Auteursarchief: slimfinbeheer

MKBA (2): verschillen

Laten we de verschillen tussen de MKBA-aanpak en onze slimme-financierings filosofie eens nader bekijken.

Doel MKBA en slimfin

MKBA heeft meestal als doel om vanuit een overheidsperspectief te analyseren of een investering goed is besteed. Dus het publieke geld is in principe beschikbaar (of kan beschikbaar worden gemaakt) maar de vraag is of de aanwending van het belastinggeld kan worden gerationaliseerd vanuit een economisch-financieel perspectief. Vanzelfsprekend geldt wel dat als het geld aan het ene onderwerp wordt uitgegeven dat dat ten koste gaat (kan gaan) van een andere aanwending.

Bij ons was destijds de aanleiding: je wilt iets opzetten (of met iets doorgaan) wat door gebrek aan middelen niet langer kan. Hoe krijg je het dan voor elkaar je initiatief of project alsnog rond te krijgen? Dat betekent dat het geld (nog) niet voorhanden is. Het hoeft ook niet over een publiek vraagstuk te gaan. Het is in wezen dus een financieringsvraagstuk. Meestal zit er wel een publieke component in het vraagstuk, anders wordt het een ‘gewoon’ of traditioneel financieringsvraagstuk.

Cashflows

MKBA gaat voor- en nadelen (kosten en baten) op een rij zetten betreffende de (publieke) maatregel. Aan die voor- en nadelen (baten en kosten) worden prijskaartjes gehangen. Soms zijn dat echte prijskaartjes maar soms ook niet. Soms zijn het bedragen die een virtuele waarde van zo’n effect weergeven. Neem als voorbeeld de waarde van een mensenleven of de (ervaren) kwaliteit van een bos. Het is overigens wél de bedoeling dat al die prijskaartjes op één noemer worden gebracht en er een soort eindgetal uitkomt dat bij ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Wij zetten ook de voor- en nadelen op een rij maar het gaat in eerste instantie uitsluitend over echte financiële bedragen. Dus bedragen die je ook werkelijk moet betalen of kan ontvangen. Cashflows met andere woorden. Ook wij tellen die inkomsten en uitgaven in de tijd netjes op zodat er één eindgetal uitkomt dat precies als bij MKBA zegt dat ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Pas in tweede ronde (als de euro-bedragen niet voldoende zijn) zetten we in de matrix ook de kwalitatieve effecten op een rij. We zetten die nog niet om in financiële bedragen maar dat zou wel kunnen. Mocht er in financiële termen een negatief eindsaldo resteren (waardoor het een niet goed uitvoerbaar plan is) dan kun je je de vraag stellen: zijn al deze kwalitatieve voor- en nadelen ons dit (negatieve) bedrag waard? Daar kan dan een discussie over plaats vinden.

Partijen

MKBA zet in de regel alle voor- en nadelen op een rij, waardeert ze tegen geld en telt ze bij elkaar op. Eigenlijk dus alles over één kam. Dat hoeft overigens niet, maar dat is wel wat er vaak gebeurt. Wij splitsen de voor- en nadelen in termen van cashflows over de partijen die het betreft. Dat is in onze opzet cruciaal omdat de vraag of je project wel of niet kan doorgaan onder andere afhankelijk is van de vraag of eventuele voordelen die bij anderen terecht komen in je plan kunnen worden betrokken.

Zo kan het dus gebeuren dat het totaalplan een positief saldo heeft maar dat de ene regel bij die ene partij een positief saldo heeft en de andere regel van een andere partij een negatief saldo. De ene partij wordt beter van het plan, de andere niet. Dit is overigens kenmerkend voor veel vraagstukken die een duurzaamheidscomponent hebben.

Fuseren van belangen

In het verlengde hiervan staat bij slimme financiering het zogenaamde ‘fuseren van belangen’ centraal. Dus als jij als initiatiefnemer je plan wilt doorzetten maar jij komt er financieel niet uit dan kun je de onderhandeling aangaan met de partijen die ook voordeel van jouw plan hebben. Zijn zij bereid een deel van hun voordeel aan jou af te staan? Die derde partijen hebben daar belang bij omdat jij kunt beslissen het plan dan maar niet uit te voeren (waardoor zij hun voordeel dus niet behalen). De onderhandeling tussen partijen is dus wezenlijk onderdeel van slimme financiering. Het mooiste is natuurlijk als de pot juist wordt vergroot door de samenwerking van partijen (dat wordt dan ook wel ‘het vergroten van de koek’ genoemd). Bij MKBA is de onderhandeling meestal tussen subsidiepotten onderling en tussen publieke organen onderling.

Constructies

Als in onze aanpak er sprake is van een positief resultaat én je slaagt in je uitruil van de voor- en nadelen, dan ben je er nog niet per se uit. Soms gebeurt het dat je op het moment van investeren niet de benodigde liquiditeit (in kas) hebt om je project te starten of te continueren. De voordelen komen dan in de tijd later dan de nadelen. Er is dan een hele voorraad aan zogenaamde constructies die kunnen helpen die ‘spanning in de tijd’ te overbruggen of in andere woorden: de voordelen in de tijd naar voren te halen.

Denk daarbij aan het afstaan van eigendom (niet kopen maar huren of leasen bijvoorbeeld). Dat gebeurt bij traditionele financieringen ook overigens. Maar ook meer ongebruikelijke constructies zijn mogelijk zoals het verkopen van voorkeursposities, uitzichtrechten etc. Soms is het op deze manier mogelijk om kwalitatieve voordelen (een mooi uitzicht oid) alsnog om te zetten in een eurobedrag.

Bij MKBA spelen constructies meestal geen rol (maar ook hier geldt: dat is in toenemende mate wel het geval). Als besloten wordt dat de maatregel in MKBA-termen een positief saldo heeft dan kan een wet worden veranderd, een belasting worden geheven enzo verder.

Alternatieve middelen

Als het dan nog niet wil lukken om je ‘zaakje’ rond te krijgen dan kun je nog verder kijken dan Euro’s uit de eerste stappen. Om iets voor elkaar te krijgen gaat het niet altijd om geld maar meer in het algemeen om: voldoende middelen (op het juiste moment). Middelen zijn in toenemende mate naast geld ook de inbreng van uren en spullen. Vrijwilligers hoeven niet altijd geld in het zakje te doen, ze kunnen ook met de inzet van hun uren aan de slag. Of producten onderling ruilen. De ene partij brengt het maken van de website in in ruil voor het doen van de boekhouding door een andere partij. Deze laatste vorm van financiering wordt ook wel ‘financiering van onderaf’ of ‘alternatieve financiering’ genoemd.

Bij MKBA komt deze vorm van (alternatieve) financiering zover mij bekend niet voor.

80/20

MKBA stopt veel tijd en energie in het goed uitrekenen van de financiële bedragen (die horen bij de voor- en nadelen). Er zijn ook bibliotheken met kengetallen beschikbaar om daarbij te helpen. De prijs van een mensenleven uit de vorige blog is daar een mooi voorbeeld van. Er zijn hele studies gewijd aan het bepalen van dat soort bedragen. Maar vergeet niet: het gaat vaak om fictieve getallen, niemand betaalt cash een bedrag voor een mensenleven. Ook is de bandbreedte van de berekeningen vaak erg groot (waar overigens wel rekening mee wordt gehouden). Maar hoe dan ook: een MKBA kost al snel veel tijd en geld om in behoorlijke precisie te worden uitgevoerd. Dat kan ook worden verdedigd vanuit de grote maatschappelijke belangen die met de investeringen gepaard gaan.

Bij ons gaat het meer op de achterkant van een sigarendoosje, gaat het meer om de globale getallen. Meestal lukt het om bij een bepaalde maatregel vrij snel (aantal uren, dagdeel) de belangrijkste getallen grof in kaart te brengen. Je kunt dan al vrij snel zeggen waar in financiële termen de crux van het vraagstuk zit. Nog heel lang doorrekenen en verfijnen gaat de zaak dan hoe dan ook niet oplossen en is meer iets van latere zorg.

Verborgen kosten en denkfouten

MKBA is in haar opzet rationeel. Je zet de cijfers op een rij, hangt er een prijskaartje aan, telt ze bij elkaar op, voert de discussie. Natuurlijk chargeer ik nu wat. Wij zijn in de afgelopen jaren steeds meer doordrongen geraakt van de niet-rationaliteiten van beslissingen. Eerst noemden we dat ‘verborgen kosten’.

Neem de beslissing om over te stappen van de ene naar de andere (telecom-) provider. Je kunt dat netjes uitrekenen en daar je beslissing op baseren. Maar vaak speelt een grotere rol dat je de zaak niet vertrouwt, bang bent voor overstapkosten, je geen zin hebt om je in de materie te verdiepen etc. Deels kun je deze kosten overigens ook nog in geld uitdrukken, deels ook niet. Ook in de politiek geldt overigens dat deze niet-rationele componenten een (door MKBA) zwaar onderschatte rol spelen. De ene partij heeft bijvoorbeeld nog een appeltje te schillen met de andere partij (stemmenwinst, reputatie). Of er is nu eenmaal al veel geld gestoken in de voorfase en nu kunnen we niet meer terug (loss aversion). Niet zelden zien we plannen doorgaan die MKBA-technisch slecht uitpakken en omgekeerd zien we plannen niet doorgaan die MKBA-technisch om door een ringetje te halen zijn. Een heel nieuw onderzoeksgebied!

We proberen in onze aanpak waar mogelijk rekening te houden met deze denkfouten. Daar hebben we verschillende tools en technieken voor ontwikkeld (of gejat natuurlijk). Zo hebben we een visualisatie gemaakt (te vinden hier op de site onder ‘infographics’) die de meest voorkomende denkfouten in beeld brengt.

Infographics

Last but not least proberen wij in onze aanpak veel gebruik te maken van simpele overzichten in visualisaties. Om de discussie makkelijker en vruchtbaarder te houden. Een ambitiekaart met daarop de doelen (van de maatregel) waar het nu echt om gaat. Een feitenkaart met daarop de zaken die volgens de deelnemers niet meer ter discussie staan. Een belangenmatrix met daarbij in groen de versnellers en in rood de vertragers (voor de oplossing van het probleem). De beschikbaarheid van deze infographics fungeren in onze ervaring ook als een soort ankerpunt. Het creëert een ‘common ground’ waar je telkens naar kunt verwijzen: dit is wat we willen, hier zouden we het niet meer over hebben, dit zijn de zaken waar het over gaat.

