In de vorige aflevering heb ik het recente boek van Koen Haegens (‘De grootste show op aarde’) over de mythe van de vrije markt (op mijn manier) samengevat en besproken. Ik wil aan het boek en de bespreking daarvan graag een aantal persoonlijke reflecties en kanttekeningen toevoegen. Ik heb dat in die vorige blog ‘een beetje van Maggi’ (en een beetje van mezelf) genoemd.
Strekking
De strekking van het boek van Haegens is dat dé vrije markt niet bestaat. In ons dagelijkse leven hebben we op vele manieren interactie met andere mensen om ons heen en er is maar een relatief klein deel van die interacties die je ‘markt’ zou kunnen noemen. ‘Markt’ heeft dan te maken met (economische) ruil, prijzen en schaarste. En als het dan al ‘markt’ is dan zijn die markten verre van ‘perfect’ zoals de theorie en de mythe ons wil doen geloven. Iets of iemand wil (zo lijkt het) ons die rijke en geschakeerde werkelijkheid onthouden en wil ons in plaats daarvan die ene beperkende blik opdringen. Zo lijkt het of we geen keuze hebben en dat de markt voor ons bepaalt wat we kunnen en wat we moeten doen.
Met ‘een beetje van Maggi’ geef ik aan wat ik mis in het boek. Of beter: wat ik aan de discussie zou willen toevoegen.
Structuur van Maggi
Ik heb mijn bespiegelingen geclusterd in onderstaande mindmap. Ik bespreek de verschillende armen van de mindmap (met de klok mee, te beginnen zo rond één uur) hieronder.
Micro versus macro
Een markt (perfect of niet) is een coördinatiemechanisme. Het woord ‘coördinatie’ zegt het al: het is een samenspel, een interactie, van kleinere losse delen. Een markt bestaat niet op zichzelf, het is de resultante van iets anders. Het zijn de vele individuele acties of gedragingen van mensen (‘economische actoren’ in verhullend jargon) die samen de markt vormen.
Je zou ook kunnen zeggen: de markt dat is de optelsom, dat is macro. De onderbouwing van die markt, de losse handelingen van de actoren, dat is micro. Beiden. micro en macro, hangen op een bepaalde manier met elkaar samen. Het ene heeft met het andere te maken. Als ik zo terugkijk op het boek van Haegens ligt zijn focus vooral op macro en laat hij na dieper te graven naar het fundament van die markten (nogmaals, los van of ze wel of niet perfect zijn).
In economisch jargon: bij de mythe van de ideale vrije markt uit de boekjes hoort noodgedwongen de mythe van de ‘homo economicus’. De homo economicus is die net zo wereldvreemde economische agent die volstrekt rationeel op basis van alle beschikbare informatie die keuze maakt die hem het meeste voordeel oplevert. Die homo economicus kan zijn de naar maximale winst strevende ondernemer of de naar maximaal nut strevende consument of de naar het hoogste inkomen strevende werknemer.
Haegens besteedt niet of nauwelijks tekst aan deze belangrijke premisse voor ideale vrije markten. Geen ideale vrije markt zonder homo economicus. Maar en dat is mijn tweede punt: hoe zit het met de omgekeerde beweging? Moeten we afzien van de homo economicus als we erkennen dat de ideale vrije markt niet bestaat en ons het zicht op de werkelijkheid beneemt? Is homo economicus net zo fout of beperkend? Of kunnen we vasthouden aan homo economicus en toch laten zien dat coördinatie tussen die lieden niet perfect is?
Homo economicus
Om dat thema verder uit te werken heb ik onderstaande matrix getekend:
Boven (van links naar rechts) staat het micro gedrag van de losse agenten. Aan de zijkant (van boven naar beneden) staat de marktcoördinatie of het macro gedrag. Er zijn nu vier mogelijkheden, elk voorgesteld in een los kwadrant. De beweging van links naar rechts en van boven naar beneden is van ‘veel naar weinig’, van ‘perfect’ naar ‘minder perfect’.
