Auteursarchief: slimfinbeheer

Staan we na de financiële crisis aan de vooravond van een ICT-crash bij banken?

Cultuurkaart financiële sector

Via een berichtje op Twitter werd ik gewezen op onderstaande cultuurkaart van de financiële sector. Omdat de versie die aan het Twitter-bericht hing niet goed leesbaar was, ging ik op zoek naar een beter leesbare versie. Toen pas kwam ik tot de ontdekking dat deze mindmap niet vers van de pers is maar uit 2014 dateert. De mindmap is gemaakt in overleg met de financiële sector zelf en het betreft een wensbeeld. Dus zo zou de cultuur moeten zijn (op termijn).

U moet hem maar eens rustig bekijken en dan stel ik meteen de vraag: wat valt u op als u 1) er even snel naar kijkt, 2) er wat langer naar kijkt.

Ik wacht even. Neem de tijd.

cultuurkaart-financielesector

Wat mij opvalt aan de cultuurkaart

Ik heb natuurlijk hetzelfde gedaan. Dat is onvermijdelijk als iets je aandacht trekt. Je hebt een eerste indruk en als het een beetje meezit, dan kijk je er nog eens uitgebreider naar.

Mijn eerste indruk:

  • Hé, goed dat de financiële sector eens nadenkt over haar eigen cultuur.
  • Ben ook benieuwd hoe zij dat zelf zien, hoe dat zou moeten.
  • Leuk, die tekstballonetjes met quotes (van medewerkers uit de sector).
  • Netjes, overzichtelijk, zo’n mindmap, geeft structuur, nodigt (mij) uit verder te lezen.

Mijn tweede indruk:

  • Het valt me tegen, ik had er meer van verwacht.
  • Ik zie een aantal steekwoorden die weliswaar kloppen (gewenst zijn), maar eigenlijk op elke sector van toepassing kunnen zijn.
  • Ik mis de scherpte, ik vind het te sociaal gewenst, het is ‘braaftaal’ waar niemand tegen kan zijn.
  • Jammer nou, er zou toch meer profiel en reliëf in moeten kunnen zitten, meer geloofwaardigheid, meer authenticiteit.

Kijken we nog wat verder, naar de inhoud, dan zou ik een nog kortere mindmap kunnen maken. Volgens mij komt de cultuur zoals hier afgebeeld neer op twee kernzaken:

  • Ik zou mijn eigen product willen kopen. Ik zou het product aan mijn eigen familie aan kunnen bevelen. IK en FAMILIE zijn hier de kernwoorden.
  • Als ik bij DWDD zit, moet ik het uit kunnen leggen wat we doen of gedaan hebben (aan het publiek, de ander). UITLEGGEN en de ANDER zijn hier de kernwoorden.

Zo simpel is het volgens mij. Een architect die in zijn eigen ontwerp wil wonen: dat straalt vertrouwen uit. Iemand die zijn eigen product koopt, die gelooft in zijn eigen product. Waarom zou je jezelf immers benadelen? En als je iets moois maakt, waar je zelf achter staat, dan wil je het ook graag uitleggen aan iemand anders. Je bent niet bang voor kritische vragen, want zulke vragen brengen je verder, je krijgt een beter product en meer tevreden klanten. En: je kunt het pas uitleggen als je je eigen product of dienst ook zelf begrijpt. Dus ingewikkelde verpakte beleggingsproducten zouden bij DWDD door de mand vallen.

Maar nu slaat het door wat mij betreft. Dat is ook niet geloofwaardig. Hoe ziet de huidige cultuurkaart er eigenlijk uit? Ook wel benieuwd naar wat de sector daar zelf van vindt. En ‘wij zoeken proactief naar mogelijkheden om doelen van onze klanten te helpen realiseren’? En ‘wij wegen in onze beslissingen de belangen van alle belanghebbenden mee’? Dat vind ik niet geloofwaardig. Je mag er zelf ook wat aan verdienen. Maar hoeveel is dat? Wat is redelijk? Waarom zou je de lat hoog leggen als er weinig concurrentie is? Je gaat het jezelf toch niet nodeloos ingewikkeld maken? En als een paar basisproducten prima werken en aan de basisbehoeften van het betalingsverkeer voldoen, waarom zou je dan elke keer weer innoveren? Communiceren in normale mensentaal (onderdeel van de wensenlijst) betekent ook dat je niet in rare volzinnen uit een duurzaamheidsfolder spreekt. Want dat geloven we gewoon niet.

Helder dat de sector er met deze kaart nog lang niet is, daarom is er ook sprake van een vervolgtraject.

Staan we na de financiële crash aan de vooravond van een ICT-crash?

Maar wat wil het toeval? Net als ik dit stukje aan het tikken ben, zie ik een artikel in De Correspondent waarin de noodklok wordt geluid over de kwetsbaarheid van de ICT-infrastructuur van diezelfde financiële sector. Nou, ik kan ook mindmaps maken, dus aan de slag:

ict-crash bankenDat is niet niks wat hier staat. Door fusies en overnames en een lange historie is de technische backbone van banken door knip- en plakwerk in elkaar gezet en geschoven. Er is maar een hele kleine groep deskundigen die precies weet wat er aan de hand is en eventueel kan ingrijpen als het fout gaat of er een reparatie nodig is. Natuurlijk heeft het ook met kosten te maken. Eigenlijk moet het hele systeem op de schop, maar dat zou een enorme impact op de winstgevendheid hebben. Maar in de top van de banken is er ook weinig kennis en besef van wat hier aan de hand is, blijkbaar hebben andere zaken een hogere prioriteit. En als klap op de vuurpijl: ook bij de toezichthouder is het niet veel beter gesteld.

Nuancering: dit artikel van De Correspondent is voornamelijk gebaseerd op gesprekken die in en met de sector zijn gevoerd. Ik heb ook geen reden om aan de strekking te twijfelen maar gezien de ernst van de situatie zou meer diepgang en checks op feiten hier zeker op zijn plek zijn.

Ernst? Letterlijk staat het zo niet in het artikel, maar zoals ik het lees: het is een kwestie van tijd voordat het echt goed fout gaat. Dat betekent het verdwijnen van rekeningen? Het niet meer bij je rekening kunnen gedurende een aantal dagen? De hele economie ligt dan dagen plat? Er ontstaat paniek? De gevolgen zijn ook niet precies uitgetekend inclusief de bijbehorende kosten. Maar de strekking van het verhaal is: die kosten zijn enorm. En die kosten zullen dan weer worden afgewenteld op ons, op de maatschappij.

De conclusie kan niet anders zijn (tot het tegendeel blijkt): na de financiële crisis krijgen we als het even tegenzit spoedig een ICT-ramp te verwerken!

Test of the pudding: reactie op dreigende ICT-crash

Wat is de relatie tussen de ene mindmap en de andere mindmap?

Welnu: we weten nu wat de financiële sector graag wil (qua waarden en handelingsrepertoire). Proactief zijn. Dingen doen die waarde toevoegen. Bij DWDD gaan zitten om het uit te leggen. Alleen spullen maken waar ook echt behoefte aan is. Reflecteren op de kwaliteit en de waarde van ons werk.

Het kan dus niet anders of we moeten binnenkort op een geloofwaardige manier worden gerust gesteld door de sector. Dit verhaal is onzin! Of: we gaan er wat aan doen, dan maar wat minder winst op korte termijn.

Wat denkt u? Wordt de handschoen opgepakt? Wordt de cultuurkaart werkelijkheid?

Rudy van Stratum

Hoe mislukt je project en verspeel je een hoop geld?

Mislukte projecten door denkfouten

Aanleiding: een artikel over de mislukte aanleg van een Honkbal-stadion in Hoofddorp. Nou mislukt? Het stadion staat gewoon netjes overeind, dat is niet het probleem. Maar de insteek was een andere en we kunnen hier hoe dan ook niet van een succes spreken. Of zoals de kop van de Volkskrant gisteren luidde: ‘Hoofddorp bouwde peperduur honkbalstadion voor niets’. Hoe mislukt je project (door denkfouten) en verspeel je een hoop geld?

We hebben eerder al een paar van dergelijke projecten hier op de site besproken. Bijvoorbeeld over Sneek (nieuwbouwwijk) en over Groningen (kabelbaan, staat er nog niet overigens …). En ja, achteraf is het makkelijk om te verklaren waarom iets mislukt is. Dus ja, dat is ook een beetje flauw. En toch lijkt het of steeds sprake is van een terugkerend patroon. De cases staan niet helemaal los van elkaar, steeds duiken dezelfde elementen of denkfouten op.

Denkfouten die leiden tot mislukking

Nog een relativering: we lezen nu een verhaal in de krant waar je niet vrolijk van wordt. Ik heb alle vertrouwen in de onderzoekers en dat ze hun best hebben gedaan het echte verhaal boven tafel te krijgen. Maar aan de andere kant weet ik dat de werkelijkheid altijd weer complexer is en ieder zijn eigen accenten legt.

Wat ik gedaan heb is simpel het verhaal volgen en bij de belangrijkste stappen ben ik op zoek gegaan naar een passende ‘denkfout’ uit de denkfoutenliteratuur. Ik doe dus niet veel meer dan een bestaand verhaal hervertellen aan de hand van een aantal denkfouten. Op deze manier herken je het patroon makkelijker en (zo is mijn redenering) ben je toch beter gewapend tegen herhaling van die fouten bijvoorbeeld in je eigen project.

Ik kom tot 8 stappen en ongeveer net zoveel denkfouten. Ik heb ze in onderstaande mindmap uitgetekend.

Voorfase

De voorfase is de fase van het ontstaan van het idee.

Er is al een honkbalclub met een stadion. Maar de club moet verhuizen. Dus er is toch al een (nieuw, ander) stadion nodig. De blikken zijn dus automatisch gericht op: een nieuw stadion. We spreken over 2007.

De honkbal-coach kent de wereld van het honkbal en ziet mogelijkheden de Amerikaanse honkbal-wereld naar Nederland te brengen. De tijd is er rijp voor, Hoofddorp is een prima locatie. En we moeten toch al een nieuw stadion hebben, dus wat ligt er meer voor de hand dan ….

Hier is sprake van de ‘availability bias’. Dat wat je beschikbaar hebt dat is wat je aanbiedt. Een honkbal-coach ziet de wereld in honkbal-oplossingen (een adviseur die verstand heeft van denkfouten ziet de oplossing in termen van (voorkomen van) denkfouten). Er wordt dus niet gekeken naar alternatieve paden, naar oplossingen die niets met stadions of met honkbal te maken hebben.

De coach vertelt zijn verhaal aan de wethouder (die gaat over sport natuurlijk). Dan treedt een mechanisme in werking dat je ook vaak terug ziet. Er zijn enorme kansen, het is goed voor de omzet, de economie krijgt een boost. En vooral dat ‘op de kaart zetten’ en ‘internationale ambities’. En het verhaal is niet aan doveman-oren gericht. De wethouder staat bekend als iemand die ‘zijn mannetje’ staat en zich overeind kan houden in moeilijke dossiers. Kom maar op, ik ga dat varkentje wel eens even wassen. Hier is sprake van het ‘overconfidence effect’, de neiging die we allemaal hebben om het iets mooier en kansrijker te zien dan het echt is, we overschatten onze eigen capaciteiten en die van het project.

En dan krijgen we haast. Er is geen tijd voor uitgebreid onderzoek en gedoe met cijfers. Dat is voor boekhouders, en hier is juist ondernemerschap nodig! Het is een unieke kans en als wij het niet doen dan zijn andere landen/steden ons voor en hebben wij het nakijken. Dit is de zogenaamde schaarstedwaling. Dat wat schaars is, vinden we fijn en willen we hebben. In de supermarkt zien we daarom ook vaak staan: ‘maximaal 2 exemplaren per klant’ en ‘zolang de voorraad strekt’.

Honkbal drama Hoofddorp - 1

De tussenfase

Goed, het idee staat en onze omgeving heeft door dat we hier iets bijzonders te pakken hebben. Er wordt gerekend en er wordt een ‘bidbook’ (soort reclamefolder) gemaakt. Er gaan enkele jaren voorbij. Een ‘zware delegatie’ gaat in 2012 op pad naar Amerika om het voorstel daar te presenteren.

Tot hier is er eigenlijk nog weinig aan de hand. Gewoon een idee en wat enthousiaste mensen. Maar toch vindt er ongemerkt een blikvernauwing plaats. Het is niet voor niks dat er een ‘zware delegatie’ naar het grote honkballand Amerika gaat. Je wilt als zwaar iemand toch serieus genomen worden en consistent handelen. Wij zijn natuurlijk niet bij de presentatie geweest. Wat we wel weten is dat de delegatie enthousiast terug kwam van de reis. Misschien zijn Amerikanen altijd enthousiast? Misschien zijn ze beleefd? Kortom de feiten ontbreken, er staat niets zwart op wit. De delegatie ziet vooral wat ze wil zien: wij vinden dit plan geweldig en de Amerikanen waren het met ons eens. Hier is sprake van de confirmation bias: de wereld bestaat vooral nog uit signalen die jouw mening bevestigen. We kennen dit allemaal als we een nieuw product hebben aangeschaft: je ontmoet mensen die ook zo’n ding hebben aangeschaft en die ook enthousiast zijn.

