Auteursarchief: slimfinbeheer

MKBA-casus (1): dam tot damloop (sportevenement)

Enkele blogs geleden heb ik uitgebreid stilgestaan bij het verschil tussen het berekenen van rendement voor:

  • business-as-usual, dus zoals een bank of een gemiddeld bedrijf dat zou doen.
  • onze methode van ‘slimme financiering’, dus rekening houdend met meer partijen en een langere horizon.
  • de mkba-aanpak, waarbij nog weer extra effecten financieel worden gewaardeerd.

 

Wij zijn voornemens het komende jaar een aantal mkba-studies erbij te pakken om zelf van te leren en een gevoel te krijgen bij de aanpak en bijzonderheden (zoals kengetallen). We zullen er op letten dat de studies/rapporten steeds over een ander domein gaan (openbaar vervoer, cultuur, etc). Ditmaal figureert een vrij recente studie die de effecten van de dam tot damloop 2013 in kaart brengt.

Noodgedwongen blijven we summier in de behandeling en beperken ons ook tot de tekst van het bijbehorende rapport. De studie zelf is hier te vinden. Ook via deze link is meer over de studie te vinden.

De basis: kijken naar één partij en de korte termijn (€ 100.000)

We beginnen bij het begin. Stel dat een ondernemer een plan heeft en zoekt naar financiering van dat plan. Kan hij dat plan dan gefinancierd en gerealiseerd krijgen? We bekijken de situatie dan zoals een bank dat zou doen en zoals bijvoorbeeld het canvasmodel dat zou doen. Kunnen we met andere woorden binnen een redelijk korte termijn ons geld terug verdienen en daar zelfs een redelijk financieel rendement over halen?

In de studie naar de effecten van de dam tot damloop 2013 moeten we dan op zoek naar de financiële gegevens van de organisatie die het hele spul op touw heeft gezet. Zo’n organisatie maakt vooraf natuurlijk een prognose van het aantal lopers dat op zo’n sportief evenement afkomt. De studie van de dam tot damloop is achteraf (met de enquêtes op het moment zelf) uitgevoerd dus van de verwachtingen vooraf hebben we geen gegevens.

Vreemd genoeg is er over de organisatie zelf niet zo heel veel te vinden in het rapport. We weten dat er ruim 36.000 inschrijvers zijn geweest die per inschrijving € 13 hebben betaald. Dat maakt een kleine € 500.000 aan inkomsten. We kunnen ook lezen dat het totaal aan inkomsten wordt gesteld op ongeveer € 1,9 miljoen. Dat is dan inclusief sponsorgelden, inclusief verkoop van t-shirtjes en ander reclamemateriaal en ook is dit inclusief het subsidiebedrag van de gemeenten Amsterdam en Zaandam. Het tweede vreemde is dat het subsidiebedrag zelf ook niet is te vinden (ook snel googlen levert me geen concrete bedragen op, vermoedelijk te vinden in jaarverslagen etc maar zoals gezegd ga ik daar nu niet achter aan).

De totale uitgaven van de organisatie worden gesteld op ongeveer € 1,8 miljoen. Vanzelfsprekend is dat het bedrag voor het inhuren van mensen, voor het maken van reclame, voor het materiaal dat nodig is om het circuit af te zetten etc etc. Of hier ook bij zijn inbegrepen een vergoeding voor de gemeenten om mogelijk extra politie in te zetten, om achteraf de straten weer schoon te maken? We weten het niet, althans het is in de studie niet terug te vinden.

We komen nu tot de (wederom opvallende) constatering dat de organisatie sec hier een goede businesscase te pakken heeft. De organisatie van het evenement brengt ongeveer een ton Euro’s in het laatje. Maar, nogmaals, dat is dus inclusief subsidies. Blijkbaar hebben de betreffende gemeentes bepaald dat de subsidie een doel dient en op deze manier goed is besteed. We hoeven nu eigenlijk helemaal niet meer verder te rekenen, want het plan (realiseer een sportief evenement) kan gewoon doorgang vinden.

In onderstaand diagram hebben we de genoemde bedragen ingeplot. We komen op het diagram zelf nog uitgebreider terug.

De andere partijen (totaal gaat richting € 300.000 of zelfs € 1.000.000)

Nu gaan we een tussenstap nemen. Onze aanpak zit tussen ‘gewoon’ en mkba in. We kijken wél naar Euro’s en échte kasstromen maar kijken ook naar meer partijen en nemen een langere planningshorizon (verschil met ‘gewoon’) maar nemen in eerste instantie geen zachte of lastig te waarderen zaken mee (verschil met mkba).

Nogmaals: ik wil me beperken tot wat ik kan lezen in de studie. Welke partijen hebben financieel voor- en nadeel van een dergelijk sportief evenement? Beetje speculatie en dikke duim is onvermijdelijk, sorry daarvoor. Nuanceringen en verfijningen kunnen we later nog aanbrengen.

Bedrijven: het eerste waar ik aan zou denken is de toegenomen handel van bedrijven die (extra) spullen verkopen door het toegenomen bezoek. Naast de 36.000 lopers zijn er ook nog 115.000 bezoekers geweest. We moeten kijken naar de EXTRA uitgaven die deze mensen door het sportevenement hebben gedaan. De studie becijfert op basis van o.a. gehouden enquêtes dat er € 1,5 mln extra is uitgegeven door de bezoekers. We willen hier geen volledigheid betrachten maar er is ook nog extra geld uitgegeven door de sporters zelf (ook aan sportspullen), door de organisatie zelf (die bewuste € 1,8 mln aan kosten zijn gemaakt door de aankoop van allerlei spullen bij bedrijven). Kortom: een miljoentje of drie extra omzet bij allerlei bedrijven in het land, daar is hier wel sprake van (en weer is discussie mogelijk: is dat écht EXTRA? Zou je anders ook niet die nieuwe sportschoenen hebben gekocht?). Is dat dan een extra cashflow voor die bedrijven? Natuurlijk niet, want die bedrijven moeten daarvoor ook extra spullen inkopen en extra mensen voor uitbetalen. We moeten kijken naar de netto cashflow voor bedrijven na aftrek van belasting etc. Hier is vanzelfsprekend geen informatie over te vinden, maar laten we dat bedrag nu eens zetten op € 200.000 (een netto rendement van zo’n 5-10%, best netjes als je dat haalt).

Hoe zit het met de gemeenten zelf? Die hebben dus een subsidie verstrekt. Dat is een negatieve cashflow aan de start. Wat krijgen ze daarvoor terug? Tja, niet zo veel. Ze krijgen wat extra parkeergeld binnen (niet van de OV-reizigers natuurlijk). Maar ze hebben wellicht ook extra uren moeten maken met het ambtenarenapparaat. Wellicht extra kosten voor de inzet van politie en beveiliging en schoonmaak. Nogmaals, we weten niet of de organisatie daar een vergoeding voor heeft betaald. Het wordt een slag in de lucht, maar mijn vermoeden is dat dit evenement de gemeenten geld kost (met name de verstrekking van de subsidie). Dus laat eens aannemen € 25.000 schade.

Dan hebben we de hardlopers zelf. Merken die iets op hun banksaldo? In principe niet. Ze kopen natuurlijk wat extra spullen en betalen inschrijfgeld maar daar staat de geleverde dienst tegenover. Wel berekent de studie de gezondheidseffecten van extra sportieve beweging. Hier kunnen we natuurlijk een hele boom over opzetten, maar in totaal levert deze exercitie volgens de studie 12 extra levensjaren op die per jaar € 50.000 waard zijn, maakt een totaalbedrag van € 600.000. Maar dat is geen extra cashflow? Jawel, dat kan wel het geval zijn. De sportievelingen leven wat langer, zijn productiever, werken langer en harder en vergaren zo meer inkomen en besparen ook op ziektekosten(premies). Elk jaar is dat voor deze hele populatie een bepaald bedrag, in totaliteit over veel jaren maakt dan dan die € 600.000. En hoe zit het met de kosten die met meer sporten gepaard gaan? Blessures, arbeidsverzuim. ziekenhuisbezoek? We laten die maar even zitten.

Het Rijk? Als mensen langer leven en harder werken dan wordt er ook meer belasting betaald. Dat zal dan een percentage zijn van de genoemde € 600.000. Maar er moeten ook meer ambtenaren worden ingehuurd om die belasting te innen, extra ICT worden aangeschaft, dus laten we hier nu eens € 100.000 nemen.

Dan de maatschappij als geheel tenslotte. Wat merken ‘de mensen’ er van? We hebben nog de verloren reisuren die we bij de bezoekers nog niet hebben meegenomen. Gemiddeld heeft een bezoeker volgens de studie 37 minuten gereisd (extra?). Dat maakt in totaal 71.000 uur verloren tijd waarin ook had kunnen worden gewerkt. Maar ja, het evenement is in een weekeinde gehouden dus hoe reëel is de aanname van gederfde inkomsten/uren? Bij een fictief tarief van € 15 per uur, hebben we het dan al over ruim € 1 mln ‘schade’. Maar er is ook nog de uitstoot van die gereden kilometers. Uitstoot die leidt tot een lagere levensverwachting en zo verder en zo verder. Ik neem over deze categorie baten/kosten maar geen bedrag op in de tabel.

Naarmate we verder liggende partijen bij de kop pakken (van bedrijven naar maatschappij) worden de effecten lastiger in te schatten en staan ze meer open voor discussie (die verloren uren bijvoorbeeld: dat zijn geen echte cashflows in de meeste gevallen).

Conclusie 1: de organisator met subsidie heeft een sluitende businesscase. Verder onderzoek is eigenlijk niet meer nodig. Er blijft € 100.000 over aan rendement.

Conclusie 2: als we kijken naar de meest harde korte termijn rendementen van de overige stakeholders dan is het rendement hoger. Met name bedrijven realiseren meer winst. Ondanks dat de gemeente wat toe moet leggen, houden we dan toch nog wel € 300.000 of zo over.