We beginnen linksboven. Dit is wat we mainstream of neo-klassieke economie noemen. Iedereen is perfect rationeel, maximaliseert zijn doelfunctie, op basis van alle informatie die vrijelijk en kosteloos beschikbaar is etc. De markten die spontaan en efficiënt werken zorgen voor de bekende evenwichten waar niets aan te verbeteren valt en waar we vooral vanaf moeten blijven.
Nu gaan we een stapje naar onder: we nemen aan dat die agenten nog steeds rationeel zijn en alle informatie die ze kunnen bemachtigen gebruiken in hun eigen voordeel. Maar ditmaal werkt de coördinatie op die markten niet meer zo lekker. De afgelopen honderd-plus jaren hebben vele vele economen hier hun werk gedaan. En in mijn ogen goed en nuttig werk gedaan. We hebben wetenschap over monopolies, duopolies, monopolistische concurrentie, speltheorie, arbeiderszelfbestuur en zo verder tot onze beschikking. Dus zelfs met veel wiskunde, in de officiële tijdschriften die voor erkenning in de beroepsgroep zorgen, hebben we oog voor niet-perfecte markten.
Wat hier aan de hand is: de economische agent blijft net zo beperkt zijn rationele werk doen maar ziet zich geconfronteerd met een andere context. Informatie kost bijvoorbeeld wel geld of moeite. Of er is sprake van een informatievoordeel van de ene partij ten opzichte van de andere partij. Of de ene partij is groter en machtiger dan de andere partij. Of er is sprake van ingebouwde vertragingen. Overigens erkent Haegens dit ook in zijn boek, maar het stelt wel de vraag waarom al die andere inzichten (uit de economische theorie) het niet gehaald hebben bij het grote publiek.
Dan gaan we naar de rechterkant van het diagram. Nu nemen we eens aan dat economische agenten niet meer 100% rationeel zijn. Perfecte markten en niet rationele agenten (rechts boven): dat lijkt mij intern tegenstrijdig. Ik ken daar geen voorbeelden van, noch in de praktijk noch in de theoretische literatuur van economen of psychologen.
Dan rechtsonder, daar wordt het weer interessant. We hebben agenten die niet zo rationeel handelen en dat resulteert in niet perfecte markten. Ook daar is veel onderzoek naar gedaan. De recente tak van de gedragseconomie zou ik in dit vak willen plaatsen. Mensen zijn geen puur-rationele wezen en maken systematisch fouten. Ze schatten dingen verkeerd in, ze houden geen rekening met wel bestaande kosten etc. We hebben hier op deze site veel geschreven over denkfouten en over verborgen kosten (( Zie met name ons boek ‘Tegendenken’. )) , wat mij betreft past dat allemaal in dit vak. Het boek van Haegens laat deze meer recente inzichten (laatste 20-30 jaar) achterwege. Dan nog blijft ook hier de vraag: waarom komen deze meer genuanceerde inzichten wederom niet terecht in de beeldvorming over markten?
Dan nog iets over die homo economicus. Misschien een persoonlijke worsteling. Misschien ben ik te veel gebiased door mijn opleiding en mis ik systematisch iets. Maar betekent de nieuwe rijkheid aan economische inzichten van niet-rationele mensen in niet-rationele markten nu ook dat de homo economicus net zo fout of besmet is als de mythe van de vrije markt? Ik ben daar nog lang niet van overtuigd. Ik kan vasthouden aan de rationeel calculerende burger of ondernemer en toch erkennen dat er sprake is van denkfouten. Immers: gegeven de denkfouten en de kosten van informatieverwerving zal ik er alles aan blijven doen mijn doelstelling maximaal te halen. De auto werkt dan wel niet perfect maar gegeven dat ik niet oneindig snel rijd en dat ik onderweg moet tanken en dat er een wegopbreking is en dat ik altijd een keer de verkeerde afslag neem, zal ik wel degelijk proberen zo snel mogelijk op mijn bestemming aan te komen. De economie (als wetenschap) is ook een zoektocht om die imperfecties beter in beeld te krijgen. Of laat ik het omgekeerd stellen: waarom zou ik mijn doel niet willen bereiken? Misschien moet de nuancering zijn: dat doel kan en mag alles zijn, het hoeft geen winstmaximalisatie te zijn, dat kan ook zijn ‘iets leuks doen’, ‘een goed gevoel hebben’. Dan nog sluit het rationaliteit (dichter bij je doel willen komen) niet uit.