De slotfase

Nog steeds niets aan de hand. Maar willen we voor op tijd klaar zijn voor de grote wedstrijden (haast! uniek!) dan moeten we nu toch echt een beslissing nemen. We weten dat een zware delegatie op bezoek is geweest en dat de Amerikanen enthousiast zijn. Er is ook voldoende financiering gevonden intussen. Er ontstaat een bekende groepsdynamiek die ‘group think’ heet. Niemand durft meer echt kritische vragen te stellen (spelbreker! boekhouder!) en we denken dat het wel zal kloppen (de ander stelt ook geen vragen, dus wie ben ik om hier tegenin te gaan?).  ‘An offer you can’t refuse’ dus een positief besluit om te gaan bouwen wordt genomen.

Denkfouten zijn menselijk. Niemand mag zo arrogant zijn van zichzelf te vinden dat juist hij niet gevoelig is voor denkfouten (dat is juist een ‘overconfidence’ effect). Je kunt hooguit mechanismen inbouwen om de kans op denkfouten te verkleinen (door bijvoorbeeld collectief de lijst denkfouten langs te lopen, door de data goed op orde te hebben). Maar hier lijkt ook sprake van iets anders: het beslissend college is niet volledig geïnformeerd. Er waren hier al signalen dat het tegen kon gaan vallen. Zijn deze signalen bewust buiten de discussie gehouden?

Als eenmaal een besluit is genomen dan is er vaak geen weg meer terug. Mensen hebben geïnvesteerd in een oplossing. Niet alleen letterlijk in geld, maar ook in persoonlijk commitment. Halverwege op je schreden terugkeren en je verlies nemen, is voor ons mensen vaak lastig (loss aversion). We zijn nu al zover, dus het is beter het dan maar af te maken, anders zijn we immers al ons geld sowieso kwijt (sunk cost fallacy). Let op: meestal is dit niet rationeel en is het wel degelijk ‘beter’ (in financiële zin) om gewoon te stoppen.

En dan hebben we nog de action bias. Niets doen is vaak geen optie. Aan de slag! De schop moet de grond in! Van uitstel komt afstel. ‘Doen’ wordt de laatste decennia hoger geacht dan ‘denken’. Doen is voor ondernemers en die brengen ons land vooruit. Denken is iets wat de overheid al te veel doet en alleen maar geld kost (maar de overheid: daar gaat hier toch vooral om? Interessant onderzoek: hoe ziet de gemiddelde wethouder zichzelf? Als een bestuurder of een ondernemer?).

En ’the rest is history’

Afijn, de irritaties nemen toe. De Amerikanen hebben helemaal niets beloofd. Londen heeft toch de voorkeur. Het ‘mannetje’ vertrekt naar een andere gemeente en maakt promotie (krijgt nog een of andere ondernemersprijs van de gemeente). Een toegezegde subsidie wordt terug getrokken, er ontstaat een financieel probleem.

En dan wordt er een onderzoek ingesteld. En verschijnen er artikelen in de krant. En weet iedereen hoe het beter of anders had gemoeten. Yeah, right.

Rudy van Stratum

 

Eerder maakten we een infographic waarin we een aantal denkfouten hebben gekoppeld aan de projectcyclus. Is het nou naïef om te denken dat als je zo’n checklist (of een andere, betere, hoeft niet van ons te zijn) op tafel legt bij al je projecten, dat je dan minder kans op mislukking hebt? Welke denkfout is dat dan weer?

Denkfouten, projecten

Verschrikkelijk rijk worden: hoe doe je dat?

Vorig week verscheen het nieuwe boek van econoom Sam Wilkin in Nederlandse vertaling onder de titel ‘Heel veel geld’. Mijn aandacht werd getrokken door de boekbespreking 1 die naar aanleiding daarvan in het NRC van vorige week verscheen.

Wilkin heeft een aantal superrijken die ooit op deze aarde hebben rond gelopen bestudeerd op de vraag hoe ze zo rijk zijn geworden (van de oude Romeinen tot aan Bill Gates). Tja, met zo’n boek en zo’n titel dan vraag je er natuurlijk om: bij elk interview is de standaardvraag of Wilkin dan zelf ook rijk is (geworden), nu hij dan het geheim van rijk worden te pakken heeft. En ja dan is het antwoord ook voorspelbaar: Wilkin is een econoom die slechts geïnteresseerd is in het onderzoek en niet zo nodig zelf rijk hoeft te worden.

Rijk worden: hoe doe je dat?

Nou, voor mij geldt eigenlijk net zoiets. Ik wil graag weten hoe het zit maar zelf kom ik er eigenlijk niet aan toe (aan dat rijk worden)  …

Ik had ook geen zin het boek meteen te kopen en helemaal door te worstelen. Je kunt nu eenmaal niet alles lezen wat interessant is of lijkt. Ik vond het wel een aardig experiment eens te kijken hoe ver je kunt komen door gewoon te putten uit de inhoudsopgaven en enkele beschouwingen die aan het boek zijn gewijd. Naast de boekbespreking van NRC vond ik bijvoorbeeld deze boekbespreking 2 die weer net andere informatie gaf.

ScreenShot380De zeven geheimen van de superrijken

Zo heb ik dus wat informatie bij elkaar gegrabbeld en mezelf bewust beperkte tijd gegeven. De beschouwingen brengen vrij snel de eindconclusies van het boek ter sprake. En dan gaat het over de ‘zeven geheimen van de superrijken’ (zie hierboven bij de inhoudsopgave het laatste hoofdstuk 7). Met andere woorden: het wordt persoonlijk gemaakt en de lezer wordt getriggerd met de vraag: ja, allemaal leuk en aardig, maar hoe ga IK dan superrijk worden? Geef me kortom eens een stappenplan!

Laat dat dan maar meteen helder zijn: hier wringt het boek natuurlijk. Het boek is veel te dik en te genuanceerd om op zo’n vraag antwoord te kunnen geven. Wat je vooral niet moet doen (denk ik) als je rijk wilt worden is zo’n boek helemaal te lezen (in die zin ben ik dus al op de goede weg). Een tweede nuancering is dat het boek niet zomaar over rijk worden gaat maar over superrijk worden. We hebben het dus niet over miljonairs, daar zijn er veel te veel van. Dus bankiers vallen bij wijze van spreken al af. We hebben het echt over de top 100 rijksten aller tijden.

Die zeven geheimen kun je vrij snel terug lezen in de boekbesprekingen. Het belangrijkste ‘geheim’ is: schakel je concurrenten uit (zorg dat je de enige bent, creëer een monopoliepositie). Maar wat ik miste was iets van een logische volgorde van de geheimen of de stappen. Ik heb zoals gezegd mijn informatie bij elkaar gesprokkeld en de meest relevante quotes daarna geclusterd in logische brokjes. Ik ben ervan overtuigd dat je dat op clusteren op meerdere manieren kunt doen maar ik kwam uit op de ordening: wie? hoe? waar? en wat?

Rijk worden: Wie? Hoe? Waar? Wat?

In onderstaand plaatje heb ik mijn bij elkaar gegrabbelde quotes geordend.

We zien dan nogal wat elementen terug die we in eerdere blogs over ‘ondernemerschap’ al hebben gezien. Het begint (in mijn ordening) met de vraag of je wel de goede persoonlijke eigenschappen hebt om superrijk te kunnen worden. Dat wordt bepaald door de genen en/of door de omstandigheden (zoals opvoeding, cultuur etc). Superrijken hebben al van jongs af aan gedroomd van rijk worden. Ze zijn gedreven door een ‘geldmotief’. Eerder hebben we dat in de serie over ondernemerschap ‘Porsche at the house’ genoemd.

Superrijken rekenen graag en denken als het ware in geld. Ze zien voortdurend mogelijkheden en zijn op zoek naar de gaten die anderen laten liggen (omzeilen van de regels, doen wat anderen niet doen).

Verder zijn deze lieden niet echt aardig of vriendelijk of sympathiek. Termen als meedogenloos, over lijken gaan en psychopaat, zijn meer van toepassing. Je moet dat doel strak in het oog houden en er helemaal voor gaan. Het doel heiligt de middelen.

 

ScreenShot375

 

Okay, dan ben je zo’n meedogenloze geldbeluste guy, en dan? Dan zorg je ervoor dat je je concurrenten uitschakelt en dat je de hele keten beheerst. Ze kunnen met andere woorden niet meer om je heen. Eigendom (van natuurlijke bronnen, maar ook in de vorm van octrooien) speelt een belangrijke rol. Zorg dat je op de bron zit en dat ze niet om je heen kunnen. Dan bepaal jij de condities.

Waar moet je dat dan allemaal doen? Volgens Wilkin daar waar niemand wil zijn. Daar valt immers nog veel te halen. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen: doe je trucs daar waar het nog niet zo druk is. Dan hoef je immers ook minder concurrenten uit te schakelen en word je sneller monopolist. Meer algemeen (zou ik denken) zou het advies kunnen luiden: zoek die markt op waar je met minimale kosten relatief veel kunt bereiken. Vaak zijn landen waar niemand wil zijn ook problematische landen. Misschien is er een wisselend en onbetrouwbaar regime of is er geen afzetmarkt etc.

Dan tenslotte de wat-vraag. Wat je in ieder geval moet doen is een hele grote speler worden (volgens Wilkin maar weer). Dan krijg je een schaalgrootte die je een cruciale voorsprong op je concurrenten geeft. Want, en dat is de rode draad bij Wilkin, zorg ervoor dat een ander niet kan kopiëren wat jij doet. Je kunt nog zo origineel zijn, of nog zo hard werken, er is altijd nog zo’n grapjas die ook heel rijk wil worden en die gaat gewoon nadoen wat jij ook doet. Op het moment dat je concurrenten zijn uitgeschakeld en jij controle over de keten hebt (met voldoende schaal) dan kan een ander niet of nauwelijks meer toetreden. Nog mooier is het als je zo groot wordt dat ze echt niet meer zonder je kunnen. Bij banken is dat ’too big to fail’ gaan heten waardoor je met je monopolie als het ware een partij met een publiek belang bent geworden. Mocht het dan fout gaan, dan hebben de anderen vooral een probleem (en niet jij alleen).

Te lang! Korter! Rijk worden in slechts vier stappen

Dus bij elkaar grabbelen, in hokjes plaatsen en je krijgt bovenstaand overzicht. Maar kan het nog korter? Elk stapje in enkele kernwoorden terug snoeien. Wat krijgen we dan?

 

ScreenShot377

We hebben nodig een geldgedreven snoeiharde ondernemer, die zijn concurrent elimineert, zijn truc doet daar waar het relatief makkelijk te halen is en daarbij anderen uitknijpt en risico’s afwentelt.

Recept rijk worden versus braaftaal

Natuurlijk heb ik het verhaal hier en daar wat uitvergroot en wat vetter aangezet. Maar als je het recept van ‘hoe word ik extreem rijk’ (zoals hierboven tot stand gekomen) nu eens afzet tegen wat we vaak lezen in de managementboeken over wat ondernemers vooral doen of zouden moeten doen, dan ontstaat een flink contrast.

ScreenShot378

Een ondernemer in ons wensdenken (in braaftaal) is iemand die vol passie en op eigen kosten nieuwe producten ontwikkelt waar we allemaal op zitten te wachten. Deze ondernemer wil graag scherp blijven en opereert daarom graag in concurrentie met andere ondernemers op een gelijk speelveld. Daar waar nodig werkt hij samen in de keten. En vooral zijn de medewerkers die voor hem werken zijn ‘human capital’. Het is dan win-win-win om iedereen zijn fair-share te geven en alle talenten maximaal in te zetten.

Alle gekheid op een stokje

Even relativeren:

  • Dit boek gaat alleen over extreem rijken, zeg maar de top 100 aller tijden. (Je kunt je afvragen: hoe nuttig of handig is dat?). Dus voor de overige 99 procent gelden andere regels, wetten, tips en geheimen?
  • Ik heb het boek niet gelezen en me beperkt tot een aantal makkelijk vindbare boekbesprekingen. Het boek zal ongetwijfeld genuanceerder zijn.
  • De factor toeval of geluk lijkt nu wat onderbelicht (wellicht gaat het eerste hoofdstuk daar uitgebreider op in). We hebben hier te maken met de zogenaamde survivorship bias: alleen de succesvollen komen in de geschiedenisboekjes terecht. Met andere woorden: er zullen ook veel soortgelijke lieden op soortgelijke plekken zijn geweest die er niks van hebben gebakken.

Maar als het snoeiharde ondernemersbeeld uit dit boek van Wilkin maar beperkt geldig is, dan is ook dat andere braaftaalbeeld van de passievolle ondernemer die graag innoveert en risico’s neemt beperkt geldig en onderdeel van mythevorming. De waarheid ligt zoals meestal ergens in het midden.

Rudy van Stratum

 

Kritisch kijken naar voorspellingen, Zwarte Zwaan

Soms lezen wij een boek waar we nog vaak op terugkomen. Het boek Zwarte Zwaan van Nasim Nicholas Taleb is zo’n boek. Of het nou zo’n goed boek is weet ik niet, feit is dat het ons wel steeds weer aan het denken zet. Taleb zorgt er voor dat je op een andere manier naar de wereld kijkt. Wij hebben het boek zo’n twee en een half jaar geleden gelezen en komen er dus nog regelmatig op terug. Zo ook in mijn laatste blog (deeleconomie volgens ING), ik wilde daarom graag verwijzen naar onze boekbespreking. Maar, die is er nooit gekomen en ik weet ook wel waarom. Het is een nogal dik boek en wij hadden de ambitie om dat samen te vatten in een aantal infographics en daar omheen een aantal blogs te schrijven. Waarschijnlijk kregen we in die periode een flinke opdracht en ging onze aandacht daardoor even naar iets anders. De boekbespreking en infographics zijn er dus nooit van gekomen.

