Auteursarchief: slimfinbeheer

Deeleconomie in het kort

Vandaag kwam ik de publicatie “Deeleconomie onder één noemer” tegen, uitgegeven naar aanleiding van de inaugurele rede van Koen Frenken, hoogleraar in Innovation Studies aan de faculteit Geowetenschappen in Utrecht. Koen Frenken gaat de komende jaren onderzoek doen naar de deeleconomie. Wij zijn altijd al geïnteresseerd geweest de deeleconomie. In onze beslisboom hebben we het altijd over drie vormen van financieringsconstructies, geld lenen, eigendom afstaan en financiering van onderaf (oké en als vierde geld krijgen, maar dat tellen we niet echt mee). Wij hebben het dan vooral over inzet van vrijwilligers, crowdfunding en alternatieve valuta. Gebruik maken van de deeleconomie kan je ook als een financieringsform van onderaf zien.

Samenvatting deeleconomie

Ik heb het boekje samengevat in een mindmap, hiermee ontstaat een aardig beeld van de inhoud (het boekje is hier te downloaden). Ik haal er een paar punten uit om nader toe te lichten.

deeleconomie samenvatting

Definitie deeleconomie

Allereerst de definitie van de deeleconomie.Twee dingen zijn belangrijk, allereerst dat het om uitwisseling tussen consumenten gaat en ten tweede dat het om onbenutte goederen gaat. Bekend voorbeeld is de boormachine. De meeste mensen gebruiken dat ding nooit, die kan je dus prima met mensen uit de buurt delen. Het gaat dus niet om bedrijfsmatige activiteiten en het gaat ook dus niet om de buurman die bijvoorbeeld vier boormachines koopt met het idee daar veel aan te kunnen verdienen. Dat laatste is natuurlijk in de praktijk lastig te ontdekken. Wij noemen het ook wel onbenut potentieel. Alles was je niet gebruikt maar wel nuttig kan zijn voor een ander. Daarom is het jammer dat alleen over goederen gesproken wordt, want sommige mensen hebben kennis of tijd over of kunnen iets dat weinig anderen kunnen. Waarom valt dat niet binnen de definitie van de deeleconomie? Of er uiteindelijk voor betaald wordt voor de goederen is volgens Frenken niet van belang, in mijn ogen terecht, het gaat om de bijdrage aan de economie en die is er ook bij ruilen en gratis diensten.

De definitie die Frenken gebruikt roept bij mij wel de vraag op waarom de deeleconomie alleen op consumenten gericht is? Wij hebben veel geschreven over het beheer van natuur en landschap en ik denk bij de deeleconomie direct aan die landgoedeigenaar die moeite heeft om het beheer van zijn terrein te financieren. Welke mogelijkheden biedt de deeleconomie hiervoor?

Deeleconomie, positief en negatief

Ik sla een groot deel van de mindmap over en wil stilstaan bij de positieven en negatieve effecten. Er wordt veel geschreven en geroepen over de deeleconomie en soms lijkt het wel een wondermiddel voor alles. En positieve effecten, die zijn er ook. Voor de aanbieder levert het extra inkomsten, voor de klant is het goedkoper, het is milieuvriendelijker omdat er minder spullen gemaakt hoeven te worden en deze worden over het algemeen ook minder gebruikt. Mensen die gebruik gaan maken van een deelauto gaan minder kilometers rijden. Of gingen ze minder rijden en besloten ze toen dat een deelauto ook zou voldoen? Hoe dan ook de milieuvoordelen zijn er. Daar komen nog sociale voordelen bij, mensen komen weer met elkaar in contact, leren nieuwe mensen in de buurt kennen etc. Het zijn de inmiddels wel bekende voorbeelden van de deeleconomie. Ik sta er daarom kort bij stil, wat niets zegt over de omvang van deze voordelen.

Helaas zijn er ook nadelen. Heel direct gaat het bijvoorbeeld om overlast voor anderen. Denk aan een woning die een groot deel van de tijd wordt verhuurd aan (dronken) toeristen, of een enorme toeloop aan mensen om een maaltijd af te halen. Dit zijn hele praktische nadelen die daarmee ook op een hele praktische manier zijn op te lossen. Veel nadelen zijn complexer van aard.

Financieel zijn de voordelen vooral voor mensen die veel bezitten, een mooi huis (op een mooie plek), veel spullen een mooie auto. Voor hen is het heel lucratief om dit met anderen te delen. Heb je geen mooie spullen of geen mooi huis, dan profiteer je veel minder, dan rest alleen het goedkopere aanbod. Ook op de milieuvoordelen is wel wat af te dingen. Als je meer verdient door je woning in de vakantie te verhuren of als je vakantieverblijf in het buitenland goedkoper wordt, dan hou je geld over voor andere zaken. Bijvoorbeeld om het vliegtuig te nemen voor een vakantie verder van huis. Het zogenaamde rebound effect.

Dan de veel geprezen sociale component, mensen ontmoeten, nieuwe relaties en netwerken. Veel van de goederen en diensten worden aangeboden via deelplatformen. Deze platformen maken contact vrijwel overbodig, moest je vroeger bij de buurman langs om iets te lenen, nu kan dat redelijk anoniem. Er zijn al bedrijfjes ontstaan die alles voor een op Airbnb aangeboden woning afhandelen. Autofabrikanten schijnen al na te denken hoe auto’s aangepast moeten worden t.b.v. de deeleconomie, belangrijkste opgave, zorgen dat de autodelen zo min mogelijk tijd kost (lees, geen onderling contact alles digitaal afhandelen incl. de sleutel). Frenken noemt nog een mooi voorbeeld dat laat zien dat de sociale winst niet zonder meer vaststaat. Want stel dat de Tour de France in Utrecht is dan kan je je lege kamers verhuren via Airbnb of je kunt vrienden uitnodigen. Overigens kan je vrienden laten logeren ook als een stukje deeleconomie zien, maar Frenken heeft hier duidelijk een punt. Hij noemt het economisering van het privéleven. Ik heb dat zelf een keer meegemaakt toen ik met iemand ging experimenteren met een alternatieve munt. Heel leuk, maar we gingen alles wat we voor elkaar deden opeens in die munt uitdrukken. Daarvoor vertrouwden we erop  dat de balans uiteindelijk wel weer in evenwicht zou komen en zo niet, dat je graag iets voor iemand doet. We zijn er snel weer mee gestopt.

Tot slot geeft Frenken aan dat de deeleconomie tot discriminatie kan leiden. Normale winkels en bedrijven moeten aan regels voldoen, de deeleconomie kent nauwelijks regels. Uit onderzoek blijkt dat Afro-Amerikaanse verhuurders in de Verenigde Staten minder huur kunnen vragen vergeleken met andere Amerikanen.

Tot slot is er nog een aantal nadelen dat iedereen vermoedelijk al kent, er is geen belastingafdracht en de deelplatformen zijn zeer machtig en hebben ook een sterke lobby. De vraag die Frenken aan het eind stelt is hoe we de publieke belangen in de gaten kunnen houden. Afgezien van een aantal voorbeelden geeft hij hier nog niet een echt antwoord op, onderwerp van studie.

Ik vind vooral de voor- en nadelen erg interessant om verder te onderzoeken. Daarom ga ik een waardenkaart invullen voor de deeleconomie, of dat ergens toe leidt weet ik niet, zo ja dan komt er een vervolg zo nee dan laat ik het hierbij.

Stijn van Liefland

Wat er met Twitter gebeurt is niet interessant

Knipsel twitterJa, we hebben Twitter ontdekt en onze lezers zullen het weten. Maar deze tweet van Rudy riep bij mij wat “tegengedachten” op, zeg maar het resultaat van tegendenken. Deze gedachten wil ik even delen in een korte blog. Want de vraag is natuurlijk gedoe bij Twitter, waarom zouden wij ons daar druk om maken? Mijn stelling is, niet doen want:

  • De groei van Twitter gaat sowieso een keer stagneren er is namelijk een absolute limiet, als alle mensen, alle bedrijven en alle organisaties (vooruit ook nog alle huisdieren) op Twitter zitten, dan houdt het op. Dus stagnerende groei, ik zie het probleem niet.

Maar meer specifiek voor ons, voor slimme financiering gaat het om het volgende:

  • Zitten er voldoende mensen uit onze doelgroep op Twitter of lezen die Twitter? Zo ja, dan is verdere groei voor ons niet van belang.
  • Stel dat Twitter gaat krimpen? Dan is natuurlijk de vraag wie gaat er vanaf? onze doelgroep? of pubers? of bejaarden? of alle huisdieren? In het meest extreme geval, Twiter krimpt dramatisch, alleen onze doelgroep blijft, dan wordt Twitter voor ons alleen maar beter.
  • Ook belangrijk, laten we het doel in het oog houden, waarom Twitter gebruiken? Om de groei van Twitter te bevorderen of voor onszelf? Het laatste natuurlijk, om informatie te halen en snel wat te kunnen delen. Niets meer niets minder, het zal nog wel een tijdje op deze manier blijven functioneren.
  • En, stel nou dat Twitter over 2 jaar helemaal dood is, dan lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat er een alternatief is (dat bestaat vermoedelijk al) waar je met één klik op de muis naar overstapt, dat al je contacten importeert en je volgers op de hoogte stelt. Zo kunnen we vrolijk verder.

Wat er dus met Twitter gebeurt is voor ons totaal niet interessant zolang Twitter maar iets voor ons betekent. Het gaat er dus om de waarom-vraag te stellen en even door te vragen. Dat staat overigens allemaal in ons boek “de kunst van het tegendenken“.

 

Stijn van Liefland
 

 

 

Werk als disutility?

Een korte blog ditmaal. Gewoon omdat ik tegen een Tweet aanliep (( Misschien heeft een enkeling al gemerkt dat Stijn en ik de laatste week flink aan het tweeten zijn geslagen. Ik was altijd wat sceptisch over de mogelijkheden van Twitter (voor ons werk) maar wil het nu eens een periode wat actiever gaan volgen. )) van Gerhard Hormann:

ScreenShot176Hormann refereert dan weer naar zijn blog (( Inderdaad, in zo’n tweet kun je echt niks kwijt. Maar ja, in de beperking toont zich … )) :

 

ScreenShot175

Ja, dat is ook Twitter: elke gelegenheid te baat nemen om je eigen boek onder de aandacht te brengen. Goed, ik doe gewoon mee.

De column van Matthijs Bouman (5 februari publicatiedatum) kun je niet zonder meer lezen dus een link heeft hier weinig zin. Maar hier het laatste stukje (conclusie) van zijn betoog (waar ik hieronder nog op terug kom):

Screenshot_2016-02-10-13-19-39Essentie van betogen

Interessant wat hier gebeurt.

Wat beweert Bouman:

  • Nieuw onderzoek naar wat mensen gelukkig maakt.
  • In een belangrijk economisch tijdschrift. Dus: dat moet je serieus nemen.
  • Conclusie: mensen worden gelukkig van van alles en nog wat, o.a. van dansen en sex.
  • Maar waar ze vooral niet gelukkig van worden: van werk.
  • Ja, dat wisten economen allang. Maar het was een aanname van economen, nu is het ook wetenschappelijk onderbouwd.
  • Als werk niet vervelend zou zijn, dan zou er immers ook niet voor worden betaald.
  • Maar betekent dit nu dat we met zijn allen veel meer vrije tijd moeten opnemen (om te gaan dansen en zo)?
  • Nee, daar komt Nederland niet verder mee.