Conclusie 3: als we kijken naar de langere termijn en nog meer partijen dan komen ook de effecten van een gezonder leven en meer belastinginkomsten om de hoek kijken. Er is dan ook schade die aan de maatschappij wordt toegebracht in de vorm van extra uitstoot en slijtage van het wegdek. Maar vermoedelijk loopt het surplus dan al richting de € 1.000.000. En merk op: hoe lastig misschien ook voor te stellen, het gaat wel om échte harde Euro’s, ook al liggen ze ver weg in de toekomst.

ScreenShot712

MKBA: € 4 miljoen

Nu tenslotte dan naar de MKBA-aanpak en de uitkomsten van de studie zelf. Het totale positieve saldo van het sportevenement wordt becijferd voor geheel Nederland op een kleine € 4 mln. Dat is fors hoger dan de € 1 mln die ik hierboven in een nogal ruime interpretatie kon vinden.

Waar zit het verschil in? Een eerste punt heb ik al opgemerkt hiervoor. Deze studie neemt extra bestedingen direct als een voordeel op. Dat lijkt me niet juist omdat tegenover bestedingen ook extra inkopen staan. Het gaat om de extra cashflow die wordt gerealiseerd en niet om de extra inkomsten. Wellicht wordt dat in de studie gecorrigeerd door effecten bij de andere partijen mee te nemen (inkoop van de een is verkoop van de ander). Maar ik kan dat niet goed terug vinden en heb het vermoeden dat het hier om te positieve voorstelling van zaken gaat.

Een ander nog veel belangrijker verschil is dat het denken in cashflows wordt verlaten. Op zich is dat overigens gebruikelijk in MKBA-studies. Een voorbeeld. De bezoekers (die nu dus niets betalen aan het evenement, ze kopen hooguit een broodje en betalen hun benzine) wordt gevraagd of ze dit evenement fijn vinden en wat ze eventueel zouden willen betalen (om dit bij te mogen wonen). Dit wordt de zogenaamde ‘willingness to pay’ genoemd. Niet iedereen wil natuurlijk betalen maar een flink deel zegt er wel vijf Euro of meer voor over te hebben. Al snel hebben we het dan over tonnen extra (fictieve) baten. Daar staat tegenover dat sommige bewoners er zelfs geld voor over hebben om geen overlast te hoeven ervaren (wat dan weer een fictieve kostenpost vormt). Overal waar je in onderstaande optelling ‘surplus’ of ‘bereidheid’ ziet staan, kun je aannemen dat het om dergelijke financiële constructen gaat. Dat verklaart voor een fors deel de berekende € 4 mln.

Overigens, dat moet ook gezegd: die bedragen zijn geen onzin! Er ligt onderzoek aan ten grondslag. En je mag hopen dat in het geval dat de bedragen ook daadwerkelijk in rekening zouden worden gebracht, die bedragen ook echt betaald zouden gaan worden. Maar vooralsnog zijn het simpelweg geen kasstromen. MKBA heeft ook niet als doel om de bank of de ondernemer te overtuigen (want dat doe je niet met deze berekeningen) maar om te onderbouwen of het belastinggeld goed wordt besteed. In termen van welvaart of geluk gesproken, geeft de MKBA-uitkomst wellicht (waarschijnlijk zelfs) een beter beeld van de situatie.

Conclusie 4: MKBA kan zeker helpen bij het voeren van een onderbouwde discussie of belastinggeld goed wordt besteed omdat het in de meest ruime zin probeert de welvaartseffecten in beeld te brengen en te herleiden tot Euro-equivalenten. Naast dit voordeel is er ook het gevaar van jezelf ‘rijk rekenen’ en een te positieve voorstelling van zaken. Een beetje bos is op deze manier becijferd al snel vele miljoenen waard (maar die wetenschap stelt je nog niet per se in staat een ander plan waar je middelen voor tekort komt alsnog uit te voeren, dan zul je toch echt iets anders moeten bedenken).

ScreenShot710Rudy van Stratum

Briljante business-modellen in finance: enkele vragen

Gisteren publiceerde ik hier de boekbespreking van ‘Briljante business-modellen in finance’. Een opmerkelijk boek over hoe je anders kunt bankieren en verzekeren. Zeker een aardig contrast met de sombere diagnose van Joris Luyendijk in zijn ‘Dit kan niet waar zijn’.

De boekbespreking is beperkt tot ruim 500 woorden en ik kon niet alles kwijt wat ik wilde zeggen of vragen. In een blog kan dat wel.

Briljant: wat is dat eigenlijk?

De auteurs baseren hun keuze op wat succesvol bankieren is op hun eigen criteria. Zij zelf moeten geïnspireerd raken en er een goed gevoel bij hebben. Voor de lezer is dat wat lastig navolgbaar maar ik vind deze keuze passen bij het boek en de auteurs. Uit de tekst leid ik af dat ze met zo’n 300 voorbeelden zijn begonnen en zo uiteindelijk tot hun keuze van de 18 briljante organisaties zijn gekomen. Welke 300 aan de basis hebben gestaan: daar komen we niet achter. Welke zijn afgevallen en met name waarom: zelfde verhaal. Jammer.

Die 18 bepalen dus in hun beschrijvingen wat briljant is. Het beeld dat bij lezing van de casussen ontstaat is dat briljant samen hangt met een lange levensduur én het continue blijven tegemoet komen aan een veelheid van belangen (van alle stakeholders). Dit is in termen van business-modellen best revolutionair te noemen want we hebben hier de kern van ‘duurzaamheid’ te pakken. Duurzaam is in wezen geen afwenteling op derden (dus ook niet op (andere) stakeholders) en geen afwenteling op de tijd (lang blijven bestaan, geen korte termijn bejag als dat op langere termijn alsnog tot schade leidt). Briljant is dus: waarde leveren voor veel partijen over een hele lange periode. De auteurs laten overigens ook enkele voorbeelden zien van hoe je die waarde zou kunnen bepalen in de praktijk. Met name voor de stakeholder ‘maatschappij’ is het nog niet zo makkelijk om die waarde goed in te schatten. Maar dat kan tegenwoordig prima door oa te kijken naar social media en discussies rondom de organisatie en/of haar producten.

Deze visie is navrant anders dan wat je meestal leest over business-modellen (inclusief het canvasmodel), namelijk dat je voldoende rendement moet kunnen laten zien voor de belangrijkste stakeholder namelijk de aandeelhouder (maximizing shareholders value). En natuurlijk ken ik de redenering wel: de aandeelhouder kan alleen maar winnen als de organisatie goede producten maakt en de klanten tevreden zijn. Dat is weer zo’n voorbeeld van economisch kringredeneren. Tja, als het product wordt verkocht, dan heeft het ook waarde, anders zou het product niet worden verkocht, klanten zijn toch niet gek?

Met deze visie op briljant kan ik prima leven. En ook leuk hoor dat bankieren wel degelijk op deze manier kan, de voorbeelden laten dat immers zien. Maar is het ook een noodzakelijke voorwaarde om ‘succes’ te hebben? Zal iets of iemand (de markt, de klanten?) de foute business-modellen vanzelf afstraffen? De auteurs gaan zoals gezegd niet expliciet op deze vraag in. Maar ergens lijken ze toch een beetje in diezelfde marktdenkfout te treden als de shareholders-denkers. Ergens moet het goed komen. Maar is dat ook zo?

Vier mogelijkheden

Ik heb de verschillende mogelijkheden eens in een kwadrantje gezet:

ScreenShot697De auteurs presenteren een eigen format ‘canvasmodel’. Ik vat het even in mijn eigen woorden samen (zie ook de bespreking van het boek):

  • fase 1: gaat over de opstartfase: drive, ambitie, idealisme, hogere doelen, motivatie, urgentie, doelgroep etc.
  • fase 2: gaat over het ‘middenstuk’ en dit is het eigenlijke business-model zelf. Dus hoe ze de producten maken, hoe het bij de klant komt, wat ze eraan overhouden etc etc.
  • fase 3: dat is de volharding, steeds opnieuw kijken of alles nog klopt, bijschaven, veerkrachtig zijn, innoveren.

 

Veel bedrijven beginnen goed, gaan ook fase 2 prima door maar dan komt de klad erin en gaan de eigen belangen domineren, de organisatie krijgt een interne focus, het draait te veel om het voortbestaan van de organisatie zelf (en dus niet meer om de waarde die wordt toegevoegd). Dan, zo lijkt de stelling, gaat het vanzelf fout en komen we in (wat ik zelf dan maar noem) fase 4 van neergang en ondergang van de organisatie terecht. Je zou de kredietcrisis van 2008 tot 2020 (haha, voorspelling) dus een massale verbijstering van een sector die in fase 4 is beland kunnen noemen.

Bij een aantal (stuk of 5 schat ik zo in) van de 18 gepresenteerde bedrijven zie je al tekenen van fase 4 tussen de regels staan. Als we diezelfde bedrijven over pak hem beet 10 jaar nog eens zouden bekijken dan zouden we een toets op die hypothese hebben.

Zo heb ik de bovenste regels van mijn kwadrant al besproken. Rechts bovenaan staan de 18 briljante organisaties van de auteurs. Deze bewijzen: het kán wel (degelijk anders en beter). Wat ook zo is. Links bovenin staan de organisaties die een zelfde soort business-model hebben maar ergens onderweg de weg kwijt raken. Zij sterven af en blijken met terugwerkende kracht toch niet briljant genoeg te zijn geweest. Geef eens wat voorbeelden van dergelijke organisaties (auteurs)! Zitten die bij dat rijtje van 300 groslijst bedrijven?

De onderste rij

Maar nou de onderste rij. Prima die 18 bedrijven, ga zo door. Maar nu eens met de minder briljante bril op. Ik heb helemaal niet zo’n nobel doel, ik doe gewoon wat, en soms heb je geluk en soms heb je pech. Misschien kan ik wel goed mensen motiveren of ze een worst voorhouden of domweg lekker liegen en bedriegen. Of er is sprake van een unieke informatievoorsprong, van een monopolie, van domme klanten, van terreur, van achterstand, van gedwongen keuzes, van handelsbelemmeringen, van … ga zo maar door.

