelder verhaal maar ik volg hier de uitzending. De oplossing die de ‘rijkere’ landen binnen de EU voorstaan is: groei, groei, groei. We moeten zo snel mogelijk weer terug komen in de situatie waarin we weer groeien zodat we onze schulden kunnen afbetalen. En groei krijg je alleen maar als er voldoende vraag is, dus het motto is: we consumeren ons de crisis uit want dan ontstaat er weer vertrouwen en werkgelegenheid.

Sedlacek merkt hierbij terecht op: we lossen een probleem op door nog meer van het oude medicijn te nemen dat niet werkte. Meer doen van hetzelfde. Het diepere probleem is dat we blijkbaar niet meer kunnen denken in termen van niet-groei. We lopen in ons denken helemaal vast als we ons voorstellen hoe het verder zou moeten als er geen groei meer is (in de oude definities van materiële productie, consumptie etc).

Japan is ook een aardig voorbeeld dat Selacek in zijn commentaar aanhaalt. Japan zit al enkele decennia in een nulgroei-situatie. Japan is bij uitstek het land waar we een voorbeeld aan willen nemen. Mensen werken hard, zijn innovatief, hebben een hoge arbeidsmoraal etc. Een verklaring voor het uitblijven van de oude groei is dat we alles al hebben. Een 3e ipod kopen is blijkbaar niet meer aan de orde. Er zijn meer verklaringen maar laten we het hier even bij houden. Dan verbaast Sedlacek zich over wat hier dan eigenlijk het probleem is. Je groeit om te kunnen leven en consumeren. En dan ben je (als Japan) blijkbaar zo succesvol geweest dat je dit prima voor elkaar hebt. Mission accomplished, zou je zeggen, geniet van je succes. Maar nee, het is een probleem, want er is geen groei meer.

Wat hier lijkt te spelen is dat doel en middel worden verwisseld. Het middel (de groei) gaat een eigen leven leiden en gaat zich loszingen van waar het middel uiteindelijk voor is bedoeld (welvaart, geluk etc). Sedlacek komt hier met de Europa-metafoor. Vroeger betekende groei vooral groei van geografische grenzen. Dat betekende oorlog. In Europa hebben we afspraken gemaakt waarbij de oude groei van landsgrenzen werd vervangen door economische groei. Zo konden we toch wedstrijdje blijven spelen maar zonder dat er oorlog was. Het middel was economische groei. Het doel was vrede en welvaart. Maar groei, als middel, is een eigen leven gaan leiden en tot doelstelling geworden.

Griekenland

Terug naar Griekenland. In Griekenland lukt het niet om uit de crisis te groeien. Wat is dan hun aanpak (kijkend naar de uitzending)? De Grieken hebben tabak van lenen en afhankelijkheid. Dan maar wat minder welvaart. Spontaan ontstaan allerlei initiatieven ‘van onderop’ die toch een eigen economie buiten de traditionele of institutionele kanalen om mogelijk maakt.

Geen tussenhandel – Er is een beweging op gang gekomen die producent en consument rechtstreeks met elkaar in contact brengt. Een vrachtwagen met aardappels staat op het marktplein en consumenten staan in de rij om een zak aardappels op te halen (op zich wel apart: met auto’s in de file om een zak aardappels in te laten laden, hoe zit dat met die benzinekosten?). De consument is goedkoper uit, de producent (boer in dit geval) krijgt meer betaald. De dure tussenhandel is uit het proces gesloopt. En er ontstaat weer een connectie tussen producent en consument, je weet weer waar je product vandaan komt en wat er bij komt kijken. Geen stichting, geen achterliggende organisatie, gewoon mensen die hetzelfde denken die elkaar ontmoeten met hun spullen. Disintermediation, zeggen ze ook wel eens.

Geen privatisering van basisvoorzieningen – Er is een beweging die de privatisering van basisvoorzieningen wil tegengaan. Concreet is er bij de voorgenomen verkoop van een waterleverancier becijferd dat als iedere gebruiker € 136 betaalt dat de totale groep gebruikers dan eigenaar kan worden van het waterbedrijf. Op een of andere manier (in de uitzending wordt niet duidelijk wat de reden is) wordt dit kopers-collectief niet serieus genomen en lijken andere spelers op de achtergrond (buitenlandse grootbedrijven) de voorkeur te genieten.

Oude beroepen-ambachten weer oppakken – Goed geschoolde jongeren die niet aan de bak komen of boekhouders die al 25 jaar zonder al te veel bevrediging hun kantoorbaan hebben gedaan en nu op straat staan: ze gaan terug naar de basis en gaan een stukje land bewerken of iets voor de lokale gemeenschap doen. Zo blijven ze actief en via ruilhandel zorgen ze voor een inkomen.

Pendule?

Een vreemd gevoel bekroop me tijdens de uitzending. Economen komen er niet goed vanaf. En, zie mijn andere blogs (over de top 10 lessen economie, zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2157), daar zit zeker wat in. Maar is nu de oplossing voor de crisis dat we weer zelf het land gaan bewerken? Dat we niet meer naar de winkel gaan maar naar een lokale markt met spullen die we allemaal zelf lokaal hebben gemaakt?

Natuurlijk zie ik daar ook wel de voordelen van. Er zal meer binding en gezelligheid ontstaan. En als alle andere kanalen stilvallen, dan is dit in ieder geval beter dan niets doen en al je talent onbenut laten. Maar het kan toch niet dé oplossing zijn?