Maar ook hier geldt: de homo economicus is een fictie, hij bestaat niet echt. Het is dus ook een mythe, net zo goed als de vrije markt dat is. Maar waar de mythe van de vrije markt bewust wordt ingezet om de overheid terug te dringen en onze vrijheid belemmert, geldt dat ook in die mate voor de homo economicus? Ik denk nog steeds dat veel van de geschiedenis verklaart kan worden in termen van de homo economicus. Neem het voorbeeld van Haegens zelf: de kapitalisten doen alle moeite om de fictie van de vrije markt overeind te houden. Welnu, dat is perfect rationeel, dat behartigt immers hun belang! Neem het aspect van de economische wetenschapper die graag beroemd wil worden en dus alleen publiceert met veel wiskunde over irrelevante zaken? Perfect rationeel. Neem de bankiers die de woekerpolis bedenken: homo economicus ten voeten uit. Neem Volkswagen die met software sjoemelt om meer auto’s te verkopen en de normen te omzeilen: dat is wat je kan verwachten, rationeel gedrag.
Tijdsgeest en timing
Een heel ander punt nu. Dat complot van kapitalisten om die vrije markt te idealiseren dat speelt al minstens 150 jaar. Het is misschien sinds Ayn Rand en Friedman wat grootschaliger en krachtiger geworden, maar het denken over ideale vrije markten is echt al heel erg lang aan de gang en altijd mainstream in de economische literatuur geweest. Ik heb hierover al gezegd dat met de toename van de benodigde wiskunde (nabootsen van natuurwetenschappen) het schrijven over niet-perfecte markten heel lastig wordt. Wiskunde houdt nu eenmaal niet van hoekige oplossingen. Dus het is niet zo vreemd dat Arrow-Debreu het eerdere werk van Walras met nog mooiere en elegantere wiskunde vervolmaakten.
En in die 150 jaar hebben van denken over ideale vrije markten (als mainstream) hebben we allerlei economische realiteiten meegemaakt. Toen ik in de jaren 70 en 80 economie studeerde toen wilde bijna niemand in het bedrijfsleven werken. De motivatie ‘veel geld willen verdienen’ kwam je toen nog niet zo vaak tegen. Ondernemers waren bepaald niet hip en sexy. Het lijkt of het denken over markten en ondernemerschap ergens eind jaren 80 vrij snel en massaal is omgeslagen. Het zal met de val van de muur te maken hebben, ik heb dat niet helemaal scherp. Maar hoe dan ook lijkt er de laatste 25 jaar sprake van een andere tijdsgeest. Het is geen continue proces van ‘steeds meer denken over vrije markten’ geweest. Het lijkt een proces met horten en stoten geweest. Is het dus ook niet gewoon een toevallige samenloop van omstandigheden geweest? Elke tijd heeft haar eigen mythes en nu hebben we gewoon een tijdje de mythe van de vrije markt?
Kortom: ik kan Haegens wel volgen in zijn betoog, maar misschien ook omdat ik het verhaal graag wil geloven. Maar wat meer aandacht voor de historische hick-ups had het betoog nog sterker gemaakt.