Ik begin dus gewoon mijn niet zo briljante bedrijfje. En dan zijn er een paar mogelijkheden. Ofwel blijkt de markt goed te werken (klanten worden slimmer, doorzien mijn trucs, starten een alternatief bedrijf op etc) en dan houdt mijn bedrijf op te bestaan na een x aantal jaren. Das mooi. Maar ondertussen wordt er wel degelijk afgewenteld en ontstaat er (maatschappelijke) schade. De andere mogelijkheid nog steeds links onderaan is dat ik dan gewoon weer een ander bedrijfje start met soortgelijke kwalificaties of iemand anders doet dat. Zo krijg je een opeenvolging van foute situaties die allemaal maar los 5-10 jaar bestaan. Tesamen vormt dat wel een langdurige keten van schadeberokkende economische entiteiten. Is dit mogelijk of kan het eigenlijk niet ontstaan? Als het wél mogelijk is (en ik zou niet weten waarom niet) dan moeten we het boek lezen als een pleidooi aan minder briljante ondernemers en organisaties om briljanter te worden. Maar waarom zou ik dat doen als niet-zo-briljante? Zo verdien ik toch ook lekker? Misschien wel meer nog. Ik betaal gewoon mijn belastingen niet, zet een constructie op, laat mijn schuldeisers achter met lege handen en mijn medewerkers zitten overspannen thuis en worden opgevangen door een sociaal vangnet. Ik chargeer natuurlijk enorm.

Dan onderaan rechts. Kan het zo zijn dat een organisatie een niet-zo-briljant business-model heeft en toch heel lang en ‘succesvol’ kan blijven bestaan? Het boek lijkt te suggereren dat dat niet kan, de aap moet een keer uit de mouw komen. Maar is dat ook zo? Het ligt er maar aan waar je de grens van je stakeholders trekt. Het ligt er maar aan waar je definitie legt van wat een goed product is. Hoe de markt eruit ziet. Hoe je je verhaal verkoopt (goede marketeers). Hoe je je lobby hebt georganiseerd. Het is natuurlijk altijd tricky hier voorbeelden te geven want ik weet ook niet hoe het echt zit binnen zo’n organisatie. Maar de kernvraag is: wat voorkomt dat zulke organisaties er langere tijd blijven? Shell is misschien toch zo’n voorbeeld. Zeer succesvol, prima rendementen en ook nog goede benzine. Maar weet jij hoe het gemaakt wordt en wat er allemaal in Nigeria gebeurt? En voor de uitstoot betalen we ook niet. Dat doen mensen ná ons wel een keer. Apple, nog succesvoller wellicht. Wie is nou niet enthousiast over de i-phone en de i-pad, geweldig. Maar je hoort wel eens wat over die fabrieken ver weg en de arbeidsomstandigheden daar. Nog los van waar de (bewust!) vroegverouderde producten eindigen. Volgens mij kun je dat heel lang volhouden, zo’n niet-zo-briljant business-model.

Rudy van Stratum

Dit kan wél waar zijn: over briljante bankiers en verzekeraars

Vooraf: onderstaand is een boekbespreking van ‘Briljante businessmodellen in finance’ van Kemperman ea. Het is oorspronkelijk geschreven voor managementboek.nl en aldaar ook op de site vindbaar.

Zo’n bespreking is onvermijdelijk beperkt in aantal woorden. Dit boek nodigt uit tot nog een reflectie. Die zal ik in een apart blog hierna nog uitschrijven.

————————————-

Dit boek kun je lezen als het complement van de bestseller Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk. Misschien zijn de getoonde inzichten van Briljante business-modellen in finance nog wel belangrijker.

Van Luyendijk begrijpen we dat bonussen met onverantwoorde risico’s nog steeds troef zijn in de financiële wereld. Auteurs Kemperman, Geelhoed en Op ’t Hoog laten zien hoe bankieren en verzekeren (we kunnen het ons bijna niet meer voorstellen) wel degelijk anders kan. Een gemiste kans dus dat Briljante businessmodellen in finance niet refereert aan het recente standaardwerk van Joris Luyendijk. Laat ik met de deur in huis vallen: Briljante businessmodellen in finance is een boek dat ik met heel veel plezier heb gelezen en een boek dat op een aantal punten uitzonderlijk is. Voordat ik die persoonlijk mening toelicht iets meer over het boek zelf.

Bankieren en verzekeren moet echt anders. Waarom? Omdat het hier gaat om een belangrijk maatschappelijke functie die al langere tijd niet meer goed functioneert. Er is op grote schaal een gebrek aan vertrouwen in de financiële sector en bovendien is de kans dat het nog een keer flink fout gaat fors. De auteurs maken een onderscheid in een viertal bankiersdiensten (betalen, sparen, lenen, investeren) en een tweetal verzekeringsdiensten (normale risico’s verzekeren, bijzondere risico’s verzekeren). Per dienst behandelt het boek drie ‘briljante organisaties’: eentje uit het verleden, eentje uit het heden en eentje ‘uit de toekomst’. Daarom is de kern van dit boek een verzameling van achttien (zes diensten maal drie briljante voorbeelden) cases in uitzonderlijk bankieren en verzekeren.

Maar dat is niet alles. De achttien cases worden allemaal in hetzelfde ‘format’ besproken. Dit format heeft veel weg van het bekende ‘Business Model Canvas’. Zo tekenen zich vanzelf patronen af die blijkbaar iets zeggen over succesvol bankieren. Dit boek is overigens niet geschreven door Kemperman, Geelhoed en Op ’t Hoog alleen: het boek is geschreven door een crowd van auteurs. Ondanks (of dankzij?) deze veelheid van auteurs leest het boek als een thriller (nu overdrijf ik wel iets) omdat het wemelt van de praktijkvoorbeelden én omdat de schrijvers erin slagen complexe financiële principes simpel uit te leggen. Een verademing, niet alleen voor leken, zelfs voor ingewijden wat mij betreft. Dit boek slaagt er ook in met echt verfrissende cases te komen. Ver weg van huis: heeft u wel eens gehoord van MIT GHAMR of van UMPQUA Bank? Dichtbij huis: bent u bekend met de bijzondere ontstaansgeschiedenis van Centraal Beheer? Of met die van het Pensioenfonds Rotterdamse Roeiers dat in al haar eenvoud al zo’n 100 jaar functioneert als een modern ‘broodfonds’?

Nu bent u natuurlijk benieuwd naar wat bankieren (en verzekeren) briljant maakt? Als ik dat lijstje succesfactoren hier ga opsommen dan doe ik geen recht aan de rijkheid van het boek. Maar om teleurstellingen te voorkomen: de succesfactoren zouden u en ik ook op een achternamiddag kunnen verzinnen. Een bankier moet een sterke visie en drive hebben (start, fase 1 in het format), moet in staat zijn dat om te zetten in een excellente bedrijfsvoering (middenstuk, fase 2) en dat vooral heel lang en consistent weten vol te houden (slotstuk, fase 3). Opvallende lessen uit dit boek zijn dat lange termijn succesvolle organisaties nooit puur op aandeelhouderswaarde of financieel rendement draaien, dat een aantal succesvolle spelers door overheden zijn opgericht en dat het bij de meeste ‘briljanten’ draait om idealisme, integriteit en écht vertrouwen. Juist bij financiële diensten draait alles om vertrouwen en maatschappelijk draagvlak. Maar zoals gezegd: dat vermoeden hadden we al.

De vraag die zich nu onvermijdelijk opdringt is: als dit dan de succesfactoren zijn, waarom zien we dan zo ongelooflijk veel van het tegendeel om ons heen? Dat komt door de helaas wat minder uitgewerkte fase 4: onvermijdelijk lijkt elke organisatie in deze sector ten prooi te vallen aan hebzucht, gemakzucht en onvoldoende veerkracht en zelfreiniging. Het maatschappelijk fundament waarop de organisaties hun ‘ding kunnen doen’ lijkt onderaan het lijstje prioriteiten te bungelen. Dan maar een kortlevende en minder briljante organisatie: zolang ik mijn zakken maar heb gevuld en diezelfde maatschappij voor de schade opdraait. En dit wist ik overigens ook niet: in 1673 werd de frauderende boekhouder Rutger Vlieck op de Dam tegenover het pand van zijn werkgever ‘De Amsterdamse Wisselbank’ onthoofd. ‘Mede gezien het grote belang van het goede vertrouwen, werden zondaars hard en zichtbaar gestraft’.

Dr. Rudy van Stratum is directeur van Stratum Strategie en auteur. Hij heeft een blog op www.slimmefinanciering.nl

Nogmaals rendement van zonnepanelen

Hier is de link naar het artikel.

Een helder stuk over het rendement van zonnepanelen mét de nodige berekeningen.

Het stuk onderscheidt zich door:

  • Zoals gezegd: door de berekeningen er helder bij te plaatsen.
    • De berekening houdt ook rekening met verschil eigen geld en geleend geld.
    • En met eventuele fiscale voordelen.
    • Gaat uit van een levensduur van 20 jaar.
  • Door te nuanceren naar de plek waar je in Nederland woont (ander aantal zonneuren).
  • Door gebruik te maken van nieuwste technieken waardoor je de panelen platter kunt leggen en er dus meer op een (plat) dak passen.
  • Door mee te nemen dat op termijn de prijs van teruglevering energie flink omlaag kan gaan en dat dan de oplossing gezocht kan worden in de aanschaf van een (dan goedkopere) accu.