Onze ‘beslisboom slimme financiering’ (ook een infographic) brengt bovenstaand verhaal in woorden in beeld.

MKBA en Slimme financiering - 2

Slimme financiering

flowchart-05042012

Rudy van Stratum

MKBA (1): prijs van luchtvervuiling

Soms wordt ons de vraag gesteld in hoeverre wat wij met onze beslisboom voorstaan nu wezenlijk afwijkt van de veel bekendere MKBA-benadering. MKBA staat voor Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse, een methode die waar mogelijk de voor- en nadelen van een maatregel in geld probeert uit te drukken (om daarbij de besluitvorming over deze vraagstukken rationeler en/of beter te maken).

Om te beginnen: een verwijzing naar een fraaie site die speciaal voor MKBA is opgezet: www.mkba-informatie.nl.

Die vraag komt dan met name als we verwijzen naar onderstaande rekentool:

rendement 1-01De vraag ligt dus redelijk voor de hand want bij MKBA-berekeningen wordt ook van een dergelijke invulmatrix gebruikt gemaakt.

Eerder hebben we de redenering (waarom zou je alles of veel in geld willen uitdrukken en waar loop je dan tegen aan) al besproken in de reeks ‘Rendement’ (nummers 1 tot en met 7). Hier is deel 1 van de reeks terug te lezen.

Maar ik ga in een andere blog uitgebreider op de verschillen en overeenkomsten in. Nu een recent voorbeeld uit de krant.

Schade luchtvervuiling

Concreet was er een tweede aanleiding afgelopen zaterdag in de krant:

ScreenShot630Hoe ga je nu met deze informatie om? En hoe zou MKBA deze kosten meenemen in een rationele afweging. Een aardige casus denk ik.

Wat hier staat is dat onze omgang met verkeersuitstoot ons ongeveer 1 jaar van ons leven kost. We kunnen natuurlijk op de achterliggende onderzoeken afdingen, maar daar gaat het nu niet om. Stel dat het simpele feit dat er door Nederland verkeer raast gemiddeld een jaar van je leven kost. Er van uitgaande dat we dit vervelend vinden, wat zouden we dan over moeten hebben voor een reductie van die dodende uitstoot?

De volgende vraag is dan: wat kost een mensenleven? Daar begint het gedonder al. Een bedrag is er nog wel aan te hangen maar wat zegt zo’n bedrag dan? Eerder hebben we al een aantal berekeningen laten zien over de prijs van een mensenleven. Het is goed erbij stil te staan dat in vele producten al achterliggende becijferingen zitten over de prijs van een mensenleven. Maar laten we eens uitgaan van € 1 mln voor een mensenleven. Ik laat de vraag wat dit getal uitdrukt voor nu achterwege, want dat is nog niet zo’n eenvoudige.

Een mensenjaar kost dan, uitgaande van een leven van gemiddeld 75 jaar, ongeveer € 15.000. Voor heel Nederland hebben we het dan over een totale ‘kostenpost’ van 17 mln x € 15.000 = €  250 mrd. Dit is een voorraadgrootheid, dus deze kosten gelden voor de hele bestaande Nederlandse populatie. Je zou kunnen zeggen: als ik Nederland in de huidige samenstelling vraag wat ze ervoor over hebben om alle uitstoot als bij toverslag weg te halen en dus een jaar langer te leven: € 250 mrd. Dat is dan direct afrekenen ongeacht de leeftijd van de persoon. Feitelijk zou iemand van 20 (die nog 55 jaar te gaan heeft) meer moeten afrekenen dan iemand van 55 (die nog 20 jaar te gaan heeft). Misschien zou je moeten zeggen: gemiddeld hebben mensen nog 35 jaar te gaan en geen 75 jaar (de helft van de schade is al opgelopen en niet meer te repareren) en dus hebben we er maar € 125 mrd voor over. Een maatregel die de luchtvervuiling zodanig zou reduceren dat we een maand langer leven zou volgens deze simpele redenering dus ongeveer € 10 mrd mogen kosten.

Maar elk jaar komen er weer mensen bij, ongeveer 200.000. Stel nu dat deze mensen bij geboorte dat verloren jaar door luchtvervuiling zouden kunnen afkopen (en dus een jaar langer zouden kunnen leven). Dan hebben we het jaarlijks nog eens over een extra bedrag van 200.000 x € 15.000 = € 3 mrd. Dus als zo’n wondermaatregel zeg 30 jaar zijn werk doet dan is er in totaal ook sprake van ongeveer € 100 mrd aan ‘besparingen’.

Kortom, als we zouden investeren in vervuilingsreducerende maatregelen dan zou de besparing (of het rendement) theoretisch kunnen oplopen tot zo’n € 200 mrd of meer. Dus als de investeringskosten minder zijn dan € 200 mrd dan lijkt sprake van een economisch zinvolle beslissing om uitstoot te reduceren. Over de orde van grootte: dit is ongeveer een kwart van wat wij met zijn allen per jaar verdienen (€ 880 mrd).

Samenvattend

Luchtvervuiling heeft een negatief effect op onze maximaal te halen leeftijd. Een mensenleven heeft een (impliciete) prijs. Dus er valt een Eurobedrag aan luchtvervuiling te hangen (nog los van welk bedrag er nu precies wordt becijferd). MKBA wil wat in geld is uit te drukken ook in geld uitdrukken en zal ten behoeve van een betere besluitvorming dit ook doen (denk ik).

Misschien goed om later in deze MKBA-serie een aantal echte MKBA-onderzoeken erbij te halen: hoe vindt daar de besluitvorming plaats en in hoeverre zouden wij dat ook op die manier doen?

Rudy van Stratum

 

 

 

Prestatie-om-de-prestatie (systeemblik)

Aanleiding voor vandaag is het artikel van Correspondent-correspondent Lynn Berger, dat hier is te vinden.

Ambitieverheerlijking

Samenvatting: in deze tijd lijkt het presteren om het presteren steeds dominanter te worden. Je moet jezelf doelen stellen, alles uit jezelf halen, going to the max. Alles wordt een wedstrijd en overal kun (moet) je scoren. Het krijgt de gehaastheid van DWDD waarin je precies één minuut krijgt om je verhaal te doen en anders pluggen we uit (haken we af). Voortdurend wordt er gehijgd over ‘wie de eerste was’, ‘de laatste’, ‘de grootste’, ‘de kleinste’.

Kijk ook eens naar de vacatures in de krant (oei, ouderwets). Iedereen moet flexibel, dynamisch, geen 9-tot-5 mentaliteit, hardwerkend en vooral heel ambitieus zijn. Zie ook een eerder stukje over ‘ondernemende medewerkers‘. Je vraagt je af wie nog de administratie moet doen of gewoon achter de kassa moet afwachten tot de laatste klant is verdwenen. Nou ja, de losers dus, de mensen die helaas niet flexibel, dynamisch en ambitieus zijn.

De keerzijde van dit ambitie-gehijg is dat je nooit klaar bent en dat je batterij ongemerkt op raakt. Eendimensionale ambitieverheerlijking leidt tot uitputting en depressie. Een logisch gevolg van een focus op winnaars is dat er vanzelf heel veel verliezers zijn. Een verliezer is iemand die toevallig net iets minder goed is dan de nummer één.

Maak niet de fout door te veronderstellen dat deze competitie alleen zakelijk speelt. Ook privé ga je trainen voor de marathon en jezelf hoge ambities opleggen. Vanzelf doe je die marathon niet in de polder maar bij voorkeur in New York, samen met al die andere winnaars. Een geniale constructie overigens: jezelf ambities opleggen. Als je aan jezelf hoge eisen stelt, is er ook niemand die je de schuld kan geven. Beetje de kern van de Amerikaanse droom. Als je in de goot ligt, moet je vooral in de spiegel kijken (om te zien welke sukkel hier verantwoordelijk voor is). Vroeger was je slaaf van je werk en van je baas. Daar kon je nog boos om worden, tegen in verzet gaan. Maar verzet tegen jezelf is lastig.

Systeem

In systeemtermen zou je het verhaal van Lynn zoals hieronder kunnen weergeven. Althans, dat is hoe ik het heb gedaan. Je hebt een primaire loop waarin je jezelf de #1-wortel voorspiegelt. Omdat je jezelf deze eisen oplegt, is de enige optie nog harder te werken totdat je uiteindelijk uitgeput raakt en achterom kijkt wat je gemist hebt (‘je mist meer dan je meemaakt’). Er is natuurlijk ook een positieve arm in dit proces: de trots en de erkenning die je ten deel valt als je de doelen wél haalt.

Er is echter sprake van een tweede, secundaire of afgeleide loop in dit systeem. Hier is in systeemtermen sprake van ‘collateral damage’. Focus op die ene winnaar betekent veel verliezers. En dat leidt tot massale teleurstelling, frustratie en, volgens René Gudde, tot volksziekte nummero 1: depressie. Misschien is er ook nog sprake van jaloezie, gebrek aan zingeving, gebrek aan diepgang, een gevoel van leegheid, vul maar in, wie weet.

ScreenShot582Relativering

Heerlijk herkenbaar (ik spreek voor mezelf) dit gedoe. Maar het is zoals gewoonlijk te simpel om dan maar te zeggen: ‘ik houd op met die rat-race en ga lekker op afstand breed kijken en alles nuanceren en afwegen’. ‘Weg met die top-3 mentaliteit’ zal ook nadelen hebben toch? En ik heb het nog niet gehad over waarom we de laatste tien jaar (volgens artikel) in deze ‘mood’ terecht zijn gekomen. Waarom doen we dit onszelf aan? Waar komt het vandaan? Hoe anders was het daarvoor en waarom werkte dat toen wel/niet?

Zo bedacht ik voor me uit starend in de auto op deze druilerige zaterdagmiddag dat je het verhaal ook in een kwadrant kunt vertellen. Blijkbaar kun je ééndimensionaal denken door vooral naar ‘de beste’ te kijken en alles af te meten aan lijstjes. Dan heb je dus ook een andere manier van kijken en doen en dat is breed kijken, alles in overweging nemen. Dan is er plek voor winnaars en voor verliezers, dan is er plek voor de dynamische maar ook voor de behoudende. Op die horizontale as staat dan ééndimensionale versus meerdimensionele waarden (nastreven). Op de andere (verticale) as staat dan het individu aan de ene kant en het collectief aan de andere kant. Micro en macro, eenling versus maatschappij, dat kan ook.