Het geloof en de gelovigen
Ik noemde het in de vorige blog al: een mythe kent twee gezichten. Je kunt wel een mythe willen maken maar het is pas een mythe als grote groepen mensen die mythe omarmen. Dus wat is hier aan de hand met die vrije markt? Het aanbod is bij Haegens beter uitgewerkt dan de vraag. De mythe van de vrije markt wordt aangeboden door de kapitalisten, kan ik volgen. Immers: de mythe zorgt ervoor dat de overheid je niet te veel met je zaken bemoeit. En dat economen inhaken op die mythe kan ik ook volgen. Er is vraag (bij economen) naar heldere ‘ideale’ modellen die zich wiskundig lekker laten kneden. Op enig moment ontstaat er dan een momentum (een kritische massa aan artikelen, aan wiskundig uitgewerkte theorievorming) waarbij het gewoon makkelijk is als beginnend econoom om daar op aan te sluiten. Maar hoe zit het met de kritische journalisten, de radiomakers, de overheidsdienaren? Ook zij lijken allemaal te geloven in de mythe van de vrije markt. Met name die ambtenaren kunnen me soms verbazen.
Ik zit regelmatig bij bijeenkomsten waar een ambtenaar blij is te kunnen constateren dat iets ‘zonder subsidie’ is ontstaan, ‘waarbij onze rol minimaal is’ en sterker nog: ‘dat er gelukkig ook rendement wordt gemaakt’. En vervolgens zit iedereen dan ook goedkeurend te knikken. Yes, laten we allemaal doen waar ondernemers goed in zijn!
En in het onderwijs: waar dat Business Model Canvas als een goede onderzoekstool wordt gezien voor nagenoeg alle uitdagingen waar we voor staan. Waarmee je leerlingen onbewust leert denken in doelgroepen, afzetkanalen, niches, consumenten, onderscheidend vermogen. Natuurlijk is daar niets mis mee zolang je je bewust bent van de reikwijdte van de tool. De ingevulde Canvas van een woekerpolis ziet er namelijk helemaal top uit. Dus wat is het probleem?
Maar ik geloof niet dat die ambtenaren en die docenten bewust bezig zijn de mythe te verspreiden, of belang hebben bij zo’n aanpak of houding. Ik zou de verdieping echt zoeken in de nieuwe inzichten uit de denkfouten literatuur. We willen ergens bij horen, we volgen de stroom, we volgen de leider, we gaan geloven wat we vaak horen. Het is de kracht van een goed verhaal, de kracht van reclame, soms zelfs als het tegen ons eigen belang in gaat, zeker op langere termijn. Over reclame als fenomeen gesproken: reclame is (zover ik weet) economisch-theoretisch bezien een groot raadsel. Waarom zou je in perfecte markten waarin iedereen alle informatie over alle producten kent (inclusief de kleine lettertjes) zoveel geld uitgeven aan reclame? Het bestaan van reclame is zo’n beetje hét bewijs dat de perfecte markten niet bestaan. Maar dat snapt ieder kind en toch blijven we met zijn allen geloven in de heilzame werking van perfecte markten. Nog maar een keer: hier is echt meer aan de hand.
Dus een betere uitwerking van hoe ‘wij met zijn allen’ (ik incluis) mee zijn gegaan in de stroom had het boek nog beter gemaakt.
De mythe van het ondernemerschap
Ik heb het hierboven al een paar keer aangestipt. Op macro niveau hebben we dan de mythe van de vrije markt. Op micro niveau lijkt de pendant die net zo beperkend kan werken de mythe van het vrije ondernemerschap. Waar een ondernemer in de eerdergenoemde jaren 70 nog meewarig werd aangekeken (‘oh, die wil alleen maar geld verdienen’), lijkt het nu 180 graden omgedraaid. De ondernemer is de held van deze tijd, alle problemen kunnen door ondernemers worden opgelost. Want ondernemers zijn creatief, flexibel en met name innovatief. Dat in tegenstelling tot een ambtenaar die saai is en vooral hindernissen opwerpt. In de serie over ‘Winst’ van Annemarie van Gaal heb ik hier al over geschreven.