 

De conclusies zijn:

  • Investeren in zonnepanelen rendeert fors (tot boven de 10% netto rendement).
  • Er zijn in Nederland slechts enkele gebieden en condities waar het niet voldoende rendeert (3% of minder, tot zelfs negatief 3%).
  • Zozeer zelfs dat het nu gaat om opbrengstmaximalisatie eerder dan rendementsmaximalisatie (voor toelichting artikel even raadplegen).
  • In andere landen met meer zon zijn de rendementen nog hoger. De auteur verwacht de komende jaren daarom een explosie van de markt.
  • (Zoals gezegd) de bedreiging van verandering in wetgeving kan worden opgevangen door de installatie van een accu. Ook hier worden flinke innovaties verwacht. Een accu voor een gemiddeld gezin kost nu € 6.000 maar een daling binnen korte tijd wordt verwacht (€ 3.000). Tegen de tijd van niet-meer-terug-mogen-leveren is de prijs wellicht nog verder gedaald naar € 1.500 voor een (betere) accu. Het rendement van zonnepanelen zal door de aanschaf van een accu wel met zo’n 5% dalen!

 

Een luxe probleem zou zijn als de prijs van energie door een massale overgang van de markt naar zonnepanelen zelfs wat zou dalen (en daardoor het rendement van de investering dus weer wat zal afnemen). Ben benieuwd hoe de grote energiemaatschappijen op deze verwachte omwenteling zullen reageren.

Rudy van Stratum

MKBA (5): luchtvervuiling methode 3 (deel 2)

Manier 3: slimme financiering vervolg

In de vorige blog in deze serie over MKBA bespraken we twee van de drie mogelijke aanpakken om te rekenen aan een ‘business case’. We bespraken daar de traditionele methode (o.a. de canvasaanpak) en de MKBA-methode. Nu gaan we door (na deel 1) op de derde mogelijkheid die we zelf hebben bedacht en ontwikkeld in de loop van de afgelopen jaren. De aanpak bevat elementen van beide eerder besproken aanpakken.

Nog even de blogs MKB op een rij:

 

In het 1e deel ging het met name om het in kaart brengen van de cashflows van de verschillende betrokken partijen in een grote rekentabel.

Efficiency-slag

Natuurlijk kan het zijn dat de hele rekentabel over alle partijen laat zien dat de investering nog steeds niet uit kan. De kasstromen zijn gewoon te laag. Dus ook nog als je naar alle ‘stakeholders’ kijkt. Dan zou je kunnen zeggen: deze investering is niet rendabel, dus je moet hem ook niet willen uitvoeren. Een prima conclusie kan dat zijn: stoppen en doorgaan met iets anders. De conclusie om te stoppen is overigens psychologisch een lastige, zie de serie over denkfouten. Maar we hoeven de moed nog niet op te geven, er zijn nog een paar vervolgacties te bedenken.

De eerste stap is om bij al die kasstromen die je in kaart hebt gebracht nog eens goed te kijken of je hier een ‘optimum’ te pakken hebt. Die investering bijvoorbeeld: misschien kan dat handiger, simpeler en goedkoper. Door sneller te werken, eerder met een prototype te komen, een goede deal te sluiten met een toeleverancier etc. Misschien kunnen sommige negatieve kasstromen (ook bij burgers, werkgevers etc) worden voorkomen, ook weer door slimmer in te kopen, meer samen te werken etc. Maar anderzijds: misschien zijn sommige voordelen wel te rooskleurig ingeschat of is het risico (dat ze gerealiseerd gaan worden) te groot.

De boodschap: neem alles nog eens kritisch onder de loep, kan het simpeler en goedkoper of productiever allemaal.

Kwalitatieve effecten in beeld, verborgen kosten

Goed, een keer houdt het natuurlijk op. Als je er nu nog steeds niet bent dan is het in ieder geval een lastig vraagstuk. Maar we hebben nog alleen gekeken naar de echte harde kasstromen en niet naar andere (meer kwalitatieve) positieve en negatieve effecten. Breng dus ook de effecten in kaart die er wel degelijk zijn maar niet altijd in geld kunnen worden uitgedrukt. Misschien wordt je leven dan niet zoveel langer door de investering maar hoest je per dag gemiddeld minder. Of slaap je beter en ben je meer uitgerust (maar pas op: dat leidt weer tot harde Euro’s, want je bent productiever). Dat je prettiger in je vel zit dat is lastig naar Euro’s te vertalen, maar zet het dan maar in je rekentabel erbij met woorden (in kwalitatieve termen).

En misschien zijn er ook verborgen kosten. Kosten waar je zo snel niet aan had gedacht. Als je bijvoorbeeld samen aan een plan werkt, dan ben je misschien wel succesvoller maar je hebt ook meer overleg en vaker ruzie (of juist niet!). En voor al dat overleg moet je vaak ook weer vaker reizen. You get the point: al die overleguren of susgesprekken dat zijn ook kosten. Verborgen kosten. Ook in de tabel zetten.

Nu heb je een tabel met getallen (over alle partijen over een voldoende aantal jaren) en met kwalitatieve effecten en verborgen kosten. Als het totaal saldo negatief is (en het financiële rendement dus onvoldoende) dan kun je een onderbouwde discussie houden over de vraag: ‘zijn al die kwalitatieve voor- en nadelen ons dit bedrag (negatieve saldo) waard, hebben we dat bedrag er voor over?’. Het antwoord op die vraag kan ja of nee zijn natuurlijk. Als het antwoord nee is: niet doen, geen goede investering (blijkbaar). In deze fase begint onze aanpak behoorlijk te lijken op wat MKBA doet (met het verschil dat MKBA met een totaalbedrag komt waarbij alles in geld is uitgedrukt, ook als dat geen cashflows zijn, en slimme financiering de vraag stelt of het harde bedrag in cashflows al die andere kwalitatieve effecten waard zijn).

Maar nog zijn we er niet: fuseren van belangen

Maar stel nu eens dat het financiële saldo (in Euro’s dus) wél voldoende is. Of stel dat het niet voldoende is maar dat de kwalitatieve effecten het toch de moeite waard maken (vinden we, na discussie). Dan is de conclusie dus dat we deze investering moeten uitvoeren want het brengt ons dichter bij ons doel, het levert ons wat op.

Ja, dat klinkt mooi maar nog steeds kan ik het niet uitvoeren (als fabrikant, investeerder) want ik heb het geld niet, ik heb de middelen niet. En de voordelen liggen niet altijd bij mij maar vaak ook bij anderen (burger, overheid etc).

Nu, met de uitkomst van de rekentabel in de hand, kan het onderhandelen beginnen. Er zijn blijkbaar partijen die voordeel halen uit de maatregel. Hard voordeel. Jij heb in principe macht want als jij besluit dat je de maatregel niet gaat uitvoeren, dan halen zij dat voordeel niet binnen. In principe ligt hier dus een mogelijkheid van wederzijds voordeel. Dit is een ingewikkeld proces maar het voordeel is wel dat je nu kunt aantonen dat er in ieder geval iets te halen is en dus ook iets te verdelen.

Stel nu eens dat we er uit komen, dus dat andere partijen in principe bereid zijn iets van hun voordeel af te staan. Dan nog kunnen die anderen zeggen: ja leuk hoor, maar a) ik weet helemaal niet zeker of die voordelen ook echt gaan komen, en b) die voordelen liggen zo ver weg, daar kan ik nu niet zoveel mee, nu heb ik het geld niet.

Constructies

Ja dan is het moment aangebroken om na te denken over constructies. Aha, u bent dus bereid te delen maar u weet niet of dat voordeel ooit uw kant in komt? Laten we dan afspreken als u op moment x die en die condities meemaakt (dus dan zijn ze zeker) dat u op dat moment bedrag y betaalt. Dat leggen we vast in een overeenkomst. U loopt geen risico want als het niet gaat gebeuren dan hoeft er ook niet betaald te worden. Op dat moment heb je dus een belofte op toekomstige harde inkomsten. En op die belofte (van een ander) zou je nu al kunnen lenen. Dus een toekomstige belofte kan zorgen voor een huidige liquiditeit. En zeker: mensen zullen niet zo snel zo’n belofte doen ondanks alle mooie verhalen en kunstige berekeningen. Maar dat is de kunst van het onderhandelen, wie niet waagt die niet wint.

Andere middelen dan geld

We hebben het gehad over harde Euro’s en over de kwalitatieve voor- en nadelen. Maar er is nog meer mogelijk. We wilden een doel bereiken en hadden daar een ingreep voor nodig. Die ingreep kan met Euro’s worden betaald. Dat is de meest logische stap. Maar als mensen of stakeholders overtuigd zijn van het voordeel van de ingreep en ze hebben er nu én in de toekomst het geld niet voor (vaak is dat tegenstrijdig, want we hadden immers uitgerekend dat dat geld er wel zou komen, en anders hadden we nog die constructie)? Maar het gaat lang niet altijd over geld! Het gaat over de middelen in het algemeen die je nodig hebt. Mensen kunnen ook spullen inbrengen of uren inbrengen. Spullen en uren maken het ook mogelijk iets te realiseren. Klinkt raar in deze economie? Vaak blijven zaken betaalbaar (in Euro’s) door de inzet van vrijwilligers. Uiteindelijk gaat het er om of de totale hoeveelheid uren, spullen en geld op het juiste moment beschikbaar zijn. En dan kun je alles bouwen, organiseren etc. Soms willen mensen nu ‘gratis’ werken in ruil voor een aandeel in het toekomstige rendement van de organisatie of onderneming.

En als we ook nu nog steeds niet ‘rond komen’? Dan beginnen we weer helemaal van voren aan. Misschien zijn we iets vergeten? Hebben we een fout gemaakt? En tja, als ook dat niet lukt dan kunnen we met een gerust hart zeggen: deze maatregel of investering gaat er niet komen, misschien was het ook geen goede maatregel. Maar hoe dan ook hebben we er alles aan gedaan en het is desondanks niet gelukt.