Waarom is de tussenhandel uitgevonden? Die is uitgevonden omdat vroeger iedereen met iedereen handel dreef en het uiteindelijk efficiënter was om die zaken te organiseren. Producenten leveren hun spulletjes ergens centraal af en er ontstaat regionale distributiecentra die de spullen optimaal verdelen naar de diverse locaties. Alwaar ze snel en handig kunnen worden afgehaald en betaald door de consument.

En waarom is de specialisatie uitgevonden? De specialisatie die inhoudt dat niet iedereen meer zijn eigen stukje grond bewerkt? Omdat je met een groter stuk grond en iemand die kennis van zaken heeft en machines kan kopen, veel meer opbrengst per vierkante meter grond krijgt. En omdat de vrijgevallen arbeid zich dan kan bezig houden met innovaties (betere gebouwen ontwerpen, radio’s uitvinden etc).

Dus in Griekenland is de slinger terug van autarkie via specialisatie naar autarkie.

Agency costs

Wat je de economen kunt verwijten is dat ze nauwelijks rekening houden met agency costs in hun modellen. Natuurlijk is arbeidsdeling, internationale handel, specialisatie een goede zaak. Het begint bij autarkie en de economische ‘uitvindingen’ van tussenhandel, banken etc zorgt voor grotere welvaart en hoger geluk.

Maar …. het middel gaat een eigen leven leiden en wordt een doel. Er zijn mensen die verdienen aan tussenhandel en aan ‘bankje spelen’. En natuurlijk proberen die mensen hun eigen verdiensten in de keten (winkel, bank) te maximaliseren. Wat ooit een geweldige uitvinding was begint na verloop van tijd een hindermacht te worden (althans vanuit een macro-economisch gezichtspunt).

De term die bij dit fenomeen hoort is ‘agency costs’. Een economische agent heeft een eigen belang en zal dat behartigen. Het doel van de tussenhandel is niet om ’tussen te handelen’ maar om zoveel mogelijk te verdienen aan die tussenhandel. Je kunt het Albert Heijn moeilijk kwalijk nemen dat ze zo goedkoop mogelijk proberen in te kopen en zo duur mogelijk proberen te verkopen. En hoe meer winkels je hebt, hoe groter je inkoopvoordeel. Tot het zover komt dat je als consument maar moet kopen wat Albert Heijn toevallig slim heeft ingekocht. Tot het moment dat je besluit je eigen winkel te starten (vrije markt!) maar Albert Heijn dan gewoon een paar maanden met de prijzen stunt zodat je alsnog je deuren als nieuwe toetreder moet sluiten. Deze externe of verborgen kosten zou een goed macro-economisch model mee moeten nemen.

Ik heb de term ‘agency costs’ niet helemaal netjes gebruikt. Eigenlijk gaat het hier om de kosten die je moet maken om de agenten in de gaten te houden. De kosten om ‘collateral damage’ te voorkomen. Het zijn dus eigenlijk monitor kosten om de agenten binnen bepaalde grenzen te houden.

Mythes

Ik merk dat er veel mythes (denkfouten) bestaan rondom ondernemerschap, economie en de vrije markt. Vaak hoor je dat ondernemers graag willen innoveren. En dat ze voor een vrije markt zijn. Want concurrentie is goed, daar blijven we scherp door. Maar dan halen we toch echt micro en macro door elkaar.

Even vanuit de economische theorie. Een ondernemer is in principe (wederom vanuit de theorieboekjes, dus ik zeg niet dat ze ook écht zo zijn ..) iemand die lui is en tegen minimale kosten zoveel mogelijk wil verdienen. Hij is dus voorstander van machtsconcentratie als het hemzelf en zijn bedrijf betreft. Macht bijvoorbeeld via een monopolie-positie is geweldig. Dan kun je immers vragen wat je wilt en je klanten kunnen geen kant uit. Natuurlijk zijn ondernemers niet blij met vrije toetreding. Ik ken geen ondernemer die er blij van wordt als er een soortgelijk maar net wat beter en goedkoper bedrijf naast hem komt zitten. Dan kan hij zijn handel vergeten.

Dus het is andersom. Macro is het goed dat ondernemers veel geld willen verdienen. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat er geen toetredingsdrempels zijn en dat machtsconcentraties worden doorbroken. Want ja, dan krijg je inderdaad bij een ondernemer die het al te bont maakt nieuwe dynamiek via nieuwe concurrentie. En natuurlijk wil een ondernemer niet voortdurend innoveren. Innoveren betekent uitstel van eigen consumptie en extra risico. Innoveren doet een ondernemer als noodzakelijk kwaad. Het is een manier voor hem om zijn concurrent (die die liever niet ziet) een stap voor te blijven om zo alsnog in de situatie te komen dat hij lekker onderuit gezakt van zijn winst kan genieten.

Naar maximale winst strevende bedrijven leveren dus alleen maar een optimale totaaluitkomst voor de samenleving op als er ook voldoende ‘monitor kosten’ worden gemaakt. Dat zijn dus de verborgen kosten die we in onze modellen en bij onze verklaringen mee moeten nemen. Dat ondernemers helemaal vrij moeten worden gelaten (zonder enige restrictie) is dus een denkfout, of een sluwe zet van die ondernemers zelf (want dat is wél wat ze in hun rationaliteit willen).

Rudy van Stratum