Hiermee is alvast één van de punten van Taleb bevestigd, veel hangt af van toeval. Hadden wij in die tijd geen grote opdracht gekregen, dan hadden we wel een boekbespreking geschreven. Wie weet wat daar vervolgens allemaal wel niet uit voort gekomen zou zijn. Taleb haalt dit soort voorbeelden regelmatig aan als het gaat om succes, waar komt dat vandaan? Nou bijvoorbeeld omdat een uitgever op een bepaald moment even niets te doen had en niet omdat het ene boek nou zo heel veel beter is dan het andere boek.

In deze blog gaan we de schade een beetje in halen. Allereerst beschrijven we kort wat bij ons is blijven hangen na die twee en een half jaar. Met andere woorden wat is nou voor ons de kern van het boek, waarom komen we er zo vaak op terug? Ten tweede pakken we er een hoop oude schetsen bij. We hadden al best wat op papier staan maar waren niet tevreden. We geven ze onbewerkt een plek in deze blog, ze zijn dus niet af zijn en mogelijk zelfs verwarrend. We hebben die plaatjes toen niet voor niets gemaakt, het zijn belangrijke punten die wij er toen uit gehaald hebben. Als derde helemaal onderaan hebben we een pdf opgenomen van een hoofdstuk uit ons boek “de kunst van het tegendenken”, want je zou ook kunnen zeggen dat Taleb een meester is in het tegendenken.

Wat is blijven hangen?

Voordat ik met deze blog begon heb ik Rudy gevraagd zonder veel nadenken de drie belangrijkste punten uit het boek op te schrijven, zelf heb ik dat ook gedaan. Er zat zoveel overlap in dat onderstaande vier punten overblijven:

  • Arrogantie wetenschap en instellingen. Taleb gaat nogal tekeer tegen wetenschappers en dan vooral economen die pretenderen alles te weten. Volgens Taleb weten we eigenlijk maar heel weinig. Je kunt onderscheid maken in dat wat je weet, dat wat je niet weet en nog een heel groot gebied van allerlei dingen waarvan je niet weet dat je ze niet weet. Daar zitten ook de zwarte zwanen. Want een zwarte zwaan is iets dat er wel is maar waarvan je het bestaan niet eens vermoedt. Hij noemt dit zwarte zwanen omdat in de middeleeuwen in Europa alleen witte zwanen waren. Het idee van een zwarte zwaan was volslagen belachelijk. Alles in de omgeving was een bevestiging van de stelling dat alle zwanen wit zijn. Namelijk, elke zwaan die je ziet is wit en alles dat niet wit is, dat is geen zwaan. Zo is een bruin paard dus ook een bevestiging voor de stelling dat alle zwanen wit zijn. Want, bruin en geen zwaan. Taleb introduceert hiervoor de term antikennis, het niet weten.
  • Denkfouten, wij willen zekerheid en voorspellingen en zijn blind voor toeval. Hier gaat Taleb vooral in op een van de eigenschappen van mensen. We hebben ontzettend veel behoefte aan houvast en zoeken die dan ook overal om ons heen. Eén van de veelgemaakte denkfouten hierbij is de availability bias. We zoeken houvast aan dat wat we toevallig tegenkomen. Zoals Dobelli in zijn boek “de kunst van het heldere denken schrijft” we gebruiken nog liever een verkeerde plattegrond dan helemaal geen plattegrond. Laten we als voorbeeld eens kijken naar ondernemers, hoe zou Taleb kijken naar succesvol ondernemerschap, waarom zijn succesvolle ondernemers succesvol? Je kunt allerlei dingen onderzoeken, maar je kunt ook zeggen ze hebben gewoon heel veel geluk gehad. Juiste moment op de juiste plek. Als je 10 keer dat geluk hebt, ja dan wordt je wel succesvol en heel rijk. 10 keer geluk lijkt heel veel, maar aangezien we het over miljoenen ondernemers hebben komt er uiteindelijk wel wat bovendrijven. Dat willen we dan vervolgens in een patroon gieten. (zie hieronder) . En ja, zo’n patroon is altijd wel te vinden. Die ondernemers hebben allemaal wel wat gemeenschappelijk. En, ja, na verloop van tijd gaan ze natuurlijk ook allemaal zeggen wat ze denken dat ze moeten zeggen. Ik ben een doorzetter, ik neem risico’s, ik zie kansen, bla bla bla.
  • Samenhangend met het vorig punt is het denken in patronen. Er gebeuren natuurlijk constant onverwachte dingen en die willen we dan graag achteraf verklaren. Daar zijn we heel goed in, we kijken dan terug, proberen een patroon te vinden en denken zo de volgende gebeurtenis te kunnen voorspellen. Het is volgens Taleb zelfs zo erg dat we uiteindelijk voor onszelf een verhaal construeren waaruit blijkt dat we de onverwachte gebeurtenis toch hadden zien aankomen.
  • Ons vierde punt is het belang van extreme gebeurtenissen. Deze zijn heel bepalend voor het verloop van de geschiedenis. Maar, juist omdat het extreme gebeurtenissen zijn kom je ze niet tegen in de statistieken. Ook al willen wetenschappers je laten geloven dat dat wel zo is.

Ter illustratie van deze vier punten een mooi voorbeeld dat Taleb geeft. Het gaat over een gesprek over de crisis die in 2007 / 2008 begon. Iemand houdt een betoog over de omstandigheden die leidden tot deze crisis. Deze omstandigheden zouden zich maar eens in de 10.000 jaar voordoen aldus de spreker. Taleb stelt terecht de vraag waar deze kennis vandaan komt. De man zelf is beslist geen 10.000 jaar oud, de bedrijven waar hij over praat ook niet, sterker nog de economie waar hij het over heeft bestond 10.000 jaar geleden nog niet eens. Hoe kan je dan beweren dat de kans zo klein is?

Een ander punt dat me is bijgebleven is dat Taleb tegen alles en iedereen aanschopt. Je zou haast denken dat hij de enige is die weet hoe het zit. Schoppen tegen de speltheorie leidt tot een vermakelijk voorbeeld. De enige plek waar speltheorie werkt zegt hij is in het casino. Daar zijn de omstandigheden zo gecreëerd dat alles volgens de statistieken loopt. Taleb geeft een mooi (fictief) voorbeeld over taxichauffeur Toni met wijsheid van de straat en een wetenschapper. Als je een eerlijke munt opgooit, wat is dan de kans op kop? 50% zeggen beide. Maar wat nu als het 10 keer munt is, wat is dan de kans op een kop. “Nog steeds 50%” zegt de wetenschapper. Toni denkt er anders over, “natuurlijk veel minder dan 50%, jij zegt wel dat die munt eerlijk is, maar dat is natuurlijk helemaal niet zo,”. En precies zo zit volgens Taleb het hele leven in elkaar. Je denkt dat het volgens regels en patronen verloopt, maar het is een zooitje.

Plaatjes die zijn blijven liggen

Dan hebben we een hele serie plaatjes gemaakt die allemaal iets zeggen over het boek. Het zijn allemaal plaatjes die nog niet af zijn en we gaan ze ook niet meer afmaken. Misschien dat deze blog aanleiding geeft om nog alsnog ergens mee te komen, we sluiten niks uit. We bespreken de plaatjes omdat we daarmee ook weer ophalen wat we destijds interessant vonden. Daarnaast vinden we het leuk om deze schetsen te delen omdat ze ook een beetje onze werkwijze weergeven, over en weer pingpongen met teksten en plaatjes om daar uiteindelijk iets uit te destilleren (of om de hele boel ongebruikt in een mapje op de computer te laten zitten). Het is een werkwijze die we overigens bij sommige van onze klanten toepassen, uiteraard afhankelijk van de vraag en het onderwerp.

Eerste plaatje: Iets met grafieken

Als Taleb ergens een hekel aan heeft dan is het wel aan de ‘normale verdeling’ gesymboliseerd door de klokvormige kromme. Want deze grafiek geeft aan, veel zit rondom het gemiddelde en aan de uiterste zijden (de extremen) zit heel weinig. Natuurlijk kloppen dit soort grafieken als je gaat kijken naar bijvoorbeeld de lengte van kinderen op de basisschool of de gemiddelde temperatuur op een bepaalde dag in de afgelopen jaren. Maar, zo zegt Taleb, we gebruiken dit te vaak voor situaties waarin dat helemaal niet mag. Extremen vind je in zo’n grafiek niet terug. Taleb beweert dat onze wereld juist voor een heel groot deel bepaald wordt door deze extreme gebeurtenissen. Extremen zie je ook terug in bepaalde vakgebieden, zoals bijvoorbeeld schrijvers. Er worden veel boeken verkocht en per schrijver is het gemiddeld aantal verkochte boeken best hoog. Maar, dat beeld wordt voor een groot deel bepaald door een aantal uitschieters, auteurs van bestsellers die in hun eentje 100 miljoen boeken verkopen. The winner takes it all. Taleb zegt dat we in ‘extremistan’ leven, een wereld die aan elkaar hangt van extremiteiten maar dat we handelen alsof we in ‘mediocristan’ leven, een wereld die voldoet aan klokvormige curves en de statistiek van dobbelstenen en knikkers in een vaas.

zwarte zwaan 2-06 (2)

Tweede plaatje: patronen

Je zou kunnen zeggen dat we ons altijd op een kruispunt in de geschiedenis bevinden, het nu. We weten voor een deel wat er in het verleden is gebeurt en de toekomst ligt nog voor ons. We willen ons graag voorbereiden op de toekomst en hebben alleen het verleden als bron van informatie om die toekomst te voorspellen. We zoeken daarom naar patronen die we kunnen extrapoleren. In deze figuur, na driehoekjes volgen vierkantjes, dan vijfhoekjes, vervolgens duikt er een zeshoekje op. Dit lijkt een patroon en een zevenhoek lijkt het logische gevolg. We vergeten daarbij in ieder geval twee dingen. Ten eerste dat we selecteren met als doel tot een patroon te komen. Dingen die niet in het patroon passen strepen we dus weg. Ten tweede dat ons blikveld beperkt is, we weten gewoon niet alles. In de figuur gesymboliseerd door de spiraal, een totaal andere vorm, nog nooit gezien, maar wel aanwezig en mogelijk in de toekomst heel relevant.

zwarte zwaan 2-01Derde plaatje snappen we zelf ook niet meer.

Dit is ook één van de plaatjes die nog op de computer stonden, helaas snappen we zelf ook niet meer helemaal wat we er mee wilden vertellen. Daar moeten we het dan ook maar bij laten. Anders maken we de fout die Taleb zo verafschuwd, een verhaal bedenken om te zorgen dat iets (een gebeurtenis, of dit geval een plaatje) op een logische plek terecht komt. Dat doen we dus niet.

zwarte zwaan 1-05Vierde plaatje,bevestiging is geen bewijs.

Dit plaatje hebben we voor een groot deel overgenomen in ons boek over tegendenken. De boodschap, als iets je stelling bevestigt is dat nog geen bewijs voor de stelling. Spreekt verder voor zich. (het voorbeeld van de kalkoen komt veelvuldig terug in het boek)

zwarte zwaan 1-04Plaatje 5, niet te voorspellen, wel te verklaren

Ook hier gaat het weer om patronen, arrogantie en illusies. Achteraf is het voor je buurman heel makkelijk om te verklaren waarom jij je geld niet bij een bepaalde bank had moeten onderbrengen. Maar, toen deze bank nog niet failliet was, was er vrijwel niemand die je er voor waarschuwde. En zeker niet je buurman. Blijkbaar was het toen helemaal niet zo duidelijk.

zwarte zwaan 1-03 (2)Plaatje 6, we denken dat we deze nog wel snappen

Dit plaatje is nog wel te begrijpen. Centraal staat het begrip narratieve misleiding. Hiermee wordt bedoeld het construeren van een verhaal waardoor onverwachte gebeurtenissen gewoon in het patroon passen. Met andere woorden, we hoeven ons geen zorgen te maken, het was wel gek wat er gebeurde, maar eigenlijk ook heel logisch als je in ogenschouw neemt dat … en dat.. etc. Met narratieve misleiding hadden we een mooi verhaal over het derde plaatje kunnen schrijven, hoe het in het geheel past, wat het vertelt etc. Terwijl het gewoon een misbaksel was. Het gevaar waar Taleb op wijst is dat door narratieve misleiding mensen minder kritisch en waakzaam worden. Waardoor er juist meer onverwachte gebeurtenissen plaats zullen vinden.

zwarte zwaan 3-01 (2)

Plaatje 7, samenvatting van het boek op één A4.

Als laatste afbeelding een samenvatting van het boek op één A4. Het is duidelijk dat aan de opmaak nog heel wat gedaan moest worden, desondanks geeft het een aardig beeld van de kern van het boek.

samenvatting zwzwLink naar ons boek

Tot slot, in ons boek de “kunst van het tegendenken” hebben we een hoofdstuk gewijd aan het boek Zwarte Zwaan. Want, tegendenken helpt je om kritisch naar je eigen plannen te kijken. Maar tegendenken helpt niet bij het anticiperen op zwarte zwanen. Onze conclusie aan het eind van dit hoofdstuk, verwacht het onverwachte. Klik op deze link voor een pdf van dit hoofdstuk, of klik hier om ons boek te kopen.