Vervolg

We hebben nu voldoende verkend wat MKBA is en waar je het tegen kunt afzetten (mee kunt vergelijken). We gaan de komende blogs een aantal concrete vraagstukken bekijken die met MKBA zijn becijferd. Wat valt ons daarbij op? Wat kunnen we er van leren? Wat mij betreft een ontdekkingsreis, ik weet nu nog niet tegen welke publicaties of voorbeelden ik ga tegenkomen. Suggesties welkom. Onlangs kwam ik een bericht tegen dat mijn aandacht trok (over de winst van het houden van een sportevenement in een grote stad), laat ik die maar als eerste nemen voor de volgende blog.

Rudy van Stratum

Private lease van een auto (deel 3)

In de eerste blog in deze reeks ging het over mijn verbazing dat het privé leasen van een auto goedkoper kan zijn dan het zelf aanschaffen van die zelfde auto met eigen geld. De verklaring van dit fenomeen kunnen we niet helemaal met zekerheid achterhalen omdat we geen inzage hebben in het rekenmodel van de lease-maatschappijen. Maar grofweg is mijn verklaring:

  • Inkoopvoordelen door schaalgrootte aan de kant van de leasemaatschappij.
  • Het ‘kleine lettertjes’ effect door vroegtijdig beëindigen contract, meer- en minderkilometers etc.

 

Het eerste argument is overigens een echt voordeel voor de consument, het tweede vanzelfsprekend niet.

In de tweede blog was mijn argument dat de berekening van de kosten van het zelf aanschaffen van de auto niet helemaal volgens het boekje gebeurt. Maar gelukkig is de eenvoudige aanpak in een rekentabel (zeker bij korte looptijden) een prima benadering en dus praktisch goed bruikbaar.

Nabrandersvragen

De afgelopen week kwamen er bij mij nog twee aan deze materie gerelateerde vragen op:

  1. Is de conclusie (dat leasen goedkoper kan zijn) niet vooral ook bepaald door de korte termijn van 36 maanden uit het rekenvoorbeeld? Of met andere woorden: vervalt het voordeel naarmate je de auto langer gebruikt?
  2. Als we dan toch bij zelf kopen van de auto blijven: is allemaal leuk en aardig maar is het niet veel voordeliger om je auto ‘helemaal op’ te rijden of juist een auto van 5 jaar oud te kopen en die dan 5 jaar of langer te gebruiken? Mijn vermoeden was eigenlijk dat dit behoorlijk gunstiger zou uitpakken, dus maar even checken met de cijfers.

 

Deze twee vragen pakken we nog even bij de kop.

Verlenging van de lease-termijn

Om te beginnen is het niet zonder meer mogelijk de lease-termijn naar eigen goedvinden te kiezen. Je zit vast aan de opties die de maatschappij je biedt. De maximale lease-termijn bij de eerder gekozen VW Golf is 48 maanden. Dus laten we eens naar de verlenging van 1 jaar kijken.

De webcalculator van de lease-maatschappij laat een reductie in de maandprijs zien van € 21. De prijs gaat van € 425 naar € 404 per maand (excl benzine en nog wat kleine kosten, zie eerste blog). Als we de bijkomende kosten even constant houden (benzinekosten gaan niet omlaag) dan komen we op een nieuwe maandprijs van € 613 all in voor private lease.

Hoe zit dat bij eigen aanschaf? Zie onderstaande tabel:

ScreenShot657Ik kom op een maandelijkse prijs van ongeveer € 610 uit. De uitkomst is natuurlijk gevoelig voor de gekozen restwaarde na 4 jaar (eerst was de afschrijving ruim € 3.000 per jaar, nu neem ik voor het 4e jaar een extra afschrijving van € 2.500). De reductie in de maandkosten bij eigen aanschaf wordt daarmee € 22 (we gaan van € 632 naar € 610).

De conclusie is dus dat een langere termijn de uitkomsten niet wezenlijk verandert. Een lease-constructie blijft ook bij 4 jaar wat goedkoper dan eigen aanschaf (met de eerder genoemde waarschuwingen en kanttekeningen!).

Langer rijden én in een gebruikte auto

Mijn tweede vraag was: hoe zit het als je een gebruikte auto aanschaft, dat zal in de kosten per maand toch een stuk schelen. De afweging is immers redelijk simpel:

  • De aanschafprijs is een stuk lager. Dat betekent minder vermogensbeslag en dus minder renteverlies.
  • De waardevermindering gaat met name de eerste jaren hard (aanname van mijn kant, niet gecheckt). In de jaren daarna neemt die afschrijving (in absolute bedragen per jaar) af. Immers: je kunt niet gewoon met een vast hoog bedrag per jaar doorgaan want dan kom je onder de nul uit.
  • Ik ga uit van een aanschafprijs van € 10.000 na 5 jaar (dus van jaar 4 op jaar 5 gaat er nog eens € 1.500 van de prijs af) en ik ga uit van een restwaarde na 10 jaar levensduur van € 2.000 (ook omdat ik dan particulier zal moeten verkopen).
  • Natuurlijk nemen de onderhoudskosten wat toe. Maar auto’s van tegenwoordig gaan technisch gezien makkelijk 250.000 km of meer mee, van roestvorming is veel minder sprake dan vroeger. Omdat ik een beetje naar mijn conclusie toe wilde werken, heb ik slechts een bescheiden verhoging van de onderhoudskosten aangenomen (van € 800 naar € 1.000 per jaar).

 

ScreenShot658De kosten per maand dalen naar een bedrag van € 465. Ik had een grotere daling verwacht. Je rijdt immers wel de hele tijd in een 5 jaar oudere auto. Bovendien zijn het niet alleen de financiële kosten van onderhoud. In de gevallen dat je onderweg met stukken stil blijft staan (kans is toch groter bij een oudere auto? feiten natuurlijk beschikbaar op diverse auto-sites) dan geeft dat heel veel ongemak en geregel. Dat zijn ‘verborgen kosten’: verloren uren, gemiste afspraken. En dan heb ik het nog niet over andere emotionele kosten: – ergernis, – onzekerheid, – het gevoel een splinternieuwe auto te mogen rijden, – de geur van een nieuwe auto te mogen meemaken, – de auto zelf mogen inrijden,- de auto zelf mogen uitkiezen op kleur en uitrusting, – de status die een nieuwe auto geeft ten opzichte van een ‘oude’ auto (vul zelf maar in, zie ook onze serie over denkfouten).

Dus is mijn redenering: elk jaar dat je de auto nu nóg langer rijdt wordt het pas echt feest, afschrijven is nauwelijks meer mogelijk, je rijdt bijna voor niks (je krijgt er nog € 1.000 voor bij verkoop). Okay, de onderhoudskosten moeten nog wat hoger (naar € 1.100 per jaar). Laten we eens kijken als we niet 5 jaar maar 7 jaar in die gebruikte auto blijven rijden.

ScreenShot659Nu komen de maandkosten uit zo rond de € 450. Dat schiet ook niet echt op dus.

Evaluatie

Ik moet mijn verwachting bijstellen. Het rijden van een oudere auto is niet zo heel veel goedkoper dan ik gedacht had. En nog langer rijden in die oude auto helpt ook al niet veel. De kosten gaan zo grofweg van een dikke € 600 per maand voor een nieuwe auto naar een dikke € 450 per maand voor een ouder beestje. De afweging is natuurlijk subjectief: heb jij er ongeveer € 1.800 per jaar voor over om in een relatief nieuw auto te rijden? Dat is voor een periode van 5 jaar (de ‘verblijfsduur’ in je auto) toch € 9.000! In een werkzaam leven van 40 jaar hebben we het dan toch over € 72.000. Kan toch een aardig invulling zijn van je extra pensioen.

De verklaring van dit fenomeen is niet zo lastig. Een heel groot deel van je maandelijkse kosten hangt niet af van de leeftijd van de auto. De benzine, de pechhulp, de banden: dat blijft allemaal hetzelfde. Je verliest minder aan rente en je kosten voor onderhoud gaan iets omhoog. De vergelijking pakt natuurlijk wat anders uit als we een spaarrente van 5% zouden hanteren! Naarmate de spaarrente hoger is zal de gebruikte (goedkopere) auto gunstiger uitpakken.

Dus nadat ik mijn eerdere verwachting (leasen is duurder dan zelf kopen) al had bijgesteld, nu dus ook bijstelling van de voordelen van het rijden van een gebruikte auto (die zijn er overigens wel, maar minder dan ik had gedacht bij de huidige lage rente althans).

Rudy van Stratum

Private lease van een auto (vervolg)

Na me gisteren te hebben verbaasd over de constatering dat het privé leasen van een auto soms goedkoper kan zijn dan aanschaf met eigen geld, nu een verdieping op onderdelen.

Reactie auteur BD

Paul Bots heeft me van wat extra achtergrondinformatie voorzien (waarvoor dank!). De kosten van het zelf kopen van een auto heeft hij berekend met een spreadsheet die van een autowebsite afkomstig is. Ik kan nu de opbouw van de calculatie volgen en daar mee experimenteren. Daarover zo meteen meer.

De maandkosten van private lease komen van de betreffende autodealer of importeur (hier dus: Volkswagen). Ondanks dat je in de webcalculators zelf vinkjes kunt zetten, krijg je geen inzicht in de achterliggende aannames bij de berekening. Met name de gehanteerde restwaarde van de auto (zo mailt ook Paul Bots mij) is uitermate belangrijk voor de einduitkomsten.

Bij Volkswagen krijg je bij het kiezen voor een VW Golf Variant bij 3 jaar en 20.000 km/jr onderstaande uitkomst te zien:

ScreenShot656Hier komen de brandstofkosten (bij de gekozen aanname van 1:18 verbruik, ongeveer € 150 per maand) nog bij. Zover ik kan zien zit er verder alles al in (garage, banden, motorrijtuigenbelasting, pechhulp). Ik kom dus op € 575 per maand uit, het artikel van gisteren noemt als bedrag € 613 per maand. Misschien is het daar gekozen automodel wat duurder en/of heb ik toch een kostenpost over het hoofd gezien (een wat hogere literprijs voor benzine kan al de verklaring zijn).

