Een link naar een interessante studie over de waarde van onze Nederlandse musea. De titel is ‘De schat van de stad’ met als ondertitel ‘Welvaartseffecten van de Nederlandse musea’ link. Het is een recente studie uit 2011 en we moeten de studie zien in de context van de huidige bezuinigingen op kunst en cultuur. Ook niet onbelangrijk te vermelden dat de studie is verricht in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging (een variant op ‘wij van wc-eend bevelen wc-eend aan’). De studie is interessant omdat het een voorbeeld is van hoe je op een gestructureerde manier kunt kijken naar of je een investering wel of niet wilt doen. In dit geval gaat het om een jaarlijkse subsidie van ongeveer € 370 mln en wat je daarvoor terug krijgt als maatschappij. Voor het beeld: we hebben in Nederland ruim 1.000 musea, die jaarlijks minstens 15 miljoen bezoeken door Nederlanders genereren bij € 80 miljoen aan entree-kaartjes. Lees verder
Auteursarchief: slimfinbeheer
Kostenverlaging van zonnepanelen
Martin Bakker wijst ons op een interessant artikel (dank daarvoor) dat zeker een link heeft met slimme financiering. Het is afkomstig van het al jaren toonaangevende Rocky Mountains Institute (onze vaderlandse ‘Nationale Postcode Loterij’ is trouwens een van de financiers). Het volledige artikel kan via de link hieronder worden gedownload.
De stelling is dat zonnepanelen steeds goedkoper worden door technologische ontwikkelingen en grotere productievolumes. Maar de kostprijs van deze panelen wordt niet alleen bepaald door de kale productiekosten maar ook door alle kosten in de keten die ervoor en erna komen. De auteurs spreken hier over enerzijds de kosten van de module zelf en anderzijds de ‘Balance of System’ kosten (systeemkosten). In het bijgaande plaatje zie je de verdeling van de totale kostprijs naar module-kosten en systeemkosten. De modulekosten dalen systematisch door de hiervoor genoemde oorzaken met als gevolg dat de systeemkosten wel eens de bottleneck (of uitdaging) voor de toekomst zouden kunnen worden. Lees verder
Opdrachtgeverschap, aanbesteding
Bij het werken aan een duurzame ontwikkeling in de bouw en bij ruimtelijke ontwikkelingen is een belangrijke rol weggelegd voor opdrachtgevers. Wie betaalt bepaalt en een opdrachtgever kan eisen wat hij of zij wil zolang het maar binnen het wettelijke kader past en haalbaar en betaalbaar is. Aan het einde van dit bericht een verwijzing naar een aantal interessante publicaties.
Allereerst wie betaalt bepaalt. Ik zie dat heel letterlijk, wie is een architect of aannemer om het niet uit te voeren zoals de opdrachtgever het wil? Natuurlijk ieder z’n vak en een architect of aannemer ziet dingen die een klant niet ziet en zij moeten de ruimte krijgen voor eigen inbreng. Maar ik zie ook dat opdrachtgevers slordig zijn. Er is wel een mooi plan , een programma van eisen en er liggen eisen en wensen op het gebied van duurzame ontwikkeling. Zorg dan wel dat architecten, adviseurs en aannemers ook van de duurzaamheidseisen op de hoogte zijn en dat deze door de hele bouwkolom gecommuniceerd worden. Controleer bij alle tussenproducten of aan de eisen is voldaan, stel kritische vragen als ambities niet gehaald worden, ga in discussie en regel zo nodig contra-expertise. Tot zover het eerste deel van goed opdrachtgeverschap. Lees verder
Verdienmogelijkheden (2): bestemmingsheffing