Ik zou dus een pendant op het boek van Haegens kunnen schrijven. Een aanzet is te vinden in een eerdere blog die de 10 mythes over ondernemerschap op een rijtje zet. Pikant is overigens om hierbij op te merken dat de economische theorie hier heel duidelijk over is (en het dus oneens is met de mythe). Een ondernemer volgens diezelfde neo-klassieke mainstream economen is iemand die intrinsiek lui is en zoveel mogelijk pegels wil verdienen door zo weinig mogelijk te doen. Is zo’n ondernemer vóór concurrentie of voor een vrije markt? Zeker niet! Zo’n ondernemer is voorstander van een monopolie voor zichzelf. Is zo’n ondernemer tegen subsidies? Niet zolang die subsidie hem ten goede komt natuurlijk. En zolang hij de belastingen maar niet hoeft te betalen. Is zo’n ondernemer innovatief? Natuurlijk niet. Innovatie kost immers moeite, tijd en geld, en is risicovol bovendien. Innovatie is alleen interessant om anderen een stap voor te zijn, dat doe je niet voor de lol.
Hier is sprake van een klassieke denkfout waarbij oorzaak en gevolg door elkaar worden gehaald. Het is niet dat we een vrije markt hebben omdat ondernemers dat zo fijn vinden. Het is juist omdat alle ondernemers het rijk voor zichzelf willen hebben en de overheid (en collega-ondernemers) zo’n (ongewenste) situatie tegen houdt, dat ondernemers met elkaar de race aan moeten gaan om nog iets te kunnen verdienen. Het is in dat proces van ‘helaas is een monopolie niet toegestaan’ dat in (door de ondernemers ongewenste) onderlinge competitie innovaties noodgedwongen ontstaan.
We weten natuurlijk dat ondernemerschap in de praktijk heel anders is dan volgens dit rare economen verhaal. Maar waarom wordt bij ondernemerschap het neo-klassieke verhaal van economen dan niet massaal overgenomen door de kranten, de media, de docenten en is dat bij de (mythe van de) vrije markt dan wél het geval? We lijken zo het slechtste van twee werelden te combineren. ‘Men’ denkt dat een ondernemer intrinsiek flexibel en innovatief is (maar daar kan ik geen wiskundig artikel in Econometrica van vinden) én ‘men’ denkt dat vrije markten het ideaal zijn (daar zijn jaargangen Econometrica mee vol geschreven). We zijn dus gaan geloven dat ‘ingrijpen ongewenst is’ omdat ‘ondernemers zo innovatief zijn’.
Wat ik maar wil zeggen: het zit ingewikkelder in elkaar dan Haegens ons voorspiegelt.
Kwartetten
Het lijkt of we in een collectieve waan zitten van vier economische mythes:
- De mythe van de vrije markt (‘hoe vrijer de markt hoe beter’)
- De mythe van het ondernemerschap (‘hoe meer ondernemers hoe beter’).
- De mythe van de economische groei (‘hoe meer groei hoe beter’)
- De mythe van het rendement (‘hoe hoger het rendement hoe beter’).
Mijn gevoel is dat dit te maken heeft met een unieke tijdsgeest. Dat het dus niet een langzame opbouw van dit denken is geweest over de afgelopen honderd jaar. Altijd zijn er tegengeluiden geweest. De laatste 25 jaar zijn die tegengeluiden minder geweest of is de bovenstroom sterker geweest. Afgezien dan misschien, heel misschien, sinds de post-crisis periode vanaf 2008.
Mijn gevoel is dat het toch minder te maken heeft met wat economen in de wetenschappelijke bladen schrijven. De nadruk op wiskunde bevoordeelt denken in vrije markten, dat dan weer wel. Maar er is echt heel veel goed theoretisch werk over niet goed functionerende markten. En bij (de mythe over) ondernemerschap kun je die bal toch niet bij de beroepsgroep neerleggen.