Tot het moment dat iemand uit de sector mij meer kan vertellen over de achterliggende aannames uit de berekening, kan ik hier weinig aan toevoegen. Jammer, want de hoofdvraag van mijn verwondering was: hoe luidt het verdienmodel van de lease-maatschappij? Ook Paul Bots geeft in zijn mail aan dat betere inkoopcondities een belangrijke verklaring vormen.

Kosten eigen auto met eigen geld

Het artikel van gisteren kwam met een calculatie van de kosten van zelf een vergelijkbare auto kopen van € 633 per maand. De opbouw van die kosten met bijbehorende aannames is in bijgaand overzicht te zien (ik kon de uitkomst van de auteur op enkele centen na herhalen):

ScreenShot655Opmerkelijk is dat ongeveer de helft van de maandkosten bestaan uit de zogenaamde afschrijving op de auto (ruim € 300 op totale kosten van € 633). Ongeveer een kwart van de kosten bestaat uit de benzinekosten (ongeveer € 150 op € 633). De resterende 25% van het maandbedrag bestaat uit diversen zoals verzekering, onderhoud, pechhulp en (gemiste) rente.

Juist omdat de afschrijving zo’n groot deel van de kosten uitmaakt is hier wel iets raars aan de hand. De afschrijving wordt simpel berekend door de aanschafprijs met de verkoopprijs (restwaarde) te vergelijken en het bedrag door 3 (jaar) te delen. Dus € 25.000 – € 14.000 gedeeld door 3 jaar. Dat is niet helemaal netjes omdat financieel-economisch gezien een ‘afschrijving’ geen cashflow is.

Vanuit onze ‘slimme financierings’ insteek zouden we de calculatie iets anders doen. Het is vergelijkbaar als hoe we dat eerder deden voor de berekening van het energieneutraal maken van je woning.

Daarom nu de berekening zoals die vanuit ‘bankstanden’ zou gebeuren (in onze optie dus de betere methode). Maar ik zeg er op voorhand bij: er komt ongeveer hetzelfde uit als de benaderingen van de spreadsheet.

Berekening op basis van bankstanden

Even herhalen: het gaat ons om de beslissing wat beter (goedkoper) is, je auto zelf aanschaffen of dat doen via private lease. Van private lease weten we uit de krant dat we € 613 per maand kwijt zijn (met de kanttekeningen die ik in de blog van gisteren al aangaf, met name meerkilometers). Dit bedrag is een echte cashflow, elke maand wordt dit bedrag immers van je bankrekening afgeschreven.

Dus hoe zit het nu met het zelf aanschaffen als alternatief? Om te beginnen moet je dan € 25.000 hebben liggen. Voor het gemak reken ik ook maar in jaren en niet in maanden (als we het nog netter willen doen moeten we echt naar maandbedragen gaan, sterker nog: de tankbeurten zullen op weekbasis plaats vinden).

We hebben een paar didactische trucs nodig. We hebben een ‘referentiesituatie’ waar we mee vergelijken van ‘niets doen’. Als je helemaal niets doet dan heb je gewoon je geld op de bank staan en krijg je elk jaar je rente (van 1%).

Wat ben je nu als je je eigen auto koopt écht kwijt elke maand/jaar? Dat zijn niet de afschrijvingen. En dat is ook niet de rente (je betaalt immers aan niemand rente). We kijken dus echt naar ons saldo op de bankrekening. Als we naar bovenstaand overzicht kijken dan houden we een bedrag over van € 3.685 dat we echt elk jaar uit onze portemonnee zien verdwijnen. Als we nu die auto gekocht hebben voor € 25.000 (van dat gespaarde bedrag) dan resteert ons helemaal niets meer voor de aanschaf van benzine en nieuwe banden. Ik neem dus aan dat we in de referentiesituatie elk jaar een bedrag ontvangen (inkomsten uit werk bijvoorbeeld) van € 3.685.

Nu kunnen we uitrekenen wat er gebeurt als we ‘niets doen’ (de referentiesituatie). We beginnen met € 25.000 en ontvangen na 1 jaar 1% rente, maakt € 25.250 op de bank. Ook krijgen we door inkomsten uit werk € 3.685, en dat maakt na 1 jaar een bedrag van € 28.935. Het jaar daarna krijgen we wederom 1% rente over dit hogere bedrag en wederom € 3.685 en zo verder. Op het einde van de periode van 3 jaar hebben we op de bank staan: € 36.923.

Nu gaan we naar de situatie van zelf een auto kopen. Onze bankstand van € 25.000 gaat direct terug naar 0 euro. Na 1 jaar moeten we alle benzine, onderhoud etc afrekenen voor € 3.685. Toevallig (!) ontvangen we net op hetzelfde moment een zelfde bedrag (uit werk, zie boven). Dus in een flits komt er een bedrag bij en gaat er een bedrag af. Saldo na 1 jaar is wederom 0 euro. Datzelfde verhaal gaat op voor jaar 2 en 3. Op het eind heb je daarom een saldo van 0. Maar omdat je eigenaar van de auto bent, ontvang je natuurlijk de restwaarde. Je zet je auto op marktplaats en ontvangt € 14.000. Dat is wederom een echte bankstand. We zien nu (met terugwerkende kracht) dat het bedrag van € 3.685 aan extra inkomsten zo is gekozen dat in dit scenario steeds bankstanden van 0 Euro resulteren

Het zelf aanschaffen van een auto kost je ten opzichte van ‘niets doen’ dus € 36.923 minus € 14.000, maakt € 22.923. De spreadsheet hierboven komt met € 22.815. Wat dit laat zien is dat je ook met ‘afschrijvingen en rente’ wel globaal goed uitkomt (dat zal bij grotere bedragen en langere perioden overigens steeds minder het geval zijn).

Nu gaan we naar de andere optie: een auto via private lease. In dat geval kunnen we onze € 25.000 dus mooi op de bank laten staan en elk jaar rente ontvangen. Bovendien blijven we natuurlijk ook gewoon die eerder genoemde € 3.685 ontvangen (en ook daar rente over krijgen). Anders is dat we in het geval van private lease elk jaar € 7.356 aan de lease-maatschappij moeten betalen. En natuurlijk ontvangen we in dit geval geen restwaarde voor de auto. Als we dit netjes uitrekenen over de periode van 3 jaar dan resulteert een banksaldo van € 14.634.

De conclusie is dus dat de optie ‘private lease’ tot een hogere bankstand leidt ten opzichte van de optie ‘zelf aanschaffen’ van € 634 (na 3 jaar bij de gekozen aannames). Ook hier geldt weer dat de aanpak van de spreadsheet tot een vergelijkbaar voordeel leidt (daar hadden we een maandelijks voordeel van € 633 – € 613, maakt € 720 per jaar).

Goed: ik sluit niet uit dat veel private-leasers uiteindelijk toch duurder uit zijn vanwege meer- en minder-kilometers (rijden buiten de bundel, vermoedelijk belangrijk deel van het verdienmodel). Ook mensen die eerder willen stoppen of hun rekeningen niet op tijd (kunnen) betalen kunnen van een koude kermis thuis komen. Wie hier meer informatie of achtergronden over heeft: graag naar info@slimmefinanciering.nl

Rudy van Stratum

Private lease: goedkoper dan zelf auto kopen?

Vandaag trok een artikel in het Brabants Dagblad (auteur Paul Bots) mijn aandacht. Het gaat over de opkomst van private lease, met name voor kleinere (goedkopere) auto’s.

Een van de oorzaken van deze trend is dat werkgevers minder scheutig zijn met (bedrijfs-) leaseauto’s en hun werknemers een eigen maandbudget geven om (eigen) vervoer te regelen.

Dat verklaart het deel ‘private’ in de term ‘private lease’. Maar waarom dan ‘lease’? Lease is immers altijd duurder dan koop, zou je denken? Wij mensen zijn afkerig van onzekerheden en wisselingen die bij eigen autobezit horen. Je weet nooit precies vooraf wat je kwijt bent, en er is op de achtergrond altijd die zorg. Een lease-auto zorgt voor een vast bedrag per maand. Lease zorgt dus voor meer stabiliteit en ontzorging, en dat mag dan ook wat kosten.

Verwondering

In het artikel worden vier varianten op een rij gezet:

  1. Het delen van een auto (bij Greenwheels bijvoorbeeld).
  2. Private lease (auto volledig voor jouw gebruik, je betaalt een vast bedrag per maand).
  3. Zelf auto kopen met geleend geld.
  4. Zelf auto kopen met eigen geld.

 

Deze vierdeling wordt berekend aan de hand van drie kilometrages: 10.000, 15.000 en 20.000 km per jaar.

In het artikel worden twee courante modellen besproken, de Peugeot 108 (ongeveer € 10.000 in aanschaf) en de VW Golf (ongeveer € 25.000 in aanschaf).

ScreenShot654Logische conclusies

Een paar conclusies zou ik vooraf al verwachten:

  1. Een auto kopen met geleend geld is duurder dan een auto kopen met eigen geld.
  2. Een auto delen is goedkoper naarmate je minder kilometers per jaar rijdt.
  3. Voorbij een bepaald aantal kilometers per jaar wordt een auto delen duurder dan een auto kopen/bezitten.
  4. Private lease kan goedkoper zijn dan een auto kopen met geleend geld (maar kan ook duurder zijn dan kopen met geleend geld).
  5. Private lease zal altijd duurder zijn dan kopen met eigen geld.

 

Welnu: de eerste drie conclusies/vermoedens blijken te kloppen. De laatste twee conclusies niet helemaal. In onderstaande berekening (overgenomen uit genoemd artikel) blijkt dat in het geval van de VW Golf private lease altijd goedkoper is dan kopen met geleend geld. Maar het meest verrassend is wat mij betreft dat in één geval private lease zelfs goedkoper is dan kopen met eigen geld. Dat kan ik niet goed snappen.