Deel 2 van het 29-delige feuilleton over verdienmogelijkheden. De tweede is bestemmingsheffing. Waar gaat het over? Iemand koopt (‘goedkoop’) grond aan bij de dan geldende vaak beperkte bestemming van die grond. Logisch: als je weinig mag en kunt op de grond dan is de prijs daarvan laag. Als nu de bestemmingsmogelijkheden die bij die grond horen toenemen (bijvoorbeeld door een besluit van de gemeenteraad) dan neemt de waarde van die grond zomaar toe. Zo’n onverwachte prijsstijging wordt in de economie een ‘windfall profit’ genoemd: je hebt er zelf part noch deel aan gehad, hij komt je zomaar toewaaien. Vanzelfsprekend houdt een calculerende projectontwikkelaar rekening met het feit dat de grond in de toekomst een andere en ruimere bestemming kan krijgen. Een ontwikkelaar heeft dan een speculatief motief (grondspeculatie). De redenering is nu dat zo’n plotselinge waardestijging wordt veroorzaakt door publieke middelen (nabijheid van voorzieningen etc) en dat deze winst dus ook moet toevallen aan de gemeenschap. Vooraf zouden bij de aankoop van grond voorwaarden kunnen worden opgenomen over (gedeeltelijke) afroming van mogelijke toekomstige winsten bij doorverkoop. Dit tempert speculatieve grondhandel en levert de gemeenschap alsdan extra middelen op. Een dergelijke constructie bestaat al in Groot-Brittanie (‘creaming off betterment’). Leuke verdienmogelijkheid maar dit ligt politiek gevoelig. Los daarvan heeft zo’n maatregel een aantal mogelijke ongewenste bijeffecten die je ook zult moeten handlen.
Verdienmogelijkheden (1): beheer
Deel 1 van het 29-delige feuilleton over verdienmogelijkheden. De nummering is alfabetisch en beheer is de eerstgenoemde mogelijkheid. Beheer is een klassieker. Ik wil hem gelijk stellen aan Onderhoud (niet genoemd in publicatie), dus we hebben het over onderhoud en beheer. De kern is dat je naar de totale kosten en opbrengsten van een maatregel of investering kijkt gedurende een langere tijdshorizon. Als een maatregel aanvankelijk een hogere ‘inleg’ vereist dan hoeft dat geen punt te zijn als je die terug verdient doordat je jaarlijks lagere uitgaven hebt in verband met onderhoud, reparaties en zo verder. Zo simpel dat verdere uitleg overbodig is. Toch is de theoretische logica in de praktijk niet zo vanzelfsprekend. Soms wordt de afweging korte versus langere termijn wel degelijk gemaakt maar is het hogere bedrag ‘upfront’ niet beschikbaar. Dat is nu precies waar financiering (iemand anders schiet het bedrag dan tegen een vergoeding voor) een uitkomst is. Maar meestal wordt de afweging helemaal niet expliciet gemaakt. Mensen handelen vaak niet zo rationeel als het leerboekje ons wil doen laten geloven. Vaak wordt er niet zover vooruit gekeken en/of is het lastig (‘gedoe’) om draagvlak te krijgen voor het hogere geldbedrag vooraf. Een andere reden waarom niet rationeel wordt gehandeld is dat de aanschaf uit een andere potje gebeurt dan het onderhoud. Een andere afdeling is verantwoordelijk voor beheer en onderlinge afstemming daarover vindt niet of nauwelijks plaats. De publicatie meldt nog als reden waarom beheer niet de aandacht krijgt die het verdient: beheer is weinig sexy bij bestuur en politiek waardoor veel aandacht uitgaat naar nieuwe ontwikkelingen. Duurzaamheid vereist dus dat we langer vooruit kijken en dat afdelingen onderling beter samenwerken. Open deuren natuurlijk.
EnergieNeutraal en Duurzaam In Staal (Endis gebouw)
Een brochure uit december 2010. Het gaat om een ontwerp voor een virtuele opdrachtgever dat is gepresenteerd in februari 2011 op de staalbouwdagen in Gorinchem. Het is een case-study in duurzaam en energiezuinig bouwen. De brochure waarin de case-study uitgebreid wordt toegelicht is beschikbaar en op meerdere plekken op het net te downloaden. Apart genoeg om eens wat dieper op in te zoomen.