Iets soortgelijks geldt voor de mythe van economische groei en rendement. In de meeste inleidende boeken economie (Samuelson, Heertje) staat echt netjes beschreven dat groei geen doel op zich is. We moeten netjes rekening houden met uitstoot, met files, met congestie en zo verder. In de praktijk werken we echter met een beperkte maatstaf die geen rekening houdt met al die verstorende effecten. We meten alleen wat er in geld wordt omgezet. Omdat dat handig is, makkelijk communiceert, makkelijk vergelijkt. Rendement idem dito. Nergens staat dat je rendement uitsluitend in Euro’s over een looptijd van maximaal 5 jaar moet berekenen. Maar dat is wel wat ondernemers, banken en beleggers feitelijk doen.
Daarom is er meer aan de hand. Het ligt niet alleen aan de economen en hun vermaledijde wereldvreemde theorieën. En het is niet alleen een complot. Het is een tijdsgeest, met de paradox dat hoe rijker we met zijn allen zijn hoe meer de mythes opgeld doen, hoe beperkter we willen kijken. Het is een collectieve waan die bol staat van door de media uitvergrote denkfouten die door voortdurende herhaling zichzelf steeds verder versterken. We zijn allemaal spelers in dit absurde spel.
En ondertussen blijf ik vooralsnog geloven in de abstractie van de homo economicus. Maar mét verborgen kosten en denkfouten.
Rudy van Stratum
In de volgende aflevering zet ik op een rij wat we eerder schreven over het kwartet van de vier mythes.
Goed verhaal Rudy! Ik vind het altijd prachtig om te zien hoe mensen krampachtig proberen om de werkelijkheid in modellen te gieten, terwijl wij allemaal wel weten dat de praktijk een stuk lastiger is. Wel of geen vrije markt is een zinloze discussie, interessanter is welk deel van de economie de overheid voor haar rekening zou moeten nemen. Mijn eerste neiging zou zijn om de vrije markt als uitgangspunt te nemen, maar dat komt niet overeen met de werkelijkheid. De vrije markt is eigenlijk iets van de laatste twee eeuwen, daarvoor bepaalden machthebbers de economie die hierdoor verre van vrij was.
Die vrijheid kwam pas toen verlichtte geesten beseften dat een economie beter functioneert als de deelnemers een bepaalde mate van vrijheid hebben in hun handelen. Beetje bij beetje en zeker niet overal tegelijkertijd werd de individuele handelingsvrijheid in de samenleving vergroot ten koste van de machthebbers.
En dat ging niet vanzelf. Niemand staat z’n macht en invloed vrijwillig af en in veel gevallen is er slechts sprake van verschuiving van macht, echte vrijheid is er niet voor in de plaats gekomen.
Vrije markt versus centrale sturing gaat volgens mij in essentie over op welk niveau we beslissingen nemen. In feite kun je dit vraagstuk ook neerleggen binnen organisaties, ga je alles centraal vanaf de top aansturen of geef je mensen op de vloer ook de ruimte om zelfstandig beslissingen te nemen.
Mijn voorkeur heeft het subsidiariteitsbeginsel, beslissingen zo laag mogelijk neerleggen. Maar wel in combinatie met het vaststellen van kaders op een zo hoog mogelijk niveau, zodat er een zo breed mogelijk ‘level playing field’ ontstaat.
Ik denk dat complexe systemen alleen kunnen overleven als de onderdelen van het systeem in grote mate zelfsturend zijn, binnen hun eigen context en rekening houdend met de spelregels van het systeem. Het nadeel van zelfsturing is het ontstaan van verschillen, de ene beslissing pakt soms beter uit dan de ander. De meer linksere politieke stromingen vinden het bestaan van verschillen niet gewenst, men streeft daarom bewust naar een centrale sturing om zo verschillen te voorkomen.
De vraag is of een complex systeem (zoals onze economie) duurzaam is met een centrale aansturing. Ik denk het niet.