Stijn van Liefland

 

Je onderneming als geldmachine? (MMM16)

Een paar weken geleden liep ik toevallig aan tegen een leuk boek met de prikkelende titel ‘De geldmachine’ (want rijk worden willen we allemaal …?). Het boek is geschreven door de jonge ondernemer/consultant Pieter Bas Jansen. In dit boek zijn (wat mij betreft) geen schokkende nieuwe inzichten te vinden, maar het valt op door de heldere uitleg en klare taal. Ik zou zeggen: aangeraden voor startende ondernemers zonder financiële achtergrond.

Maar dat is (voor mij) te weinig om wat langer bij stil te staan. Het boek lijkt behalve de eerste laag van tips voor de succesvolle (startende) ondernemer ook een tweede meer verstopte laag te hebben. Juist deze hybride spanning in dit boek maakt het voor mij interessant.

Laten we beginnen met de eerste laag.

Succesvol ondernemen is ..

Deze eerste laag (pas op: dit is 90% of meer van het boek) gaat over hoe je succesvol kunt ondernemen. Met name kijkend met een economisch-financiële blik. Want: meten is weten en je kunt pas goed (bij-) sturen als ondernemer als je zicht hebt op je eigen cijfers. Helemaal eens.

Dus wat is dat dan: succesvol ondernemen? Je geloof het niet maar de kern van goed ondernemerschap is dat je ervoor zorgt dat er meer geld binnen komt dan er uit gaat. Oftewel: de inkomsten moeten hoger zijn dan de uitgaven. Als dat niet lukt en  de uitgaven overtreffen de inkomsten, dan ontstaat een tekort. En zo’n tekort leidt al dan niet via schuldvorming uiteindelijk tot een faillissement. Weinig tegen in te brengen.

Maar wat doe je nu als je inkomsten lager zijn dan je uitgaven? Welnu, er zijn in dat geval twee knoppen waar je aan kunt draaien: ofwel ga je minder uitgeven ofwel zorg je dat je meer geld binnen krijgt.

geldmachine - 1Ik doe er misschien wat flauw over, maar dat neemt niet weg dat het klopt als een zwerende vinger. Sterker nog, dit is waar wij jaren geleden onze beslisboom op hebben geënt. Als je een tekort aan middelen hebt (om je droom te realiseren) dan begin je wijselijk met het draaien aan deze twee knoppen. Destijds kregen we dan bijvoorbeeld (zie op deze site meer voorbeelden onder het tabje ‘infographics’):

 

geldmachine - 2
In bovenstaande ‘mindmap’ vind je ook al een voorzetje voor hoe je dan tot meer inkomsten respectievelijk minder uitgaven kunt komen. Pieter Bas komt in zijn boek op vergelijkbare wijze tot onderstaande succesfactoren voor de ondernemer die werkt volgens de ‘gouden driehoek’ (waarover later meer):

geldmachine - 3Een ondernemer heeft (in het boek) doorgaans een eigen bedrijf in de vorm van een BV. De ondernemer is dan als het ware in dienst van zijn eigen bedrijf en kent zichzelf dan een salaris of loon toe. De meest voor de hand liggende oplossing om de ’tering naar de nering’ te zetten is dan om jezelf als ondernemer minder loon uit te betalen. Dat betekent dus dat je een stapje terug doet en soberder gaat leven. Je gaat wat minder uit eten en koop geen overbodige of luxe goederen. Spullen kopen dus alleen als ze noodzakelijk zijn (privé) of als ze leiden tot een positieve kasstroom (in je bedrijf). Kortom: schrappen, saneren, uitbenen, back to basics. That’s the spirit.

Dan de inkomsten. Uiteindelijk houdt het een keer op met jezelf een steeds lager loon uitkeren en schrappen en bezuinigen. Leuk kan het op termijn alleen worden als je ervoor zorgt dat de inkomsten toe nemen. Meer inkomsten krijg je door bijvoorbeeld niet meer te leveren aan sommige klanten. Dat klinkt raar, maar soms stop je zoveel tijd in een klant (of groep klanten) dat je er per saldo niet zo veel aan over houdt. Je boekhouding geeft je zicht op wat je nu precies verdient aan welke klant. Als je aan een klant verliest is dat natuurlijk helemaal erg. Maar het is ook mogelijk dat je aan een klant wel iets verdient maar relatief weinig. In zo’n geval is het dus gunstig afscheid van die ene klant te nemen en je uren te stoppen in meer lucratieve bezigheden (je stopt je energie en uren in de klanten die het meest opleveren).

Wat opvalt is dat het woord stoppen nog te vaak voorkomt. Echte groei en rendement komt uiteindelijk van het werven van nieuwe klanten met het juiste rendement. En die krijg je door te investeren in je ‘verkoopapparaat’ (wat een term! maar past wel mooi bij ‘geldmachine’!). Dus zoals ze vroeger bij Randstad (een eerder werkgever van me) zeiden: met je kont in de markt zitten (met je poten in de klei, ook zo’n gevleugelde uitdrukking). Allemaal waar en prachtig natuurlijk. Maar ja, hoe word je een goede verkoper, dat blijft natuurlijk de hamvraag. Daar geeft dit boek natuurlijk geen antwoord op. De cijfers uit je boekhouding kunnen je verkoopinspanningen wel enorm helpen. En hoe zit het dan met innovatie? Je moet toch een goed product hebben om te kunnen verkopen? Volgens Pieter Bas Jansen is dat zeker het geval, maar is het toch vooral de goede verkoopinspanning waar je het moet zoeken.

Van een positief winstsaldo naar een gezonde balans

Jansen heeft tot nu toe eigenlijk de ‘winst- en verliesrekening’ (aka resultatenrekening) behandeld. Een goede ondernemer weet hoe hij/zij die moet lezen en vooral hoe hij/zij die in iets positiefs kan ombuigen. Maar hoe zit het dan met dat andere boekhoud-fenomeen: de balans?

Nou, als je iets over houdt dan kun je daar natuurlijk ruimer van gaan leven (lees: een hoger loon ontvangen). Maar dat is natuurlijk geen lange termijn strategie. Beter is het om dat positieve saldo te stoppen in die dingen die (zoals je net aangetoond hebt) nog meer opleveren. Je gaat, kortom, dat geld investeren in je eigen bedrijf. Zo bouw je in je bedrijf vermogen op en doe je aan balansverlenging. Nog meer verkopers, nog mooiere producten etc. Je wordt als bedrijf sterker, je krijgt een grotere leencapaciteit, ontvangt eventueel rente op een positief saldo en zo verder. Je komt nu in een positieve spiraal terecht waar je nog makkelijker succes krijgt en je inkomsten nog makkelijker groter worden dan je uitgaven.

geldmachine - 4Leidt dat nu (eindelijk) tot een hoger loon en meer genieten? Nee, je moet bij voorkeur alles wat je overhoudt in je bedrijf terug ploegen. Daar is immers die geldmachine aan het werk. Het is nog erger! De ondernemer die van zichzelf al zuinig leefde moet zelf privé ook nog eens 15% van zijn inkomsten apart zetten op een spaarrekening. Jansen rekent voor dat als je 40 jaar elke maand 15% van je netto inkomen op een spaarrekening zet dat je dan een stevig pensioen voor de duur van 20 jaar opbouwt.

Even op hoofdlijnen het sommetje maken. Een directeur-grootaandeelhouder (DGA) moet zichzelf € 3.667 bruto per maand betalen. Daar houdt ie € 2.360 per maand netto aan over. 15% hiervan apart zetten betekent elke maand € 354 sparen. Bij een rente van 8% (!! erg stoere aanname van Jansen, maar hij baseert zich op de het verleden die zoals bekend geen garantie voor de toekomst biedt) en correctie voor inflatie en vermogensbelasting een bedrag oplevert van € 462.000 (op je 67e als je vanaf je 27e spaart). Als we dit delen door 20 (jaar) dan krijgen we € 23.000 per jaar oftewel bijna € 2.000 per maand aan inkomsten. We hebben dan tot ons 87e levensjaar een pensioen op ongeveer 85% van  het oude niveau tijdens werken. En sterker nog: elk jaar blijft dat opgebouwde vermogen 8% genereren en precies intact (de pensioenuitkering is precies gelijk aan de jaarlijkse rente-ontvangsten).

Als we tegen die tijd sterven blijven we dus nog zitten met een restkapitaal. Verder hebben we (hopelijk?) nog iets over van de huidige AOW. En dan heb ik het nog niet gehad over dat succesvolle bedrijf dat elk jaar maar meer waard wordt.

Hoezo eigenlijk de gouden driehoek?

Maar hoe zit het nu met die ‘gouden driehoek’ die als een soort rode draad door de ‘geldmachine’ heen loopt? Daar bedoelt Jansen het volgende mee:

  1. De privé-poot: maak niet te veel op (als het niet kan) en spaar 15% per jaar.
  2. Hierdoor moet je ruimte en kapitaal vrij voor je geldmachine (je bedrijf) waardoor hier steeds meer (geïnvesteerd) vermogen ontstaat.
  3. Vanuit dat ruime vermogen in je bedrijf kun je zelfs besluiten deel te gaan nemen in andere bedrijven (die op die manier op de automatische piloot geld voor je genereren).

Poot 3, die nog een kleine toelichting behoeft, is zeg maar de geldmachine op afstand. Je kunt natuurlijk ook je privé geld in andere bedrijven stoppen (aandelen kopen) maar dat is fiscaal minder aantrekkelijk. Door je eigen inspanning af te bouwen en tegelijk vanuit je bedrijf te beleggen in andere succesvolle bedrijven sla je twee vliegen in één klap: meer vrije tijd en toch een hoog rendement.

Door je eigen bedrijf af te bouwen (en in derden bedrijven te beleggen) creëer je een ‘passief inkomen’: het geld komt naar je toe zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Dat is een mooi bruggetje naar ‘de tweede laag’. Want waar gaat het nu om: een goed bedrijf neerzetten of zorgen dat je zo snel mogelijk niets meer hoeft te doen?

geldmachine - 5De tweede laag in de geldmachine

Wat hebben we tot nu toe gezien? Eigenlijk, en ik bedoel dat niet vervelend, is hier sprake van basic boekhouden. Jansen is commerciëel genoeg te beseffen dat niemand hier ‘de motor voor start’ (nog zo’n gevleugelde uitdrukking uit de Randstad-tijd, betekent ongeveer ‘daar kom ik mijn bed niet voor uit’). Geldmachine en gouden driehoek vormen de verpakking en strik die Jansen slim gebruikt voor de volgens velen saaie inhoud.

Prima wat mij betreft. Kunnen wij van slimfin nog wat van leren. Bij zo’n aanpak hoort ook een stukje bravoure. We krijgen als lezer een positief beeld van wat de jonge ondernemer vermag te betekenen met zijn adviespraktijk. Persoonlijk vind ik dat dit boek op net te veel plekken het karakter krijgt van een veredelde verkoopbrochure. Superconsistent om toch gewoon € 20,95 voor dit boek van beperkte omvang te vragen.

Maar dat is allemaal niet wat me triggerde. Dat ging zoals gezegd om die tweede laag, een diepere laag om het geld heen.

geldmachine - 6

Want uiteindelijk blijkt het helemaal niet om dat geld te gaan. Al die moeite is uiteindelijk bedoeld om minder zorgen te hebben over je toekomst en meer te kunnen genieten van het heden (dat nog moet komen). Het gaat om rust en het realiseren van je dromen. Om doen wat je echt wilt.

Dat is precies de reden waarom wij ons eerdere boek ‘Geld is een middel’ hebben genoemd. Al te vaak gaat het alleen nog om geld en verdienen zonder dat het doel nog helder voor ogen staat. De stap die aan deze boekhoudexercities vooraf dient te gaan is: wat wil ik bereiken? En: welke bijdrage kan dit bedrijf aan dat doel leveren? En: welke andere manieren staan er nog ter beschikking om datzelfde doel (nog beter, sneller) te bereiken? Kijk dat is pas economie: is er een andere manier die mij nog sneller naar mijn doel brengt? Hoe kan ik een nóg hoger rendement realiseren (maar dan wel in termen van mijn doelfunctie, dus niet per se in Euro’s)?

We krijgen dus:

geldmachine - 7

In onze beslisboom ‘slimme financiering’ is de start daarom altijd de vraag wat het doel van de ingreep is.

De tweede laag is dus een soort dubbelheid in het boek: het gaat om de geldmachine en toch ook weer niet. Ik heb wel een vermoeden hoe dat in het boek terecht gekomen kan zijn. Het boek is zoals ik al zei feitelijk een uitleg aan de non-financial hoe je je boekhouding kunt lezen en gebruiken (heel waardevol). Maar dat is wat mager en dus moet er een gouden driehoek aan te pas komen en moet er een link worden gelegd met ‘succes’ en ‘rijk worden’. En dan gaat het bijna automatisch ook over ‘je dromen realiseren’, ‘doen wat je altijd al had willen doen’.

Maar misschien zit ik er ook naast. Want her en der zijn in de tekst ook leuke ‘systeeminzichten’ te vinden. Waarom sparen goed is. En lenen juist slecht. Het gaat dan niet meer om een boekhoudprincipe maar om iets ‘hogers’ of ‘abstracters’. Ik heb puur ter illustratie van mijn punt (en omdat ik het leuk vind) vier van die ‘systeemdingetjes’ uit de tekst gehaald en in een plaatje gezet.