Om te beginnen, ik wil daar duidelijk over zijn, gaat het om een initiatief vanuit de staalbouw. Het ontwerp is, zoals de naam al aangeeft, een staalconstructie, dus speelt hier ook een achterliggende agenda en belang: aantonen dat je met staal duurzaam kunt bouwen. Op zich niets mis mee, maar wel goed om te weten. Mooi aan de studie is dat bewust vanaf het begin integraal wordt ontworpen en dat de financiële paragraaf ruim aandacht krijgt. Eerder heeft een team in opdracht van de provincie Noord-Brabant op soortgelijke wijze een aantal ontwerp-gebouwen doorgerekend op duurzaamheid. Uit deze studie (elders op deze site te vinden onder artikelen) bleek toen dat duurzaam bouwen op langere termijn rendeert. Desondanks komen deze signalen nog maar mondjesmaat door in de bouwketen. Er is altijd behoefte aan meer onderzoek en bewijsmateriaal, het liefst met concrete ontwerpen en berekeningen. Welnu, hier hebben we dus zo’n publicatie te pakken. Lees verder
Architecten over een andere indeling van het bouwproces
Architecten onder voorzitterschap van Jos Lichtenberg hadden alweer een half jaar geleden een rondetafel gesprek over een andere indeling van het bouwproces (zie site bouwiqonline (zoeken op ‘andere indeling proces’). Wij hebben in de praktijk van duurzaam bouwen regelmatig met architecten te maken. In onze aanpak maken we vooraf met toekomstige gebruikers een visuele ambitiekaart met daarop de doelen die gehaald moeten worden en de voorwaarden waaronder. Waar mogelijk werken we met concrete indicatoren waaraan je kan zien of die doelstelling in de praktijk ook gehaald wordt. Zo’n ambitiekaart is in het proces belangrijk bij de selectie van de architect: wil de architect hiermee werken en denkt hij de ambities ook waar te kunnen maken? Wat mij dan opvalt is dat bij de intake hier snel bevestigend op wordt geantwoord maar dat een aantal architecten zich in de praktijk als ‘kunstenaars’ gaan gedragen. Een ‘kunstenaar’ is iemand die in mijn beperkte definitie zijn eigen esthetische gevoel volgt en in grote eigenstandigheid zelf bepaalt wat hij doet. Een architect zoals wij die graag zien is iemand die zich als opdrachtnemer en dienstverlener committeert aan de opdracht en systematisch terugkoppelt over zijn vorderingen in relatie tot de geformuleerde doelen. In een goede dialoog met de opdrachtgever en op basis van zijn specifieke deskundigheid komt zo een gebouw tot stand dat alle stakeholders tot tevredenheid stemt en dat liefst ook een ‘mooi’ gebouw is (maar wel in die volgorde). Lees verder
Verdienmogelijkheden (‘Nederland boven water’)
Onlangs is een boekwerkje verschenen getiteld ‘Verdienmogelijkheden’ met als ondertitel ‘cahier gebiedsontwikkeling’. Het is een uitgave onder de vlag van innovatieprogramma ‘Nederland Boven Water’. Het gaat hier om een langjarig programma waar (denk ik) nogal wat geld achter zit en waar ook zware mensen uit bedrijfsleven en overheid in allerlei gremia zijn vertegenwoordigd. Het thema verdienmogelijkheden heeft mijn aandacht en mijn verwachtingen waren hoog gespannen toen ik van dit boekwerkje hoorde. Om mijn verwachting vooraf te toetsen had ik al een powerpoint presentatie met de hoofdlijnen gedownload en dat smaakt naar meer. Je kent dat wel, je wordt lekker gemaakt en uiteraard moet je dan het boekje zelf bestellen. Voor 25 Euro heb ik dus het boekje bij bol.com besteld. Om maar met de deur in huis te vallen: toen ik het boekje uit de verpakking had geworsteld was de teleurstelling groot. Een flinterdun boekje met wat grote letter teksten en plaatjes. Eigenlijk de powerpoint presentatie maar dan op mooi papier afgedrukt en nog wat teksten ervoor en erna. En dat voor 25 Euro en voor zo’n groot en zwaar opgezet initiatief. Lees verder
Routekaart Slimme Financiering
Op basis van een een eerder artikel van Rudy heb ik een routekaart slimme financiering gemaakt. Niet zozeer een routekaart die laat zien hoe slimme financiering werkt, maar een kaart die aangeeft wanneer je slimme financiering nodig hebt. Voor ons ook een structuur / beslismodel dat het denken over financiering structureert. Klik op afbeelding voor vergroting. Heb je opmerkingen of suggesties voor verbetering, stuur een reactie of een mail.