Wat beweert Hormann:

  • Kijk, ik roep al jaren dat werken vervelend is.
  • Ik schrijf daar boeken over.
  • Daar verdien ik (deels) mijn geld mee.
  • Nu is er een econoom die ertoe doet, die mijn overtuiging bevestigt.
  • Ergo: leest mijn boek.
  • Ik kan dan blijven doen wat ik leuk vind.

Belangen

Wat speelt hier?

  • Beide auteurs zien vooral wat ze willen zien:
    • Bouman: (klassieke) economen-referentie.
    • Hormann: zzp- en/of schrijvers-referentie.
  • Beiden hebben met andere woorden een eigen wereldbeeld met een bijbehorend belang.
  • Kern van de achterliggende vraag is (volgens mij) de complexiteit rond het begrip arbeid of werk.

Alleen op het laatste ga ik kort in (als econoom, dus vanzelfsprekend ook met een beperkt blikveld).

Werk als disutility

Hoe gaan economen om met het begrip werk?

Een econoom (van de neo-klassieke variant, zeg maar wat je bij de gemiddelde inleiding economie leest en hoort) noemt werk een ‘disutility’. Dat is iets waar je geen plezier aan beleeft. Sterker nog: je vindt het vervelend. De tegenpool van werk is ‘vrije tijd’. Immers, je hebt maar een beperkt aantal uren in je leven tot je beschikking. Alle uren die je werkt en vervelend doorbrengt, kun je niet genieten (van vrije tijd). Vrije tijd sec is ook niet zo heel bijzonder want in economenland heb je geld nodig om iets leuks te doen. Ergo: je moet wel werken (tegen betaling) om geld te hebben om spullen (utility 1) te kunnen kopen waar je in de vrije tijd (utility 2) van kunt genieten.

Vrije tijd en spullen zitten, zoals economen dat noemen, in de nutsfunctie. De hoeveelheid geld die je verdient met werken is de beperking aan je maximaal te halen nut. Economen zeggen dan: het nut wordt (door consumenten annex werknemers) gemaximaliseerd onder de randvoorwaarde van hun gelimiteerde budget.

Wiskundig bezien kun je nu onder andere aantonen dat:

  • Er wordt alleen maar gewerkt als er een vergoeding tegenover staat. Immers: je moet worden gecompenseerd voor het opofferen van iets fijns (vrije tijd).
  • Naarmate het werk vervelender wordt zijn er minder mensen die het (voor een bepaald bedrag) willen doen. Ergo ontstaat schaarste aan mensen die dat vervelende werk willen doen en dus zal de beloning voor dat werk hoger worden. Omgekeerd ook: naarmate er minder mensen zijn die het werk kunnen of willen doen, moet de beloning hoger zijn.
  • En zo verklaren economen dat het terecht is dat managers en directeuren meer verdienen dan schoonmakers en vuilnismannen (aha, Rutger Bregman en zijn companen bij De Correspondent). Want: bazen zijn schaars en opereren in een concurrerende internationale markt, dus goed betalen is het devies (beste voor iedereen, maximale benutting van talent).
  • En zo verklaren economen, maar dat is een zijpad, waarom een basisinkomen zal leiden tot een verminderd aanbod van werkwilligen, het stimuleert luiheid. Waarom zou ik immers nog werken als ik het geld zo gratis kan krijgen?

Problemen met werk als disutility

Ik ben econoom genoeg om te zien hoe fraai het bouwwerk van economen is (kan zijn) om veel zaken in het leven te verklaren. Maar hopelijk ben ik niet zo verkokerd om ook te kunnen zien dat we heel veel niet kunnen verklaren.

Om te beginnen is daar het belang van economen zelf. Economen willen graag overkomen als echte wetenschappers. En zich kunnen meten met de natuurkunde. En dus willen ze tijdschriften waarin ze publiceren als natuurkundigen. Met veel formules en afleidingen. De theorie van ‘werk als disutility’ is wiskundig fraai en leent zich voor mooie afleidingen. Omgekeerd: werk als utility leidt tot enorme problemen en uitdagingen waarmee je wiskundig flink vastloopt. Niet goed voor de publicaties, dus vasthouden aan het wereldbeeld van ‘werk als disutility’.

Ik heb wel eens gehoord van mensen die langer bij het CPB hebben gewerkt dan ik in een grijs verleden: eerste directeur en Nobelprijs-winnaar (jaja, die kon het dus weten) Jan Tinbergen verbaasde zich over de beloning die hij kreeg voor zijn werk. ‘Ik heb een prachtige en eervolle baan en krijg daar nog voor betaald ook’. Tinbergen vond dan ook dat er een korting op ‘fijn werk’ moest komen. Nu was Tinbergen een openlijk socialist, dus ook hij zal belangen hebben gehad.

Inmiddels weten we natuurlijk met gezond verstand en intuïtie dat werk veel meer is dan ‘een manier om je budget te verhogen’ (lees: geld te verdienen). Werk geeft zin en betekenis, het maakt onderdeel uit van je sociale context. Werk betekent dat je ergens bijhoort, dat je belangrijk bent. Werkt zorgt voor ritme en structuur. Werk geeft de gelegenheid om te leren en om mensen te leren kennen. Werk geeft toegang tot zaken waar je anders niet bij zou kunnen komen.

Ja natuurlijk, vaak is werk vervelend en monotoon. En als je verder geen geld hebt dan zul je soms dat werk toch moeten doen. Maar ik weet zeker dat heel veel mensen die niet voor het geld hoeven te werken dat toch graag doen. Hoe zit dat dan? Nou simpel, werk is dus in veel gevallen wel degelijk een utility. Bovendien geeft werk status en macht. En hoe hoger in de pikorde hoe meer status en hoe meer macht. Natuurlijk hoort daar ook geld bij en dure spullen. Die zijn soms nodig om die macht tentoon te spreiden. Hoge lonen worden in dergelijke gevallen dan ook niet verklaard door te refereren aan de vele aannames in de wiskundige constructies van klassieke economen. Hoge lonen zijn te verklaren door het dichter bij de macht (en de pot, de poet) te zitten en daar een groter deel van op te eisen voor jezelf (( Zie bijvoorbeeld Jos van Hezewijk in een eerdere blog en reacties hier op de site. )) . Volkomen rationeel overigens (dus de hele economische theorie hoeft nog niet overboord).

Betere verklaringen voor ‘werk als utility’ zijn ook wel te vinden in de economische literatuur maar ik heb dat nu niet paraat (ik denk aan speltheorie en/of inzichten uit ‘behavorial economics’ zoals Kahnemann en Ariely). We zouden de hele lijst denkfouten nog eens kunnen nalopen. Als je minder gaat verdienen dan zou dat wel eens gezichtsverlies kunnen betekenen (neiging tot consistent handelen). Succesvolle mensen verdienen veel, dus ik moet (ook) veel verdienen om succesvol te zijn (authority bias). Ik ben steeds meer gaan verdienen en heb nu ook een hoger bestedingspatroon waaraan ik gewend ben (er is geen weg meer terug, loss aversion).

Conclusie wekt bevreemding

Hormann heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij ervoor kiest om leuker werk te doen en ondertussen minder te verdienen. Het totale welbevinden kan in zo’n geval flink hoger zijn (zoals hij al aangeeft: minder files, minder gedoe met bazen, afijn het beeld is duidelijk). De hele definitie van wat werk is en wat vrije tijd wordt in zo’n geval ook een ‘blur’. Gedrag á la Hormann vereist wel dat je boven jezelf uitstijgt en je genotselementen veel ruimer kunt zien (hoezo alleen goederen waar ik van kan genieten? gewoon naar buiten kijken, dat is pas mooi! etc). Maar omgekeerd kan bij Hormann ook het denkfouten-duiveltje meespelen: oei, ik word op mijn leeftijd niet meer aangenomen, laat ik dan maar zeggen dat ik er voor gekozen heb meer te gaan genieten en boeken te schrijven (confirmation bias misschien).

Maar de conclusie van Bouman wekt bevreemding. Als echt wetenschappelijk is aangetoond dat wij gelukkiger worden van meer vrije tijd …. En van dansen en sex … Waarom zou het beleid dan niet gericht mogen worden op het bereiken van die doelen? Misschien omdat het geen duurzaam (volhoudbaar) gedrag is? Dan moet je dat laten zien. Het doel kan niet zijn om maar zoveel mogelijk goederen te produceren of om elk jaar x% te groeien of om ‘onze concurrentiepositie te behouden’. Tenzij we dat op zichzelf belangrijk vinden. Maar dan moet dat eerst nog maar eens worden bewezen, dat groei sec ons gelukkig maakt (whatever the consequences). Bij voorkeur in een écht economisch tijdschrift waarin belangrijke economen publiceren.

Rudy van Stratum

PS Weer geen korte blog geworden ….

 

 

Financieringsprobleem analyseren met beslisboom

Eén van de eerste dingen die we gedaan hebben toen we met slimmefinanciering.nl begonnen was het maken van een beslisboom. Doel van deze beslisboom is altijd geweest het analyseren van jouw financieringsprobleem. We proberen stapsgewijs te achterhalen waar dit probleem zit en wat vervolgens de stappen zijn dei je moet zetten. Onze beslisboom bestaat inmiddels een jaar of 5, tijd voor een update. We zijn er nog steeds erg tevreden over, maar een paar dingen hebben we altijd gemist bij onze oude beslisboom:

  • Bij een financieringsprobleem maken we onderscheid in het rendementsvraagstuk, het verdelingsvraagstuk en het financieringsvraagstuk. Uiteindelijk zijn dat de drie hoofdvragen in de beslisboom. Is er voldoende rendement? Lukt het je dit rendement eerlijk te verdelen? En zo ja, hoe krijg je dan de financiering voor elkaar.
  • Voor deze drie hoofdvragen hebben we in de loop van de tijd verschillende instrumenten ontwikkeld die we graag een plek geven in de beslisboom. Onze rekentabel om het (financieel) rendement over meerdere partijen in de tijd te kunnen bepalen, ons overzicht met verdienmogelijkheden om het rendement te verbeteren, onze waardekaart om waarden in beeld te krijgen en de mutual gains approach om belangen te fuseren en zo tot een verdeling van het rendement te komen. Voor dit laatste gaan we dit jaar nog wat extra materiaal ontwikkelen.
  • Onze beslisboom is rationeel, maar onze wereld functioneert vaak helemaal niet rationeel. Daarom zijn we begonnen met het beschrijven van denkfouten, ook hier hebben we weer een visueel overzicht voor gemaakt. Een volgende stap was tegendenken, ((  Op deze site is een hele serie blogs onder de titel ‘Tegendenken’ te vinden. Het boek met dezelfde titel van vorig jaar bundelt deze blogs maar geeft daarnaast ook extra toelichting en uitleg. )) zorgen voor een gestructureerd opbouwend tegengeluid om plannen te verbeteren.
  • In workshops en vergaderingen waar de beslisboom ter sprake komt vertellen we er nog veel meer bij dat niet in de oorspronkelijke beslisboom past. We hebben dat met kleine tekstballonnetjes een plek gegeven. Nog steeds geldt, er valt veel meer over te vertellen dan we in één infographic kwijt kunnen.

In de pdf versie zijn verschillende onderdelen aan te klikken, deze verwijzen naar relevante berichten op onze site. Vandaar zul je zelf je weg moeten zoeken binnen onze site, maar we hebben de zoekfunctie op onze site verbeterd.

analyseren financieringsprobleem met behulp van onze beslisboom

We zijn van plan om de komende tijd nog een paar andere ‘klassiekers’ onder handen te nemen zoals ons overzicht met verdienmodellen, onze infographic over crowdfunding en ons overzicht met denkfouten. Strategie voor 2016: 1) back to basics (beslisboom, rendement, constructies, casuïstiek etc), 2) recyclen en updaten klassiekers. Maar ja, die denkfouten hé, zal dus wel anders lopen.

Stijn van Liefland

 

Bankencrisis verklaard door ex-bankier (MMM12)

Vorige week las ik een interessante bijdrage in de Volkskrant over het ontstaan van de bankencrisis (zie hier het volledige stuk op de site van Sezen). Nu hebben we inmiddels tientallen verklaringen voor het ontstaan van de crisis, maar deze is om minstens twee redenen interessant:

  • De schrijver is ex-bankier en heeft zo’n 25 jaar in en rond de top van de Rabo-organisatie gewerkt. Wim van Dinten heeft dus een kijkje in de keuken gehad en dicht bij het vuur gestaan. Een blik van binnenuit dus.
  • Veel verklaringen leggen het accent op de techniek van bankieren en regelgeving. De crisis is in die verklaringen ontstaan door de toenemende vrijheid die banken kregen in combinatie met de opkomst van ict en complexe producten (verpakte hypotheken, ‘kwants’ en zo verder). Je zou de recente film ‘The big short’ ook in deze laatste categorie kunnen indelen (met name het eerste deel van de film). De verklaring van Van Dinten legt het accent meer op een andere moraliteit en daaruit volgend ander gedrag.

De opstart

Het is maar een kort artikel dus zelf lezen heeft de voorkeur. Ik volg het artikel zoveel mogelijk en probeer tot een systeemdiagram te komen.

Het begint volgens Van Dinten ergens rond 1988 toen het boek ‘Breaking up the bank’ verscheen. Hierin werd, conform de nieuwste economische inzichten, uit de doeken gedaan hoe je als bank meer kon verdienen door de bank op te splitsen in losse delen. McKinsey stuurde dat boek op naar haar klanten om de mogelijkheden van dit nieuwe ‘verdienmodel’ met de top van de banken te bespreken. De banken hadden wel oren naar dit nieuwe model en er brak een fase aan van implementatie.

Bij de implementatie (na het opsplitsen) werden de verschillende nieuwe business-units elk verantwoordelijk voor het maximaliseren van hun winsten. Er werd gestuurd op cijfers en economische rationaliteiten. En het nieuwe model bleek uitstekend te werken. In de jaren daarna explodeerden de winsten van banken. Aan de zijlijn gaf de grote toezichthouder en regelgever Alan Greenspan goedkeurende knikjes (en/of loftuitingen): ja, dit is een prima model, eigenbelang is goed.

Ik vat deze opstarthistorie samen met:

    • Focus door managers op eigenbelang en maximale winst.
    • Rationele sturing (nieuwe economische technieken gebaseerd op spreadsheets en scorecards) op financiële resultaten.

 

ScreenShot148

De stand van de economische wetenschap speelt hier dus een belangrijke rol. Eerder schreven we al over de ideologie van de vrije markt die nauw verweven is met wat economen in hun boeken en tijdschriften publiceren.

De cirkel

Maar dit is slechts de opstart (de aanleiding, de historie). Hoe ziet de zichzelf versterkende cirkel (de dynamiek waar we naar op zoek zijn) er uit? Een kleine ‘loop’ hadden we al te pakken: de belangrijke toezichthouder die de banken complimenteert met hun gedrag en bijpassende resultaten. Het succes is dermate groot dat (bewust of onbewust) het idee ontstaat dat de mensen in de omgeving (de leefwereld) er niet meer zo toe doen. Althans, het is niet de business van de bank, dat is puur die maximale winst. Moraliteit (of het wel ‘klopt’ wat je doet) wordt zoetjesaan een ouderwets en stoffig begrip.

Het gedachtegoed van de economen en bankiers grijpt als een virus om zich heen. Het lijkt of er sprake is van ‘groupthink’ want ook journalisten, politici en zelfs burgers en consumenten gaan in deze nieuwe wereld van eigenbelang en rationaliteit mee. Gevolg is dat er geen tegengeluid en weerwoord meer is. Banken krijgen vrij spel om nieuwe producten te ontwikkelen waarbij geldt ‘zolang het niet verboden is mag het’. Van Dinten spreekt over het aansmeren van nieuwe producten. Managers en medewerkers moeten immers hun targets halen. De klant staat centraal maar vooral als middel om de eigen doelstelling te halen.

Uiteindelijk (zie The Big Short en vele vele artikelen) ontploft de boel na een aantal jaren en is vanaf 2007-2008 sprake van een internationale economische crisis met vele slachtoffers. De dynamiek wordt nu versterkt door de toezichthouders die reageren met meer toezicht en meer regels. Met andere woorden: het gedrag en het sturingsmodel worden niet ter discussie gesteld. Het is niet het gebrek aan moraliteit en/of de rationaliteit van targets die het probleem vormen. We hebben gewoon niet goed opgelet en te weinig kaders en regels gesteld. ‘Meer regels’ past met andere woorden prima in dezelfde wereldoriëntatie (van bankiers/economen) maar nu van toepassing op de toezichthouders. Ook de operatie van toezichthouders is immers gebaseerd op economisch rationele stuurmodellen en targets (de targets zijn ditmaal niet maximale winst maar maximale pakkans of minimale overschrijding van de regels oid). (( Vergelijk het met een medewerker die steeds te laat komt. De manager heeft het gehad met deze medewerker. Nog één keer te laat en je krijgt een boete! Nog een keer te laat en je wordt ontslagen. De manager wordt afgerekend op het aantal medewerkers dat op tijd komt. De medewerker raakt (nog meer) gedemotiveerd, wordt minder productief en het wordt van kwaad tot erger. In een andere wereldoriëntatie zou de manager het gesprek met de medewerker aangaan. Speelt er iets? Kan het bedrijf ergens faciliteren? Welke afspraken maken we met elkaar? ))

 

ScreenShot165

De grotere dynamiek

We kunnen de twee delen (opstart en cirkel) nu samenvoegen en de grotere dynamiek gaan bekijken.

Zonder volledig te willen zijn spelen heb ik nog enkele feedbackloops aangebracht:

  • Journalisten en politici kunnen ná het spatten van de crisis een tegengeluid laten horen (waardoor aansmeren nieuwe producten moeilijker wordt, zie Radar-uitzendingen).
  • Na het barsten van de bubble kunnen er scheuren komen in de bestaande wereldoriëntatie en/of kan de economische wetenschap andere modellen verkennen.
  • Zolang de winsten blijven stijgen (ondanks eventuele crises) is er juist een bevestiging van de huidige wereldoriëntatie.

 

ScreenShot153

 

De kern van het betoog van Van Dinten is dus dat zolang we eigenbelang en sturing op cijfers (zonder context) de gewoonste zaak van de wereld blijven vinden, we bezig zijn met symptoombestrijding. Ik zie wel overeenkomsten met het college dat Van Egmond onlangs gaf tijdens een Radar-extra college, waarbij ik het volgende diagram tekende:

wijzijn-ikheb02

Rudy van Stratum

Waarden in beeld, kabelbaan Groningen, deel II (infographic rendement)

We waren al begonnen met een exercitie om tot een infographic te komen die meer inzicht geeft in het rendement van een project en dan vooral het niet financiële rendement. We hebben het dan eigenlijk over de waarden die binnen een project gerealiseerd worden en de kosten die daarvoor gemaakt worden. De casus over de kabelbaan in Groningen kwam dus op een goed moment. Tijd om met een concreet instrument te komen. In deze blog: eerst verkennen we nog maar eens waar rendement over gaat en hoe je daarnaar kunt kijken, vervolgens passen we het toe op de kabelbaan in Groningen, aan het eind hebben we een infographic die je voor je eigen projecten kunt gebruiken. Maar lees eerst even verder!

Rendement in kaart brengen

Rendement gaat wat ons betreft over meer dan geld alleen. Maar we beginnen meestal bij geld omdat voldoende geld vaak een belangrijke voorwaarde is om iets voor elkaar te krijgen. We noemen dat in onze infographic financieel wat staat voor “financiële waarde”, geld dus. Naast financieel maken we nog onderscheid in economie en gevoel. Bij economie gaat het ook om geld maar dan indirect. Als er iets gebeurt in mijn omgeving waardoor het uitzicht vanuit mijn woning beter wordt dan leidt dat tot een hogere warde van de woning. Dat scharen we onder economie, een mooi uitzicht is geen geld, maar je kunt het vrij eenvoudig vertalen in een economische waarde (namelijk dat wat je huis meer waard wordt, je kunt het incasseren als je het huis verkoopt). Het kan dus ook negatief zijn, als mijn huis minder waard wordt. Dat ik en mijn familie blij worden van dit mooie uitzicht is ook een waarde, maar niet zo eenvoudig in geld te vertalen. We noemen dat hier gevoelswaarde. Dat kan gaan om jezelf goed voelen, bijvoorbeeld omdat je hebt gesport, gezond eet of een goed gevoel hebben bij iets anders. Ik hou er zelf bijvoorbeeld van om heel hard rondjes over een ijsbaan te schaatsen, dat geeft mij een goed gevoel. Helaas kan ik dat niet vertalen naar iets economisch, laat staan financieel. Sterker nog het kost alleen maar geld. Een vermindering van de CO2 uitstoot is ook een voorbeeld van gevoelswaarde. Je kunt dat eigenlijk niet economisch vertalen en je kunt al helemaal niet zeggen dat je de verminderde CO2 uitstoot als je dat zou willen te gelde kunt maken. Het gaat bij de CO2 uitstoot om iets dat heel veel mensen belangrijk vinden (gevoel dus). Op de Y-as hebben we nu dus financiële, economische en gevoelswaarde. Overigens zou dat kunnen veranderen door de handel in CO2 rechten.

Rendement gaat echter niet alleen over wat het mij oplevert. Bij sommige ingrepen is er een individueel voordeel (of nadeel), bij andere profiteren er veel meer. Helemaal links staat privaat, het voordeel is hier voor één private partij (dat kan ook één individu zijn), anderen hebben er verder weinig mee te maken. Als ik een winkeltje begin dan is de winst voor mij. Natuurlijk hebben andere mensen er mee te maken, maar niet met mijn winst. Heel simpel, winst is van mij. Als het goed is levert mijn winkeltje ook waarden voor mijn klanten op, maar dat zal niet winst zijn. Helemaal rechts staat maatschappelijk. We hebben het dan over waarden die de hele maatschappij toekomen. Bij mijn winkeltje zou je kunnen zeggen dat de belasting die ik betaal daar onder valt, maar dat is wel heel eenvoudig en voor de hand liggend, daar hebben we dit model niet voor nodig. Als ik een buurttuin aanleg waar mensen uit de hele stad naartoe kunnen om groente te verbouwen, elkaar te ontmoeten, waar educatieve activiteiten georganiseerd worden dan hebben we het over maatschappelijke (of publieke) waarden. Dat geldt ook voor het al eerder genoemde voorbeeld van minder CO2 uitstoot. Tussen individu en maatschappij staat gedeeld belang. Het gaat om ingrepen die je met elkaar doet, waar je elkaar voor nodig hebt en waar je met elkaar voordeel van hebt, maar ook niet meer dan dat. Als voorbeeld, weer mijn winkeltje, als ik met alle medewinkeliers zorg dat onze winkels en de straat er leuk uitziet dan stijgt hopelijk onze omzet. Met elkaar worden we er dus beter van, maar dit kan je niet echt als een maatschappelijke waarden benoemen. Als de criminaliteit daalt door onze inspanning dan leidt dit ook nog een tot maatschappelijke waarden.

Zo hebben we twee assen benoemd met per as drie ‘niveaus’ en ontstaat er een soort matrix met 9 vakjes. Links onderin financiële waarden alleen voor mij, rechts bovenin gevoelswaarde voor iedereen. Daartussenin nog 7 varianten, een beetje meer of minder van het een of het ander. Nu hebben we een kaart waar we alle waarden die bij een project horen in kunnen zetten, een waardenkaart.

rendement graphic basis-02

 

 

Let op de overeenkomsten met de figuren die Rudy eerder maakte n.a.v. de uitzendingen van Radar extra. In eerste instantie gaat het om het onderscheid tussen wij en ik en het onderscheid tussen hebben en zijn. De cellen zijn een beetje door elkaar gehusseld, maar er is een grote overeenkomst. Links onderin gaat het over ik en vooral over hebben. Rechts bovenin gaat het over wij (en ook nog over zij) en over zijn (voelen).

wijzijn-ikheb

In de tweede afbeelding heeft Rudy op de ene as onderscheid gemaakt tussen geld en waarde en op de andere as tussen publiek en privaat. Waarde gaat dan over gevoel en geld uiteraard over geld. Interessant in het betoog van Rudy is vooral de opmerking dat het doel bovenin  zit (waarde, gevoel, dat waar het echt om gaat) en het middel onderin, maar dat we dat vaak door elkaar halen. Ook voor mijn figuur gaat dat op, doel staat bovenin, middel onderin.

publiekvsprivaat

 

Je kunt in de matrix met tekst aangeven waar de verschillende waarden die bij een project gerealiseerd worden thuishoren. Maar, je kunt ook wat verder variëren en er meer duiding aan geven,  bijvoorbeeld door de waarden met bolletjes weer te geven. Een klein bolletje betekent een waarde die minder zwaar weegt (van minder belang, of kwantitatief gewoon minder), een grote bol betekent een belangrijke waarde. Voor geld is het wel duidelijk, veel geld is grote bol, weinig geld is kleine bol. Voor andere waarden en vooral voor gevoelswaarde is dat natuurlijk lastig. Maar, zie de kaart als een instrument om met elkaar de waarden van een project te bespreken en niet om alles precies te kwantificeren. We kunnen nog meer duiding geven door de bolletjes een kleurtje te geven. Voor de hand liggend is groen voor positieve waarden en rood voor negatieve waarden. En, die kunnen beide overal op de kaart leggen. Een nieuwe weg leidt tot een publieke economische waarde door een betere bereikbaarheid en kortere reistijd (groen bol), het kan echter tot individuele rode bollen leiden (meer overlast voor mij), maar ook tot een negatieve publieke financiële waarde, namelijk de investering die voor deze weg gedaan moet worden. Maar geef hier gerust een eigen interpretatie aan, je kunt de kleuren ook thematisch kiezen (natuur, gebouwde omgeving, water, ondergrond noem maar op).

Waarden in Groningen

Dan komen we nu terug bij de kabelbaan in Groningen. Er is een brochure gemaakt die het mooie verhaal van deze kabelbaan beschrijft. We zijn door deze brochure gelopen en hebben alle waarden aangestreept die genoemd worden. Deze kunnen we vervolgens een plek geven in onze kaart en, we kunnen er zelf bedenken hoe groot de bollen zouden kunnen zijn. Dit laatste is natuurlijk heel subjectief, we hebben er geen onderzoek naar gedaan. Maar, zie het als een basis voor een gesprek. Een belangrijke vraag is natuurlijk of in zo’n brochure alle waarden genoemd worden. Wij denken van niet. Sommige waarden worden benoemd als nauwelijks relevant (overlast bijvoorbeeld), we hebben ze er toch in gezet. Ook dat de kabelbaan een mooi visitekaatje oplevert voor de initiatiefnemers is een waarde, net als het exploitatietekort waarvan wij denken dat het op zal treden. Tot slot is het (volgens ons) dure kaartje een negatieve waarde voor het individu. Het geheel leidt tot het volgende beeld.

 

waarden bij kabelbaan groningen

 

Een paar opmerkingen bij het beeld dat ontstaat:

  • Allereerst dat er een aantal waarden is dat niet genoemd wordt in de brochure. We hebben deze weergegeven met een cirkel met een onderbroken rand.
  • Sommige waarden zijn met elkaar verbonden. Een duur kaartje is een negatieve financiële waarde. Daar tegenover staan de fun factor en het panoramisch uitzicht als positieve gevoelswaarden. Dus, goed gevoel kost geld. Op individueel niveau is de afweging dan ook niet zo ingewikkeld, weegt deze gevoelswaarde op tegen de negatieve financiële waarde. We hebben natuurlijk allemaal wel eens de ervaring dat je je bekocht voelt, het was het geld niet waard. In de taal van deze figuur, achteraf blijkt de rode bol links onderin een stuk groter dan de groene bollen links bovenin (andersom kan natuurlijk ook, “dit was het geld meer dan waard”).
  • Sommige waarden gaan vrijwel over hetzelfde, privacy en inkijk. We hebben deze bollen heel pragmatisch voor een groot deel laten overlappen. Je zou het ook samen kunnen vatten en in één bol op kunnen nemen. Maar voor mensen die de nuance zoeken hebben we toch het onderscheid behouden.
  • Inkijk / privacy wordt als een klein probleem weggezet waar wellicht ook wel een technische oplossing voor is. Maar, mensen ervaren dit soort zaken vaak heel anders dan de situatie feitelijk is. En als het om gevoelswaarde gaat, dan gaat het dus om die ervaring. Als dat gevoel door veel mensen wordt gedeeld dan kan dat uiteindelijk leiden tot een daling van de prijs van een woning, gevoelswaarde heeft zo een effect op de economische waarde.
  • Er worden aardig wat waarden benoemd die voor de hele samenleving van belang zijn. Maar, onze inschatting is dat het hierbij om allemaal waarde met een relatief kleiner belang gaat (de bolletjes moeten wellicht nog kleiner getekend worden). Neem als voorbeeld de vermeende reductie van de uitstoot van CO2. Op zich zelf heel belangrijk, de bijdrage van deze kabelbaan aan het oplossen van deze problematiek is echter zeer gering. Ook als je het bekijkt binnen het domein van het openbaar vervoer. Het zou wat anders zijn als we alle bussen in de provincie Groningen vervangen door een kabelbaan. Hier komt nog bij dat je met de investering waarschijnlijk wel betere projecten kunt bedenken maar dat terzijde.

Hieronder hebben we een blanco kaart opgenomen. Ga zelf aan de slag.

waarden in beeld brengen

Stijn van Liefland

Waarom ZZP’ers de economie te gronde richten (MMM11)

Het lijkt deze week wel ‘de week van de zzp’er’. Afgelopen zaterdag stond er een zeer uitvoerige beschouwing in de Volkskrant over (wat ik hier maar noem) de dynamiek van het nieuwe zzp-schap. Het artikel uit VK van zaterdag 23 januari 2016 is van de hand van Yvonne Hofs. Enkele dagen daarna volgende vele reacties en discussies naar aanleiding van het artikel. En in deze zelfde week was er ook veel aandacht over de toename van het aantal zzp’ers omdat er nieuwe cijfers beschikbaar zijn gekomen (cijfers over zzp’ers).

Kort de cijfers

Hier een mooie visuele weergave van de laatste cijfers over zzp’ers:

ScreenShot123Belangrijkste constatering is dat het aantal zzp’ers de laatste jaren toeneemt. Is dat erg? Is dat vreemd? De discussie gaat met name om:

  • Een groot deel van de (nieuwe) zzp’ers is dat niet vrijwillig geworden. Het ‘systeem’ dwingt min of meer af dat ze een vast dienstverband moeten verlaten en dat er geen andere uitweg is dan maar te ‘kiezen’ voor een economisch zelfstandig bestaan als mini-ondernemer.
  • Een (steeds groter) deel van die groeiende groep zelfstandigen leeft op een ‘schamel’ inkomen en kan ternauwernood fatsoenlijk rondkomen. Of anders gesteld: er ontstaat een nieuwe en grotendeels verborgen ‘armoede’ door de (door het systeem uitgelokte of afgedwongen) groeiende groep zzp’ers.
  • Maar dat is nog niet het hele verhaal. De ‘arme tak’ van de zzp’ers heeft niet of nauwelijks onderhandelingsmacht en dat resulteert in lage tarieven (vandaar de nieuwe armoede). Hierdoor is er geen geld om verzekerd te zijn voor arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid. De overheid ontvangt vanuit deze groep dus ook minder belastinginkomsten terwijl in geval van problemen er wel aanspraak kan worden gemaakt op het sociale vangnet. Er dreigt zo op termijn een uitholling van ons sociale stelsel.
  • Ondertussen, zo wordt in het artikel gesteld, zijn het vooral de werkgevers die van deze trend profiteren.

ScreenShot124Er zijn voldoende nuances bij deze aantekeningen te plaatsen:

  • Hoe groot is de groep zzp’ers die niet geheel vrijwillig voor deze status heeft gekozen? Welk deel van de totale groep zzp’ers van 1,35 mln leeft in armoede en is niet in staat zich te verzekeren en belasting te betalen? Dat is niet zo makkelijk te achterhalen.
  • Een flink deel van de zzp’ers doen er klussen bij en/of genieten pensioen (ruim 1/3 van het totale aantal zzp’ers).
  • Een deel van de zzp’ers heeft wellicht de beschikking over een buffer (bijvoorbeeld uit een langdurig eerder vast dienstverband) en vindt het prima om aan de gang te blijven zonder de hoofdprijs te vragen (geen cijfers van bekend).
  • Alles afwegend lijkt het er toch op dat zo’n 15-25% van het totaal aantal zzp’ers te weinig inkomsten genereert om belasting etc te kunnen afdragen (waarbij geen sprake is van andere inkomsten en/of opgebouwd vermogen). (( Ik hoor dat veel zzp’ers zich niet in het verhaal van Hofs herkennen. Dat kan een aantal verklaringen hebben: 1) ze horen niet tot de arme tak, maar tot de succesvolle tak die wél genoeg verdient en/of in volle overtuiging voor deze vorm van ondernemen heeft gekozen (vanuit de cijfers: de meerderheid van de zzp’ers dus), 2) vanwege de mythe van de vrije ondernemer en de bijbehorende blikvernauwing, 3) de analyse van Hofs slaat de plank mis, het zit anders, 4) nog een andere reden die ik zo snel niet kan bedenken. ))

Ik wil me hier niet te veel op de cijfers en de precieze definities werpen (is een aandeel van zeg 25% voldoende om ons sociale stelsel onder druk te zetten? welk deel is vrijwillig en welk deel min of meer gedwongen? welk deel van ‘gedwongen’ zou zonder zzp’schap misschien sowieso aanspraak hebben gemaakt datzelfde sociale stelsel?).

Duidelijk is dat er iets aan de hand is. En dat er sprake is van een boeiende dynamiek. Ik wil het artikel van Yvonne Hofs ‘hervertellen’ in een aantal systeemdiagrammen. Een artikel in woorden is lineair en vlak en laat (vind ik althans) minder makkelijk en minder snel zien waar het om draait. Ik zeg er nog maar eens bij dat zo’n hervertelling niet per se impliceert dat ik het in alle opzichten met Hofs eens ben. Het artikel zelf is (in mijn ogen) niet puur informatief, er is duidelijk sprake van een stellingname (ik zou zeggen dat het verteld is vanuit het perspectief van de gedupeerde zzp’er). Mij maakt dat overigens niet uit: ik vind het een krachtig artikel dat mij aan het denken zet, anders had ik er deze blog niet over geschreven.

Een andere nuancering is dat de systeemdiagrammen hieronder in wezen een economisch model beschrijven. Een model is per definitie een vergaande abstractie van de werkelijkheid. Het accentueert bepaalde zaken en laat andere zaken bewust buiten beschouwing. Zo’n model is dus per definitie niet ‘waar’ (of ‘onwaar’). Mijn enige criterium voor zo’n model-weergave is of het iets toevoegt of iets interessants oplevert (om te beginnen voor mezelf).

De overheid

ScreenShot128De overheid wil graag wegen aanleggen en bruggen bouwen (ik zei al: het is een stilering van de werkelijkheid ..). Daar heb je geld (belastingen) voor nodig. Belastingen kun je pas heffen als er sprake is van inkomsten of van winst. Inkomsten komen voornamelijk van (betaald) werk. Dus hoe krijgen we meer belasting binnen? Zo rond 1975 is de redenering geweest dat je meer geld krijgt als je meer werkgelegenheid creëert. En meer werkgelegenheid krijg je als er meer (of grotere) ondernemingen zijn. Hoe zorgen we voor meer ondernemingen? Door de start van de onderneming fiscaal te stimuleren. Bijvoorbeeld, in dit geval, door iemand die voor zichzelf begint een ‘starterskorting’ of ‘zelfstandigenaftrek’ te geven. Klinkt best logisch. Nu maar hopen dat die starters gaan groeien en dat die weer mensen in dienst gaan nemen ….

De zzp’er of nieuwe zelfstandige

Hoe pakt dat uit bij die nieuwe starter? Er moet vooraf een sluimerend idee zijn als ‘ik wil graag zelfstandig zijn’ of ‘ik ben aan mijn vrijheid gehecht’ of ‘ik wil graag ondernemen’. Dan komt daar ineens die overheid die je een handje wil helpen. In feite is hier sprake van een nieuwe ‘pull-factor’: de overheid stimuleert jou (trekt aan jou) om zelfstandig te worden. Hé, hier krijg ik een fiscaal voordeel, nu kan ik (eindelijk) zelfstandig worden. Vervolgens blijkt (in deze tijden, economische crisis) dat jij niet de enige bent die zelfstandig is geworden. Bovendien ben je niet georganiseerd. Je hebt weinig macht en hebt maar te pikken wat je eventuele opdrachtgever voor je beschikbaar heeft (‘voor jou tien anderen’, je bent niet uniek genoeg).

ScreenShot129Tja, in zo’n situatie van te veel aanbod (van arbeid) dalen de prijzen en in dit geval dus de tarieven. Dat betekent dat je als zzp’er nauwelijks je hoofd boven water kunt houden. Je redt het omdat er sprake is van een fiscaal vriendelijke behandeling. Hoe dan ook ben je niet verzekerd. Misschien heb je geen geld om je te verzekeren, misschien houd je niet van verzekeren (je was immers die stoere ondernemer die ging voor vrijheid en risico) of misschien denk je wel: als het echt fout gaat, klopt ik bij de overheid aan. In het laatste geval is sprake van een perverse prikkel. In het voorlaatste geval (ik houd van risico) is wellicht sprake van het koesteren van de mythe van de zelfstandige ondernemer (zie eerdere blogs).

Hoe dan ook: de overheid slaagt er zo in meer zelfstandige ondernemers te kweken maar die zijn effectief niet in staat te zorgen voor meer belastinginkomsten. Integendeel zelfs: eerst moest er subsidie worden gegeven en nu is er een nieuwe mogelijke aanspraak op een deel van de sociale pot (uitkering).

De loonslaaf

Er is niet alleen een wisselwerking tussen overheid en nieuwe zelfstandige ondernemer. Er is ook een wisselwerking tussen de (oude) vaste werknemer die in dienst is en de (nieuwe) zzp’er. Ik noem hem hier (het artikel volgend) maar ‘de loonslaaf’. De loonslaaf die kiest voor vastigheid en een vaste baan. Die staat garant voor een automatische afdracht van premies en inkomstenbelasting. Verzekering is verplicht immers als je in vaste dienst bent. Dat betekent echter ook dat je (in deze nieuwe situatie van een groeiende groep zzp’ers die aan de poorten rammelen) dat je relatief duur bent. Niet vreemd dat je baas denkt: als die zzp’er goedkoper is en hetzelfde kan, dan wil ik van die vaste werknemer af.

ScreenShot130Nu ontstaat er dus een nieuwe beweging richting het zelfstandig ondernemerschap. Vaste werknemers worden ontslagen en sommige daarvan zullen ‘gewoon’ werkloos blijven (maar wel een uitkering aanvragen). Maar gezien de fiscale tegemoetkoming is het wellicht ook interessant je bij die nieuwe groep zzp’ers aan te sluiten. Min of meer zou je ook kunnen denken: ik moet wel zzp’er worden. De dynamiek hier is dat vaste medewerkers (duur) worden verdrongen door zzp’ers (goedkoop, geen verplichtingen, flexibel). En dat voorheen vaste medewerkers transformeren in gedwongen zzp’er.

De werkgever

Dan hebben we, om het plaatje compleet te maken, nog de werkgever nodig. Dat is natuurlijk bekende kost. Voor een werkgever draait het (in dit model) om de winst. Een vaste werknemer had ooit duidelijke voordelen (veel uren tegen vooraf bepaalde relatief lage prijs afnemen in ruil voor zekerheid) maar zijn er betere opties voorhanden op de markt. Een zzp inhuren betekent veel minder risico want geen werk betekent geen uitbetaling. Ziek? Niet mijn probleem als werkgever. Als de zzp’er verder dezelfde kwaliteit werk biedt dan is de keuze snel gemaakt. Ik bouw mijn vaste voorraad af (ontslaan, afscheid nemen, ‘letting go’ zoals Amerikanen dat mooi zeggen) en breng een steeds grotere flexibele schil aan. Mijn winst gaat omhoog, het risico wordt verlegd van werkgever naar zzp’er, de hap van de werkgever in de totale koek ’toegevoegde waarde’ wordt groter.

ScreenShot131Yvonne Hofs gaat in haar verhaal nog een stap verder. Het lijkt bijna een complot van werkgevers die er belang bij hebben dat deze situatie zo blijft. Het taalgebruik moet verhullend zijn en de mythe van de vrije ondernemer (versus de duffe loonslaaf) moet gekoesterd worden. Het systeem wordt nog weer een slag robuuster als de vrije ondernemer eerst stoer roept dat hij flexibel is en graag risico neemt om daarna uit pure schaamte zijn mond te houden bij tegenvallende resultaten. Het lijkt op de zwerver in Amerika die vanuit de benarde positie in de goot waarin hij ligt zich verontschuldigt voor zijn fouten en het feit dat hij onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de kansen die de vrije markt hem heeft geboden. Eigenlijk is deze zwerver al blij dat hij geen boete krijgt voor het feit dat hij in de weg ligt en anderen lastig valt met zijn stank.

Het totale systeem

We kunnen de losse ingrediënten nu bij elkaar zetten. We voegen nog wat versterkende koppelingen toe, en krijgen dan:

 

dynamiek-zzp

Het begint allemaal bij die fiscale voordelen. Op zich goed bedoeld en misschien heeft het jarenlang wél gewerkt. Maar nu bijt het de maatschappij in de eigen staart. Er ontstaat een nieuwe groep ‘armen’ die niet bijdragen aan de belastinginkomsten. En sterker nog: in toenemende mate wél aanspraak maken op die voorzieningen die betaald worden door de kleiner wordende groep ‘loonslaven’. Hierdoor wordt de premiedruk nóg hoger voor de vaste medewerker, het voordeel om een zzp’er in te huren nóg groter, en er ontstaat een explosieve toestand. Het mooie van een systeemoverzicht is dat je laat zien dat ieder voor zich logisch handelt (de werkgever wil meer winst (snap ik), de zzp’er wil meer vrijheid (snap ik), de ‘loonslaaf’ wil vastigheid (snap ik)) maar dat de onderlinge afhankelijkheden een uitkomst genereren waar niemand om heeft gevraagd. Op de werkgever na misschien, die is de lachende derde (maar voor zolang het duurt).

Oplossingen? Er wordt nu geroepen dat de zzp’ers dan maar een minimale vergoeding moeten krijgen (bij wet) zodat verdringing niet meer loont. Ach, als arbeid over de hele linie te duur wordt dan vertrek je toch gewoon naar het buitenland als bedrijf? Dan gooien we de grenzen dicht! Afijn, elke maatregel roept weer een tegenactie op en leidt tot nieuwe ongewenste effecten.

Geen oplossing, maar enkele overwegingen tot slot:

  • Het zijn basale economische wetten die hier aan het werk zijn. Blijkbaar is arbeid (althans een deel daarvan) relatief duur en kan elders meer winst worden gemaakt. Dan zijn wij als aanbieders van arbeid dus te weinig onderscheidend (voor de prijs) en als land zijn we dan niet in staat spullen te maken (met onze mensen) die een voldoende hoge prijs ‘doen’ op de wereldmarkten. We zijn gewend aan een luxe die hoort bij de unieke periode van innovaties en hard werken van 1950 tot ergens 1990? Die tijd is voorbij maar we willen er niet aan dat dat consequenties heeft. Oftewel: de zzp-discussie is een afgeleide van een ander nog veel hardnekkiger probleem.
  • Natuurlijk is dat erg kort door de bocht. Wij hebben met elkaar immers een aantal afspraken gemaakt die geld kosten. Als je elders je arbeid inhuurt dan hoef je je niet aan allerlei afspraken te houden, dus dat is appels met peren vergelijken. Klopt. Maar het water stroomt toch altijd naar het laagste punt.
  • Met name werkgevers zijn er goed in dat laagste punt te zoeken. Vaak roemen we de ondernemers juist om die zoek-kwaliteiten (mythe: dat levert innovatieve producten op, dat zorgt voor meer werkgelegenheid). Maar zolang wij als consumenten verliefd blijven op de goedkoopste producten (zonder te kijken naar hoe en waar het is gemaakt), en als loonslaven gaan voor de hoogste beloning (los van wat voor producten je werkgever maakt), zal het systeem nieuwe onverwachte uitkomsten blijven genereren.

Rudy van Stratum

Succesvollere projecten? Meer controle over je budget? Tips uit de praktijk.

Aanleiding voor deze blog is a) een leuk artikel dat ik enkele weken geleden zag in de NY-times, b) een presentatie die we (Stijn en ik) vorige week mochten geven op het Flexival in Amsterdam.

Meer controle over je geld

Om met het artikel (in de geest van een soort ‘eindejaarsartikel’) te beginnen (link naar artikel ny-times) : de auteur vraagt zich af hoe moeilijk het kan zijn om meer controle te krijgen over je geld of je budget? Er zijn de afgelopen jaren tientallen boeken verschenen met ronkende titels in de trant van ‘In zoveel stappen geld besparen’, ‘Persoonlijke financiën hoeft niet moeilijk te zijn’, afijn allemaal met de boodschap ‘how to get rich’ (of minder ‘poor’) en/of ‘being happy with less’.

Die boeken worden goed verkocht en dus waarschijnlijk veel gelezen. En, zoals gezegd, het is allemaal best eenvoudig, het is zoals de Amerikanen zo mooi zeggen geen ‘rocket-science’. En toch, zo constateert de auteur van het artikel, waarom gaat het in de praktijk dan zo vaak mis? Waarom blijven er dan maar steeds nieuwe boeken verschijnen die in essentie steeds dezelfde boodschap en dezelfde stappenplannen verkondigen? Zo komt ie op het idee om enkele auteurs van die succes-boeken over geld-besparen te vragen naar:

  • Waarom gaat het zo vaak mis? Waarom is het toch moeilijk om geld te besparen?
  • Hoe doe je het nu zelf eigenlijk? Als expert zeg maar.

Hij vraagt de auteurs om hun beste tips (en verklaringen) handgeschreven op een briefje te zetten (een ‘index-card’). Hier een voorbeeld (uit het artikel) van zo’n handgeschreven briefje dat een van de boekenschrijvers instuurde:

 

succesvolle projecten - 1

 

Tja, het is natuurlijk wel een meta-onderzoek. Iemand die een boek met tips schrijft over geld besparen vragen naar de beste tips? Maar ik was meteen getriggerd door deze aanpak:

  • Hij heeft een hele serie schrijvers (experts in de budgetkunde) gevraagd dit te doen. Dat geeft een nieuwe dimensie: is er sprake van een patroon?
  • Er zit een boeiende paradox in de vraagstelling: iets is in wezen heel simpel en toch is het (in de praktijk) zo moeilijk. Hoe kan dat nou?

Wat ik gedaan heb is alle kaartjes bekeken en er een mindmap van gemaakt. Let dus goed op: de beste boeken op het gebied van tips om geld te besparen, daar dan de beste tips uit en die weer bij elkaar gezet van meerdere succesvolle auteurs! En dat dan weer in een mindmap. Beter dan dit gaat het niet worden ….. (this is as good as it gets). Hier komt ie dan:

De mindmap geld besparen

succesvolle projecten - 2

 

Waarom lukt het volgens de auteurs van de boeken in de praktijk zo moeilijk? Dat is vooral door de voortdurende verleidingen om ons heen, elke dag worden we weer bloot gesteld aan al die mooie nieuwe producten die roepen ‘koop ons’. We kunnen de verleiding niet weerstaan, we hebben met andere woorden een gebrek aan zelfdiscipline. Een andere belangrijke reden is dat we te weinig vooruit plannen en/of onvoldoende gebruik maken van ‘ingebouwde verplichtingen’ of automatismen. Als we ons voornemen om elke maand een bedrag apart te zetten en we doet dat door aan het eind van de maand te kijken wat we over hebben houden, dan gaat dat (blijkbaar) niet goed. Op het moment dat we dit gaan automatiseren (elke maand een vast bedrag van je lopende rekening naar je spaarrekening) dan hebben we geen echte keuze meer. Dan moeten we het gewoon doen met het geld dat we daarna nog wél tot onze beschikking hebben.

Uiteindelijk gaat het nog dieper. Het zit niet (alleen) in de techniek dat je meer geld overhoudt (en een makkelijker leven kan leiden zonder schulden) maar het zit (ook) in de psychologie, in je hoofd, in je overtuigingen. In de mindmap zien we dat ook terug komen. Voortdurend nadenken over wat je écht nodig hebt (en wat vooral dus niet), je niet gek laten maken door je omgeving, je realiseren dat veel goederen je niet gelukkig maken (of maar eventjes). En de (weinige) spullen die je dan wél koopt, daar dan heel lang mee doen. Het geld dat je dan overhoudt dat boek je elke maand automatisch over naar je spaarrekening.

Ik haal er twee belangrijke overtuigingen uit (die ook wel wat Amerikaans zijn) die het grote verschil maken:

  • Fall in love with savings (verliefd worden op sparen).
  • Hate debts (een bloedhekel krijgen aan schulden)

Oh, wat zou je hier mooie oefeningen mee kunnen maken!

Ook in Nederland is dit patroon van handelen en denken in een aantal boeken terecht gekomen. Denk bijvoorbeeld aan de boeken van Gerhard Hormann (o.a. Hypotheekvrij!) die laten zien hoe je met zuiniger leven in een beperkt aantal jaren van je ellendige hypotheek kan afkomen. Daarna heb je de beschikking over een basisinkomen van € 1.000 in de maand omdat je geen geld meer kwijt bent aan wonen (ja, je hebt nog je gas, water, licht, ozb etc maar het scheelt enorm). De ’twist’ in de boeken van Hormann is dat het niet (alleen) gaat over jarenlang afzien in armoede, maar dat het juist tot nieuwe inzichten en nieuw genot leidt. ‘Meer doen met minder’, dat wordt een levensmotto dat verrijkt en verruimd (not unlike ‘slimme financiering’ wat mij betreft).

De moraal is: het is eigenlijk heel makkelijk (uit te leggen) maar oh zo moeilijk om voor elkaar te krijgen. We hebben daar eerder over geschreven als het gaat over ‘afvallen’ of ‘diëten’. Iedereen weet hoe je de gewenste staat van ‘minder dik’ kunt bereiken: minder eten en meer bewegen. Dat je daar dan toch steeds weer een nieuw boekje over kunt schrijven? Ook hier geldt dat het moeilijk is omdat we de voortdurende verleiding niet kunnen weerstaan. En dat heeft weer te maken met de dieperliggende ontbrekende overtuigingen (‘you have to hate fat food’, ‘fall in love with sla’ of zoiets) en/of het gebrek aan automatismen (geen chips in huis, geen auto voor de deur etc).

En ook onze eigen ‘slimme financiering’ (hoe krijg je een project voor elkaar als er even te weinig middelen voorhanden zijn?) is in wezen simpel uit te leggen en in de praktijk zo moeilijk voor elkaar te krijgen. ‘Slimme financiering’ is in de kern: minder uitgeven en meer verdienen (zie deze mindmap van alweer wat jaartjes geleden). Ja zo flauw is het (maar daarom niet minder waar). In de praktijk is het zo moeilijk omdat we vol zitten met dieperliggende overtuigingen die in de weg zitten (het moet ‘mooi’ worden, een ‘statement’ zijn, vasthouden aan een te duur plan, niet kijken naar goedkopere alternatieven etc, ‘you have to fall in love with cheap solutions’, ‘you have to get an eye to see what others benefit from it’) en/of een gebrek hebben aan automatismen (tegendenken niet organiseren, napraten wat anderen zeggen). Dat is de reden dat we al vrij snel meer aandacht hebben gevraagd voor de zogenaamde ‘denkfouten’ literatuur.

Mutual Gains Approach en het Flexival

En dan eindelijk naar de tweede aanleiding voor deze blog: onze aanwezigheid op het Flexival dat vorige week plaats vond in Amsterdam. Op het jaarlijkse Flexival komen ruim 50 professionals bij elkaar uit de wereld van ondergronds ruimtegebruik. Deze professionals zijn vaak werkzaam voor ministeries, provincies, gemeentes, Rijkswaterstaat, projectontwikkelaars, architectenbureau etc. De vraag aan ons wat de aanpak die bekend staat onder ‘Mutual Gains Approach’ (a.k.a. MGA) kan betekenen voor de praktijk van (de projecten of processen rondom) ondergronds ruimtegebruik.

De inhoud van de MGA-aanpak valt buiten het bestek van deze blog, wellicht kunnen we daar in de toekomst een aparte serie blogs aan wijden. Het artikel uit de NY-times over het beheren van je budget bracht ons op het idee om de deelnemers van onze workshop te vragen naar hún tips en die op te schrijven. Centrale vraag: welke tips geef jij een jonge startende collega mee om een project succesvoller te laten verlopen? Deze vraag stelden we helemaal vooraan dus zonder dat we nog iets over onze ervaringen (met slimme financiering, met MGA) hadden verteld. Ons vermoeden vooraf was dat wederom zou gelden:

  • Er zal vrij snel een patroon zichtbaar worden in de tips die we van de deelnemers krijgen.
  • In wezen is het allemaal niet zo moeilijk om een succesvol project te realiseren. Dat is snel uit te leggen. Geen ‘rocket-science’ dus.
  • Maar ondertussen is het oh zo moeilijk in de praktijk en gaat het te vaak mis.

Het laatste punt hebben we niet gevraagd en is wellicht iets voor een later experiment. De eerste twee punten kwamen aardig uit. Hieronder zie je enkele ingevulde post-its van de deelnemers met hun tips ‘wat te doen om je project beter te laten slagen’:

 

succesvolle projecten - 3

 

En wederom heb ik alle briefjes op een rijtje gelegd en ben op zoek gegaan naar het patroon in de tips. Ik kom tot de volgende mindmap ‘meer succes met je project’:

 

succesvolle projecten - 4Wat valt op bij succesvolle projecten?

De tientallen tips konden vrij makkelijk worden geclusterd. Er ontstaat een driedeling (( Het maken van een mindmap is uiteindelijk een subjectieve keuze. Ik sluit niet uit dat iemand anders met dezelfde input tot een andere indeling komt. )) :

  • Techniek
  • Jouw persoonlijke rol als projectleider
  • De rol van anderen in het project

De techniek is helder. Je moet een plan van aanpak maken, dingen op papier zetten, je tijd managen en prioriteiten stellen. Dit is als het ware de ‘bovenstroom’, wat je objectief moet doen. Hier zijn honderden boeken over geschreven en vele stappenplannen beschikbaar. Allemaal logisch en geen rocket-science. Het equivalent van ‘minder-eten-meer-bewegen’ van het afvallen. Maar als het allemaal zo simpel zou zijn …. Daarom gaan de andere twee takken van de mindmap over de meer (inter-) subjectieve en persoonlijke kanten van het project. De ‘onderstroom’ van je project als het ware. Wat ik hier vooral uit haal is dat je goed moet luisteren en je kwetsbaar moet opstellen (verwachtingen uitspreken, risico’s bespreken). Met name het (gebrek aan) persoonlijk contact wordt als faalfactor genoemd: te veel gaat de communicatie via e-mails en schriftelijke stukken. Voor onze bespreking van het nut van MGA was het mooi dat in deze groep spontaan naar voren kwam dat een groot deel van het succes zit in het maken van allianties (wat in MGA-speak ‘het vergroten van de koek’ wordt genoemd). Hier haal ik met name uit dat de blik naar buiten moet, dus vragen hoe anderen het doen en ruimte maken voor andere geluiden (kritiek, 2nd opinion, andere disciplines, zie ook: onder ’tegendenken’).

Nou lijkt het of we een stap verder zijn …. Is dat ook zo?

We hebben nu een tweede laag ontdekt: behalve de techniek (schrijven van plannen) is er de onderstroom (luisteren, allianties etc). Zo dat is dan opgelost, dan gaan we het voortaan zo doen!

Helaas, ook hier geldt weer: simpel stappenplan, moeilijk om uit te voeren. It’s not the strategy (that matters) but the execution of the strategy (that matters). Geen idee van wie die uitspraak komt overigens. Uiteindelijk telt dan toch de ervaring, het vele malen doen, het leren van je eigen fouten, tussen de regels door kunnen lezen en wat niet al. Het zou zo maar kunnen zijn dat ‘in the end’ deze waarheid niet te codificeren valt in stappenplannen en manuals. Ik weet het niet en sluit het ook niet helemaal uit overigens. Het doet me in ieder geval denken aan een boek dat ik vele jaren geleden las van Malcolm Gladwell ‘Uitblinkers’. Echt goed in iets word je niet zomaar door een stappenplan te volgen. Zelfs het grootste genie met alle talenten in huis moet 10.000 uur oefenen en fouten maken om naar buiten het grote succes uit te stralen. (( Overigens bedenk ik me nu dat ik weer te veel nadruk leg op het behalen van succes. Dat is weer een denkfout. Je kunt prima en jarenlang functioneren zonder dat je ook maar in de verste verte het succes van de Beatles bereikt. Genoegen nemen met een tandje minder kan heel vruchtbaar werken. Toch een beetje de kern van de ‘meer doen met minder’ aanpak. )) Zelfs de Beatles hebben voordat ze doorbraken die 10.000 uur op de teller gemaakt door avond aan avond in de Hamburgse bierkellers op te treden. (( Overigens was ik in de gelukkige omstandigheid om onlangs een live-optreden van ‘The analogues’ mee te mogen maken. Een integrale uitvoering van de ‘Magical mystery tour’ van de Beatles. Een optreden dat door de Beatles zelf nooit is gedaan, het gaat om een gemixed studio-album dat nooit live te horen is geweest. Een kopie van een origineel dat er nooit is geweest dus …. Ook hier durf ik wel de weddenschap aan dat de leden van ‘The analogues’ hun uren op de teller hebben. Een geweldige ervaring, dank daarvoor! ))

Rudy van Stratum

Met dank aan de deelnemers van onze workshop van vorige week (en dank aan Henk Werksma voor de organisatie en voor de uitnodiging op te mogen treden).

Tegendenken, kritische vragen (kabelbaan in Groningen)

Gisteren stond er in de Volkskrant een artikel over een mogelijke kabelbaan in Groningen. Groningen blijkt niet heel gelukkig te zijn als het gaat om de realisatie van grote projecten zo lezen we in het artikel, hoe zit het bij deze kabelbaan? Tijd voor wat kritische vragen. In het artikel worden wat cijfers gegeven en wordt een ondernemer geciteerd die aangeeft dat het uiteindelijk een positief rendement voor de stad zal hebben. Zo door de oogharen naar de cijfers kijkend krijgen we sterk het gevoel dat er ergens iets niet klopt. We zijn er wat verder in gedoken zo is er een samenvatting van een studie van Arcadis  (download) te vinden die meer inzicht geeft in deze casus. Wat mij betreft is deze casus een mooie oefening in tegendenken. Hierbij gaat het er niet zozeer om dit plan af te kraken, maar wel om op de achterkant van een sigarendoos de zaak nog even na te rekenen en de juiste vragen te stellen. En, het is goed om dat nu eens vooraf te doen want achteraf is dat natuurlijk wel heel makkelijk (zie de casus over Sneek). Meer informatie over het project kabelbaan is hier te vinden, enige relatievering over deze blog aan het einde.

We beginnen met het rekenwerk.

Als eerste de inkomsten, uitgegaan wordt van reguliere gebruikers (inwoners, werknemers) die € 1,20 per rit betalen en bezoekers die € 5,10 (waarom geen € 5 rond? schijnprecisie ..) betalen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verwachtte aantal reizigers. We gaan voor onze berekeningen uit van een lijn met 3 stations, dat is de meest gunstige, de investering is een stuk lager dan een lijn met 4 stations terwijl het aantal reizigers en daarmee de opbrengst weinig verschilt. Als je alles netjes uitrekent kom je op jaarlijkse inkomsten van € 4,8 mln. Hierbij gaan we er van uit dat het aantal reizigers op zondag gelijk is aan de zaterdag (gegevens hierover ontbreken). Als we even doorrekenen blijkt dat volgens de tabel (en de zondag meegenomen) 39% van de inkomsten in het weekend gemaakt worden.

tabel reizigers

Naast de opbrengsten is er een tabel met uitgaven. Hier wordt het lastig want alle uitgaven worden voor 25 jaar bij elkaar opgeteld. Voor alle eenmalige kosten is dat logisch. Het zijn investeringen die je eenmalig doet en in 25 jaar terugverdient. Voor de exploitatiekosten is het lastig. In de tabel staat tussen haakjes jaarlijks, maar wij gaan er van uit dat het om jaarlijkse kosten gaat die zijn gemaakt over 25 jaar. Anders kunnen we namelijk direct ophouden met rekenen (kijk nog even naar de 4,8 mln. opbrengst en je weet genoeg).

tabel kosten opbrengstenSamenvattend de belangrijkste gegevens in de tabel (uitgaande van tracé oranje),

  • Eénmalige investering circa € 60 mln.
  • Totale exploitatiekosten over 25 jaar circa € 69 mln.

In onze rekentool die we gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiebesparing kunnen we dit invoeren, we moeten wel wat aannames doen. Voor de rente op geleend geld gebruiken we 5% dat wordt in de tabel ook gebruikt voor het berekenen van de netto contante waarde, voor de rente op spaargeld nemen we 1%, voor de prijsstijging gaan we voorlopig uit van 2%, en de planhorizon is 25 jaar.

Wij gaan er van uit dat er geld geleend wordt om dit systeem aan te leggen, voor het gemak gaan we er verder van uit dat er geen extra geld geleend hoeft te worden, er is dus direct voldoende geld om de exploitatie (energie, personeel etc.) uit te betalen.

Omdat de exploitatiekosten over een periode van 25 jaar (( In de tabel is waarschijnlijk uitgegaan van een horizon van 30 jaar. Zie verderop. De conclusies die we hieronder obv 25 jaar horizon trekken veranderen er niet wezenlijk door. )) worden berekend is het lastig de kosten per jaar (in periode 0 bijvoorbeeld) te herleiden. Daarom zetten we een iets andere redenering op.

Stel dat je een lening afsluit van € 60 mln met een rente van 5% die je over 25 jaar helemaal afgelost moet hebben. Hoeveel moeten dan je jaarlijkse netto opbrengsten zijn? We vullen nu steeds wisselende bedragen in voor de post ‘opbrengsten per jaar’ net zolang tot helemaal onderaan bij ‘Investeren geld lenen’ ongeveer € 0 resteert. Na wat uitproberen krijgen we:

kabelbaan investering

Oftewel: als we elk jaar ongeveer € 3,5 miljoen aan ‘netto omzet’ (bedoeld wordt: bruto omzet minus exploitatiekosten) realiseren, dan kunnen we precies de lening terugbetalen inclusief rente. Aangezien we weten wat de bruto omzet in de becijferingen uit het rapport zijn (€ 4,8 miljoen per jaar), is de logische conclusie dat de exploitatiekosten (onderhoud, lonen etc) in jaar 1 maximaal ongeveer € 1,3 miljoen mogen zijn. Hoger: dan hebben we een restschuld, lager: dan houden we iets over aan dit verhaal.

Je kunt ook zeggen: € 3,5 miljoen is een belangrijk cijfer waar voorbij iets ‘omslaat’ of ‘van teken verandert’ (je mag het een ‘break-even’ punt noemen). Stel dat de omzet tegenvalt met 10% (en dus ongeveer € 4,3 miljoen is) dan hebben we voor de exploitatie nog maar € 800.000 per jaar beschikbaar. Anders gezegd: een daling van de omzet met 10% zorgt voor een daling van de maximaal toegelaten exploitatiekosten van circa 40%! En dan, nogmaals, hebben we nog steeds niets verdiend aan het hele verhaal.

Maar we weten nog meer uit het rapport. De auteurs stellen dat je aan dit project onderaan de streep € 10,2 miljoen kunt overhouden aan het einde van de 25-jarige horizon. Dat betekent dus ruim € 10 miljoen extra op de bank voor diegene die het aandurft in dit project te stappen. Wederom kunnen we aan de hand van onze rekentool nu becijferen welke ‘netto omzet’ er jaarlijks ingeboekt moet worden om aan het eind dat bedrag van € 10 mln op de bank te krijgen. Enig uitproberen levert op: de netto omzet dient in dat geval circa € 3,7 mln te zijn. Dan kunnen we de investering terugbetalen (en rente) en kunnen we jaarlijks wat opzij zetten voor onze winst aan het einde van de periode.  Aangezien we uitgingen van een bruto omzet van € 4,8 mln houden we in het eerste jaar dus nog  € 1,1 mln over voor de exploitatie. Intuïtief zou je zeggen dat dat voldoende moet zijn.

investeringtabel 2

Maar dat is toch mooi: € 10,2 mln overhouden! Zeker. Maar stel dat je op dit moment € 60 miljoen aan spaargeld hebt liggen dan zou je zelfs bij een rente van 1% na 25 jaar ongeveer € 77 mln op je rekening zien staan (dat is de 60 mln. investering plus de 16,9 mln. in de cel achter niets doen). Dat is een toename van maar liefst € 17 mln. Dus zonder risico en bij een lage rente verdient de spaarder dus zomaar meer dan de NCW van dit risicovolle project (toegegeven, je moet dat geld dan wel toevallig hebben).

We hadden al gezien dat de uitkomsten van deze kabelbaan sterk afhankelijk zijn van de omzet oftewel de kaartverkoop. Dat is ook logisch natuurlijk. Maar juist daarom is het absoluut noodzakelijk dat zo’n rapport ook de effecten laat zien van enkele (tegenvallende) scenario’s in de omzet. Een prijs van € 5 per kaartje (oftewel € 20 voor een gezin) is aan de forse kant (dat zou volgens mij de redenering van een ondernemer als Hennie vd Most zijn, het moet op de achterkant van een bierviltje en op gevoel kunnen!).

Maar laten we eens naar een paar andere gevoeligheden kijken en er vanuit gaan dat de investering en de exploitatielasten gelijk blijven.

De prijsstijging voor de kaartjes is nu op 2% aangenomen. Dat betekent dat een kaartje over 25 jaar ongeveer € 8,20 kost. Zou best kunnen, maar laten we eens een stijgingspercentage van 1% aannemen, hoe pakt het dan uit? De berekening volgens ons spreadsheet laat zien dat de NCW dan geen € 10,2 miljoen is maar bijna minus/negatief € 10 miljoen! Iets minder inflatie en je bent zwaar de klos!

Dan eens proberen hoe de rente op de lening de zaak beïnvloedt. We hebben nu 5% aangenomen, dat lijkt redelijk gezien de lage rente op spaarrekeningen. Maar gezien de hiervoor geschetste toch wel aanzienlijke gevoeligheden zou ik best 6% willen voor mijn centjes. Wat houdt de ondernemer in dat geval over? We gaan weer uit van 2% inflatie maar ditmaal van 6% rente. De positieve NCW van € 10,2 mln wordt in dat geval minus/negatief ruim € 13 miljoen!

Overigens zit er nog wel een addertje onder het gras. In de tekst wordt gesproken over 25 jaar, in de tabel staat 2014 en 2044.  Je kunt het interpreteren dat alles wordt teruggerekend naar 2014 (naar het heden, ervan uitgaande dat de berekening in 2014 is gedaan) en dat er met een periode van 30 jaar is gerekend. Maar dat laatste is in tegenspraak met de tekst. Als je uitgaat van 30 jaar is de businesscase natuurlijk gunstiger dan bij 25 jaar. Maar nog steeds geld dat bij een prijsstijging van 1% i.p.v. 2% de businesscase negatief wordt. Dat geldt uiteraard ook voor minder bezoekers, hogere rente etc.

Vervolgens nog een aantal kritische vragen

  • Het aantal reizigers is voor ons moeilijk in te schatten. Maar vooral het aantal bezoekers van buiten de stad lijkt ons erg hoog en gaan die een kaartje van ruim 5 euro betalen? Voor dat geld kan je een hoop andere leuke dingen doen.
  • Wij zijn uitgegaan van investeringskosten van 60 mln. maar, dat kan natuurlijk ook hoger uitpakken. Dit is een project waar we in Nederland geen ervaring mee hebben. Alleen daarom al zou je de risico’s op overschrijding van de kosten en de bouwtijd (kost ook geld) ruim moeten nemen.
  • De 60 mln startinvestering is nog conservatief, er is meer nodig, er is werkkapitaal nodig om het eerste jaar door te komen.
  • 25 jaar is een lange periode (laat staan 30 jaar ..). We weten allemaal wat er met het winkelbestand in Nederland aan de hand is. Hoe ontwikkelt zich dat? Een kabelbaan is dan een weinig flexibele vervoersmethode, een bus rijdt makkelijk een andere route.
  • Geen kosten voor de overheid. Die kennen we, als het ding niet werkt, in de weg staat, het imago van stad beschadigt en noem allemaal maar op, komt de gemeente dan echt niet met geld over de brug?
  • Er is in ieder geval in de Volkskrant en in de samenvatting van Arcadis geen rekening gehouden met externe effecten. Wat is het gevolg voor de busdiensten en de inkomsten voor de OV bedrijven, wat zijn de gevolgen voor winkels die op looproutes liggen etc. Maar goed dit is een hele andere discussie. Er kunnen ook heel veel positieve kanten aanzitten. Dat Groningen inderdaad een nieuwe attractie krijgt en mensen daarom naar Groningen gaan, de omzet in winkels stijgt etc.

Tot slot een tweetal opmerkingen over de samenvatting van Arcadis. Als eerste wordt het woord reëel wel heel vaak gebruikt. Er is een reële bepaling van het aantal te verwachten bezoekers gemaakt en ook de berekening voor inkomsten en uitgaven zijn reëel ingestoken. Kan iemand ons uitleggen wat het alternatief is? Onrealistische cijfers gebruiken? Hieruit blijkt al hoe gevoelig dit soort cijfers liggen. Zeggen dat het reële cijfers zijn zegt natuurlijk niet zoveel, wat zijn de achtergronden, wie was de onderzoeker, wat is wel en niet meegenomen, welke risico’s zijn meegenomen etc.

Ten tweede geeft de samenvatting ook al een eerste inzicht op wat er nog kan komen. Het kan best dat deze businesscase heel lucratief is. Wij hebben zitten rekenen met beperkte gegevens en wellicht zijn de cijfers uit de samenvatting afkomstig uit een worst case scenario. We willen hier dus niet te veel over oordelen. Maar, we willen afsluiten met een citaat:

In de nadere uitwerking is bij een fasering van de planvoorbereiding en realisatie nog een gunstiger business case te bepalen. Middels marketing en door creatieve inkomsten te initiëren zijn nog meer inkomsten te genereren. Deze zijn in deze business case niet meegenomen, maar vormen daarmee de mogelijkheid om extra inkomsten te genereren.

Dus vrij vertaald, als het financieel niet uit kan dan gaan we wat bedenken, bijvoorbeeld inkomsten uit reclame op de cabines, horeca bij de opstappunten, combinatietickets etc. Met andere woorden, uiteindelijk weten we er altijd wel een verhaal bij te vertellen dat het een lucratief project is.

Enige relativering

Tijdens het schrijven van deze blog stelden wij elkaar de volgende vraag: wat als één van onze opdrachtgevers bij ons zou komen met het volgende verhaal. “We hebben een initiatiefnemer met een heel duurzaam plan, een innovatieve manier om mobiliteit te organiseren. Willen jullie voor ons eens meedenken (betaald natuurlijk) over dit plan? Oh ja, het gaat om een kabelbaan.” Natuurlijk zouden we meteen meedoen. We zouden kritisch naar de cijfers kijken en eens flink doorvragen naar het doel van dit project. Maar uiteindelijk zouden we willen weten hoe je dit project voor elkaar kunt krijgen. Laten we daar eerlijk in zijn. We zouden alle maatschappelijke waarden gaan benoemen, belanghebbenden en mogelijk kostendragers zoeken, noem maar op allemaal. Wat kunnen we hiervan leren? Ten eerste, vraag tijdig een buitenstaander om naar het onderzoek te kijken, betaal die buitenstaander een vast bedrag ongeacht de bevindingen en vertel er meteen al bij, dat hij / zij de komende jaren geen opdrachten meer krijgt, ook dit ongeacht de uitkomst. Met andere woorden zorg dat er geen enkel belang is om met een gewenst antwoord te komen. Ten tweede dat het voor ons makkelijk is om kritiek te leveren omdat we er zelf niet bij betrokken zijn en dat we zo’n casus dus graag misbruiken om te laten zien hoe goed wij kunnen tegendenken.

En dan als allerlaatste, we realiseerden ons ook dat we nu alleen naar financieel rendement kijken. Wij vinden dat rendement om veel meer gaat dat dan alleen geld (zo’n beetje de rode draad van van deze hele site slimmefinanciering). Er komt dus een vervolg waarin we nog eens kijken naar allerlei andere waarden, positief of negatief.

Stijn en Rudy

De volgende crisis: update Radar college (MMM10)

Na de uitzending(en) van Radar Extra in december 2015 (zie mijn eerdere blogs deel 1 (mindmap) en deel 2 (dynamiek)) ging de discussie enkele weken later gewoon door. Op 14 januari 2016 was er een debat met lezingen onder de naam ‘Radar college’. Sprekers waren o.a. Dirk Bezemer en Klaas van Egmond, beiden ook te zien in de betreffende uitzending van 28 december. Het debat (ongeveer 2 uur lezingen met discussie) is integraal opgenomen en via deze link te zien.

Radar Extra college: wat voegt het toe?

Als ik met name de twee lezingen van Bezemer en Van Egmond naast de inhoud van de uitzending leg, dan vallen me een paar dingen op:

  • In de tv-uitzending ligt het accent vooral op de rol van de banken. Misschien wordt het niet letterlijk gezegd maar de banken zijn toch meer de boosdoeners (voor het uitblijven van structurele veranderingen ná de crisis) dan ‘de rest’.
  • In het ‘college’ wordt een ander accent gelegd. De crisis zit veel dieper en iedereen is medeschuldig. De crisis is een systeemcrisis waar we samen in verzeild zijn geraakt.
  • De oorzaak van het ontstaan van de crisis (en het uitblijven van een structurele oplossing) wordt in beide lezingen gelegd bij onze (veranderde) normen en waarden. Onze economische crisis is met andere woorden (ook) een culturele crisis. We waarderen het publieke domein minder of anders dan enkele decennia geleden. Ik licht dat hieronder nog kort toe.
  • Omdat het om een systeemcrisis gaat krijgt de situatie waarin we nu verkeren soms ook iets onvermijdelijks. Het zat er gewoon aan te komen, je doet er weinig aan, het zit in de lucht etc.
  • De stoerheid van een ideale oplossing gaat er dus ook vanaf. Nog duidelijker wordt daarmee gesteld dat meer regels en meer toezicht niet bijdragen aan de oplossing. Sterker nog (hier is Van Egmond veel explicieter dan Bezemer): regels maken de situatie nog complexer en ondoorzichtiger. De oplossing ligt dus in een systeemverandering (Van Egmond, herwaardering publieke waarden, opnieuw opeisen publieke domein) en/of in een debat waarin nieuwe vragen worden gesteld (Bezemer).

Cultuurcrisis?

Laat ik (in mijn woorden) de verandering in onze normen en waarden volgens de twee lezingen proberen samen te vatten. Zie het volgende diagram:

wijzijn-ikhebVan Egmond illustreert zijn betoog met (mijn versie van) dit plaatje. Er zijn twee assen: de wij-ik as en de zijn-hebben as. Wij staat voor het publieke domein, ik voor het private domein. Zijn staat voor waarde en zingeving, hebben voor bezit en voor spullen (materie, ‘stuff’). De laatste decennia ligt het accent (in onze Westerse maatschappij) steeds meer op het individu (ik) en op spullen (hebben). De ik-phone en de ik-pad zijn metaforen voor deze ontwikkeling. In een plaatje:

wijzijn-ikheb02Volgens Van Egmond zijn we in zekere zin ‘fundamentalistisch’ geworden: er is maar één waarheid en dat is die van meer spullen (hebben) en meer marktwerking (eigen verantwoordelijkheid, meer ik dan wij). Het publieke domein (wij en waarden) wordt kleiner en geleidelijk verschoven naar marktwerking en private verantwoordelijkheid (winst en ondernemerschap). Van Egmond stelt: we hebben het doel en de middelen zo’n beetje omgedraaid.

Eigenlijk zou het moeten gaan om je doel (wat je wilt bereiken, wat belangrijk is) en daarvoor heb je nu eenmaal ‘economie’ nodig (spullen maken, fabrieken, kantoren) en daarvoor heb je nu eenmaal geld nodig (om af te rekenen, je boekhouding op orde te brengen):

ScreenShot108

Het geld en de economie zijn in zo’n geval dienstig aan je doelen. Maar inmiddels zijn de zaken omgedraaid en staat het geld bovenaan. Wat je wilt bereiken is als het ware een afgeleide van het doel, namelijk zo veel mogelijk geld vergaren. Het geld is geen middel meer maar doel geworden. Bezemer zegt in zijn woorden eigenlijk hetzelfde, hij spreekt van ‘financialisering’ van onze samenleving. Financialisering (aka ‘economisering’?) houdt volgens hem in dat onze beslissingen steeds meer gestuurd worden door financiële overwegingen. Een paar voorbeelden:

  • Een huis kopen. Eigenlijk zou je je moeten afvragen in welk huis je graag zou willen wonen (wat is je doel, wat is van waarde). Vervolgens ga je dat huis zoeken en kijk je of het in je budget past. Maar de afgelopen decennia ging het omgekeerd. Je onderzocht hoeveel geld je kon lenen op basis van je inkomen en de bestaande hypotheekrente-aftrek. En op basis van dat bedrag zocht je een huis. Iedereen die dat niet deed was immers ‘een dief van zijn eigen portemonnee’.
  • De studiekeuze. Eigenlijk zou je je moeten afvragen welke talenten je hebt (wat je kunt, wat je leuk vindt) en dan op zoek gaan naar de studie die het meest aansluit. Maar (aldus het voorbeeld) het gaat nu meestal andersom. Waar kan ik veel geld mee verdienen, waar is mijn studieschuld het laagst? Dan kies ik die studie.

Een variant

We kunnen datzelfde verhaal ook in een wat ander plaatje zetten:

publiekvsprivaatOp de ene as staat publiek versus privaat (wat we hiervoor wij versus ik noemden). Op de andere as staat waarde versus geld (wat we hiervoor zijn en hebben noemden). Hoe het ‘eigenlijk’ zou moeten werken is dat dat wat van waarde is het doel is en dat het geld het middel is om die doelen te realiseren. Een privaat doel is bijvoorbeeld: ik wil een gezond leven. Een publiek doel is bijvoorbeeld: wij willen als samenleving genieten van goed onderwijs en van natuur. Om als persoon (privaat) dat doel te bereiken heb je spullen en winst nodig. Om als samenleving goed onderwijs te kunnen bieden heb je geld nodig  en dat kun je bijvoorbeeld goedkoop voor elkaar krijgen door je land in te richten als belastingparadijs voor multinationals ( … huh?).

De beweging die we (nogmaals: volgens de sprekers) de laatste decennia hebben doorgemaakt in termen van dit diagram is dan:

publiekvsprivaat02De rode pijl zou je kunnen zien als de ‘financialisering’. De publieke waarde wordt door het private geld overgenomen. Ik heb als (willekeurig) voorbeeld genomen de discussie over de onbetaalbaarheid van onze natuur. De natuur en het onderhoud daarvan kost geld en dat hebben we er in het publieke domein niet (meer) voor over. Minder wij en meer ik betekent dan dat je de ondernemer inschakelt om dat probleem op te lossen. De vraag wordt dan: hoe kun je met natuur geld verdienen. We hebben hier eerder en vaker over geschreven, zie bijvoorbeeld de blog van Stijn over de ondernemende schaapsherder.

De titel van ons eerste boek was niet voor niets ‘Geld is een middel’ … (overigens gratis te downloaden).

Rudy van Stratum