ScreenShot653Het verdienmodel van private lease

Ik heb de redactie van de krant een email gestuurd met de vraag om de achterliggende berekening te mogen inzien. Alleen dan kan ik preciezer antwoord geven op de vraag waar de verschillen en de uitkomsten vandaan komen. Voorlopig moet ik het dus doen met mijn eigen vermoedens.

De kernvraag is dus: hoe kan een private lease constructie goedkoper uitpakken dan het kopen van een eigen auto met eigen geld (onder vergelijkbare aannames van gebruik)? Hoe kan het lease bedrijf dan toch nog geld verdienen? Wat is het verdienmodel kortom van zo’n private lease situatie?

Nog even tussendoor (vergeet het bijna te noemen omdat het zo logisch lijkt): waarom zou ik me verbazen over de conclusie? Geld lenen is duurder dan eigen geld gebruiken omdat de bank ook iets wil verdienen (aan mij als lener). Logisch. En hetzelfde geldt voor een lease maatschappij. Die wil ook aan mij verdienen en winst maken. En bovendien zijn daar de kosten van zo’n bedrijf: gebouwen, ict, salarissen en vooral ook eigen lease-auto’s. Moet allemaal betaald worden. Door mij als consument.

Eerste ronde

Gewoon maar eens wat in mij opkomt waar de voordelen vandaan zouden kunnen komen:

  • Een lease maatschappij (LM) kan de auto goedkoper inkopen (dan een particulier).
  • Een LM zal minder rente betalen (dan een particulier met geleend geld, maar dit argument snijdt geen hout in de vergelijking met kopen met eigen geld).
  • Een LM heeft wellicht eigen garage’s of onderhoudsdiensten dan wel koopt ook hier op grote schaal zeer goedkoop in.
  • Een LM kan de BTW van de aanschaf aftrekken (maar of en hoe die BTW aan de kant van de autogebruiker erbij komt weet ik (nog) niet, maar hoe dan ook zit hier een tijdsaspect (rentevoordeel) voor de LM in ten opzichte van de particulier).
  • Een LM kan wellicht een hogere restwaarde bij verkoop na 5 jaar bedingen (zover ik kan zien is bij de berekening dezelfde restwaarde gehanteerd, dus ook dit argument vervalt dan).

 

Eigenlijk zijn al deze argumenten ‘inkoopvoordelen’. Een groot bedrijf kan nu eenmaal door hogere volumes en strakke onderhandelingen lagere tarieven bedingen en die kunnen deels aan de consument worden doorgegeven met behoud van een eigen normale winst. Het zijn in dit geval dus de gewone banken, de garages en de belastingdienst die de prijsdaling mogelijk maken.

Tweede ronde

Zijn er nog meer ‘verdienmomentjes’ te bedenken? Ik speculeer even door:

  • Een heel wagenpark is voor een LM een relatief veilige belegging voor een lange periode. Dat mag best een iets lager rendement ‘doen’ wellicht. Omgekeerd betekent dit dat de leaserijder relatief vast zit aan zijn beslissing. Hij kan tussentijds niet zomaar van zijn auto af. Mogelijke boetes en afkoopbedingen zijn vanzelfsprekend meegenomen in de calculaties van de leaseprijs.
  • De berekeningen gaan uit van een aantal kilometers op jaarbasis. Ongetwijfeld moet voor ‘meerkilometers’ een relatief hoog bedrag worden bijbetaald. Omgekeerd zal een lager kilometrage niet tot dezelfde korting leiden. In andere woorden: niemand zal precies het afgesproken aantal kilometers maken en aan elke afwijking (naar beneden én naar boven) wordt extra verdiend. Dit fenomeen is bij belabonnementen een stevig verdienmodel: waar je binnen de bundel zeg 7 cent per minuut betaalt, ga je buiten de bundel plots naar 25 cent per minuut (dat tikt lekker aan, verdienmodel = speculeren op onderschatting belbehoefte van de consument).

 

Dus naast de eerder genoemde inkoopvoordelen bestaat het verdienmodel uit het ‘vastzetten’ van de autorijder in een contract met boetes, meerprijzen en uitzonderingen. De ideale gebruiker kan dan wel goedkoper uit zijn, de feitelijke gebruiker (zo kan statistisch worden berekend) is dat lang niet altijd.

Mocht ik inzage krijgen in de rekenmodule dan kom ik hier zeker nog op terug. Ik bedenk me daarbij overigens dat ook de krant de achterliggende berekening van de private leaseprijs niet kent (daar komen we alleen achter door bij de leasebedrijven zelf te rade te gaan, maar ik schat zo in dat ze mij niet gaan vertellen tegen welke prijzen zij zelf hun auto’s inkopen).

Rudy van Stratum

 

Naschrift: In 2018 heeft de ANWB een rekentool beschikbaar gemaakt waarbij de consument zelf de financiële afweging kan maken tussen kopen en private lease. U kunt dan kiezen uit honderden automodellen en aan de hand van hoeveel kilometer per jaar u wilt rijden, hoeveel jaar u de auto wenst te gebruiken etc een maandbedrag (bij koop) uitrekenen en dat bedrag rechtstreeks vergelijken met de private lease maandprijs. U vindt de tool hier. We hebben de achterliggende berekeningen niet gezien of gecontroleerd maar gaan daarbij af op de goede naam en faam van de ANWB.

Een uitkomst ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

 

 

MKBA (4): luchtvervuiling methode 3 (deel 1)

Manier 3: slimme financiering (eerste deel)

In de vorige blog bespraken we twee van de drie mogelijke aanpakken om te rekenen aan een ‘business case’. We bespraken daar de traditionele methode (o.a. de canvasaanpak) en de MKBA-methode. Nu gaan we in op de derde mogelijkheid die we zelf hebben bedacht in de loop van de afgelopen jaren. De aanpak bevat elementen van beide eerder besproken aanpakken.

Kenmerk van alle aanpakken is overigens de universele manier van rekenen met de Netto Contante Waarde (NCW) methode. De verschillen zijn dus niet te vinden in hoe je rekent maar in met wat je mee rekent.

Doel en alternatieven

Waar staan wij (van slimme financiering) dan in deze opsomming? Wij proberen een midden te vinden tussen traditioneel en MKBA. Laten we puur bij wijze van illustratie wederom dat voorbeeld van investeren in schonere technologie (minder luchtvervuiling door uitstoot auto’s op snelwegen) nemen.

We beginnen bij het doel van de beoogde inspanning of investering. Blijkbaar vinden we het belangrijk om mensenlevens te sparen. Aangezien vervuiling ten koste gaat van mensenlevens willen we iets aan die vervuiling doen. Eerder zagen we dat volgens de gekozen bron uitstoot tot verkorting van je leven van ongeveer een jaar leidt. Je zou deze conclusie nog eens kunnen toetsen bij andere bronnen (feitenonderzoek).

Maar ook niet onbelangrijk: zijn er andere en goedkopere manieren om datzelfde doel, namelijk het sparen van levens, te bereiken? Eerder hebben zo eens besproken dat als je alle scholieren elke dag een gratis appel geeft dan je dan veel meer levens bespaart tegen veel lagere kosten. Nogmaals: of dat helemaal correct is doet er nu niet toe, je moet op zoek naar betere alternatieven om je doel te bereiken. En je kiest die weg die je het snelst naar je doel brengt (en blijft dus bij voorkeur niet hangen aan een toevallig eerder gekozen oplossing).

Onderscheid naar partijen of stakeholders (eerst cashflows)

Goed, we laten het te bereiken doel en het gekozen middel voor wat het is. We gaan er van uit dat je graag door wilt met je (goede) plan maar dat je de financiering niet rond krijgt. Je hebt te weinig middelen om tot uitvoering te komen. Merk op dat MKBA een wat ander doel heeft (verantwoorden dat je publiek geld op een onderbouwde manier uitgeeft). En merk ook op dat als je ‘business case’ in gewone Euro’s en op korte termijn voldoende rendement oplevert dat je dan meestal bij een bank of private investeerder terecht kunt.

We willen allereerst achterhalen of het middel (de route, de investering) voldoende rendement oplevert bezien over alle partijen en over een voldoende lange horizon. We kijken om te beginnen naar echte harde cashflows in Euro’s (of wat dan ook voor geldeenheden). Een bank zal vooral kijken naar de cashflows die JIJ genereert. Hier kijken we wat breder, naar de cashflows van alle betrokkenen (alle stakeholders).

We zetten alle partijen op een rij die voordeel (of nadeel) kan hebben bij de maatregel. Hebben we het over een investering in schonere lucht (minder uitstoot) dan kun je denken aan: de investeerder zelf (jij dus), de burger (of automobilist), de werkgever en de overheid. Het rijtje is misschien nog wel langer maar omdat het hier om een fictief voorbeeld gaat doen we het hier even mee.

Als je eigen cashflows op een rijtje zet dan kom je waarschijnlijk tot een onvoldoende hoog rendement (anders was je naar een bank gestapt en had je een lening afgesloten, je eigen geld er in gestopt etc). Je verkoopt weliswaar roetfilters (ik noem maar wat) maar de prijs is niet hoog genoeg (of de aantallen te laag) om je investering te kunnen terug verdienen. Blijkbaar (zo is hier de hypothese) levert je investering wel voordelen op maar niet altijd alleen voor jezelf. Jij alleen kan de investering niet terug verdienen, maar het totaal zou dat wel moeten kunnen.

Burger

De burger zal (zoals eerder gesteld) langer en gezonder leven. Dat betekent dat hij minder vaak naar de dokter hoeft, minder medicijnen nodig heeft en minder ziekenhuisopnames heeft. Dat scheelt de burger gewoon geld in de portemonnee, gedurende een lange reeks van jaren. De burger leeft ook langer en zal dus ook meer inkomsten kunnen genereren gedurende zijn werkzame leven. Nogmaals: we hebben het hier niet over een hoger welbevinden of geluk, maar simpelweg over de veranderde kasstromen als gevolg van de investering van een ander in nieuwe technologie.