Het aardige is nu dat je in elk onderdeel van deze matrix zowel positieve als negatieve zaken tegenkomt. Focus op prestaties geeft ook spanning en avontuur (en niet alleen depressies en verlies bij niet-halen). En al die mafkezen die ‘helemaal to the max’ willen gaan: die zorgen ook voor onze welvaart, onbedoeld komen ze namelijk ook met uitvindingen waar we wat aan hebben. Het doet erg denken aan de ondernemerstragiek waar ik bij de bespreking van Taleb’s ‘Anti-fragiel’ eerder over sprak. Als iedereen genuanceerd, breed en wijs denkt en handelt dan zou wel eens een gebrek aan innovatie kunnen ontstaan. Minder welvaart, minder groei, minder spanning, minder dynamiek. Alsof de evolutie heeft bedacht dat iedereen graag dynamisch wil zijn om voor het grotere geheel vooruitgang te boeken. Adam Smith heeft dit thema al aangesneden in zijn ‘Theory of moral sentiments’ uit 1759. Het zijn alleen de ‘wise men’ die deze paradox doorzien en dus niet meedoen aan de niet-te-winnen rat-race. Gelukkig zijn er ook normale mensen die dit niet door hebben (wij noemen ze ‘de ondernemers’), want daar is onze welvaart aan te danken (maar ook de uitputting van onze hulpbronnen en het graaien van bankiers).

ScreenShot583Rudy van Stratum

Taleb’s antifragiliteit: van ridders naar roofridders

Eerder besprak ik hier Taleb’s nieuwste boek ‘Antifragiel’. Fragiel staat voor ‘kwetsbaar’. Een fragiel iemand is kwetsbaar voor verstoringen van buitenaf. Het tegenovergestelde van fragiel is ‘robuust’. Iets of iemand is robuust als het tegen een stootje kan. Nog iets beter dan ‘robuust’ is ‘veerkrachtig’ (resilient). Iets is veerkrachtig als het niet alleen tegen een stootje kan (en dan nog niet kapot of verslagen is) maar zelfs weer terug kan veren naar de oorspronkelijke (goede) toestand. Een veerkrachtige economie keert dus steeds weer terug naar zijn oorspronkelijke en gewenste evenwicht. De toevoeging van Taleb is dat veerkrachtig nog niet goed genoeg is. Nog sterker is als je na een verstoring of schok beter uit de strijd komt. Of nog sterker misschien: je floreert van schokken en verstoringen, hoe meer schokken hoe beter. Dat is dus wat Taleb ‘antifragiel’ noemt: kom maar op met die schokken.

De visie van Taleb

Taleb staat bekend als iemand die zijn mening niet onder stoelen of banken stopt. Hij zal met zijn vaak forse uitlatingen (beschuldigingen) niet alleen vrienden maken. Ik krijg het gevoel bij het lezen van ‘Antifragiel’ dat dit woord eigenlijk niet het echte onderwerp van het boek is. Het lijkt een aanleiding om zijn echte verhaal kwijt te kunnen. Dat ‘echte’ verhaal is verstopt door de hele tekst heen. Ik wil in deze laatste blog over ‘Antifragiel’ stil staan bij de visie van Taleb op onze maatschappij.

ScreenShot540Onderbouw en bovenbouw

De hoofdstelling van Taleb is volgens mij dat onze economie zeer kwetsbaar is (geworden). De grote boosdoeners zijn de economen met hun modellen en voorspellingen. De politici die blind varen op die grote modellen en de uitkomsten interpreteren als waarheden. De grote bedrijven die alleen maar op kosten letten en ons met een bombardement aan reclame steeds weer dwingen tot nieuwe consumptie. En de boosdoeners zijn de wetenschappers en grote instituten die met hun witte jassen misbruik maken van onze ‘autoriteits-bias’.

Dit noem ik maar even de ‘bovenbouw’. De bovenbouw handelt in illusies, doet of zij aan het stuur staat van de grote ontwikkelingen en uitvindingen, maar ondertussen zetten zij de zaak op scherp en wentelen de grote schade af op het collectief. De bovenbouw bestaat uit roofridders. De roofridders hebben ons waardeloze derivaten verkocht waardoor we nu in een zware crisis zitten. De roofridders willen dat we veel cola drinken en hamburgers eten zodat we vaker ziek worden en dus meer medicijnen nodig hebben. En al die reclame voor al die dingen die we niet nodig hebben, betalen we ook nog eens zelf.

Dat roept de vraag op waar dan wél de echte welvaart ontstaat. Wie zijn naast de roofridders dan de nobele ridders? De ridders dan zijn de helden die voor de echte uitvindingen zorgen. De onderbouw van ridders zorgt voor het echte fundament waarop de roofridders hun (slechte) werk kunnen doen.

De knutselaars

Die helden dat zijn de knutselaars in schuurtjes. De mensen zonder titel. De kleine ondernemers die huis en haard opofferen voor hun passie. Het zijn de vele miljoenen aanklooiers die met vallen en opstaan de mensheid verder brengen (en hebben gebracht). Hun namen komen niet in de krant, het leger prutsers is anoniem.

Het boek van Taleb zit vol met verwijzingen naar de denkfouten-literatuur. Ondernemers denken op micro-niveau het verschil te kunnen maken. Dat is wat de ondernemer het vuur geeft alsmaar door te willen blijven gaan. Ondertussen is wat zij (in hun schuurtjes) doen zeer kwetsbaar en dus fragiel. Wij zien niet de grote ellende die schuil gaat achter de 99% mislukkingen (survivorship bias). Wij zien alleen maar de paar kleine succesjes waar andere weer op voort kunnen borduren. Micro zijn onze helden dus fragiel.

De mooie paradox is dat de vele prutsers samen zorg dragen voor een robuust, veerkrachtig, ja zelfs antifragiel systeem. Juist door de mislukkingen en failissementen komen anderen net weer een stapje verder. Voor onze helden geldt dus: micro fragiel, macro antifragiel. Wij danken onze welvaart aan het grote leger anonieme knutselaars.

De windhandelaars

En dankzij deze uitvindingen ontstaat er welvaart. En deze welvaart stelt ons in staat ‘de wetenschap’ te organiseren. Witte jassen en mooie gebouwen worden daar van betaald. Een groot bedrijf pakt het eindresultaat van die jarenlange knutseltochten op en gaat daar mee aan de haal. Hier ontstaat een soort omdraaiing van de waarheid. Taleb spreekt hier van: telling birds how to fly. Een prachtige uitspraak, vind ik zelf. Een uitvinder komt vaak tot iets nieuws na jarenlang uitproberen en aanklooien. Hoe het uiteindelijk werkt weet hij ook niet, alleen dat het werkt. Vervolgens gaat de wetenschap de uitvinder vertellen hoe het dan eigenlijk werkt. In vogeltermen: de vogel kan al duizenden jaren vliegen maar kan niet uitleggen hoe ie dat doet. En dan komt er (daarna!) iemand in een witte jas die een heel boek schrijft over hoe vogels kunnen vliegen (hoe uitvinders tot hun uitvindingen komen).

Deze bovenbouw is in micro-opzicht robuust en antifragiel. Hier kan weinig misgaan. En als er iets misgaat: dan kom je met een nieuwe verklaring, een nieuw instituut etc. Maar, en dat is de situatie waarin we volgens Taleb verkeren, al die windhandelaars bij elkaar, zorgen dat we in een zeer kwetsbaar macro-systeem terecht zijn gekomen. Als er ergens iets misgaat, dan stort het hele bouwwerk in elkaar. Alles hangt met alles samen. Achteraf bedachte modellen om de koersen te voorspellen gaan een eigen leven leiden en gaan de échte koersvorming (van aandelen, van huizen) bepalen. En alles wat er hier fout gaat, wordt afgewenteld op ‘de maatschappij’, op het grote leger aan knutselaars die maar weer een nieuwe ronde moet opkrabbelen. De ‘bail-outs’ van banken die ’too big to fail’ waren zijn daar een voorbeeld van.

Evaluatie

Relativering: dit is een verhaal dat bij Taleb tussen de regels door is te lezen. En dan ook nog wat er bij mij is blijven hangen van dat verborgen verhaal. En dan ook nog in mijn woorden (zover ik weet gebruikt Taleb de begrippen onderbouw en bovenbouw niet). Ik ben zeker benieuwd naar hoe anderen dit verhaal hebben gelezen.

Ik denk dat Taleb een wat te romantisch beeld neerzet van de onderklasse van krabbelende ‘knutselaars’ en een te negatief beeld van de bovenklasse van de rovende ‘witte jassen’. Maar toch … een afwijkend betoog dat mij van begin tot eind heeft geboeid.

Rudy van Stratum

 

 

 

Nieuwe businessmodellen (Jonker cs) (2e deel)

In de vorige blog heb ik een overzicht proberen te geven van de aanpak van Jan Jonker in zijn nieuwe boek ‘Nieuwe Business modellen’. De grootste eye-opener voor mij was dat het organiseren van ‘economie’ via markten ook maar een manier is (een keuze is). En een keuze, zo is het betoog van Jonker, die de stap naar duurzame ontwikkeling wel eens flink in de wielen kan rijden.

Maar constateerde ik ook: Jonker lijkt te kiezen voor een ware of juiste richting die we ‘met zijn allen’ op moeten. Want het gaat nu fout en ‘het moet anders’. Ik constateer daarbij meteen dat wij hier van slimme-financiering voor een andere aanpak hebben gekozen. Minder normatief, minder van weten welke kant het uitmoet. Meer vertrekkend vanuit de bestaande situatie: kijken hoe je vanuit de bestaande imperfecties als je vastloopt in het systeem en in het (tekort aan) geld toch verder kunt komen.

Laat ik die verschillen in aanpak nog eens nader proberen te duiden.