Hier de eerste twee, over sparen en lenen:

geldmachine - 8Het hele boek draait vanaf het begin om: zorg dat de inkomsten hoger zijn of worden dan de uitgaven. Sparen (toevoegen aan je vermogen) is de eerste stap naar een succesvol bedrijf. Maar ook vond de auteur dat de boekhouding alleen te mager was. Sparen geeft, zo blijkt ook uit onderzoek, een beter en rustiger gevoel. Hierdoor ben in in staat betere beslissingen te nemen. En dat leidt dan weer tot een succesvoller bedrijf. Dus via sparen, via betere beslissingen, word je rijker en gaat dat sparen ook steeds makkelijker. Je komt in een positieve spiraal of in een ‘flow’ terecht. Bij lenen (en het aangaan van schulden) krijg je precies het tegendeel. Je wordt afhankelijk (van de bank) en ligt er wakker van hoe je terug moet betalen. Dat leidt tot stress en het nemen van slechtere beslissingen. Daardoor wordt je armer (minder succesvol) en ben je nog minder in staat je schulden af te lossen. Hier kom je dus in een negatieve spiraal terecht.

Je kunt hier van alles van vinden maar het is geen boekhouden meer.

Wat later in het boek wordt het voordeel van ‘inkomsten > uitgaven’ nog eens benadrukt met een reputatieverhaal, zie het plaatje hieronder. Als je spaart en je dus netjes je geleende geld terug kunt betalen dan leidt dat tot een positieve reputatie. Je bent immers een betrouwbare en solide partner. Daardoor zul je in de toekomst makkelijker en goedkoper een lening krijgen mocht je die nodig hebben. We krijgen hier een soort banken-paradox: de bank heeft het liefst mensen die veel verdienen en goed terug kunnen betalen als klant, maar juist die mensen hebben de bank dan weer niet nodig.

geldmachine - 9Dan de laatste en zo’n beetje de uitsmijter van het boek: geven als verdienmodel. Weer blijkt dat geld verdienen niet gelukkig maakt. Maar toch ook weer wel. Hoe zit dat dan? Geven blijkt ons gelukkig te maken. Als we gelukkig zijn dan halen we meer uit ons onszelf en zijn we beter in staat te groeien (ons te ontwikkelen, onze talenten in te zetten etc). Daardoor gaan we dan weer meer geld verdienen. En dus kunnen we dan ook weer meer geven.

Het lijkt op een struggle van iemand die op zoek is naar geluk maar vanuit de premisse dat ‘geld verdienen’ hoe dan ook in het verhaal terug moet komen. Logisch want je verhaal gaat ‘in the end’ toch over de ondernemer en zijn boekhouding. Het boek ‘de geluksfabriek’ bestond immers al.

Rudy van Stratum

PS Die 8% rendement: daar moet je toch echt eens naar kijken hoor. Nu algemeen wordt aangenomen dat de rente rond de 0 of zelfs negatief wordt zijn we in een ander tijdsgewricht aanbeland.

Deeleconomie (2) volgens ING

We hebben al eerder een rapport van ING Bank besproken (over circulaire economie). Nu kwam ik een rapport / studie over de deeleconomie tegen. Verrassend dat een bank over dit soort zaken schrijft en voor mij een bevestiging dat de deeleconomie ‘echt een ding is’. Het is mooi beknopt geschreven rapport van ca. 20 pagina’s met wat figuren om één ander toe te lichten. Wil je snel weten wat de deeleconomie inhoudt? Dan kan je natuurlijk op onze site gaan zoeken maar dit rapportje wijst je snel de weg. Grofweg gaat het over de vraag wat de deeleconomie is, wat het belang er van is, wie er aan mee doet en wat de gevolgen zijn. Het sluit af met een aantal tips aan ondernemers en consumenten. Ik ga er niet al te veel woorden aan besteden, daarvoor leest het rapport veel te makkelijk, lees het vooral zelf even door. Ik haal er een paar punten uit en stel wat zaken ter discussie.

Wat is de deeleconomie?

Volgens ING heeft de deeleconomie 5 kenmerken

  • Het gaat om onbenut potentieel, dingen die je niet gebruikt en met een ander deelt.
  • Het gaat om bezit, spullen dus of een huis, auto etc. Hier hebben we al eerder over gehad, er valt wel wat op af te dingen, je kunt ook tijd en vaardigheden delen.
  • Het gaat om delen tussen consumenten.
  • Het gaat om tijdelijk. Deze is voor mij nieuw, maar ook heel logisch. Als het niet tijdelijk is dan is het verkoop. Dan kom je op het terrein van marktplaats.nl wat echt iets anders is dan delen.
  • Als laatste gaat het om delen tegen betaling, hier sta ik wat langer bij stil.

Gaat het om geld? Hier wijkt ING duidelijk af van de definitie die Frenken eerder gaf (zie eerdere blog). Het past wel bij een bank, het wordt pas interessant als er geld mee gemoeid is. Maar dit is een principieel punt, waarom niet onbetaald? Je zou kunnen zeggen dat echt delen juist onbetaald is. Het gaat dan om vertrouwen. Ik deel iets met jou, ik vertrouw erop dat jij iets met mij of met een ander deelt. En ik vertrouw er op dat de balans over een lange periode ongeveer in evenwicht is. En, als dat niet zo is dan vindt ik dat niet erg. Dat is toch waar echt delen over gaat? Maar goed, ING geeft twee argumenten voor de keuze om zich te beperken tot geld.

  • Praktisch, anders is de economische waarde zo moeilijk te bepalen.
  • Principieel, gratis delen gebeurt al heel lang. Waar trek je de grens? Als je iets leent aan je kind, valt dat dan onder deeleconomie?

Het eerste punt lijkt mij niet echt te kloppen, al is het natuurlijk wel meer werk. Wanneer ik mijn fiets gratis uitleen aan de buurman dan past dat niet zo goed in allerlei modellen. Maar de economische waarde, dat kan niet heel lastig zijn. Een fiets kost € 1000,= en je kunt er ongeveer 10.000 km mee fietsen (schatting), dat is dus 10 cent per kilometer. Andere beredenering, een fiets huren kost € 7,50. Heel moeilijk is het dus niet, wel veel werk.

Met het principiële punt ben ik het deels eens. Als ik mijn auto of boormachine uitleen aan mijn ouders is dat geen deeleconomie. Als ik mijn boormachine uitleen aan de broer van een vriend van een vriend dan zou ik dat wel deeleconomie willen noemen, ongeacht of er voor betaald wordt. Waar ligt dan de grens? Ik denk dat het bij deeleconomie vooral om min of meer anonieme of nieuwe relaties gaat. Je deelt met mensen die je niet of nauwelijks kent. En ja, die deeleconomie die bestaat natuurlijk al heel lang, want vroeger deelde je ook wel eens iets met de broer van een vriend van een vriend.

Leuke feitjes (volgens ING)

Het leuke van het rapport is dat het een snel beeld geeft van wat er speelt binnen de deeleconomie. Zo kunnen we lezen dat 1 op de 13 huishoudens mee doet aan de deeleconomie en daarbij gemiddeld € 90,= uitgeeft. De groep aanbieders daarbinnen is wat kleiner, die verdienen gemiddeld € 150,=. Waarbij opgemerkt wordt dat een kleine groep veel verdient en de meeste maar een paar tientjes.

Ook zien we wat er zoal wordt gedeeld (figuur).

deeleconomie 1

Ik denk deze figuur vooral een gevolg is van het criterium dat er voor betaald moet worden. Ik denk dat mensen veel meer boeken, dvd’s en games met elkaar delen. Ik zie bijvoorbeeld in hotels en campings en steeds vaker ook op straat stapels boeken liggen die mensen met elkaar delen. Maar dat telt bij ING niet mee omdat je er niet voor betaalt. Er zijn volgens ING twee keer zoveel mensen die boeken aanbieden als mensen die ze willen afnemen (uiteraard tegen betaling), voor auto’s en huizen is dat andersom. Wel logisch, een boek kan je vaak ook wel gratis bij iemand lenen.

Wie delen er en waarom?

Het zijn vooral de hoger opgeleiden en mensen met hoge inkomens die meedoen met de deeleconomie. En daarbinnen vooral de jongeren. De reden om deel te nemen aan de deeleconomie is vooral financieel (dit geldt overigens sterker voor de vragers dan voor de aanbieders). Ik zou zeggen uiteraard, je koppelt de deeleconomie aan geld. Daarmee sluit je een heel groot deel uit dat gratis wordt gedeeld en het dus niet voor het geld doet. En ook aardig waarom delen we niet?

deeleconomie 2

Gevolgen van de deeleconomie

Laten we beginnen met te stellen dat de deeleconomie op dit moment nog heel klein is. De gevolgen zullen dus wel meevallen. ING stelt dat de deeleconomie nog 5 keer zo groot kan worden, dan is het dus nog steeds heel weinig. Ik geloof niet zo in transities of in de gedachte dat we op een keerpunt staan, dat alles de komende 5 jaar gaat veranderen en al dat soort praat. Maar, ik kan me best voorstellen dat de deeleconomie de komende jaren nog veel groter gaat worden. Ik denk eigenlijk vooral dat een bank zich gewoon niet voor kan stellen dat je een flink deel van de economie ook op een andere manier in kunt vullen. 15 jaar geleden konden we niet voorzien dat zaken als AIRBNB, Uber, Snapcar en dergelijk zo zouden bestaan, laat staan dat ze zo groot zouden worden. Ik denk bij dit soort dingen altijd aan het boek Zwarte Zwanen van Taleb denken, de toekomst is moeilijk te voorspellen en sommige zaken kan je vooraf gewoon niet bedenken. (Ik wil hier een link opnemen naar een blog over dit boek, maar realiseer me dat Rudy en ik hier samen vaak over discussiëren en er ook regelmatig aan refereren maar dat er geen boekbespreking op onze site staat, actiepuntje voor ons. Tot die tijd verwijs ik naar ons eigen boek over Tegendenken waar we ook een aantal pagina’s over Taleb geschreven hebben.)

Maar de gevolgen voor de economie dan? Die laten zich niet makkelijk voorspellen. Als het groot wordt zullen mensen minder spullen kopen. Maar, die moeten misschien wel vaker gerepareerd worden. En misschien gaan ze wel betere spullen kopen die duurder zijn. Als we minder gaan kopen en de vraag daalt worden spullen weer goedkoper en kopen we ze misschien alsnog. Komt nog bij dat we geld uitsparen dat we op een spaarrekening kunnen zetten of weer uit kunnen geven aan andere spullen of een vliegreis. Kortom, we weten het niet. Ik heb zelf overigens nog een ander scenario, als je twee keer de sapcentrifuge hebt geleend dan vind je zo’n ding misschien wel zo handig dat je er zelf een wilt hebben. Met andere woorden de deeleconomie verleidt ons misschien alsnog om juist extra spullen te kopen.

ING sluit af met een aantal tips voor consumenten en ondernemers. Ik vond het echt een leuke en lezenswaardige publicatie, maar hier gaat het mis. Het format van deze publicatie zal wel voorschrijven dat aan het eind tips moeten komen, het zijn nogal open deuren. Kern van alle tips, denk goed na wat de deeleconomie voor jou betekent. Kan nooit kwaad. Wel een aardig aanleiding om eens na te denken over de tip die ik ING (en andere banken) mee zou willen geven:

Denk eens goed na hoe je de deeleconomie kunt faciliteren en kijk daarbij over de eigen grenzen. Als bank ben je gespecialiseerd in het stroomlijnen van transacties tussen verschillende partijen. Denk eens na hoe je deze kwaliteit kunt benutten voor de deeleconomie en neem daarbij alle soorten transacties mee, dus niet alleen financiële.

Stijn van Liefland

 

Prijsvraag 5 jaar slimme financiering

Prijsvraag: 5 jaar slimmefinanciering (zomer 2016)

Een prijsvraag? 5 jaar geleden begonnen we zonder al te veel nadenken met slimmefinanciering.nl. omdat we vonden dat er bij duurzame projecten meer en beter nagedacht moest worden over geld. Veel mensen hadden het over slimme financiering, een naam was dus snel gevonden. Een naam die goed klinkt maar eigenlijk weinig zegt over wat we doen. Wij zijn helemaal niet van het financieren, hooguit van het nadenken over financiering. Want in de afgelopen 5 jaar hebben we gemerkt dat we vooral daar goed in zijn, lezen, kijken en luisteren en de informatie vervolgens analyseren en structureren. De ene keer gaat het om een boek, de andere keer om iets van televisie en steeds vaker ook om klanten. Het duurzame is gebleven, in driekwart van de gevallen gaat het nog steeds over (vermeende) duurzame projecten.

De start in de zomer van 2011

Hier kan je zien met welke artikelen we in juni 2011 zijn begonnen. Je zou er bijna nostalgisch van worden….

Nu we vijf jaar bestaan willen we dat vieren. Eerst dachten we aan een leuk symposium, betaald door iemand anders. Maar na een sessie tegendenken kwamen we tot de conclusie dat het toch beter zou zijn als wij een cadeau aan een ander geven. Het immers nogal raar om bij een jubileum zelf om een cadeau te vragen. Overigens mocht je ons een cadeau willen geven dan nemen wij dat natuurlijk graag aan.