Werkgever

De werkgever (die de burger annex werknemer die nu gezonder is en langer leeft in dienst heeft) zal meer winst maken op deze werknemer omdat ie meer producten gedurende meer jaren kan maken (minder ziekteverzuim, hogere arbeidsproductiviteit). Ook zal de ziektekostenpremie van de werkgever dalen bij een gezonder arbeidsbestand. Wederom: gewoon zichtbaar in de cashflows en de jaarrekeningen van een aantal jaren in de toekomst.

Overheid

Dan hebben we nog de overheid. Omdat de arbeiders productiever zijn, zal daar meer geld worden verdiend en zal dus meer (inkomsten-) belasting worden geheven. Omdat werkgevers meer winst maken zal er meer VPB in de staatskas binnen stromen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat als mensen langer leven er ook langer AOW moet worden betaald, dus die bedragen zul je als negatieve kasstromen moeten opnemen.

Rekentabellen: optellen van alle partijen

Alle cashflows die je op deze manier in kaart brengt zet je op een rijtje (in een nette rekentabel) en breng je terug naar bedragen in het heden. Als de netto contante waarde van al deze rekenarij een positief saldo oplevert dan heb je in beginsel een (voor de totale gemeenschap over een voldoende lange termijn) financieel renderende investering te pakken.

En vergis je niet: het lijkt misschien wat luchtfietserig maar als een kind een jaar korter over zijn opleiding doet (hogere gezondheid, lagere kans op zitten blijven) dan zal de inkomstenstroom (uit arbeid) eerder starten en gedurende zijn hele leven hoger zijn. Het gaat hier al snel (in contante waarde termen) over tienduizenden of zelfs honderdduizenden euro’s ‘life time value’.

Tussenstand

Onze aanpak is niet wezenlijk anders dan waar een bank naar kijkt. Dus gewoon een rekenblad pakken, de bedragen (cashflows) goed inschatten, rekening houden met het bijbehorende risico van die cashflows. Alleen kijken we niet naar die ene partij die de lening aanvraagt (de investeerder) maar naar alle betrokken partijen. De rekenbladen van al die partijen zien er in wezen hetzelfde uit, het zijn tabbladen van dezelfde excel-sheet en de deelbedragen mogen gewoon bij elkaar worden opgeteld. We kijken niet naar het rendement van de investering voor deze ene partij maar naar het totale rendement over alle partijen.

Het rekenen zelf is natuurlijk niet zo moeilijk. Het gaat om het vinden en inschatten van de juiste, geloofwaardige, bedragen. En de uitdaging is om je ook niet te verliezen in details. Eerst de grote bedragen en grote risico’s op een rij.

In de volgende blog het vervolg van deze aanpak, want we zijn er nog lang niet.

Rudy van Stratum

 

MKBA (3): luchtvervuiling traditioneel vs MKBA

Laten we als voorbeeld nu eens de casus van luchtvervuiling nemen zoals beschreven in de eerdere MKB-blog.

Er zijn (minstens) drie manieren om aan deze casus te rekenen. Het gaat me nu niet om de getallen zelf maar om de andere manier van rekenen en aanpak.

Manier 1: traditioneel

Stel je bent ondernemer en je wilt investeren in een nieuwe techniek die luchtvervuiling tegen gaat. Wat in zo’n geval normaal is is dat je een zogenaamde ‘business case’ maakt. Een berekening van of je investering voldoende rendement heeft. Een tegenwoordig veel gebruikte tool hiervoor is het ‘business model canvas‘ (BMC), zie hier voor meer achtergrondinformatie.

Je rekent bij BMC en andere financiële tools als het goed is met de zogenaamde ‘Discounted Cash Flow’ (DCF) methode. Een ander woord voor deze rekenmethodiek is ook wel Netto Contante Waarde (NCW) methode. Je kijkt zo’n beetje 5-10 jaar vooruit en schat alle inkomsten en uitgaven in die bij je investering horen. Je brengt deze zogenaamde cashflows terug naar het heden door de bedragen ‘contant te maken’. Hiervoor gebruik je een ‘discontovoet’ die een vergoeding biedt voor je tijdsvoorkeur en het risico dat je met de investering loopt.

De beslisregel is hier: geeft je rekenexercitie een positief saldo (een NCW > 0) dan is de investering rendabel (geeft je meer dan het rendement dat je verwacht) en voer je de investering uit. In dit voorbeeld van luchtvervuiling gaat het bijvoorbeeld om een filtertechniek die je in auto’s kunt installeren zodat de uitstoot van die auto’s minder vervuilend is. De cashflows worden dan gegenereerd door de verkoop van die filters aan autofabrikanten en garages. Dus heel simpel gesteld: als de investeerder inschat dat er voldoende filters tegen de juiste prijs worden verkocht dan is zijn investering lonend.

Wat is er mis met deze aanpak? In de regel zijn investeerders ongeduldig en willen graag snel resultaat zien. Het is niet ongebruikelijk om ongeveer 5 tot maximaal 10 jaar vooruit te kijken. Vanzelfsprekend zul je als ondernemer een voorkeur hebben voor producten met weinig risico en hoge rendementen. Een roetfilter? Waarom zou een autofabrikant zoiets willen installeren in zijn auto’s? Misschien om een schonere auto te produceren? Is daar vraag naar dan? Of willen kopers van auto’s liever een snellere motor? Of een grotere kofferbak? Het wordt pas interessant voor roetfilterontwikkelaars als de overheid wetgeving maakt die paal en perk stelt aan de uitstoot. Op dat moment ben je verzekerd van een flinke afname van je nieuwe techniek en wordt de investering lonend. Vergelijk het met het verplicht stellen van autogordels enkele decennia geleden.

Manier 2: MKBA

Alle producten die volgens de traditionele manier tot stand komen, daar heb je geen omkijken naar. Soms gebeurt het natuurlijk dat een voor jou rendabele investering vervelende gevolgen heeft voor anderen (er is dan sprake van negatieve externe effecten). Een bekend en misschien ook flauw voorbeeld is de productie van kogels (voor pistolen, geweren etc). Je kunt een kogel fabriceren voor een paar dubbeltjes en in de winkel betaal je misschien een Euro. Als je dus voldoende kogels verkoopt tegen een leuke prijs, dan ben je klaar met je DCF- en canvas-verhaal. Dat er af en toe dodelijke ongelukken met die kogels gebeuren: that’s all in the game, niet jouw probleem. Tot het moment dat er rechtszaken en claims gaan komen natuurlijk. In dat geval neem je die verwachte extra kosten ook mee in je berekening en kom je wellicht tot een andere beslissing. Zie meer over dit soort dilemma’s in de bespreking van het werk van Sandel.

Een ander probleem is dat sommig producten maatschappelijk gewenst zijn maar via de traditionele methode niet tot stand komen. Het duurt te lang voor het rendement geeft of de risico’s zijn te groot of mensen kopen toch liever een ander product etc. In zo’n geval hebben we een overheid die met belastinggeld kan beslissen alsnog zo’n product of dienst te lanceren (of wetgeving te maken die dwingt tot aanpassing van die producten). In zo’n geval past de MKBA-methode. De vraag wordt dan gesteld of het belastinggeld voldoende maatschappelijk rendement oplevert. We zijn dan niet per se gebonden aan echte cashflows en aan rendementen die de commerciële markt eist. We kunnen het probleem van luchtvervuiling dan breder bekijken. Luchtvervuiling leidt (bijvoorbeeld) tot x extra doden per jaar en dat leidt tot verlies aan mensjaren en levensvreugde. MKBA bekommert zich dan om de juiste prijs van een mensenleven om zo de beslissing in schone oplossingen te investeren beter te kunnen onderbouwen.

MKBA gaat bij die berekeningen en beprijzingen uit van dezelfde rekenprincipes als commerciele partijen bij de traditionele methode doen. Dus DCF en NCW worden ook bij MKBA gebruikt. De verschillen zitten meer in de langere horizon bij MKBA, een lager rekenrendement bij MKBA en het ook mogen gebruiken van fictieve bedragen (geen echte cashflows) bij MKBA.

Quote: energieneutrale woningen

Toevallig staat er vandaag in de krant (BD, 24 maart 2015) een aardige casus die het bovenstaande nog eens illustreert. De provincie Noord-Brabant heeft besloten dat in 2050 alle 800.000 woningen energieneutraal moeten zijn. Blijkbaar is de markt nog niet met oplossingen gekomen die betaalbaar zijn (lees: zodanig dat de extra kosten voor het energieneutraal maken zichzelf terug verdienen). Daarom worden de eerste 1.000 woningen tot 2017 mede met inzet van provinciegeld energieneutraal gemaakt. ‘Daarna moet de markt het overnemen’.

De gemiddelde ondernemer heeft met het canvasmodel blijkbaar becijferd dat de investering om betaalbare energieneutrale huizen te maken niet loont (of dat alternatieve investeringen meer opleveren). Daarom heeft de provincie met een MKBA (maar niet heus, maar zou kunnen) becijferd dat een publieke investering in het energieneutraal maken van de eerste 1.000 huizen wél loont. Door het goede voorbeeld te geven, zo is de redenering, komt er een proces op gang waarin bestaande ondernemers mee kunnen lopen zodat het ook voor hen interessant wordt deze stappen te gaan zetten (en vergeet ook de strengere regelgeving niet).

Een ondernemer die eerder zelf de stap wilde zetten over waarom het bij hem nog niet gelukt is: ‘Ik kreeg de projectfinanciering niet rond. Banken zijn terughoudend en rekenen de werkelijke kosten van fossiele brandstoffen niet volledig door. Daardoor kom je in hun ogen ongunstig uit met duurzame oplossingen’. Logisch vanuit het perspectief van de bank: met de winst van het beter omgaan met fossiele brandstoffen kunnen ze geen rente over hun uitstaande leningen betalen (of extra bonussen uitbetalen, zelfde verhaal).

In de volgende aflevering (MKBA (4)) methode 3 van onszelf, een aanpak die elementen van zowel traditioneel als MKBA heeft.

Rudy van Stratum