Een nieuwe indeling (nieuwe business modellen)

Als econoom denk ik vanuit resources. Een vervelend woord, maar ‘bronnen’ is het ook niet helemaal. En ook vervelend omdat er zo’n naar economisch sausje omheen hangt. Het denken in alleen maar economie en wat je eraan kunt verdienen: dat heeft ons ook in de problemen gebracht. Toch ben ik te veel econoom om het hele instrumentarium weg te gooien. Het is toch onze manier van kijken hier op de site én ik denk dat de oude economen als Smith en Keynes geen recht wordt aangedaan als we zo makkelijk overboord gooien. Economie hoeft niet per se via de markt te worden georganiseerd. Het gaat om het bepalen van de doelen en hoe je de schaarse middelen (resources, talenten, dat wat je tot je beschikking hebt) zo slim of handig mogelijk inzet om die doelen te bereiken. Je kunt alle doelen kiezen die je wilt, je kunt alle vormen van middelen gebruiken die je hebt en je kunt het organiseren zoals je goed dunkt. De economie als discipline doet daar ‘as such’ geen uitspraken over.nieuwe business modellen - 4Onze zoektocht naar ‘slimme financiering’ is er een die juist is gericht om andere middelen dan geld in te zetten en om andere manieren van organiseren te vinden. Wij hebben dat ‘financiering van onderaf’ in onze beslisboom genoemd. Recentelijk is daar zelfs ‘sparen van onderaf’ aan toegevoegd als reactie op een pleidooi van Robin Fransman om minder te sparen op de institutionele manier (via banken en pensioenfondsen).

Maar naast onze alternatieve financierings voorbeelden, was ons pleidooi altijd om eerst en vooral te kijken naar je doelen (wat je nu écht wilt): hoe je effectiever kunt zijn, misschien door te kiezen voor een alternatief pad. Maar als je doel dan echt bepaald is: hoe je dat doel beter kunt bereiken door een efficiëntere inzet van middelen (verlagen van kosten, verhogen van opbrengsten).

Hierboven heb ik dus op de assen gezet: horizontaal de inzet van middelen, verticaal de manier van organiseren. Als je alleen in geld rekent (ééndimensionaal, enge interpretatie van waarde) én je maakt alleen gebruik van de huidige manier van organiseren via markten en instituties, dan krijg je dan huidige niet-duurzame situatie. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de lange termijn effecten én er is volop mogelijkheid (en prikkel zelfs) om af te wentelen (op een ander, op de maatschappij etc).

Maar je kunt zonder de markt en de instituties weg te gooien, toch met meer rekenen dan geld alleen. Je kunt werken met puntensystemen, met urensystemen etc. Er zijn volop alternatieve betaalsystemen (LETS) die zo werken. Eerder noemden we ook het voorbeeld van caire.nu waarin je je diensten in de zorg kan aanbieden in ruil voor toekomstige zorg voor jezelf. Met behulp van een systeem dat bijhoudt en ondersteunt maar zónder dat het collectief is.

Én je kunt iets voor elkaar krijgen door de bestaande instituties achter je te laten (te omzeilen) maar toch eendimensionaal te blijven denken in geld. Een mooi voorbeeld daarvan is het gezamenlijk opzetten van een coöperatieve energiemaatschappij of een broodfonds voor zzp’ers. En broodfonds is weliswaar een community in de zin dat je samen iets organiseert buiten de gewone markten om, maar het is een zakelijke transactie en er moet dus gewoon worden betaald in geval van ziekte van een van de aangesloten leden (deelnemers, whatever).

Kijk je dan naar de verschillen tussen wat wij hebben gedaan en het betoog van Jonker dan kan ik dat in bovenstaand plaatje als volgt aangeven:

nieuwe business modellen - 5Jonker vertrekt vanuit de huidige ongewenste situatie via ‘dat moet anders’ naar het gewenste streefbeeld. Over dat streefbeeld heb ik voldoende gezegd.

Wij vertrekken ook vanuit de huidige situatie maar die is wat die is. Het start met een probleem: we willen iets voor elkaar krijgen en dat lukt onder de huidige condities niet, wat zijn onze alternatieven of opties? Niet ‘het moet anders’ maar: ‘het kan anders’. Te beginnen bij eens goed te kijken naar de huidige situatie en die te optimaliseren omdat daar de kans op succes het grootst is (laaghangend fruit). Pas dan op zoek naar andere vormen van financiering (pijl 2) of andere vormen van organiseren (pijl 3).

Evaluatie nieuwe business modellen

Samenvattend: een inspirerend en origineel boek. Minder praktisch dan ik vooraf had gedacht. Ik geloof ergens gelezen te hebben dat Jonker van huis uit filosoof is, dan denk ik dat terug te kunnen zien. Ik mis dan de economische blik die denkt vanuit schaarste en pragmatiek. Maar dat zal net zoveel zeggen over mijn eigen verwrongen geest die overal schaarste in denkt te zien.

Wel apart voor een wetenschapper vind ik de normatieve inslag en de snelle stappen die gezet worden van ongewenst heden naar gewenste collectieve waardecreatie. Hier zou ik toch meer een systeemblik willen zien die met verwondering kijkt naar hoe het nu is en wat het maakt dat het blijft zoals het nu is.

Jonker ziet dat zelf ook wel. Een aantal malen in het boek zegt hij ook dat de transitie niet zomaar tot stand zal komen. Dat er te veel gevestigde belangen zijn die het willen houden zoals het is. En dus dat verandering van onder moet komen. En dan krijg je toch de paradox van het boek: een mooi gelaagd betoog maar toch in zijn uitwerking en visie van een onhoudbare simpelheid (of naïviteit). De transitie zal inderdaad niet zomaar tot stand komen. En dat is veel ingewikkelder en complexer dan alleen maar belangen die in stand worden gehouden. Ik kan daar wel wat voorbeelden van geven.

Historisch: de markten zijn een relatief recente uitvinding. Ongetwijfeld zal het denken langs sjablonen als ‘markt’, ‘actor’, ‘concurrentie’ ons hebben vervreemd van waar het werkelijk om draait. Maar altijd is al sprake geweest van oorlog, van vernietiging, van verspilling, van uitbuiting, van eendimensionale waarde-maximalisatie. Niet altijd natuurlijk, dat is overdreven, maar dan toch wel verdomd vaak en als hardnekkig patroon. Neem een Paaseiland ruim 1000 jaar geleden (mooi boek van Jared Diamond): met het volle verstand en met inzicht in de urgentie van de problematiek (geen gebrek aan kennis) is men samen naar de afgrond gelopen. Het had te maken met eer, met status, met wraak, wat niet al.

Denkfouten. De evolutie heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn. Ooit is onze overlevingsmachine aangepast aan nieuwe omstandigheden. Inmiddels zitten we met eigenschappen die niet langer functioneel zijn. Dus ook zonder markt, zonder geld. Die denkfouten geven ons een sterke voorkeur voor de korte termijn en voor onze eigen plek in de kleine groep waarin we verkeren. En vaak past dat gedrag ‘rationeel bezien’ niet bij een duurzame ontwikkeling. We realiseren ons dat maar kunnen er niet altijd naar handelen. Het is alsof je de rokende dikzak vertelt dat roken en vet eten niet goed voor hem is: ja dûh. Ik mis met andere woorden de geweldige inzichten van gedrags-economen en psychologen als Kahneman en Ariely. Kijk ook nog eens naar de analyse van het hardnekkig gevecht dat de spaarlamp heeft moeten voeren.

Eigenlijk is er een eenvoudige empirische test mogelijk. Gaat het hier om een bittere noodzaak? Gaat het om iets wat sowieso in de lucht hangt en onvermijdelijk gaat gebeuren? Gaat het om passie en gedrevenheid? Gaat het om irritatie en boosheid op de grote instituten? Laten we iets wat relatief succesvol is als het broodfonds nemen. Ik voorspel een aantal dingen:

  • De grote maatschappijen zien hier een gat in de markt en nieuwe (kritische) doelgroep. Ze passen hun advertenties wat aan en meten zich een ‘van onderop’ gezicht aan. Met de wet van de grote getallen en wat nieuwe regelgeving, komt er een passend aanbod. Een deel van de potentiële broodfondsers zal in dit aanbod stappen.
  • Mocht de economie weer wat aantrekken de komende jaren (wat niet zonder meer voor de hand ligt overigens) én veel van de zzp’ers daarvan gaan profiteren, dan is het gedaan met de broodfondsen. Het wordt weer business-as-usual, gewoon elke maand premie betalen, er verandert helemaal niets. De kans is groot dat we deze voorspelling nooit kunnen toetsen, het oude groeipad met alsmaar stijgende huizenprijzen en hausses op de beurs is voorlopig niet meer aan de orde (if ever).
  • Mocht de economie dus voorlopig blijven zoals die nu is (kwakkelen, beetje zus, beetje zo), dan zal er wel een professionalisering van de huidige broodfondsen komen. Er zal een flinke kern van bewust kiezende zzp’ers overblijven die gaan voor een broodfonds van onderop. Maar het zal absoluut niet zover komen dat deze vorm van energieke samenleving de nieuwe vorm gaat worden.

 

Kortom, als mijn verwachting klopt, dan is hier niet sprake van een transitie maar van een tijdelijke door omstandigheden gedreven nieuwe manier van werken. Energie uit nood (help, ik heb geen geld), eerder dus dan vanuit passie en energie. Ho even: dit is niet wat ik zou willen, dat is wat ik om me heen voel en merk. Mensen zijn wel boos op het systeem en klagen over graaiers, maar wat zouden ze toch graag weer zien dat de huizenprijzen weer gingen stijgen en dat ze weer van die oude opdrachtenstroom konden aftappen. Wat willen ze toch graag reclame om zich weer nieuwe en nutteloze producten te laten aansmeren (deze is off-topic natuurlijk, sorry, maar kijk naar de discussie over de concurrentie tussen zorgverzekeraars zo einde van het jaar, enorme advertentiecampagnes, die staan voor een mogelijke reductie van de premie van ongeveer € 20 per maand). Dat verklaart denk ik ook de aanpak waar wij hier op slimme financiering voor kiezen, we zien de broodfondsen etc als aanvullende mogelijkheid en niet als een fundamentele transitie.

De laatste paradox die ik toch echt kwijt moet: een echte instituten-man met een universiteit en een bult aan subsidies achter zich, laat zich betalen om een pleidooi te houden voor een volstrekt ander systeem van onderaf. Het woord ‘revolutie’ wordt nergens genoemd omdat ’transitie’ een stuk salonfähiger klinkt? En dan moet ik als zzp’er van onderaf met eigen middelen aandacht vragen voor het grotere systeem? Het grotere systeem dat Jonker zijn inkomen en status verschaft?

Toch is het boek ook sympathiek. Omdat de auteur vaak relativeert met opmerkingen als ‘we prutsen maar lekker door’. Dat dan weer wel.

Rudy van Stratum

 

Nieuwe business modellen (Jan Jonker en crowd)

Vandaag mag ik, zo vlak voor de kerstdagen, een geweldig nieuw boek bespreken. Een boek van Jan Jonker met de titel ‘Nieuwe Business Modellen’ (NBM). Een paar nuanceringen. Geweldig? Jazeker, ik verwelkom elk nieuw boek over deze materie (omdat er nog steeds relatief weinig informatie over het onderwerp beschikbaar is). En jazeker omdat ik er ook een paar nieuwe inzichten uit haal én er ook wel wat op te mekkeren heb. De tweede nuancering: Jan Jonker? Ja, dat is het brein achter dit boek maar het boek is deels geschreven door een grotere groep mensen, dus Jan Jonker als aanjager en (eind-)redacteur.

De opzet van het boek over nieuwe business modellen

Het boek is liggend uitgevoerd in een iets kleiner dan A4-formaat met harde kaft. Het is rijkelijk voorzien van illustraties en kaders die uitleg en voorbeelden geven. De ondertitel is: ‘samen werken aan waardecreatie’. Dat samen werken is hier wel heel letterlijk genomen en maakt het boek of project alleen daarom al uniek. Het tweede deel van het boek is namelijk geschreven door een grotere groep mensen ‘van onderop’ via crowdthinking of crowdwriting. Ergens in 2013 is via een openbare oproep een grotere groep mensen bij elkaar gekomen met de vraag een bijdrage te leveren aan dit boek. Dat schijnt er vrij strak aan toe te zijn gegaan (‘dat we maar niet de illusie hadden helemaal zelf aan de gang te kunnen, aan het kader viel niet te tornen’) en vrij snel besloot een deel van de groep alsnog niet mee te doen.

Het eerste deel bevat dus dat strakkere regievoerende theoretische kader. Dat deel is wel geschreven door Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen). Dat kader is niet zomaar bij dit boek geschreven maar heeft zich geleidelijk gevormd in de afgelopen jaren.

De twee delen van het boek, theorie en praktijk, zijn genoemd: ‘bibliotheek’ en ‘werkplaats’.

Deel 1: de theorie of ‘De bibliotheek’

Laat ik maar met de deur in huis vallen. Een flink aantal pagina’sl van deel 1 zijn nodig om ons in de wakker-stand te zetten. Dus vooral hoe erg het nu is en vooral dat het dus anders moet. Onze planeet is eindig, we hebben de grenzen van de groei bereikt en als het zo doorgaat dan gaat het helemaal fout. Ergens vind ik dat jammer. Enerzijds omdat deze diagnose voor veel mensen wel helder is (en voor wie dat niet helder is zal ófwel dit boek niet lezen ófwel sowieso niet overtuigd worden) en anderzijds omdat het mij naar de strot grijpt, ik krijg het gevoel geen kant meer uit te kunnen, het ontneemt een deel van mijn vrijheid in denken.

Het boek heeft daarom ook wel iets van een pleidooi, van een oproep, van een gewenste denkrichting, van mijn part van een ideologie. Dat is best vreemd te lezen van een hoogleraar die bij een universiteit werkt. Die zou op enige afstand mogelijke toekomsten moeten schetsen en voorzien van voor en tegens en meerdere scenario’s ontvouwen zodat wij als intelligente lezers op basis van feiten en eigen afwegingen een oordeel kunnen vellen (en actie kunnen ondernemen). Maar ik geef toe dat dat ook maar een beperkt en wellicht achterhaald idee is van ‘hoogleraar’ en ‘universiteit’. En hou met ten goede: het is niet dat ik de urgentie van het vraagstuk niet herken.

Terug naar de inhoud. We zijn dus niet goed bezig, we putten de aarde uit. Dat komt door ons lineaire systeem van productie. We nemen wat spullen (inputs, grondstoffen), doen daar van alles mee (transformeren de inputs in een fabriek met machines) en krijgen dan bruikbare goederen (outputs) die we kunnen consumeren. En zo begint elke dag weer een nieuwe ronde, alsof er geen einde aan komt. Lineair: de spullen komen nooit terug, maar worden opgemaakt of weggegooid.

Het gaat niet goed omdat de spullen aan de voorkant eindig zijn en een keer opraken (daar is natuurlijk een hele literatuur over, het is lang niet altijd zo, en nog belangrijker: het proces van prijsvorming leidt tot afgedwongen innovatie en substitutie van grondstoffen. Dit boek laat deze beschouwingen bewust achterwege). Dan komt een eerste generatie duurzaamheidsdenken: je kunt het slimmer doen door afval te hergebruiken. Die benadering heet eco-efficiency. Het blijft lineair denken omdat het hergebruik binnen de fabriek plaats vindt. De volgende generatie duurzaamheidsdenkers komt dan met échte recycling over de hele keten heen. Een voorbeeld van dat denken is C2C (cradle to cradle). Dat is geen lineair denken meer maar cyclisch denken. Het gaat dan niet meer om eco-efficiency maar om eco-effectiviteit.

De volgende stap in het duurzaamheidsdenken is volgens mij de kern van de Jonker-school. Voor mij een eye-opener omdat ik er zelf ook te weinig over na heb gedacht. Hoe cyclisch en duurzaam ook, zowel eco-efficiency als eco-effectiviteit blijven gedreven door de bestaande principes van organiseren in markten en gedreven door het maximalieren van de (bedrijfs-) winsten. Het zijn visies die het huidige systeem met de huidige instituten (‘van bovenaf’) als uitgangspunt blijven nemen. En dan kom je tot de constatering dat markten met hun ‘bedrijven’ en hun ‘consumenten’ ook maar een vorm van organisatie zijn. En dus betekent dat dat je ook op andere manieren kunt organiseren (van onderaf, of hoe dan ook op een manier die we nog niet eens hebben bedacht). Die andere manier van organiseren en voortbrengen noemt Jonker ‘eco-innovatie’.

Business model en verdienmodel

Dan wordt het belangrijke onderscheid gemaakt tussen een business-model en een verdienmodel.

Een business-model geeft aan hoe je waarde creëert, op welke manier je dat organiseert, hoe je dat voor elkaar krijgt. Het oude denken (eco-efficiency etc) pakt daarbij dus onze bestaande manier van organiseren via fabrieken, kantoren, markten, winkels, arbeiders, beurzen als vanzelfsprekend uitgangspunt. De nieuwe manier van denken stelt dat je op andere manieren waarde kunt creëren, een andere manier van voortbrengen kunt kiezen. Jonker neemt hier (zover ik kan zien te snel) het uitgangspunt dat die andere manier van voortbrengen en organiseren er eentje is van onderop, er eentje is van samen en collectief (ik denk dat er nog andere manieren van organisatie zijn behalve markt en collectief).

Je hebt dus organiseren van waarde via de markt (oud) en via collectief (nieuw).

Dan heb je nog het begrip verdienmodel. Het verdienmodel zegt iets over hoe je de organisatie of voortbrenging ‘afrekent’ of ‘waardeert’. Wanneer doe je het goed? Wat zijn je criteria? Het oude en niet-duurzame denken hanteert hier een eendimensionale waarde door alleen te kijken naar de Euro’s (het geld). De nieuwe en duurzame(re) manier kiest hier voor een meervoudig waardebegrip en sterker nog (volgens Jonker, ook hier weer een stap te snel) voor een collectief waardebegrip.

Ik heb voor mezelf het volgende kwadrant getekend waar het oude en nieuwe denken in termen van business-model en verdien-model wordt geïllustreerd:

nieuwe business modellen - 1Er valt nog veel meer over te zeggen maar de bespreking loopt nu al uit de hand. De gewenste duurzame richting van Jonker behelst een aantal principes of tendensen zoals:

  • van lineair naar circulair
  • van uitsluitend (markten) naar inclusief (collectief, zelforganisatie)
  • van top-down naar bottom-up
  • van alleen geld naar meer dan geld (van eendimensionale naar collectieve waarde)
  • van bezit (eigendom) naar toegang (huur, lease, lenen etc)

 

Nogmaals: of al deze eigenschappen per se (noodgedwongen) horen bij een houdbare toekomst vind ik te voorbarig. Een bekende constructie als Design-Build-Maintain-Finance in de bouw kan het principe van eigenaarschap en markten in stand houden en toch insluiten dat duurzaam wordt georganiseerd en gebouwd (of is er dan nog steeds afwenteling mogelijk? verzin er dan nog een letter bij die die afwenteling ook meeneemt?).

Deel 2: de theorie of ‘de werkplaats’

In dit tweede deel komen dus de praktische handvaten, uitwerkingen en voorbeelden aan bod. Naar mijn mening belooft de titel ‘werkplaats’ meer dan het waar maakt. Er zijn slechts weinig voorbeelden te vinden en die worden qua essentiële werking of principe dan niet voldoende uitgewerkt. Het tweede deel is in mijn ogen dus ook meer filosoferend, tekenend, inspirerend, verkennend van karakter. Misschien doe ik het nu te kort omdat er wel degelijk stappenplannen staan beschreven. Maar die stappenplannen hebben dan het karakter van: eerst moet je een idee hebben, dan moet je een pilot uitvoeren, dan heb je een proof of concept etc. Dergelijke schetsen zijn in mijn ogen te generiek of te ‘waar’ en behoeven verdere uitwerking en verdieping om praktisch bruikbaar te zijn.

Ik haal er een paar voorbeelden uit die ik dan wél concreet vind. Er komen in de nieuwe benadering van Jonker natuurlijk praktische vragen als: hoe moet ik nu vastleggen of meten of we op de goede weg zitten (zeg maar: hoe doe je in de nieuwe wereld wat de huidige slechterikken de boekhouding noemen)?

nieuwe business modellen - 2Bovenstaand zie je een illustratie uit het boek hoe de nieuwe boekhouding er uit kan zien. Zo’n boekhouding kan tot stand komen door elkaar zogenaamde ‘ware facturen’ te sturen. De term was hierboven al te zien in het getekende kwadrant. Een voorbeeld van een ware factuur zoals in het boek te vinden is:

nieuwe business modellen - 3Maar misschien moeten we wel constateren dat het hele idee van boekhouden, vastleggen, factureren niet meer bij de nieuwe situatie past en ons dwingt in niet-duurzame kronkels?

Wij hebben hier op deze site eerder iets ontwikkeld dat een soortgelijk doel diende: inzichtelijk maken wat je nog mist in je boekhouding. Zie hiervoor de serie ‘bepalen van rendement’ in meerdere afleveringen.

nieuwe business modellen - 3

Ho ho ho

.. de bespreking is nog niet af. Maar wijkt daarna wezenlijk af van wat er in het boek zelf te vinden is. Ik ga in de volgende aflevering dan ook maar eens een pot denken en verkennen over wat wij nu eigenlijk hebben gedaan de afgelopen jaren. Waar zitten verschillen en overeenkomsten tussen Jonker+crowd en slimme financiering. Want laten we wel zijn: al bijna 4 jaar blogs en artikelen schrijven en dan nergens genoemd worden in dit nieuwe standaardwerk, zelfs niet in een voetnoot … Dat is natuurlijk geen mooi uiteinde van 2014.

Rudy van Stratum

 

 

Ondeugd (1): met marketing kom je niet op de maan

In de vorige twee blogs ging het over de ‘sparen = ondeugd’ these van Robin Fransman. Ik heb dat omgezet naar de ‘slimme financierings’ – taal door de oplossing die Fransman voorstelt ‘sparen in natura’ te noemen.

Hoewel ik de analyse van Fransman prima kan volgen (en ook deel) is mijn eindconclusie toch: sparen is géén ondeugd omdat het ervan afhangt hoe je spaart. Sparen is een essentieel en onmisbaar onderdeel van je levensplanning en dus ook van je welbevinden in de tijd. Niet sparen als zodanig is het probleem maar sparen zoals we dat nu doen (laat ik voor het gemak maar zeggen: ‘sparen van bovenaf’, dus via grote instituties als pensioenfondsen en banken/hypotheekverstrekkers).

Ik eindigde met de vraag: als sparen dan niet de échte ondeugd is, wat is dan wél de ondeugd? Het zal toeval zijn maar in diezelfde dagen dat ik de blogs tikte kwam ik een interessante bijdrage tegen van Michael Hanlon. Ik pak dat verhaal als opstapje voor deze blog.

Gebrek aan groei

Ik stelde al dat de aanname van ‘geen economische groei’ cruciaal is om de analyse van Fransman te kunnen delen. Je zou dus al simpel kunnen zeggen dat het gebrek aan echte economische groei de ondeugd is van de problemen waar we nu tegenaan lopen. Als er groei is dan is de opbouw van schulden (als spiegelbeeld van sparen) geen probleem omdat die schulden makkelijk terug kunnen worden betaald.

Maar over wat voor groei hebben we het dan? Je kunt ook stellen dat groei juist het probleem is. Alsmaar elk jaar een paar procent groeien dat stuit ook op problemen. Je loopt op den duur tegen de grenzen van het systeem en de eindigheid van grondstoffen. Althans die strekking hebben de betogen van Piketty en Jackson.

We hebben het over groei die gedreven wordt door innovaties zoals verbeteringen in mondiale voedselproductie, energie-opwekking, ziekte-bestrijding, huisvesting etc.En dat is nu precies waar het artikel dat ik tegenkwam over gaat.

Jaren 1945-1971: een kwarteeuw échte innovaties

Vooraf: ik baseer me hier simpelweg op de gevonden bron en heb geen eigen onderzoek gedaan. Ik heb de redenering van Hanlon in een mindmap gezet.

De stelling is dat er van 1945 tot 1971 een gouden kwart-eeuw van unieke innovaties heeft plaats gevonden. De bijbehorende stelling is dat er nadien (dus van 1971 tot nu) niet of nauwelijks fundamentele nieuwe ontdekkingen zijn gedaan en dat dus de belangrijkste reden is dat we nu geen groei meer meemaken. Maar eerst dus die gouden kwart-eeuw.

ScreenShot437Hanlon noemt vele voorbeelden van groei-drijvende innovaties uit deze periode. De computer, internet, de pil, zie de mindmap. Maar vooral de analyse van hoe die groei mogelijk was, is interessant. Het gaat om een mix van oorlog / wederopbouw (de tweede wereldoorlog maar ook de koude oorlog) in combinatie met de gezamenlijke wil (solidariteit, al dan niet afgedwongen) en publiek-gefinancierde programma’s én goedkope arbeid (bevolkingsgroei, loonmatiging) en goedkope energie.

‘De eerste man op de maan’ is een mooie metafoor van dit verhaal. Het min of meer gedwongen opzetten van grootschalige investeringsprogramma’s leverde nieuwe en ongekende innovaties op waar nog jarenlang op geteerd kan worden.

Jaren 1971-heden: nauwelijks meer échte innovaties

Interessanter is de tegenbewering: nadien zijn die innovaties niet meer van de grond gekomen. Ja, we hebben nu de iPhone 6 en ja we leven nu langer door een betere stand van de medische wetenschap. Maar al die technieken waren in beginsel al aanwezig vóór 1970. Echte doorbraken zijn uitgebleven. Laten we eens aannemen dat er inderdaad minder wezenlijk is geïnnoveerd. Hoe komt dat dan?

Ik verwijs weer naar de mindmap:

ScreenShot438We zijn rijker dan ooit, dus gebrek aan middelen kan het probleem niet zijn. Misschien is dat meteen een deel van het antwoord. We zijn rijker en de ‘sense of urgency’ om iets op te offeren (om verder te komen) is minder. Hoewel Hanlon die term niet gebruikt, denk ik aan ‘loss aversion’: je bent gewend aan je nieuwe welvaart en het is psychologisch lastig daar (eventueel) afstand van te doen.

En iets wat daar op lijkt speelt mogelijk een rol: zero risk bias (ook niet letterlijk zo genoemd door Hanlon overigens). We hebben er heel veel geld voor over risico’s uit te sluiten. Kern-energie is om die reden van het programma gehaald. Het testen van nieuwe medicijnen moet aan uitgebreide protocollen voldoen, wellicht dat fantastische nieuwe medicijnen het om die reden niet gehaald hebben. Eerder schreven we al een blog over de enorme kosten die we bereid zijn te maken voor het nog veiliger maken van tunnels.

Een andere interessante verklaring is dat er ergens een collectief geloof is ontstaan dat de markt (de ondernemer) de beste plek is om innovatie te laten ontstaan. De overheid kan alleen maar volgen en/of geld verbrassen (maakt mensen lui etc). Grote historische innovaties (zo is hier de stelling) hebben hun roots in grote publiek-gefinancierde programma’s. Historisch kun je de grote innovaties op een rij zetten en de publieke bijdrage daaraan empirisch meten (die studies zijn er ook wel, maar nu niet erbij gepakt).

Het lijkt dan wel zo voor de hand te liggen om ondernemers innovatie-kracht toe te dichten, maar innovatie heeft in de economische theorie nauwelijks een plek. Een rationele ondernemer (volgens de boekjes) wil met minimale middelen een maximaal resultaat. Het liefst heeft een ondernemer een monopoliepositie en kan hij jaren lang de vruchten van zijn voordeel plukken (zie overigens het wrange verhaal van een grote medicijnen-fabrikant die het monopolie heeft op een medicijn dat vele levens kan redden). Innovatie is pas aan de orde vanuit het besef dat niets doen op termijn zijn business in gevaar kan brengen. Oftewel: liever geen innovatie, liever geen risico, alleen als het niet anders kan.

Misschien is het daarom dat we steeds meer geld uitgeven aan reclame en aan relatief kleine cosmetische veranderingen in al bestaande technologieën? Maar met marketing krijg je geen man op de maan ….

Samenvattend: sparen is geen ondeugd maar het gebrek aan innoverend vermogen (of een teveel aan marketing) is dat wel.

Rudy van Stratum

échte innovatie

Sparen in natura (2): de kern

In de vorige blog besprak ik de kern van ‘sparen in natura’. Uitgangspunten van Robin Fransman waren dat er nauwelijks meer sprake is van reële groei in onze economie en dat de bevolking vergrijst. Te veel sparen leidt in zo’n situatie alleen maar tot het opzadelen van de jonge generatie met schulden. Per saldo wordt de crisis verergerd door het oppotgedrag van de oudere generatie.

Sparen: wat is dat eigenlijk?

Een hele tijd geleden al heb ik een veel te ingewikkeld verhaal geschreven over sparen in een Robinson Crusoë economie. Ook bij de bespreking van het werk van Piketty heb ik al wat uitgeweid over sparen bij (een gebrek aan) groei. Dat is dus de basis waar ik nu weer uit ga putten (sorry!).

Sparen is in wezen een manier om te komen tot een optimale consumptie in de loop van de tijd. Tijdens je werkzame leven ben je productief en maak je niet alle beloning van je inspanning op. Je legt dus ‘vrije uren’ opzij en maakt daar een voorraadje van. Als je dan later niet meer zo productief bent dan kun je uit dat potje ‘gestolde uren’ gaan snoepen.

Sparen is dus in wezen ook planning van vrije uren. Soms een gedwongen planning (door ouderdom misschien niet meer in staat te werken), soms een vrijwillige planning (sabbatical of vakantie) en dus een vakantie-planning.

Om de vraag te verkennen wat sparen met schuld of met investeren te maken heeft, ga ik de redenering opzetten met flauwe economische modelletjes en metaforen.

Crusoë alleen met besjes

Stel ik ben Crusoë en woon op een onbewoond eiland. Op dat eiland is voedsel beschikbaar maar dat voedsel is bederfelijk. Stel je voor dat je elke dag nieuwe besjes aan de planten komen. Die besjes moet je gewoon plukken en opeten. Niet plukken betekent dat de besjes aan het einde van de dag verschrompeld zijn. Je bent als een echte Crusoë dus alleen op je eiland.

Is het nu mogelijk om te sparen? Elke dag moet ik besjes plukken om in leven te blijven. Ik wil best een dag vrij om uit te rusten dus hoe krijg ik dat voor elkaar? Nou, dat kan dus niet. Je kunt hooguit ervoor kiezen soms wat minder te plukken en een deel van de dag vrij te hebben. Maar dan heb je wat meer honger. Meer plukken en dan bewaren voor de volgende dag (spaargedachte), dat kan dus niet in verband met bederf. Crusoë zal zijn hele leven, van jong tot oud, moeten blijven werken, er zit niks anders op.

Crusoë samen met besjes

Stel nu eens dat er heel veel Crusoës op dat eiland wonen (waardoor het natuurlijk geen Crusoë’s meer zijn!). De metafoor voor kinderen natuurlijk. In je eentje kun je geen kinderen krijgen natuurlijk, maar stel er spoelen nog wat andere jongere mensen aan. Kan er nu gespaard worden op dit eiland? Ja, dat kan. Crusoë kan besluiten gedurende een aantal jaren wat meer besjes te plukken dan hij op dat moment opkan. De jong aangespoelden kunnen dan van zijn besjes leven en genieten van het mooie uitzicht. De jongeren hoeven dan dus niet te werken. De oude Crusoë zal dat alleen maar willen doen als hij in ruil voor zijn zware arbeid later zelf uit mag rusten en dat de jongeren dan de bessen plukken en een deel daarvan aan hem geven.

Enter: schuld. Crusoë laat de jongeren een belofte doen dat zij later in ruil voor de besjes van nu besjes van dan terug zullen geven. Zo’n belofte is dus een onderlinge afspraak om later iets te leveren, een schuldbewijs zou je kunnen zeggen. Op zo’n moment ontstaat ook wat wij nu rente noemen. Als er veel mensen zijn die nu hard willen werken (heel veel besjes worden nu aangeboden) en er is niemand die nu bereid is een belofte voor later af te geven dus geen mensen die het goed uitkomt nu vrije tijd te nemen (weinig vraag naar besjes van nu) dan ontstaat er een lage of zelfs negatieve rente. Ik kan als oude Crusoë de jongeren misschien overhalen om nu 10 besjes te accepteren (en dus vrije tijd te nemen, studeren of zo) terwijl ze over zeg 5 jaar maar 8 besjes terug hoeven te geven (negatieve rente!).

In zo’n economie zal de wens tot sparen ofwel niet mogelijk zijn (Crusoë alleen) ofwel onherroepelijk leiden tot schulden van de jonge generatie aan de oude generatie. Is dat erg dat er schulden zijn? Nee op zich niet. Het is een vrijwillige keuze tussen de generaties en de rente (ruilverhouding oude versus nieuwe besjes) bepaalt de prikkel om nu wel of niet vrije tijd te nemen.

Maar stel nu dat er een grote generatie oudere Crusoës ontstaat en dat er nauwelijks jongeren bij komen? Dan ontstaat dus een enorme schuld en daarmee de verplichting dat de jongere generatie nagenoeg alle geplukte besjes zal moeten afstaan aan de dan met pensioen zijnde generatie ouderen. Het kan niet anders in zo’n economie want in feite is hier sprake van een omslagstelsel. Elke jaar is er niet meer dan de totale pluk aan besjes en die moet gewoon worden verdeeld. We hebben nu dus zowel geen groei (totale pluk beperkt, bederfelijke waar) én vergrijzing in het modelletje gestopt.

Fransman heeft dus een punt door te stellen dat bij uitblijven van groei en innovatie in combinatie met vergrijzing een last op de jongere generatie komt te liggen. Uiteindelijk resulteert een hele lage of zelfs negatieve rente en leidt de nieuwe verdeling tot gedwongen vrije tijd (werkloosheid ouderen), stress (overuren bij jongeren), armoede en honger (welvaartsvermindering).

Crusoë alleen met noten

Maar cruciaal in het verhaaltje was de aanname van ‘bederfelijke waar’. Je kunt met besjes niet ‘vooruit’ werken en een voorraad aanleggen. Stel dat Crusoë op een eiland terecht komt waar noten aan de boom groeien. Dan krijg je een heel ander verhaal omdat er dan voorraadvorming kan plaats vinden.

Kan Crusoë nu wél sparen? Jazeker. Crusoë kan zijn eigen levensplanning vorm geven. Hij kan besluiten vandaag overuren te maken door langer te werken en meer noten te plukken. Morgen kan hij dan vrij nemen en zijn overpluk noten van gisteren gebruiken. Dit is natuurlijk een bekend principe in de natuur, hamsters leggen een voorraad aan, roofdieren vreten zich overvol aan een prooi etc waardoor een langere tijd zonder voedsel kan worden overbrugd. Natuursparen zou je kunnen zeggen.

In deze economie bestaan geen schulden en is er ook geen rente.

Crusoë samen met noten

Wat verandert er als er veel oude Crusoës zijn en een relatief kleine generatie jonge Crusoës, dus wat gebeurt er op ons eiland met noten in een vergrijzingsfase? Veel ouder wordende Crusoës zien de bui al hangen en vrezen dat ze langer moeten doorwerken. Dat vinden ze niet fijn en dus zullen ze nu extra noten willen plukken. Ze hebben de neiging om aan voorraadvorming te gaan doen zodat ze dat beruchte ‘appeltje voor de dorst’ hebben.

De mogelijkheid om extra pluk noten aan anderen af te staan blijft natuurlijk gewoon open. Ook dan betekent dat de opbouw van beloften door jongeren aan ouderen. Jongeren moeten nu meer noten eten dan zij zelf plukken. Dat betekent dat jongeren nu meer vrije tijd hebben (bijvoorbeeld omdat ze studeren) en later dus extra moeten werken om aan hun verplichtingen te voldoen jegens de ouderen. Als niemand nu bereid is die extra vrije tijd te nemen, dan resulteert ook in deze economie een lage of zelfs negatieve rente. Een eventuele latere mogelijkheid van in gebreke blijven van levering van nieuwe noten (contract breuk door de jongeren) betekent ook hier een gedwongen afname van welvaart voor de ouderen.

Maar in deze economie is niet langer sprake van een simpel omslag-stelsel. Bij een omslag-stelsel is er een jaarlijkse maximale productie die simpelweg verdeeld moet worden. Nu is er naast de jaarproductie aan noten een opbouw aan voorraad oude noten die ook in de verdeling kan worden betrokken.

Deze economie lijkt het meest op waar Fransman het over heeft. Er is dan weliswaar geen sprake van innovatie en reële groei maar er is nu naast onderlinge afspraken en schuld ook de mogelijkheid om zelf op te potten en apart te leggen. De extreme druk van het omslag-stelsel en de dreiging van armoede (door niet nakomen van beloften) voor ouderen is hier minder dwingend. Er is minder druk op schuld-vorming door de mogelijkheid van eigen voorraden.

Nota bene 1: wanneer we aannemen dat sprake is van innovatie (en dus van efficiëntere technieken in de toekomst) dan krijg je echt een ander verhaal. Op dat moment leidt sparen nog steeds tot schulden aan jongere generaties maar die schulden kunnen met gemak worden terug betaald uit de hogere toekomstige opbrengsten. Daar is dus niet sprake van een klem.

Nota bene 2: het spaar- en consumptie-gedrag tussen de generaties bij vergrijzing (en geen groei) wordt ‘opgelost’ door een verlaging van de rente (of ruilverhouding, tot zelfs negatief aan toe) en/of een verhoging van de reële beloning van arbeid. Ook kan, in heel extreme gevallen, sprake zijn van simpelweg niet nakomen van beloften (‘afstempelen’) in de toekomst, waardoor de ouderen zullen verarmen en/of alsnog zelf aan de bak moeten. We komen dan terecht in de Piketty-discussies van een te grote ongelijkheid en mogelijke correcties daarvan (zie bijvoorbeeld deze eerdere blog).

Sparen in natura = afspraken tussen jongere zelf en oudere zelf

Wat Fransman, in deze termen, wil zeggen is dat de route van standaard sparen via banken en pensioenfondsen een onnodige druk legt op de toekomstige generaties. De enige weg die voor ouderen in deze bijzondere constellatie open lijkt te staan om het ‘appeltje voor de dorst’ op te bouwen is door het aangaan van schulden door jongere generaties.

We hebben in het simpele voorbeeldje gezien dat ondanks de ‘geen groei’ situatie én de vergrijzingsproblematiek buiten de opbouw van schulden de mogelijkheid bestaat je eigen spaarpot te creëren. Op deze manier ga je geen afspraak aan met de volgende generatie (met alle risico’s van dien, pensioenfondsen kunnen ook in de problemen raken) maar maakt je jongere zelf een afspraak met je oudere zelf.

Dat klinkt wat cryptisch, een afspraak met jezelf maken. Maar dat doe je dus door je overproductie van nu te stoppen in (investeren in) fysieke en reële kapitaalgoederen die daarna gratis hun diensten aan je kunnen leveren. Dat betekent dat je in de extra uren die je nu wilt werken elk jaar een klein stukje van je huis bouwt zodat je op je 65e een compleet huis gebouwd hebt waar je nog jaren gratis in kan blijven wonen. Dat doe je door nu een zonnepaneel te ‘bouwen’ dat je na je 65e gratis energie levert. Dat doe je door nu elk jaar een stukje auto te kopen die je na je 65e een complete auto garandeert die je nog jaren bijna gratis kan vervoeren. En dat doe je door elk jaar een stukje grond vruchtbaar te maken die ervoor zorgt dat je na je 65e elk jaar bijna gratis te eten hebt.

De ruil-economie nieuwe stijl kenden we al. Nu komt daar dus ook de spaar-economie nieuwe stijl bij.

Sparen is wel degelijk een deugd! Maar het ligt er aan hoe je spaart. De vraag blijft dan wel: als er ergens iets niet klopt in het huidige systeem en het is niet sparen als zodanig wat ondeugd is, wat is dan wél de ondeugd?

Rudy van Stratum

 

 

Sparen in natura? (n.a.v. Robin Fransman)

Robin Fransman stelt in zijn nieuwe boek (en Volkskrant artikel van afgelopen zaterdag waar ik me op baseer) dat sparen geen deugd is. Onze huidige spaarneiging verergert onze economische crisis en is ook niet rechtvaardig naar toekomstige generaties. Zijn uitgangspunt is dat onze huidige economie last heeft van 2 problemen:

  • Er is niet of nauwelijks sprake van echte (reële) groei
  • Er is sprake van vergrijzing (er worden relatief weinig kinderen geboren)

 

Natuurlijk is het logisch dat veel mensen zich zorgen maken over hun toekomst en dat ze een appeltje voor de dorst willen. Dus gaan ze sparen. Maar, zo stelt Fransman, dat sparen leidt tot schuldopbouw en verergert de crisis.

Neerwaartse spiraal

Want het tegoed van de een is (als er geen echte groei in de economie is) de schuld van de ander. Geen groei betekent geen productieve aanwending van de gespaarde middelen. Een steeds groter vermogen (spaarcentjes) zoekt zijn weg naar productieve bestemmingen die er niet zijn. Gevolg: de rente (vergoeding op sparen) zakt en zakt tot zelfs het niveau van 0%. Hierdoor krijg je nog meer zorgen over je toekomst (je spaargeld levert minder op) en dus ga je nog meer sparen. Gevolg: een nog lagere rente. Etcetera. We komen in een vicieuze cirkel van neerwaartse bestedingen en nog lagere groei terecht.

Ondertussen, alsof het nog niet erg genoeg is, zullen ondernemers ook wel nalaten te gaan investeren in nieuwe technologieën omdat er naar hun inschatting te weinig vraag is naar nieuwe producten. Er is te weinig koopkracht, er valt door de besparingen van de oudjes te weinig uit te geven aan nieuwe spullen.

Gevolgen van deze oppotwoede:

  • Groei wordt onnodig uitgesteld (crisis onnodig verlengd)
  • Opbouw van schulden voor toekomstige generaties

 

Opmerkelijk Keynesiaans onderbestedingsverhaal van liberaal Robin Fransman.

Oplossing

De oplossing (nogmaals: wanneer we aannemen dat de echte groei en innovaties voorlopig uitblijven) is niet dat de overheid dan maar meer belasting gaat heffen en het geld gaat uitgeven aan nieuwe infrastructuur of onderwijs. Een grotere overheid past niet bij Fransman (denk ik). Fransman pleit voor wat ik maar noem ‘sparen van onderaf’. Natuurlijk: er moeten ook meer kinderen komen, maar dat laat ik hier even liggen.

De overheid is al begonnen met het ontmoedigen van sparen door later AOW uit te keren (langer doorwerken dus) en door regelingen voor eerder uit te treden fiscaal te ontmoedigen. Je kunt zelf ook een deel van de oplossing zijn, door anders te denken over sparen.

De ‘nieuwe’ besparingen moeten vooral gaan zitten in:

  • Het aanwenden van je opgebouwde (of op te bouwen) pensioen in de aflossing van je huis.
  • Het in gebruik nemen van een moestuintje.
  • Het kopen van een nieuwe auto.
  • Het installeren van zonnepanelen op je huis.

 

Sparen van onderaf

Ik noem dat sparen van onderaf of ‘alternatief sparen’. Waar het bij sparen om gaat is dat je in een periode dat je niet meer productief bent toch normaal kunt leven. In een geld-economie betekent dat dat je eerder bent begonnen met sparen en dus met geld opzij zetten. Als je dan zelf geen inkomen uit arbeid meer hebt dan neem je elke maand wat geld van je spaarrekening op.

Maar als dat niet goed meer werkt (micro-motief: nauwelijks rente, maco-motief: de crisis wordt verergerd) ga je ‘sparen in natura’, ‘sparen van onderaf’ of ‘sparen in eigen kring’. Je denkt niet meer in geld maar in de diensten waar je op dat moment behoefte aan hebt.

Om te kunnen blijven leven (als je niet meer werkt) heb je een paar belangrijke zaken nodig:

  • Je moet eten en drinken.
  • Je moet een dak boven je hoofd.
  • Je hebt verwarming en licht nodig.
  • Je hebt behoefte aan vervoer.

 

Je kunt die zaken dus voor elkaar krijgen in natura. Door het hebben van een moestuin, produceer je je eigen groenten (en vlees als je er kippen op laat lopen). Door je pensioengeld meteen in je huis te stoppen heb je je huis grotendeels afgelost en woon je goedkoop of gratis. Door het kopen van zonnepanelen heb je nagenoeg gratis verwarming en licht. Door het kopen van een nieuwe auto heb je gedurende 10 jaar gratis vervoersdiensten. Je hebt nog wel wat aanvullend geld nodig (benzine, eten dat je niet zelf verbouwt etc) maar daar kan dan de basis-AOW in volstaan.

Een opmerkelijke gedachte. Je laat niet anderen investeren door te sparen (geld opzij te zetten en naar de bank te brengen) maar je investeert zelf. Je bent nu de producent van de diensten die je zelf later afneemt (van jezelf dus): de jonge producent helpt de oude consument (en beiden ben je dus zelf). Je huidige arbeidsoverschot sla je als het ware op in ‘fysieke voorraad’ die je later weer naar eigen inzicht kunt opmaken en afbouwen.

Dus je bouwt als het ware tijdens je werkzame leven steeds een stukje huis zodat je later dat huis af hebt en er gratis in kan blijven wonen. Het huis is de drager van je gestolde arbeid, een fysieke pot besparingen die ‘woondiensten’ levert.

Je koopt en bewerkt elk jaar een stukje land zodat je daar later elk jaar van kunt eten. De grond is de fysieke spaarpot, gestolde arbeid, die telkenjare tot uitkering komt in de vorm van groenten.

Het zonnepaneel is een fysieke spaarpot die je jarenlang gratis energie gaat geven. De auto is de fysieke spaarpot die je jarenlang (bijna) gratis vervoer gaat geven.

Je overgebleven uren in je eigen spaarpot (zonnepanelen etc) stoppen, levert dus een hoger rendement op dan die uren via geld en een omweg van banken en pensioenfondsen in een ‘algemene’ spaarpot te stoppen.

Ik wil nog een blog besteden aan wat volgens de economische theorie de kern van sparen is en wanneer dat wel/niet tot schulden leidt. Een opbouw ‘van onderaf’ zeg maar.

Rudy van Stratum

Over de verstorende werking van geld

Ik ben op dit moment aan het lezen in ‘Alles is economie’ van John List. Vrij aan het begin van het boek worden wat voorbeelden gegeven van de verstorende of verrassende werking die geld kan hebben op ons gedrag.

En ik heb het idee dat ik de voorbeelden al ergens ben tegen gekomen maar kan het niet terug halen.

Kinderopvang

Voorbeeld uit de kinderopvang. Je brengt je kind dagelijks naar de kinderopvang en betaalt daar een bepaald bedrag per maand voor. Er zijn vaste openingstijden, zeg van 8 tot 18 uur. Het is dus uitdrukkelijk de bedoeling dat je voor 18 uur je kind komt afhalen. Het verschil tussen een kind afhalen en een halfje bruin bij de bakker is dat je van dat brood nog kunt zeggen: ach, ik kom het morgen wel een keer halen, leg maar apart. Zo kan het dus gebeuren dat een ouder de eindtijd van 18 uur niet haalt door file, een uitgelopen vergadering of wat dan ook. De kinderopvang moet dus noodgedwongen wat langer openblijven en dat leidt tot verwijtende blikken. Je krijgt een schuldgevoel, jij bent het immers die te laat kwam en anderen dwong langer te blijven.

Nu de vreemde invloed van geld. De KDO besloot dat het zo niet langer kon en ging een boete voor te laat afhalen introduceren. Ik zeg maar wat: 3 euro voor elk kwartier te laat afhalen. Zo, dat zal ze leren (zou je denken). Maar wat bleek het geval? Het probleem van ’te laat komen’ werd er niet minder door maar juist erger. Blijkbaar kwam er een mechanisme op gang dat ‘betaling’ of ‘markt’ heette en de balans herstelde. Ik kan nu te laat komen want ik betaal er immers voor, ik hoef me niet langer schuldig te voelen.

Normaal redeneert de economie dat als je een boete oplegt dat dat een prikkel vormt om op tijd te komen. Extra geld betalen betekent dan dus dat je vaker op tijd komt. Blijkbaar speelt er hier dus een ander mechanisme.

Lege flessen inzamelen

Soortgelijk verhaaltje. Men vindt het weggooien van lege flessen ongewenst voor het milieu. Er wordt een beroep gedaan op de gemeenschap om de lege (plastic) flessen te verzamelen en in een aparte bak te deponeren. Je ziet de buurvrouw met grote zakken vol lege flessen zeulen. Je denkt: goed dat ze dat er allemaal voor over heeft. En je voelt je schuldig dat je zelf niet zo fanatiek bent. Je gaat ondanks dat het je hobby niet is toch maar lege flessen apart houden en op het eind van de week naar de verzamelbak brengen.

Nu wordt er een beloning ingevoerd. Om te stimuleren dat er nog meer flessen worden ingeleverd. Bijvoorbeeld in de vorm van statiegeld, voor elke lege fles krijg je 25 cent statiegeld. Je zou verwachten dat volgens de economische theorie een monetaire prikkel leidt tot extra van het gewenste gedrag. Maar het omgekeerde blijkt (weer) het geval. Je ziet die buurvrouw weer zeulen met die grote zak lege flessen. Je denkt: wat een gedoe, voor een paar euro al die moeite, ze zal wel moeite hebben deze maand rond te komen. En deze keer voel je je minder schuldig als je de flessen niet meer verzamelt en inlevert. Het is immers je eigen verantwoordelijkheid en je kiest er niet voor te gaan voor die paar euro. Het invoeren van het statiegeld leidt tot het verdwijnen van je schuldgevoel en tot minder inzamelen van lege flessen.

Wat is hier aan de hand?

Eerder schreef ik over de econoom Sedlacek die het had over familie en markt, en het grote verschil daar tussen. Ik weet het ook niet zeker, maar mijn vermoeden is dat er een belangrijk onderscheid is tussen ‘wij van binnen’ en ‘zij van buiten’. Wij van binnen, dat is onze eigen kring, onze familie, onze vrienden. Zij van buiten, dat is de markt, dat is anoniem. In beide werelden gelden andere wetten. Bij onze familie doen we dingen omdat we (vinden dat we) ze moeten doen, we zorgen voor onze kinderen en onze ouders, los van het geld dat we ervoor krijgen. We voelen het als onze plicht. Daar hoeven we geen geld voor. Sterker nog: als we daar geld voor krijgen dan zijn we beledigd, dat is onbetaalbaar.

Zodra er geld voor gegeven of gevraagd wordt dan geef je het signaal dat je van ‘binnen’ naar ‘buiten’ gaat. Een morele plicht die onbetaalbaar is wordt een zakelijke afweging waar je wel/niet voor kunt kiezen op basis van eigen afwegingen. Het wordt een marktkwestie, een kwestie van geld, van rationele afweging. Je koopt het af, het is geregeld, het is neutraal gemaakt. In beide werelden gelden andere wetten. De economie uit de boekjes geldt niet voor de ‘insiders’. Dergelijke dynamieken zijn ook bekend op de zogenaamde interne arbeidsmarkten: als je voor een extra klusje in je bedrijf wordt gevraagd, dan ga je daar ook niet over onderhandelen.

Kortom: geld en markten zijn niet neutraal. Het simpele feit dat je geld introduceert verandert ook wat in hoe we met elkaar omgaan, hoe we afwegingen maken, hoe uitkomsten worden bepaald.

Dat we de zorg uitbesteden van familie naar de markt, dat heeft dus effect. Dat we zaken professionaliseren, dat is overlaten aan professionals, dat is betalen voor de geleverde diensten, dat verandert fundamenteel iets aan het mechanisme en dus aan de geleverde zorg en de verantwoordelijkheid die we daarbij voelen jegens onze naasten.

Rudy van Stratum