Geen symposium maar wat dan wél? In stripvorm

Hieronder in stripvorm onze discussie:

prijsvraag2-02Geen symposium maar wat dan wél? Toelichting in woorden

Wat dan wél? Wij nodigen iedereen uit om voor 1 mei een idee of probleem aan te dragen waar wij aan gaan werken. Dat kan een probleem zijn dat je wilt oplossen, een boek waarvan je de inhoud wilt kennen maar dat je niet wilt lezen, een ingewikkelde boodschap die je aan anderen wilt overdragen, een proces waar je in vastloopt, misschien zoek je een spreker etc. Wij kiezen twee inzendingen uit en gaan daar in overleg met de inzenders mee aan de slag. Allebei (Rudy en Stijn) steken we een paar dagen in elke inzending. Je wint dus een aantal dagen denkkracht en een eindresultaat in de vorm van een tekst en infographic die we uiteraard ook publiceren op slimmefinanciering.nl (dat kunnen we anonimiseren).

Hoe gaan we te werk. Allereerst, wij kiezen gewoon (uit de vele inzendingen …..) wat we leuk vinden en waarbij we denken dat onze bijdrage nuttig is. Geheel subjectief dus, geen correspondentie.

We hebben wel een aantal wensen:

  • We willen in ieder geval iets doen met een onderwerp waar we verstand van hebben, iets met economie, duurzaamheid, strategie, breed rendement, tegendenken, een (financiële) constructie etc.
  • We willen in ieder geval ook iets doen met een onderwerp waar we minder verstand van hebben. We vinden het namelijk leuk om eens aan een andere sector te snuffelen. We hebben dat eerder gedaan en we merken dat onze aanpak ook in andere sectoren heel goed werkt.
  • We vinden het heel leuk om iets te doen met mislukkingen of fouten. Van mislukkingen en fouten valt veel meer te leren dan van successen. Waar is bijvoorbeeld dat boek over ondernemers die hebben gefaald? Of over al die duurzame energieprojecten die niet van de grond zijn gekomen?
  • Het is wel handig als het niet te ver weg is. Ergens in de Driehoek Den Haag, Utrecht, Den Bosch is wel fijn. Maar, als het heel leuk en spannend is, dan gaan we ook naar Maastricht of Groningen.
  • Tip, kijk waar we veel over schrijven en naar de wordcloud op de homepage, grote kans dat we daar iets mee willen doen.

Vanaf half mei gaan we aan de slag. Afhankelijk van de vraag komen we langs, organiseren we iets voor u of blijven we achter ons bureau zitten om te lezen en te schrijven. Begin juli hebben we een resultaat en afhankelijk van hoe het verder loopt organiseren we in het najaar misschien iets om dit allemaal met elkaar te bespreken.

Meedoen, stuur een mail naar info@slimmefinanciering.nl.

Rudy en Stijn

Dynamiek leer- en buurttuin (MMM15)

Vandaag stond er in de Volkskrant een mooi artikel over een nieuw gebouw (met leertuin) van het Da Vinci College in Roosendaal. De Volkskrant is zeer lovend over dit gebouw en terecht. Wij waren destijds ingehuurd door de provincie Noord-Brabant en van daaruit betrokken bij dit project. Onze bijdrage was beperkt, dus alle eer gaat naar de architecten en uiteraard de school. Ik herinner me nog een sessie waarin dit gebouw besproken werd, de kernvraag luidde, hoe krijgen we dit gebouw gerealiseerd. Maar eigenlijk ging het er gewoon om dat het gebouw te duur was en dat het budget van de school en de provincie te laag was. Wij waren toen wel wat verbaasd, want in de oorspronkelijke vraag van de school ging het helemaal niet om zo’n groot gebouw. Plat gezegd, een berghok met een houten keet om te schuilen, koffie te drinken en eventueel wat instructies te geven, dat was de vraag vanuit de school. Maar zoals het vaak gaat bij een eenvoudige vraag komen er al snel grote ideeën, in dit geval van de architecten. Vaak zijn dat hele goede ideeën, zo ook hier, deze architecten hebben goed  gekeken wat er werkelijk aan de hand was. Niet zo gek dat ook de school hier verder mee wilde. Maar het was dus te duur. Overigens het was toen ook al een heel sober en goedkoop ontwerp, maar door de omvang was het beschikbare budget ontoereikend.

Tijdens de eerder genoemde sessie hebben we gekeken naar verdienmogelijkheden, wat kan je doen om te zorgen dat het minder kost of dat het juist meer oplevert. Over dat laatste waren we snel klaar, het levert veel op, maar geen geld. Dus ging het er vooral om te kijken  wat er allemaal geschrapt kon worden. Sommige dingen waren vrij eenvoudig te schrappen, een autonome energievoorziening, los van het net, heel leuk, maar ook heel duur en nauwelijks duurzamer dan groene stroom inkopen. Dit soort ingrepen bespaarde een hoop geld, maar uiteindelijk zitten de kosten toch voor een groot deel in het grote aantal vierkante meters. Om een lang verhaal kort te maken, architecten en school zijn met de adviezen aan de slag gegaan en uiteindelijk is het gebouw zoals het toen op papier stond er gekomen. Zoals de foto in de Volkskrant laat zien, eenvoudig, doelmatig, sober en groot. Het advies om een kleiner gebouw neer te zetten hebben ze (gelukkig) niet opgevolgd.

Joseph Dekkers, Directeur van het Da Vinci College schetst in een publicatie van de provincie Noord-Brabant hoe het proces globaal verlopen is.

Jdekkers1

Hoe ziet dit er uit in een dynamiek?

Het begint met de wens voor een groot en mooi gebouw, door te weinig geld vraag je om iets kleins en dat is precies wat je krijgt. Je bent niet ontevreden, maar de wens voor een groot gebouw blijft bestaan.

leertuin-02

Nu komen Ro&Ad, die kijken niet naar wat de school vraagt maar naar wat de school wil. Waar ligt de werkelijke behoefte. De conclusie is, dat gebouw moet veel groter met meer functies, maar nog steeds sober, want anders is het niet te betalen. Een normale reactie van de school zou zijn, dat kan ik niet betalen, donder op met je ontwerp, ik ben ontevreden.

leertuin-03Bij Da Vinci liep dat anders, of misschien hadden Ro&Ad echt heel goed gekeken en geluisterd waar de behoefte lag. In plaats van het plan af te wijzen ging Da Vinci van alles proberen om het plan gerealiseerd te krijgen (aangemoedigd door de provincie). Kijken waar geld gevonden kan worden, experts vragen te kijken hoe het ontwerp goedkoper kan, een deel door de leerlingen laten bouwen etc. Gevolg is dat Da Vinci nu super tevreden is. Ze hebben nu wat ze eigenlijk echt heel graag willen.

leertuin-04

Het had natuurlijk ook anders kunnen lopen. Het is allemaal leuk, kijken waar je budget kunt vinden, experts inhuren, maar dat kan ook tot helemaal niets leiden. Dan volgt er een nog grotere frustratie. Veel tijd en energie stoppen in een ontwerp dat vervolgens niet gerealiseerd kan worden. Gevolg, super ontevreden en nog steeds de wens voor een groot gebouw.

 

leertuin-05

Maar het kan nog veel erger. Afgelopen december liep ik tijdens een symposium Tom van Beek tegen het lijf, een architect met wie ik eerder voor een project om de tafel had gezeten. Hoe het gesprek precies liep weet ik niet meer, maar op een bepaald moment kwam de leertuin in Roosendaal aan de orde. Tom had ook een ontwerp ingediend voor het gebouw in Roosendaal. In tegenstelling tot Ro&Ad had hij zich netjes aan de randvoorwaarden gehouden (budget, vierkante meters etc.). Uiteraard zat er enige frustratie bij hem, een bureau wat gewoon alle eisen naast zich neerlegt krijgt de opdracht, en Tom, die heeft geploeterd om binnen de kaders te blijven, blijft met lege handen achter. Ik snap die frustratie wel, maar, ik snap ook het Da Vinci College, die hebben nu een veel mooier gebouw dan ze vooraf hadden bedacht. Je zou ook kunnen zeggen met het gebouw van Tom waren ze waarschijnlijk niet ontevreden geweest, met het gebouw van Ro&Ad zijn ze (super) tevreden. Niet ontevreden of tevreden, dat is toch wel een verschil. Tom weet hoe het spel gespeeld wordt, werkt voor zichzelf en gaat hier (afgezien van ons gesprek) verder geen negatieve energie aan verspillen, heel verstandig. Dat kan natuurlijk heel anders lopen. Je kunt je ongenoegen op veel verschillende manieren uiten, een procedure beginnen, publiciteit zoeken etc. Gevolg nog meer gedoe, nog meer tijdverspilling en uiteindelijk een nog ontevredener Da Vinci.

leertuin-06Tot slot, niet in een dynamiek is er nog zoiets als verborgen kosten. Dit gebouw heeft geld gekost, dat is duidelijk. Maar wat we niet zien is dat er op de achtergrond veel mensen hebben meegewerkt. Mensen die soms niet betaald kregen omdat ze het vrijwillig deden of omdat ze elke keer weer om advies werd gevraagd zonder opdracht (iets dat ZZP-ers wel vaker overkomt, kan je hier even naar kijken… kan je even aanschuiven om mee te denken …). Maar ook het vele geld dat de provincie in het organiseren van overleggen en het inhuren van experts heeft gestoken. Het is logisch dat dit in de Volkskrant geen aandacht krijgt. Wat mij betreft veel eer voor de architecten, maar ook voor alle mensen die op de achtergrond het project mogelijk hebben gemaakt.

Wat is nou wijsheid?

Ik ga maar eens naar één van onze denkfouten verwijzen, de survivorship bias. Het is niet zo raar dat dit project in de krant komt. Het is om meerdere redenen bijzonder en één van die redenen is de rol van Ro&Ad, die hun nek hebben uitgestoken en er voor gezorgd hebben dat dit gerealiseerd werd. Maar, hoe vaak gaan dit soort projecten niet mis door een te hoge ambitie? Over die projecten lezen we uiteraard niets in de krant. Zo lijkt het dat hoog inzetten tot succes leidt. Wat in dit geval ook zo is, dus wat nu te doen bij een volgend project? Kies je voor zekerheid of ga je het avontuur aan? Laat ik afsluiten met een tweede citaat van Joseph Dekkers, uit dezelfde publicatie.

Jdekkers2Dus één, nieuwe uitdaging, wie maakt de checklist chemie? En twee, nog eens nadenken over een vervolg, de rol van architecten.

 

Stijn van Liefland

 

Baantjesjagers en zakkenvullers in de politiek? Misschien hierom. (MMM14)

Afgelopen weekeinde in de Volkskrant (20-2-2016) werkt Frank Kalshoven de hypothese uit: hoe zou het komen dat er in de politiek meer baantjesjagers en zakkenvullers actief zijn dan vroeger? In woorden wordt een mooie dynamiek beschreven die roept om het maken van een systeemdiagram.

Kalshoven zegt niet dat er op dit moment meer baantjesjagers en zakkenvullers zijn (stel nou dat …). Maar er is de laatste tijd veel discussie: ófwel vinden ex-politici een baan in hun eigen ‘aandachtsveld’ (KLM, Über etc) ofwel lukt het hen niet om een baan te vinden en maken ze aanspraak op wachtgeld. In het ene geval wordt die ex-politici verweten op een baantje (in het bedrijfsleven) uit te zijn, in het andere geval gaat het om het opstrijken van een relatief hoge vergoeding voor werkloosheid. Je kunt het met andere woorden nooit goed doen als (ex-) politicus.

Dus stel nu dat we nu inderdaad minder ‘intrinsiek gemotiveerde’ politici hebben, hoe zou dat dan kunnen komen?

Adverse selection

De dynamiek die Kalshoven op deze hypothetische situatie toepast staat ook wel bekend onder de term: adverse selection. De maatregelen en acties/reacties lokken precies het tegendeel uit van wat je eigenlijk beoogt door selectie van de ‘verkeerden’.

Het meest gebruikte voorbeeld van adverse selection komt uit de financiële wereld. Een (willekeurige) bank doet zijn best om iedereen aan een lening te helpen. Als vergoeding vraagt de bank een rente van zeg 5%. Aan iedereen, dus ongeacht je risicoprofiel. Nu wordt een van de klanten van deze bank werkloos (of gaat failliet) en de uitstaande hoofdsom moet door de bank worden kwijtgescholden (afgeschreven). Omdat de bank wel zijn centjes wil blijven verdienen en het verlies moet worden gecompenseerd, ziet deze bank geen andere oplossing dan de rente te verhogen naar 6%. Het effect is dat de meest solide klanten van deze bank worden gestraft en die zullen overwegen een andere goedkopere bank op te zoeken. Maar als de beste klanten verdwijnen dan zullen de slechtste klanten overblijven (die effectief weinig keuze hebben). Er zullen nog meer faillissementen volgen en de rente zal nog hoger moeten worden. Etcetera etcetera. Uiteindelijk gaat deze bank failliet omdat de bank blijft zitten met de meest risicovolle klanten.

De politiek: baantjesjagers en zakkenvullers?

Kan iets dergelijks in de politiek spelen? Dus dat de politiek alleen nog de ‘slechtste’ politici over houdt?