Stijn van Liefland
Slimbouwen en ‘innovation by addition’
Via het initiatief van deze site kwamen we uit op het concept van slimbouwen, www.slimbouwen.nl. Ik ben meteen getriggerd door wat ik lees op deze site. Het is lastig te achterhalen waar het hier nu precies om gaat. Wie zijn de initiatiefnemers? Wat zijn de belangen? Is het een idee of zitten er ook echte producten achter? Even denk je: hier zitten wat partijen bij elkaar die even wat minder werk hebben en vanuit commercieel belang een leuke noemer hebben bedacht.
Het lijkt erop dat het initiatief is terug te voeren op de persoon van prof Jos Lichtenberg van de TU Eindhoven. In 2004 sprak hij een rede uit over het achterblijven van echte innovaties in de bouw. Ik heb die rede er eens bij gehaald. Interessant leesvoer. Lichtenberg wijst erop dat de Romeinen 2000 jaar geleden in hoofdlijnen al dezelfde constructietechnieken beheersten als wij. Ze stapelden met steen (stapelbouw, flatgebouwen met kamertjes), werkten al met complexe koepelconstructies en kenden al sanitaire voorzieningen en (loden) waterleidingen. Eeuwenlang is er niet veel veranderd. Pas veel later tijdens de industriële revolutie is daar staal(skelet)bouw bijgekomen.
Natuurlijk kwamen er andere wensen en mogelijkheden in al die eeuwen maar het fundamentele bouwproces is niet wezenlijk veranderd. Lichtenberg stelt dat er steeds een innovatie op het bestaande werd geplakt. Het nieuwe, bijvoorbeeld het isoleren van wanden, werd een optelling bij het bestaande. Hij noemt dat ‘innovation by addition’. Feitelijk is zo een gefragmenteerde, suboptimale, lappendeken van technieken ontstaan. Lichtenberg verbaast zich erover dat waar elders regelmatig een totaal herontwerp plaats vindt, dit in de bouw er nog niet van is gekomen. Met name de installatietechniek krijgt ervan langs. Inmiddels maken de installaties eenderde van de totale bouwkosten uit, de leidingen en bekabelingen worden als het ware achteraf in het gebouw verweven waardoor oorspronkelijke ontwerpeisen achteraf vaak geweld wordt aangedaan en het gebouw enorm inboet aan flexibiliteit (wanden even verplaatsen gaat niet meer). Omdat het zwaartepunt bij de afbouw ligt, daar veel activiteiten tegelijk en op het einde binnenin het gebouw plaats vinden, lopen daar de ‘mannetjes’ elkaar in de weg. De bouwketen is complex, gefragmenteerd en elke schakel doet zijn ding vanuit een beperkt eigen perspectief. Ook wordt de keten gedomineerd door enkele spelers die een centrale plek in de sturing innemen (aannemers, projectontwikkelaars) en daar hun eigen belangen hebben. Tesamen met de complexiteit een goede verklaring voor de (ongewenste) status quo. Lees verder