Ik probeer de tekst van Kalshoven zo goed mogelijk te volgen.

De aanleiding is een wispelturige kiezer die dan weer eens op deze partij stemt en dan weer de voorkeur geeft aan die partij. (Waarom dat dan weer zo is, blijft in de column van Kalshoven onvermeld). De kiezersmarkt is met andere woorden op drift. Gevolg is dat er vaker verkiezingen moeten worden uitgeschreven. De verliezende partijen zien zich genoodzaakt op de wispelturige kiezer te reageren door nieuwe teams (frisse fracties) samen te stellen (politici die de kiezer beter aanvoelen). Meer wisselingen in de politiek betekent voor de aspirant politicus minder baanzekerheid en meer risico om voortijdig het toneel te moeten verlaten.

Waar voorheen nog intrinsiek gemotiveerde politici aan het spel meededen, vallen er nu een aantal van deze soort af. Er ontstaat een tekort aan echt betrokken politici. Dat betekent dat er uitgeweken moet worden naar andere markten, dat er nieuwe bronnen moeten worden aangeboord. Nu is er noodgedwongen ook plek voor zogenaamde baantjesjagers en zakkenvullers. Deze komen nu terecht in de carrousel van terugkerende verkiezingen en verliezen regelmatig hun baan (zoals voorspeld).

 

baantjesjagers en zakkenvullers - 1

Ze gaan nu dus (noodgedwongen) op zoek naar een nieuwe baan. Mensen die voor de politiek kozen omdat ze daar meer konden verdienen dan in hun reguliere werk, zullen na de uitstoot geen baan kunnen vinden op dit hoger betaalde niveau. Zij zullen dus aanspraak maken op de wachtgeldregeling voor ex-politici. Dat zijn de zakkenvullers.

Degene die voor de politiek kozen als opstapje naar een beter betaalde baan op hun eigen beleidsterrein zullen (als ze hun werk goed hebben gedaan) terecht kunnen bij bedrijven uit de sector (als lobbyist, netwerker etc). Dat zijn de baantjesjagers.

Zowel baantjesjagers als zakkenvullers krijgen dus waar ze naar op zoek waren. Missie geslaagd, zou je kunnen zeggen. Het positieve nieuws verspreidt zich en stimuleert andere baantjesjagers en zakkenvullers om ook de politiek in te gaan.

Maar zo krijgt de politiek een slechte naam, er zijn zo weinig mensen die echt hart voor de zaak hebben etc. Het gevolg is dat het politieke bedrijf een (nog) slechte(re) naam krijgt en er nog minder politici van de oude stempel de overstap naar de politiek zullen wagen.

Het wordt van kwaad tot erger. Moraal: de kiezer die wispelturig is krijgt vanuit het systeem baantjesjagers en zakkenvullers retour.

Rudy van Stratum

PS Tussen haakjes heb ik hier boven al aangegeven dat de start ‘kiezersmarkt op drift’ hier uit de lucht komt vallen. Je zou evengoed een dynamiek kunnen vermoeden tussen politici die het volk onvoldoende vertegenwoordigen (of dat volk niet uit kunnen leggen dat ze dat wél doen) en de kiezer die vervolgens uit onvrede of onmacht op drift raakt.

 

Debunking economics (volgens Steve Keen) (MMM13)

Via de site van ‘Rethinking economics’ ontdekte ik het (gratis te downloaden) boek van economie-debunker Steve Keen. Keen is iemand die er zijn levenswerk van heeft gemaakt om de strijd aan te gaan met het in zijn ogen beperkte en gevaarlijke gedachtegoed van de neoklassieke economen. Het boek ‘Debunking economics’ heeft inmiddels meerdere edities en aanpassingen ondergaan (zover ik weet dateert de eerste versie van 2001 en de laatste van 2011). Niet een heel makkelijk boek om tot je te nemen maar in mijn ogen wel een relevant boek dat voor economen verplicht kost is. Over betere economie.

Het is ondoenlijk het boek van Keen (met meer dan 50 pagina’s literatuurverwijzingen achterin) recht te doen in een blog. Ik haal alleen wat krenten uit de pap. Ik maak een paar ‘headertjes’ om structuur aan te brengen:

  • Wat is de kern van de neoklassieke economie?
  • Nou en? Wat is daar mis mee?
  • Waarom doen de neoklassieken wat ze doen?
  • Is er een alternatief? Hoe kan het ook.
  • Is er een overeenkomst met wat wij hier doen op ‘slimmefinanciering’?

Wat is de kern van de neoklassieke economie?

Met economie wordt hier bedoeld wat economen in economische tijdschriften publiceren. Economische tijdschriften zijn tijdschriften die door economen in officiële lijsten belangrijk worden gevonden. Daar waar je moet publiceren om punten te halen om hoogleraar te kunnen worden en blijven. Een artikel krijg je alleen gepubliceerd via ‘peer-review’. Dat betekent dat je artikel de toets der kritiek moet doorstaan van je collega economen die (ook) in hoge tijdschriften publiceren.

Er zijn vele manieren om economie te bedrijven. Maar sinds ongeveer de jaren 50 is in die tijdschriften die ertoe doen een specifieke vorm van economie bedrijven leidend en dominant. Die vorm van economie bedrijven staat bekend onder de naam ‘neoklassieke’ economie. Natuurlijk zijn er ook andere vormen van economie bedrijven maar de bijbehorende beoefenaren en tijdschriften zitten aan de ‘rand van het wetenschappelijke spectrum’. De tijdschriften scoren niet hoog, de beoefenaren worden niet altijd serieus genomen en de visies en standpunten komen in de regel niet terecht in de leerboeken economie. Laten we zeggen dat 90% van ‘economie die ertoe doet’ wordt bepaald (gedomineerd zou Keen zeggen) door die neoklassieke economen.

Hoe gaan die neoklassieke economen te werk? Ik heb dat in onderstaand schema duidelijk proberen te maken (( Een model van een model dus … )) :

betere economie - 1Economen werken graag met modellen. Een model is een verzameling van wiskundige vergelijkingen die gevoed worden door een aantal centrale uitgangspunten of vooronderstellingen of assumpties. Die vooronderstellingen kun je vrij kiezen en variëren maar kenmerkend aan neoklassieke economie is dat ze een vast en redelijk onaantastbaar onderdeel van de beoefening zijn. Waar komen die assumpties vandaan? Dat is meteen de kern van de kritiek van Keen: ze komen niet uit empirische waarnemingen. Ze zijn gewoon … ja wat zal ik zeggen … logisch? waar? evident? Keen noemt het ongemotiveerd vasthouden aan die set vooronderstellingen een ideologie, een set van geloofsovertuigingen. In het model met vergelijkingen wordt vervolgens lekker gerekend. En aan het einde van de rit, na het substitueren (of rekenen), komen er wiskundige stellingen (of bij numerieke simulatie: getallen) tevoorschijn.

Belangrijkste kritiekpunt is dat de assumpties niet onderbouwd zijn en ondertussen toch de conclusies bepalen. Flauw zou je kunnen zeggen: je krijgt er uit wat je er in stopt. Je stopt er iets in dat wat je ‘gelooft’ en dan krijg je er dus dingen uit die je graag ‘wilt’. Op zich misschien niks mis mee want het is een check op de interne logica van je geloofsovertuigingen. Maar wat er wél mis mee is: het wordt gebracht als wetenschap (dus ‘waar’) en de conclusies worden gebruikt om onze echte wereld in te richten en te veranderen.

Ik heb wat cruciale vooronderstellingen van de neoklassieken in het schema gezet. Individuele agenten zijn rationeel, hebben de beschikking over alle relevante informatie, en streven naar nuts- en winstmaximalisatie. De markten zorgen voor automatische evenwichten waarbij alles wat gevraagd wordt ook wordt aangeboden (meestal door prijsaanpassing). Geld en schuld spelen geen wezenlijke rol, ze zijn zoals economen dat noemen ‘neutraal’. Agenten doen hun rationele calculaties in redelijke isolatie dus van onderling overleg of interactie is geen sprake. Keen stelt daarom dat macro-economie (de uitkomsten van iedereen bij elkaar) een subtak is geworden van de micro-economie (de uitkomsten van een ieder). Economen noemen dat het aggregatie-vraagstuk: neoklassieken doen dat simpel door aan te nemen dat het totaal de optelsom is van de losse individuen (vandaar de term ‘representatieve agent’).

In het model wordt aangetoond hoe het evenwicht er uit ziet. Economen werken graag en veel met zogenaamde lineaire vergelijkingen en bestuderen het ene evenwicht ten opzichte van het andere evenwicht. In het eventuele tussenliggende tijdspad (de zogenaamde aanpassing van oude naar nieuwe toestand) zijn ze niet wezenlijk geïnteresseerd. Omdat evenwichten snel en moeiteloos tot stand komen speelt de factor tijd nauwelijks een rol in de modellen. Economen spreken van ‘comparatieve statica’.

Het is niet verwonderlijk dat de uitkomsten van de modellen aantonen dat de markt zijn werk doet, dat dat het beste is voor iedereen, een beter resultaat kun je niet bereiken. Daarom is ingrijpen (door de overheid bijvoorbeeld) onwenselijk en verstorend. Laat ondernemers hun werk doen en consumenten in hun wijsheid beslissen wat ze willen kopen en blijf er verder vanaf. ((Tijdens het schrijven van dit artikel kwam ik dit tegen over een andere manier om onze welvaart en groei te meten (niet geld of spullen maar oplossingen als indicator). Hierin wordt ook een beeld geschetst van wat het neoklassieke wereldbeeld van economen inhoudt.))

Nou en? Wat is daar mis mee?

Nou prima toch, laat die lui lekker pielen met hun modelletjes en zichzelf belangrijk vinden op die instituten! Punt is dat dit gedachtegoed verspreid wordt en hele generaties (studenten, maar later dus ook politici, journalisten etc) beïnvloedt en leidend gaat zijn in de inrichting van onze maatschappij.  Neoklassieke economen zijn belangrijke adviseurs van beleidsmakers, ministers en presidenten. Daarom moeten voorheen publieke bedrijven ‘naar de markt’: want ondernemers weten veel beter wat consumenten willen dan overheden (wetenschappelijk bewezen immers). Een ideologie wordt verkocht als wetenschappelijk bewijs.

Een ander punt is dat problemen die we ‘in het echt’ meemaken niet worden gezien en niet worden voorzien. De economische crisis vanaf 2008 hebben neoklassieke economen niet zien aankomen. Eigenlijk, zo wordt wel gezegd, is het ook geen crisis, het is een tijdelijke situatie die zich snel zal herstellen, op weg naar een nieuw evenwicht. En de crisis (als die al zo mag heten) is ontstaan door verstoringen van buitenaf, juist een bewijs dus dat je er met je tengels vanaf moet blijven. Keen stelt dat er gewaarschuwd is voor de huidige crisis (de Nederlander Bezemer heeft hier onderzoek naar gedaan) en dat neoklassieken blind zijn geweest voor wat er onvermijdelijk zat aan te komen.

Het ontbreekt bij een vaste set aan aannames (lees: ideologie) dus aan een intrinsieke verwondering, er is geen behoefte meer om de fenomenen om ons heen te verklaren. Geen nieuwsgierigheid  om de wereld beter te begrijpen. Elke inbreuk op de set eigen overtuigingen wordt gepareerd met een verdediging. Hieronder heb ik de dynamiek van verdediging in een plaatje gezet:betere economie - 2

Er is dus een set aannames die belangrijk zijn voor de neoklassieken (later meer over waarom dit zo is). Er doet zich een verschijnsel voor in de werkelijkheid dat niet strookt met de modellen en conclusies van de neoklassieken. Er treedt een mechanisme van verdediging en/of ontkenning in werking. Afwijkende geluiden komen niet in de tijdschriften die ertoe doen. Reparaties of verklaringen die (nog steeds) passen in het eigen wereldmodel wél. Vervolgens worden periodiek leerboeken gemaakt en opleidingen verzorgd, allemaal in de traditie van de leading ideologie. Generaties studenten worden opgeleid met dit gedachtegoed. De originele artikelen worden niet gelezen, laat staan dat de context en/of de (historische) alternatieven aan bod komen. Zo blijft de bestaande set vooronderstellingen door de tijd en door de generaties onaangetast.

Waarom doen de neoklassieken wat ze doen?

De vraag die voortdurend bij mij opkomt tijdens het lezen van Keen’s boek is: stel nou dat ie gelijk heeft (en die club neoklassieken inderdaad een min of meer gesloten bastion vormen), waarom doen ze dan wat ze doen? Waarom is het zo hardnekkig? Het gaat hier toch om meer dan gemiddeld slimme mensen die toch ook de krant lezen en zo?

Keen gaat hier niet heel expliciet op in. Door de tekst heen zijn wel wat vermoedens te vinden. Ik heb die bij elkaar gescharreld en er enkele eigen vermoedens bij gezet in een mindmap (( Zie een eerdere serie blogs hier op de site waarin ik met vergelijkbare ideeën kom. ))

Om te beginnen kan het een esthetische kwestie zijn. Als een economie netjes op zijn pootjes terecht komt (in een evenwicht) en dat gaat helemaal vanzelf, dan heeft dat iets gracieus. Je ziet de natuur aan het werk (en dan is het goed, zonder menselijk ingrijpen). Adam Smith en de metafoor van ’the invisible hand’ is niet voor niets zo beroemd geworden.

Dan is een overweging dat de ruwe werkelijkheid zich niet zo makkelijk laat pakken in een wiskundig model. En economen zijn ondertussen dol op wiskunde omdat dat het vak de rigueur geeft van een echte wetenschap zoals de natuurkunde. Wiskunde is dus verplicht (onderscheidt je ook van de gewone man) en dan ontkom je niet aan een sterke simplificatie van de werkelijkheid. Het aggregatievraagstuk indien sprake is van meerdere anders handelende actoren is wiskundig hopeloos ingewikkeld. (( Keen beweert overigens dat die neoklassieken die zo hoog opgeven over hun wiskundige kwaliteiten bij echte wiskundigen door de mand vallen. De wiskunde is vaak verouderd en is jarenlang binnen de groep economen zelf gebruikt en een eigen leven gaan leiden. Keen vergelijkt het ergens met een emigrant die in het buitenland zijn eigen taal blijft spreken. Na jaren is dan de eigen taal helemaal verbasterd en afwijkend van wat de ’thuisblijvers’ inmiddels spreken. ))

Zouden belangen een rol kunnen spelen? Misschien is het een complot van wetenschap en gevestigde orde tegen de domme massa? De conclusies en aanbevelingen pakken inderdaad vaak gunstig uit voor de partijen die het al goed doen (de gevestigde orde, de rijken, vul zelf maar in). Keen ziet dat argument niet zo zitten. De meeste wetenschappers doen hun best en hebben de beste intenties. Als het eigenbelang echt zo belangrijk is dan hadden ze wel een ander beroep (dan wetenschapper / onderzoeker) gekozen immers. Economen hebben in die zin een belang bij het vasthouden aan de ideologie dat dat de kortste weg is om hoogleraar of beleidsadviseur te worden, dat dan weer wel.

Aan de linkerkant van de mindmap staat een aantal mogelijke denkfouten waar ook economen ‘last’ van zouden kunnen hebben. Door de opleiding en de leerboeken ga je op den duur geloven wat er staat. Iedereen doet het, dus zal het wel goed zijn. De professor vertelt het dus moet het ook waar zijn. Een mooi voorbeeld van group think waarbij tegengeluiden ongewenst zijn en op den duur verstommen. Of wat te denken van ‘loss aversion’? Jarenlang heb je beweerd dat de economie vanzelf op zijn pootjes terecht komt en dan komt er ineens een grote crisis. Dan is het logisch dat je niet meteen alles overboord gooit maar eerst kijkt hoe je je ‘investering’ overeind kunt houden. Of, tenslotte, misschien speelt het winnaarseffect? Je krijgt je artikelen gepubliceerd en je wordt hoogleraar: dan ga je ook vanzelf geloven dat wat jij opschrijft goed en waar is. Je wordt arrogant en je sensitiviteit naar wat er om je heen gebeurt neemt als vanzelf af.

Eigenlijk best logisch dus. Het is een soort economie van de economen. Ik zou het ook zo doen als ik in die groep zat.

betere economie - 3

Is er een alternatief? Hoe kan het ook?

De boodschap van Keen is wel duidelijk: deze situatie (van de dominantie van deze club economen) is ongewenst en schadelijk. Hoe moet het dan wél? Kan het ook anders?

Dat antwoord valt uiteen in twee delen. Op de eerste plaats zijn de neoklassieken niet altijd zo dominant geweest. Eerst had je bijvoorbeeld de ‘klassieken’ (zo tussen 1880 en 1935) die dominant waren in de wetenschapsbeoefening. En toen kwam de eerste grote crisis van de jaren 30 en kwam Keynes met zijn ‘General theory’. Sommigen stellen dat (de theorie van) Keynes zo tussen 1940 en 1970 de dienst uitmaakte. Keynes was geïnspireerd door de crisis, had oog voor onzekerheid en risico (onvolledige informatie) en gaf ‘onevenwicht’ een plek. Anderen stellen dat Keynes vrij snel door de klassieken werd ingekapseld als een bijzonder geval (een tijdelijke situatie, een uitzondering). Hoe dan ook blijkt een bastion niet helemaal ongevoelig voor (grote) invloeden van buiten te zijn geweest. Dus wie weet is de huidige crisis wederom een uitgelezen moment om de koers om te gooien en de ideologie ter discussie te stellen?

Het andere antwoord is dat er ondertussen meerdere stromingen zijn die zoetjesaan serieuzer genomen worden. Keen bespreekt in een apart hoofdstuk een stuk of vijf economische scholen die in zijn ogen vorderingen maken. Nee, het alternatief is niet het (post-, neo-) Marxisme. Ook het Marxisme vertrekt vanuit een ideologisch bastion waar nauwelijks discussie over mogelijk is. Inmiddels bemoeien échte wiskundigen en natuurkundigen zich ook met de economie. Inmiddels hebben we ook de beschikking over krachtige computers en kunnen we complexe dynamieken veel beter simuleren. Ook deze benaderingen hebben zo weer hun eigen voor- en nadelen. Per saldo laat Keen het in het midden of en hoe de economie als wetenschap zich verder zal ontwikkelen. Duidelijk is wel dat WIJ (burgers, lezers, consumenten) hier ook een belangrijke rol kunnen vervullen. We moeten in ieder geval diverser onderwijs eisen en pluriformiteit afdwingen (gelooft ie toch in de soevereine consument?).

Wat vindt Keen zelf eigenlijk? Wat verwacht hij van een econoom en/of een goed model? (mijn interpretatie obv het boek)

  • De assumpties moeten zijn gebaseerd op de werkelijkheid of empirie.
  • De assumpties moeten open staan voor discussie en verbetering.
  • Het model moet zijn ingegeven door nieuwsgierigheid over actuele vraagstukken.
  • Het model moet ruimte laten aan onevenwichtigheden.
  • Tijd en onzekerheid hebben een plek (dynamiek).
  • Ruimte voor gekromde vergelijkingen (ipv lineaire relaties). Meer aandacht voor betere/complexere wiskunde.
  • Serieuze aggregatie van micro naar macro. De som is meer dan de optelling van de delen.
  • Geen representatieve agenten maar introductie van meerdere ‘klassen’ met elk hun eigen gedrag.
  • Expliciete aandacht voor de (niet-neutrale) rol van geld, schuld en banken.

Opvallend vind ik daarbij dat Keen vasthoudt aan de veronderstelling van rationaliteit. Ergens merkt hij op dat economisch gedrag niet altijd rationeel is maar dat dat meer het domein is van de psychologie. Daarbij lijkt hij uit te sluiten dat de recentere inzichten uit de denkfoutenliteratuur en de behavorial economics (o.a. Kahneman, nudges-literatuur) tot het arsenaal van de modellerende econoom moet behoren. (( Overigens zie ik dat zelf ook niet als een probleem. Het ligt er maar helemaal aan hoe je rationaliteit definieert. Ik ga daar hieronder nog op in. )) Verder merk ik op dat er wel degelijk serieus is gemodelleerd met rationele onevenwichtigheidsmodellen (gebaseerd op wiskunde uit de gloriejaren van de ruimtevaart) al vanaf medio jaren 80. Af en toe in serieuze tijdschriften, maar ik geef toe (ook op basis van eigen ervaring) dat het nooit tot de kern is doorgedrongen. Mijn (sterk verouderde) ervaring met complexe simulatiemodellen (dat is waar je dan bijna onvermijdelijk op uit komt) is dat het lastig is tot robuuste uitkomsten te komen die praktische betekenis hebben (kleine veranderingen aan de voorkant leiden soms tot volstrekt andere conclusies, niet echt handig natuurlijk).

Ik kan dit pleidooi om ons los te weken van de te beperkte manier van neoklassieke economiebeoefening alleen maar een warm hart toedragen. Ik ben dus voor, het vak moet op de schop, meer discussie, meer pluriformiteit, meer aandacht voor de actualiteit en nieuwsgierigheid. Het meest essentiële onderdeel van het betoog van Keen vind ik dat banken (en geld- en schuldcreatie) veel en veel meer serieuze aandacht verdienen in de modellen. Zonder banken en de bijbehorende zogenaamde Ponzi-games die ze met bedrijven en consumenten spelen, zullen we de grote crisis van 2008 niet in de vingers krijgen. Een kenmerkende passage uit het boek vind ik in dit verband:

betere economie - 5

Jammer dat Keen niet een (nog) groter deel van zijn boek aan banken en het ontstaan van de crisis heeft besteed (( Ik ben me ervan bewust dat Keen over dit onderwerp een nieuw boek aan het schrijven is en er een hele site aan heeft gewijd, maar daar ben ik nog niet aan toegekomen. )) Ruim een derde van het boek gaat nu over wat Keen noemt wiskundige fouten en logische inconsistenties die hij bij de neoklassieken heeft ontdekt. Ik kan Keen op die punten (denk ik) wel volgen maar zie ook hoe de neoklassieken dat niet als fouten of inconsistenties zullen ervaren. De discussie is voor deze bespreking te technisch maar volgens mij is wat Keen in dat deel van het boek doet minder relevant voor onze inzichten in het ontstaan van de economische crises.

Samenvattend: wat mij betreft een relevant en niet te missen boek over de staat van de economische wetenschap (en over hoe het anders/beter moet).

Wat is de relatie met ‘slimme financiering’?

Ik wil tenslotte nog een verband leggen tussen het pleidooi van Keen (de nieuwe manier van economie-beoefening) en wat wij hier op ‘slimme financiering’ doen. Natuurlijk: wij maken hier geen economische modellen (( Hoewel ik hier een klein modelletje heb staan, dat overigens nog een vervolg behoeft …. )) . Maar de rode draad op deze site is toch (ook) een economische. Kernvraag daarbij is: doe ik er goed aan dit project wel/niet uit te voeren? Ik noem enkele mogelijke overeenkomsten met wat Keen voorstaat (en verafschuwt in de neoklassieke benadering):

  • De kern van onze aanpak ligt bij de zogenaamde beslisboom. Wij gaan daarbij in eerste ronde uit van rationele beslissers. Een rationele beslisser wil zeggen: wil met minimale middelen zijn doel bereiken. Je moet natuurlijk wel eerst weten wat je doel is en welke middelen tot je beschikking staan. En je middelen zijn niet beperkt tot geld en Euro’s, maar zijn ook tijd, arbeid, aandacht. Net als Keen houden ook wij vast aan rationaliteit als ordenend principe.
  • Wij gaan echter niet uit van volledige informatie die iedereen tot zijn of haar beschikking heeft. Informatie en tijd zijn schaars. We nemen dus in onze beslisboom mee van welke verborgen kosten (en opbrengsten) mogelijk sprake is. Denk aan transactiekosten, overlegkosten etc.
  • Wij gaan niet uit van representatieve agenten. Iedereen heeft een andere context, een ander belang, andere informatie, een andere perceptie etc. Dat betekent dat wij in het analyseren van een beslissing ook kijken naar welke andere spelers betrokken zijn. Het ‘model’ van de andere spelers kun je ontdekken door het spelen van een simulatie waarin je expliciet de rol van de ander inneemt en zijn denkwereld verkent (zie bijvoorbeeld ‘ritual dissent’ en de Disney-strategie). Hierbij wordt al snel duidelijk dat jouw acties gevolgen hebben voor de ander en vice versa. We spreken hier ook wel van het fuseren van belangen.
  • Vanzelfsprekend krijgen de elementen ’tijd’ (dynamiek) en ‘onevenwicht’ in deze discussies een reële plek.
  • We zouden hier op kunnen houden. Eigenlijk is dat wat Keen voor de economische modellen bepleit.
  • Onze ervaring met projecten en samenwerkingsverbanden is echter dat er nog meer speelt. We bouwen daarom nog twee rondes in. De eerste ronde ‘bovenop de rationaliteit’ is het verkennen van de bekende denkfouten. Wat mij betreft is de analyse van de economische wetenschappers als ‘stam met rituelen’ een mooi voorbeeld van hoe het in de praktijk werkt: prestige, status, gemakzucht, behoudzucht, toeval, gewoontes, opkijken naar de baas, tunnelvisie, wederkerigheid, verliesaversie …. het kan allemaal een rol spelen. Zie de checklist ‘denkfouten’ die we naast de ‘beslisboom’ als tool gebruiken.
  • Een tweede ronde bestaat uit het kijken naar wat er alsdan op tafel ligt vanuit een systeemblik. We kijken vanaf enige afstand (met de blik van een nieuwsgierige buitenstaander) naar de dynamiek (ongewenste uitkomsten van het systeem) die mogelijk is ontstaan. Dit onderdeel staat nog in de kinderschoenen en een echte tool of stappen plan hebben we nog niet beschikbaar. Maar schetsen zoals te vinden bij de blog over de ZZP’er, over de banken of over Shell zijn voorbeelden van hoe dat kan werken.

Hopelijk zal duidelijk zijn dat de stappen hierboven wat kunstmatig uit elkaar zijn getrokken. Lang niet altijd hoeven of kunnen die stappen zo systematisch te worden afgewerkt. Stijn vergelijkt het met het afpellen van een ui. Soms moet je na het afpellen van een laagje huilen en stop je (even) met afpellen. Soms is het ook irritant om alles af te pellen. Een samenvattend overzicht van onze werkwijze slimme financiering zoals we die de afgelopen jaren hebben ontwikkeld is hieronder gevisualiseerd:

betere economie - 6

Rudy van Stratum

 

Andere relevante blogs eerder verschenen: