Categoriearchief: BP

deel van oude blogs die naar blokjesenpijltjes kunnen

BBP in een mindmap

Vandaag wederom een interessant artikel in ‘De correspondent‘. Een essay over de beperkingen aan het meten van groei en welvaart zoals we dat nu al bijna 100 jaar doen aan de hand van het zogenaamde BBP (bruto binnenlands product).

We hebben er hier ook eerder aandacht aan besteed, zie onder andere:

Fred Hirsch, social limits to growth

Joop Hartog over bevolkingsgroei

Tim Jackson, welvaart zonder groei, boekbespreking (1)

Tim Jackson, welvaart zonder groei (2)

Paul de Beer en economische groei.

Groei is belangrijk, maar dan wel échte groei

Ditmaal hebben we het artikel samengevat in de vorm van een mindmap.

Rudy van Stratum

BBP

Stijgende of dalende energieprijzen

In de zomer heb ik twee artikelen geschreven over het rendement van zonnepanelen voor mijn woning. Inmiddels ligger ze al een tijdje op mijn dak en tot nu toe doen ze het goed. Als ik door de oogharen een berekening maak dan vermoed ik dat we de voorspelde opbrengst wel gaan halen. Maar, leidt dat de komende jaren ook tot de voorspelde besparingen of inkomsten? Een aantal jaar geleden werd standaard bij een investering in duurzame energie gezegd dat de energieprijzen de komende jaren alleen maar omhoog zouden gaan. Goed nieuws dus voor een woningbezitter, het rendement kon alleen maar hoger uitpakken en niet lager.

Door de crisis is de vraag naar energie afgenomen en daardoor is de prijs de afgelopen jaren niet of nauwelijks gestegen. Bij economische groei zou dat dus weer goed moeten komen. Maar steeds vaker lees ik artikelen waarin gesteld wordt dat de energieprijzen de komende jaren helemaal niet gaan stijgen maar zelfs gaan dalen. Voor mijn panelen maakt het niet zoveel meer uit, ze liggen op het dak, ze zijn betaald en ik krijg gratis stroom. Maar het prikkelt mij wel.

Als wij het over het berekenen van rendement zeggen we ook altijd dat je moet kijken naar onzekerheden, worstcase scenario’s en mogelijke risico’s. Bij de aanschaf van zonnepanelen gaat het om relatief kleine bedragen (best veel geld overigens, maar relatief klein). Maar als een corporatie gaat investeren in de renovatie van haar woningbezit of als je als woningkoper extra gaat betalen voor een energiezuinige woning, dan gaat het om grotere bedragen en moet je in ieder geval weten waar je voor kiest en welke scenario’s er mogelijk zijn.

Mijn vraag is dus, hoe zit het nou met die energieprijzen? Gaan ze omhoog of gaan ze naar beneden? Maar vooral welke argumenten worden er gebruikt? Niet dat ik de illusie heb dat ik de tendens in de energieprijzen kan voorspellen, ik kan al wel verklappen dat ik niet tot een conclusie ga komen. Wat ik wel wil doen is de argumenten in beeld brengen die genoemd worden als het over de energieprijzen gaat. Iedereen moet dan zelf maar aanvullend onderzoek doen of mijn verhaal interpreteren.

Denkfout

Overigens doet zich bij mijn onderzoekje naar de energieprijzen een grappig fenomeen voor. Typ in Google de vraag ‘waarom stijgen de energieprijzen’ en er komt een reeks van sites naar boven die allemaal argumenten geven waarom de prijzen gaan stijgen. Doe hetzelfde met de vraag ‘waarom dalen de energieprijzen’ en wederom een groot aantal hits met argumenten waarom de prijzen gaan dalen. Dat kennen we van de denkfouten, de confirmation bias zegt dat als je bevestiging zoekt voor een standpunt je die ook zult vinden. Door deze denkfout laat ik mij dus niet misleiden maar waarschijnlijk liggen er nog meer op de loer, uiteindelijk moet je toch een selectie maken uit alle informatie en probeer dat maar eens objectief te doen.

Ik heb de argumenten samengevat in een mindmap. Veel argumenten vragen om een toelichting, zie hieronder en in de volgende artikelen. Maar nog even de betekenis van deze mindmap. Deze geeft niet aan hoe ik er over denk en geeft ook niet aan wat waar is of niet waar. Ik heb gewoon gekeken welke argumenten aangedragen worden om te laten zien dat de prijzen gaan stijgen of dalen. Dat is het, geen mening, geen oordeel. Overigens ben ik uiteraard wel wat kritisch geweest, grote onzin staat er volgens mij niet in. Maar het zou kunnen dat ik argumenten vergeten ben, of dat er de komende tijd nieuwe argumenten in beeld komen. Ik heb het voornemen om de mindmap de komende tijd verder aan te vullen en indien mogelijk nader te specificeren. Dus als je aanvullingen hebt, geef ze door.

Energieprijzen

Onzekerheden

Los van de argumenten gaat het bij een voorspelling van de toekomstige energieprijzen ook om onzekerheden. Kan je veel argumenten nog wel volgen (ik verwacht dit … het gevolg is …..). Bij onzekerheden ligt dat anders, voor sommige zaken geldt dat je gewoon niet weet wat je moet verwachten. Ik heb uit mijn speurtocht twee belangrijke onzekerheden gedestilleerd:

  • De prijzen worden voor het grootste deel bepaald door belasting en netwerkkosten. Ik heb het dan overigens vooral over de prijzen voor consumenten. Enerzijds heeft die een stabiliserend effect, een stijging van de prijs van fossiele brandstoffen van zeg 20% heeft daarom een veel kleiner effect op onze energierekening. Maar, met name de belastingen zijn een onzekere factor. Voor het berekenen van het rendement van mijn zonnepanelen wil ik precies weten wat ik aan energie uit moet geven. Een verhoging van de BTW van 19% naar 21% heeft effect op mijn rendement, energie wordt duurder. Naast de BTW zitten in de energieprijzen een energiebelasting en sinds begin dit jaar een toeslag duurzame energie verwerkt. De eerste betalen we omdat energiegebruik tot milieubelasting leidt, de tweede om het gebruik van duurzame energie te stimuleren. Ik noem het allemaal onzekerheden. Wat de politiek gaat doen is moeilijk te voorspellen. Voor zowel BTW, energiebelasting als de toeslag geldt dat ze in mijn ogen zomaar omhoog of naar beneden kunnen gaan. Ook zou er een nieuwe belasting bij kunnen komen (net als dit jaar de toeslag voor duurzame energie).
  • Conflicten en rampen. Het mag duidelijk zijn dat een conflict in een regio waar veel fossiele brandstoffen gewonnen worden tot een stijging van de prijzen leidt. Maar je moet er ook rekening mee houden dat conflicten opgelost worden. Stel dat de relatie tussen het westen en Iran de komende jaren ingrijpend verbetert dan gaan de prijzen mogelijk naar beneden. Rampen zijn uiteraard al helemaal niet te voorspellen maar een natuurramp op de verkeerde plek (Katrina in de Golf van Mexico) leidt tot hogere prijzen.

 

Wat moeten we nu met deze onzekerheden? Ik denk dat we vooral moeten beseffen dat onzekerheden een belangrijke rol spelen en dat we vooral niet de illusie moeten hebben dat we ontwikkelingen in de energieprijs precies kunnen voorspellen. Praktisch betekent het dat je goed moet luisteren naar de scenario’s die experts voorspellen en er vervolgens van uit moet gaan dat het een stuk ongunstiger uit kan pakken. Slechter dus dan het worst case scenario.

In de volgende artikelen volgt een toelichting op respectievelijk dalende en stijgende energieprijzen.

Stijn van Liefland

“Ja maar”: is dat echt zo fout?

Afgelopen week bladerde iemand in de ‘vers van de pers’ uitgave van ‘Geld is een middel’ (meer over deze publicatie is te vinden in dit stukje). Ergens op de laatste pagina’s vond mijn gesprekspartner maar liefst twee keer de uitdrukking ‘ja, maar’. En dat kon toch echt niet meer, want iedereen weet inmiddels dat ‘ja maar’ een foute en ongewenste uitdrukking is. Natuurlijk ken ik de negatieve klank rondom ‘ja maar’ en ik voelde me direct schuldig en betrapt. Snel gaf ik toe en beloofde beterschap in een van de volgende drukken.

Waarom geen ‘ja maar’?

Maar .. toen ging ik er toch over nadenken. Waarom is ‘ja maar’ eigenlijk verboden? Ik dacht: laat ik onze beslisboom er eens bijpakken. Wat is eigenlijk het doel van geen ‘ja maar’ mogen zeggen? Daar kan ik best wat bij bedenken.

‘Ja maar’ suggereert dat je het eens bent met je gesprekspartner en dat ondertussen helemaal niet bent. JM (wat korter dan steeds ‘Ja maar’ in te tikken) suggereert een houding van luisteren en een gesprek én  heeft eerder iets weg van ‘ik luister niet naar je en ga door op mijn eigen pad’. JM suggereert dat je denkt in onmogelijkheden in plaats van aan mogelijkheden. JM suggereert eenrichtingsverkeer in plaats van tweerichtingsverkeer en een dialoog. JM suggereert uitsluiting in plaats van insluiting. JM suggereert zelf in plaats van samen.

Waarom dan toch geen goed gevoel?

Maar .. ik merkte weerstand bij mezelf. Ik kan me natuurlijk prima vinden in het doel van geen JM. Waar ik weerstand voel is dat het in een gesprek ook zo makkelijk een showstopper wordt. Een soort woord-bingo: ‘ja, je zei JM en dat mag niet hoor, lalala betrapt!’. En dat het een dooddoener wordt. En dat het een soort hype wordt. Ergens iets gelezen en dan alleen de conclusie onthouden. Dat er niet meer wordt nagedacht over het waarom van geen JM meer gebruiken. Blijkbaar vreet dit aan mijn overtuiging dat je wel moet blijven nadenken, niet iets zomaar mag geloven.

Verborgen kosten

Een aanvankelijk prima statement, geen JM meer gebruiken, gaat dan een eigen leven leiden en wordt weer een nieuw gevaar. Hier is sprake van verborgen kosten. Het ene ‘foute’ wordt vervangen door het andere ‘foute’. Wat zijn dan die verborgen kosten?

Behalve dat er niet meer wordt nagedacht, zijn de verborgen kosten vooral ook dat we niet meer inzien dat het woord MAAR wel degelijk een functie heeft. Zoals je tegenwoordig niet meer mag zeggen dat het glas half leeg is (half vol hoor, dat is veel positiever) of dat je juist moet zeggen dat je een echte ondernemer bent, mag je ook geen MAAR meer zeggen. Geen JM hoort in de hype (tijdsgeest klinkt wat positiever, doe ik toch weer mee ..) dat alles positief is en dat je een spelbreker of een zeiker bent als je dat anders ziet.

Maar … ‘maar’ heeft een doel. Als iemand ‘maar’ zegt dan geeft dat aan dat er ‘iets’ zit. Dat iets geeft aan dat er sprake is van een hobbeltje in het interne proces van denken. Er is sprake van een interne weerstand en die zit er met een reden. En dat mag je serieus nemen. Als iemand ‘Ja maar’ zegt kun je dat ook zien als een kans om een gesprek te openen over de achterliggende weerstand die jouw opmerking blijkbaar bij je gesprekspartner oproept. Het is een teken dat je de ander serieus neemt en dat je het MAAR serieus neemt. Iemand zegt niet zomaar ‘maar’. Je bent bereid samen te onderzoeken waar de weerstand vandaan komt. Want zo krijg je begrip voor wat er in de ander omgaat en kun je daar rekening mee houden.

Maar is dus een kans om verder te onderzoeken hoe je je plan beter kunt maken. Hoe je kunt leren. Weerstand heeft een functie. Verbieden van het uiten van weerstand leidt niet tot het gewenste resultaat (zoals een blijvende verandering of verbetering).

Pleidooi JM v2.0

Daarom pleit ik voor de herinvoering van ‘Ja maar’. Een ‘Ja maar versie 2.0’ zeg maar. Het serieus nemen van een JM betekent dat je open staat voor de door de ander gevoelde weerstand. Het betekent dat je erkent dat weerstand een functie heeft. Weerstand wil zeggen dat iets je probeert te beschermen en dat je onderzoekt wat dan de mogelijke bedreiging is waar tegen beschermd moet worden. Juist dat geeft openheid in het gesprek en meer kans op een dialoog. Het weer JM mogen zeggen geeft misschien ook meer openheid over taboes die we met zijn allen lijken te accepteren. Het taboe om een glas half leeg te willen zien, het taboe om geen ondernemer te willen zijn, het taboe om niet saai of degelijk te mogen zijn, het taboe van ‘zero growth’, het taboe om gewoon tevreden te zijn met wat je hebt en niet almaar meer te willen hebben.

Dus vanaf nu zeggen we wat mij betreft ‘Ja maar … en onderzoek met mij de weerstand die ik voel’.

Of in een makkelijker te onthouden motto:

Zeg maar ‘zeg maar’

Rudy van Stratum

 

Ondernemerschap (3): Mastery (Robert Greene)

Enkele relativeringen

Waarom het boek van Greene? Ik liep er toevallig tegenaan en zag veel herkenning in relatie tot ondernemerschap. Maar ook veel verschillen. Want moet een ondernemer ergens ‘master’ in worden? ‘Master’ betekent hier: ergens heel goed in worden, een voorbeeld voor anderen, een meester. Ik zou een ondernemer juist definiëren als iemand die slim gebruikt maakt van zijn capaciteiten om zo efficiënt mogelijk zijn doel te bereiken. En vooral geen ‘meester’ willen worden want een klein beetje beter worden kost meestal onevenredig veel inspanning.

Een tweede relativering is dat het boek van Greene qua aanpak wel wat lijkt op de bestsellers van Malcolm Gladwell. Als je ze de eerste keer leest dan word je meteen enthousiast en denk je de wereld een stuk beter te snappen. Als je het later nog eens beet wilt pakken (‘wat is nu precies de kern van zijn betoog’) dan glipt het tussen je vingers door en blijft er een dunnere boodschap over dan je dacht te hebben bij eerste lezing. Susanne Weusten besprak onlangs het laatste boek van Gladwell en meende een patroon in zijn aanpak te herkennen. Malcolm begint met een contra intuïtieve conclusie: hij heeft gevoel voor rare dingen en de tijdsgeest en weet daar een pakkende titel bij te bedenken. Nadat hij je in het onderwerp heeft getrokken, geeft hij de lezer een gevoel van troost. Hij gaat relativeren dat al die hoogvliegers het ook niet gratis hebben gekregen. Dus ik hoef me geen looser te voelen, er is nog hoop, ook voor mij. En tenslotte: heel veel smakelijke anekdotes. De lezer verhalend naar de enig mogelijke conclusie leiden. De conclusie van Weusten lijkt daarmee ook te zijn: na ontleding en dissectie houd je niet meer zo veel substantie over. Dat doet overigens niets af aan de lol je aan de boeken beleeft.

Een derde relativering: dit soort boeken zijn niet geschreven door en voor ondernemers. Het zijn boeken die vooral bedoeld zijn voor ons simpele zielen die een inkijkje willen krijgen in het succes van anderen. Zoals ik eerder al zei: de groten der aarde zijn niet groot geworden door het lezen van boeken over het succes van anderen.

Een vierde relativering: het is allemaal achteraf praat. Er wordt nauwelijks aan tegendenken gedaan. Greene neemt een stuk of 10 succesvolle meesters en ontleedt wat hen tot succes heeft geleid en trekt daar de grootste gemene delers uit. Niks mis mee, zeker inspirerend. Maar er is minder aandacht voor de toevalsfactor en soortgelijke lieden met soortgelijke capaciteiten die totaal mislukt zijn, komen in dit soort boeken niet aan het woord.

Wat kenmerkt de meester?

Even nog wat discipline betrachten en dicht bij de tekst van Greene blijven! ‘Meester worden’ heeft niet te maken met veel talent of een hoog IQ. Sterker nog: dat kan wel eens een hinderpaal worden voor het worden van een ware meester (een conclusie die we later bij de bespreking van ondernemerschapstesten nog tegen zullen komen. In dat geval lijkt er ook statistisch bewijs voor deze stelling te zijn). Het hele verhaal begint bij het vinden van je ware passie of drive. Iedereen heeft zoiets (volgens Greene) maar je moet het ontdekken, er naar op zoek gaan. Dit startpunt noemt Greene de ‘primal inclination’.

Vervolgens moet je op zoek naar een niche, een manier om het best uitdrukking te geven aan die ‘primal inclination’. Je gaat dus op zoek naar de beste ‘outlet’ om de passie uit te kunnen leven. Dan zitten daar nog wat randvoorwaarden bij. Zoals ‘vermijd valse paden’. Dat zijn paden die lijken te gaan over je echte drive maar eerder manieren zijn om de leegte die in je huist te vullen (te veel focus op geld en uiterlijk vertoon bijvoorbeeld). Ik zou het omschrijven als: blijf dicht bij jezelf, laat je niet teveel leiden door wat anderen doen en belangrijk vinden. En: houdt niet onnodig lang vast aan het verleden. Dat betekent zoiets als: pas je aan, neem je verlies. En zoiets als: focus op de langere termijn, kijk niet elke dag of je al iets hebt bereikt maar denk aan een horizon van 5-10 jaar. Dit betekent: geduld hebben, niet opgeven, je lange termijn doel in het oog blijven houden. ‘Time is on your side’. Maak van het verloop van de tijd je vriend en laat je er niet door opjagen en van je pad af brengen.

En dan is het een kwestie van uitwerking. Je moet goed om je heen kijken en kansen zien. Op zoek naar een mentor waar je het vak kunt leren. Je nederig opstellen en goed jatten van je meester. Waarom zelf het wiel uitvinden als iemand anders al weet hoe het moet (aha, hier zien we toch de ondernemer terug)? En dan komt die beroemde 10.000 uren regel waar ook Gladwell het over heeft in zijn boek ‘Outliers’. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. De mens is uniek in zijn gave iets na te doen, te imiteren wat hij een ander ziet doen. Wij hebben het vermogen ons in een ander in te leven. Het kopiëren is een proces van virtueel in die ander treden en doen, voelen, horen wat die ander doet. En dat net zo vaak herhalen tot het helemaal klopt. Tijdens dat langdurige proces, waar vooral geduld en volhouden belangrijk zijn, worden de belangrijkste stappen van het vermogen geïnternaliseerd. En zodra de dingen automatisch gaan, je er niet meer over hoeft na te denken, creëer je extra ruimte in je hoofd om te oefenen met varianten en op zoek te gaan naar verbeteringen. En pas dan kom je in de fase van de meester die boven de stof staat en zelf iets toevoegt aan het repertoire, zelf de grenzen van het vak of de kunst verlegt.

Ik zei het al: als je het zo opschrijft dan blijft er weinig over van de honderden pagina’s met schitterend proza. Sorry.

Paar plaatjes

Als ik het betoog van Greene in een plaatje zou moeten zetten, dan krijg ik zoiets:

ScreenShot339En niet toevallig heb ik hier een duidelijk begin en eind bij getekend. En iets er tussen in. Dus nog meer gestileerd zou je kunnen tekenen:

ScreenShot340Het begin en het eind van het plaatje vormen de belangrijkste onderdelen voor het bereiken van meesterschap. Daarom heb ik ze ook groot getekend. Maar het zijn ook wolkjes. Het klinkt leuk maar het is niet zo duidelijk wat het is. Hoe kom je achter je roeping en je echte drive? Wanneer weet je of die ‘echt’ is en geen ‘vals pad’? En wat is die lange termijn visie waar je steeds aan vast moet houden? Mijn conclusie is dat de meest belangrijke delen goeddeels onbegrepen zijn. Het tussenliggende traject is veel rationeler en kan bij wijze van spreken stapsgewijs worden uitgewerkt.

En eigenlijk is ook het tussendeel (de stapjes op weg van a naar b) niet echt rationeel. Het openstaan voor de kansen die op je pad komen. Dat is natuurlijk geen echte ‘stap’. Het geduld en de rust hebben om te zien dat ‘een idee naar je toekomt’ (ik meen me te herinneren uit de biografie van Steve Jobs dat daar ook enkele keren die term wordt gebruikt ‘when an idea comes to you’). Ook al geen echte stap. In dit hele trajecten van oefenen en vallen en opstaan spelen de spiegelneuronen een dominante rol. Greene stelt dat deze spiegelneuronen uniek zijn voor de soort mens en ons in staat stellen virtueel uit onszelf te treden, van afstand te kijken, vanuit de ander te kijken, vanuit de toekomst te kijken, vanuit een andere discipline te kijken. Deze voortdurende ‘back-forth dynamic’ kun je nauwelijks rationeel noemen maar maakt wel de kern uit van het proces dat leidt naar meesterschap.

Link naar ondernemerschap

Ik kan al een bruggetje slaan naar de twee visies die ik grofweg terug vindt over ondernemerschap. De meeste boeken gaan over het rationele deel, over de stappen die je moet zetten om tot succes te komen. Dit is een opgeruimde en ‘in control’ visie op ondernemerschap en succes. Bedenk waar je goed in bent, formuleer een visie, maak een stappenplan, zoek partners en zo verder. Hier worden de scholen mee gevuld. Maar dat is allemaal simpel, een kwestie van uitwerking, netjes je pad lopen van roeping naar visie.

En roeping en visie, dat is het onbegrepen deel. Dat is de ‘fuzzy’ visie op ondernemerschap. Een ondernemer heeft een diepe passie. Hij weet zelf niet eens waar het vandaan komt, het zit in hem, meestal al van jongs af aan. Greene geeft hier veel voorbeelden van. Vaak heeft het te maken met de jeugd en de opvoeding, met bijzondere diepe indrukken achterlatende ervaringen. Ze kunnen donker gekleurd zijn (jezelf bewijzen, een statement maken, je vader de loef af steken) of juist heel licht (willen weten hoe het zit, iets beters maken, die ene oplossing vinden). Maar hoe dan ook: onbegrepen, anekdotisch.

Iets soortgelijks geldt voor de finish, de langere termijn visie. Wat ik inmiddels wel begrijp is dat het hier niet gaat (of hoeft te gaan) over een in woorden of cijfers uit te drukken visie. Dat is wat op de opleidingen wordt onderwezen: het plan, de begroting, de woorden en de cijfers. Het kan juist gaan om een gevoel, om beelden, om geluiden. En ze fungeren als een soort anker dat je voortdurend te hulp roept om te checken of je nog op koers ligt. Een anker dat je steeds weer herinnert aan die diepere roeping, die je de energie geeft om die 10.000 uur te maken, om vol te houden, niet op te geven, dat bord voor je kop te houden, alleen dat te zien wat je wilt zien.

Wat een ondernemer gemeen heeft met een ‘meester’ is dat beiden ‘gewoon weten’ dat er een drive is, daar voortdurend mee in contact staan en dat ze helder hebben (qua gevoel) waar ze uit willen komen. Je zou kunnen zeggen dat iemand die dat voor zichzelf niet helder heeft van nature geen ondernemer of meester is of wordt. Blijkbaar heb je dan niet die opvoeding gehad of die unieke momenten mee gemaakt die je deze belangrijke start en finish inzichten hebben opgeleverd. Greene stelt echter dat iedereen wel zo’n start en finish heeft maar dat je er alleen nog niet bij kunt komen. De kern van ondernemerschap en meesterschap zou dan dus moeten bestaan uit het onderzoeken bij jezelf wat die drive en die visie is en in het verlengde daarvan hoe je dicht bij jezelf kunt blijven tijdens de weg van a naar b.

Wat onderscheidt een ondernemer van een meester? Een ondernemer is volgens mij ook een meester. Maar een meester is niet per se een ondernemer. Iemand kan vanuit deze opzet een zeer goede wetenschapper en Nobelprijswinnaar worden, maar is daarmee geen ondernemer. Een ondernemer is een meester maar met een bepaalde subset aan drives en visies. Ik heb dat niet helemaal helder maar een ondernemer lijkt (meer dan een meester in het algemeen) gedreven door status, door geld, door macht, door risico. En de uitingen zullen vaker zitten in fysieke en verkoopbare realisaties (dus een uitvinding is niet genoeg, het gaat om concrete realisatie en verspreiding en verkoop ervan).

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (9): groene nudges

In een aantal korte artikelen voor de Volkskrant legt hoogleraar evolutionaire psychologie Mark van Vugt uit waarom we moeite hebben met duurzaam handelen. Het komt in grote lijnen overeen met het verhaal dat we eerder vertelden in de serie ‘Top 10 lessen psychologie’ delen 1-8.

Brein

De kern is dat ons brein zich heeft aangepast in een miljoenen durende strijd om te overleven. Dit is natuurlijk ook een voorbeeld van de ‘availability bias’ want waar moet je als evolutionair psycholoog anders mee aankomen? Ons brein heeft uit die ‘survival of the fittest’ 5 kenmerken geërfd die ons nu in de complexe overbevolkte wereld van vandaag in de weg zitten:

  • Familie eerst. We kijken bij een beslissing ook en vooral naar ‘what’s in it for me’ (of mijn familie). Dit is dus het egoïstische trekje.
  • De korte termijn verleiding. We waarderen het heden meer dan de toekomst. Uit onderzoek blijkt dat we, meer dan rationeel is te verklaren, gaan voor de korte termijn voordelen ook als daar op termijn een hogere beloning tegenover staat.
  • We zijn statusgericht. Dat betekent dat we gaan voor een hogere plek in de groep. We kijken relatief, naar hoe we het doen in de groep. We verdienen liever € 20.000 per jaar in een groep die gemiddeld € 15.000 verdient, dan € 25.000 in een groep die €30.000 verdient.
  • We apen na, of: we willen ergens bij horen, of: we willen niet buiten de boot/groep vallen.
  • Ons brein qua rekencapaciteit beperkt. We kunnen op een bepaald niveau wel snappen hoe het zit met ‘de wereld op lange termijn’, maar het wordt dan te abstract. We moeten voor een overtuigend begrip ook iets kunnen zien, voelen, ruiken, meemaken.

 

Link naar eerdere blogs

Eerder hebben we op basis van de reeks ’top 10 psychologie’ zelf een plaatje gemaakt dat grofweg hetzelfde beeld geeft:

ScreenShot330Het plaatjes is ten opzichte van de eerdere blog (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2376) wat verfraaid en aangevuld met denkfouten. Als ik nog eens naar de 5 kenmerken die Van Vugt geeft kijk, dan zou ik linksboven het ‘familie-effect’ nog kunnen inplotten. Het 5e kenmerk ‘het brein is beperkt’ zit er ook niet expliciet in en zou ik tekenen als een algemene wolk om de matrix heen: de vier kwadranten spelen zich af binnen een reken machine die te beperkt is voor de complexe wereld om ons heen.

Overigens: we hebben dit plaatje verfraaid en aangevuld als onderdeel van een publicatie/boek dat medio november beschikbaar zal komen. Dit is dus een vooraankondiging, we zitten nu in de fase van de drukproeven.

Wat zijn de aanbevelingen?

Conclusie: ons brein is niet optimaal toegerust voor duurzaam handelen. De geschiedenis laat zien dat wij in staat zijn onszelf te gronde te richten. Van Vugt noemt hier het bekende voorbeeld van Paaseiland, dat overigens fraai is beschreven in het boek van Jared Diamond.

Van Vugt is door de Tweede Kamer gevraagd wat de politiek concreet kan doen om ons brein een stapje te helpen richting ‘meer duurzaam handelen’. Wij hadden zelf al per brein-beperking een tip opgenomen, maar Van Vugt gaat verder en komt met een aanzet tot beleidsaanbevelingen. Zijn aanpak is gebaseerd op de ‘nudges-aanpak’ van Thaler cs. Vandaar de titel van deze blog: groene nudges.

Laten we de aanbevelingen eens doorlopen.

We kijken eerst naar onze familie. We moeten in onze voorlichting de nadruk leggen op de voordelen van een beter milieu voor onszelf en onze familie. Dit is de achtergrond van het inmiddels wat uitgekauwde ‘win-win’ denken. Als je de ander wilt overtuigen moet je vooral zijn taal spreken en zijn voordelen benadrukken.

Korte termijn verleiding. Dit is een lastige. Hier stelt Van Vugt dat onze opvoeding (hoe we opgroeien) van belang is. Als je in een omgeving met echtscheidingen, vandalisme en criminaliteit opgroeit wordt de korte termijn afweging sterker aangezet. Dit is een pleidooi voor veilige, warme, sociaal georiënteerde opvoeding die ons tot betere en verder kijkende mensen maakt.

Statusgericht. Dit betekent dat we groene producten interessant, sexy en statusverhogend moeten maken. Hybride auto’s en bijzondere racefietsen blijken in staat de boodschap af te geven dat je rijk bent en wilt investeren in de toekomst. Mannen blijken, volgens Van Vugt, aantrekkelijker te worden gevonden als ze zich op een dure sportfiets verplaatsen (ten opzichte van wat? denk ik dan. Als je het vergelijkt met een kapotte brommer, geloof ik het wel. Maar hoe zit het als je het met een Porsche vergelijkt?). Een concretere is mensen laten zien dat er wordt ‘meegekeken’. Als mensen om een donatie aan de deur wordt gevraagd, dan blijken ze meer te geven als er een sticker met ogen op de collectebus is geplakt. Als mensen worden gefilmd: idem dito. Volgens mij is dit de achtergrond van het uitdrukking: sociaal gewenst handelen. Hier spelen wel privacy-kwesties natuurlijk.

We apen na. Deze is eigenlijk simpel. Je moet mensen van meer informatie voorzien en duidelijk maken dat ze meer energie verbruiken dan de buren. (in combinatie natuurlijk met het sexy karakter van zuinig met energie omgaan, anders krijg het tegenovergestelde effect).

Ons brein is beperkt qua rekencapaciteit. Ook dit is een concrete. Als mensen in het groen wonen en met foto’s van groen worden geconfronteerd, dan gaan ze ook duurzamer handelen. Kinderen die opgroeien op een school met een groene speelruimte hebben gemiddeld dus een hoger groen bewustzijn.

Slotoverweging

Als ik het stukje nog eens overlees dan bekruipt me een dubbel gevoel. Het lijkt of je in de oplossingen om de beperkingen van het brein te overstijgen een tweedeling kunt aanbrengen. Sommige oplossingen lijken ‘duurzamer’ dan andere. Dat je opgroeit in een stabiele, harmonieuze en groene omgeving, dat is toch van een andere orde dan stickers met ogen op een bus plakken en wedstrijdjes ‘meer energie besparen dan de buren’ en ‘wie heeft de meest sexy racefiets’ organiseren.

Maar mooi dat we meer zicht krijgen op hoe het werkt en wat we eraan zouden kunnen doen. Niet onbelangrijk: Van Vugt eindigt met de zin dat hij zich afvraagt wat de politiek hiermee gaat doen, want ‘de tijdsoriëntatie van veel parlementsleden is niet bijzonder lang’. Het venijn zit in de staart.

Rudy van Stratum

Ondernemerschap (2): globale verkenning

Ondernemerschap als tovermiddel

Afgelopen week nog was ik bij een bijeenkomst waar ondernemerschap een belangrijk onderwerp was. Niet écht belangrijk in de zin dat het thema ‘ondernemerschap’ in de meest brede zin van het woord op de agenda stond (als studie-object). Maar het stond centraal als oplossing van de problematiek waar het die dag over ging. En die problematiek had te maken met de economische crisis en het wegvallen van een fors deel van de subsidies.

Het zal me nu meer opvallen dan voorheen. Omdat ik me heb voorgenomen wat over dit onderwerp te schrijven. Maar ondernemerschap wordt (ook op deze bijeenkomst) gebruikt als een soort tovermiddel. Ondernemerschap betekent dan iets als: de mouwen opstropen, aan de slag, je blik verruimen, met goede ideeën komen, volhouden, met je klanten gaan praten, weten wat er in de markt speelt en zo verder en zo verder.

Niemand durft daar ook tegenin te gaan. Lastig om het niet eens te zijn met dit soort oproepen. Omgekeerd betekent het ook een beetje: jullie zijn subsidie-slaven, zitten te pitten, weten niks nieuws te verzinnen. In mijn ogen is een dergelijke oproep obligaat. Niet iedereen is nu eenmaal ondernemer. Soms geen ondernemer omdat je dat niet kan, soms ook heel terecht omdat je dat niet wilt. Want er wordt maar een deel van het verhaal verteld. Het is dat deel dat met de reeks denkfouten te maken heeft. Ondernemen betekent ook risico (willen) nemen. En er wordt zelden bij verteld dat het vaak fout afloopt of niet brengt wat je ervan had verwacht. De mislukte plannen/ondernemers worden zelden uitgenodigd over hun ervaringen te vertellen.

Een definitie?

Ondernemerschap werd hier overigens wel netjes gedefinieerd (met een bronvermelding erbij, ik heb de moeite niet eens genomen die bron te noteren). Ondernemerschap kenmerkt zich door: – het hebben van een (innovatief) idee en bereid zijn tot uitvoering/realisatie over te aan, – het willen nemen van risico, – het toevoegen van waarde.

Los van vragen als ‘wat is precies innovatief?’, ‘Is innovatie per se nodig voor ondernemerschap?’, ‘Wat is waardecreatie precies en is dat nodig voor ondernemerschap?’ miste ik vooral als kenmerk de drive om succesvol te worden, om erkend te worden, om de revenuen van je risico-lopen te willen incasseren. Maar dat is niet romantisch, want dan staat de hang naar geld en succes voorop en niet de drive om innovatief te zijn en waarde te creëren (veel mooier, nietwaar?).

Want, ik heb het al eens eerder aangesneden, een ondernemer wil vanuit de economische theorie niet per se risico lopen. Liever niet zelfs. Risico lopen doe je omdat je denkt dat je daarmee de concurrent een stap voor kan zijn en omdat je dan kans hebt op een hoger rendement. Een ondernemer wil ook niet per se innoveren. Dat is alleen maar lastig en kost geld. Wederom doe je dat omdat je denkt dat het je verder brengt. Maar liever wil je monopolist zijn, lui achterover hangen en vasthouden aan je bestaande producten.

Ik denk dat de waarheid in het midden ligt. Het verhaal uit de economische theorie klopt natuurlijk niet helemaal, het is een karikatuur. Een ondernemer streeft niet koud naar zo veel mogelijk opbrengsten of winsten en heeft geen afkeer voor risico of innovatie. Er moet iets zijn van passie of een ‘ex ante’ gedrevenheid iets te willen bereiken. En het populaire verhaal over ondernemerschap klopt ook niet want dat is overdreven romantisch. Waarde toevoegen? Dat is braaftaal. Dat is net zoiets leegs als stellen dat de klant centraal staat. Natuurlijk staat de klant niet centraal. De klant staat centraal omdat je donders goed weet dat dat je meer klanten zal opleveren. De klant is een middel voor je doel. Zodra je een klant vindt die er niet om maalt en alles voor zoete koek slikt, zul je als ondernemer toch voor die klant kiezen?

(Tussenoverweging: het romantische concept van ondernemerschap vervult evolutionair een functie, zoals alle denkfouten dat in wezen doen. Als iedereen vol goede moed met de uitvoering van een idee begint, dan levert dat macro de meeste kans op succes en vooruitgang op. Als iedereen vooraf al koud statistisch gaat inschatten hoe groot de kans op succes is, dan zouden te veel ideeën-houders afhaken. Vergelijk het met het willen worden van een succesvolle rock-star. Elke dag oefenen honderdduizenden bandjes in de volle overtuiging toe te kunnen treden tot het stardom. Slechts een hele kleine fractie scoort uiteindelijk een hitje. Het is maar goed dat al die bandjes doorgaan met lekker passievol oefenen en hopen op die ene hit. Anders hadden we al die mooie nummers niet. Soortgelijke filosofieen trof ik aan bij het lezen van ‘Zwarte zwanen’ van Taleb. Stijn en ik zijn op dit moment bezig dit boek visueel samen te vatten en komen daar tzt op terug).

Eerste scan

Genoeg gefilosofeerd. Aan de slag (het begint al te werken)! Ik was er heilig van overtuigd vele studies te vinden naar ondernemerschap. Met strakke definities en vele relativeringen en over ondernemerschap in allerlei soorten en maten. Nou, dat valt dus vies tegen. Er is niet zo heel veel snel opzoekbaar. Ik heb een aantal artikelen gevonden en een aantal sites die spreken over testen die je kunt invullen (de meeste moet je kopen, enkele zijn vrij in te vullen).

Mijn conclusies op basis van enkele middagen googlen (ik kom op onderdelen later nog wel uitgebreider terug):

  • Er is sprake van een hoge rondzoem-graad. Intuïtief is het wel duidelijk waar ondernemerschap over zou moeten gaan. Iedereen heeft er wel een idee bij. Het gaat over een neus voor zaken, juiste timing, volhardend zijn etc. Maar ik verwachtte dat er basis-artikelen zouden zijn waarin deze aspecten worden uitgefilterd en gemotiveerd. Die artikelen zijn er niet of nauwelijks dan wel zijn ze niet makkelijk te vinden. Kort door de bocht komt het erop neer dat er een aantal testen op het internet is te vinden. Die testen vertrekken vanuit een ongetoetste vooronderstelling dat een ondernemer een andere persoonlijkheid heeft die te maken heeft met …. de factoren die ik al noemde. Daar worden dan wat vragen omheen gebouwd en per vraag krijg je punten en voila je hebt een ondernemerstest.

  • Er is niet of nauwelijks sprake van een duidelijke of logische onderzoeksopzet, of wederom: die is lastig vindbaar. Ik kan me vragen bedenken als:

    • Wat is ondernemerschap, waarom is het belangrijk, voor wie?

    • Welke soorten ondernemerschap heb je? Over welke gaan we het hebben? Hoe herkennen we die?

    • Welke soort ondernemerschap pik je eruit en waarom?

    • Wanneer doe je dit ondernemerschap goed. Wat zijn de succescriteria? Gaat het om omzet, om winst, om beursgang, om innovatie, over snelheid, over langdurigheid?

    • Hoe ga je op zoek naar mensen die bewezen hebben op jouw criteria hoog te scoren? Wat is met andere woorden je referentie of je norm?

    • Veel van de verhalen lijken ervan uit te gaan dat het vooral om persoonlijkheidsfactoren gaat. Maar hoe zit het met omgevingsfactoren zoals een tijd van economische voorspoed, de geografische locatie, de opkomst van bepaalde sectoren, van toeval, van geluk? Hier heb je uiteraard allerlei statistische methoden voor om die zaken uit te filteren. Maar weinig over te vinden.

    • Als het je dan al lukt te destilleren welke persoonlijksfactoren je blijkbaar helpen een succesvolle onderneming op te zetten, is die set dan ook noodzakelijk én voldoende? Met andere woorden, ga actief op zoek naar tegenvoorbeelden. Zijn er personen die aan deze eigenschappen voldoen maar geen succesvolle ondernemers bleken te zijn?

 

Vervolg

De conclusie lijkt duidelijk dat ondernemerschap nauwelijks een wetenschappelijke basis heeft. In onze termen speelt het hele gebeuren zich veel meer af in de hoek van de denkfouten. Er is een wolk aan overtuigingen en beelden rondom wat ondernemerschap is of zou moeten zijn. Veel daarvan is ongetoetst en vooral romantiserend van aard.

Er lijkt een enorme markt voor ondernemerschap te zijn. Er zijn vele opleidingen waar je ondernemerschap kunt leren. Absoluut niet duidelijk is of die opleidingen ook succesvolle ondernemers opleveren. De vele écht succesvolle ondernemers zitten volgens mij niet bij deze opleidingen in de schoolbanken. Hooguit komen ze daar vertellen wat hun succesverhaal is (en dat weten ze zelf in de regel ook niet, dat wordt achteraf bedacht).

Gelukkig ben ik ook op een stroming binnen het denken over ondernemerschap gestuit die inderdaad stelt dat de ‘schoolboekjes-aanpak’ van ondernemerschap in de empirische praktijk niet zo blijkt te werken. Kort door de bocht is de schoolboekjes aanpak: je hebt een idee, je verkent de markt, je schrijft een business-plan, je maakt een begroting, je zoekt naar financiering, je bent vooral een doorzetter en wil risico nemen etc. Dit is de rationele aanpak die gelooft in cijfers, in planning, in sturing. De alternatieve aanpak stelt daar een veel meer ‘fuzzy-achtige’ praktijk tegenover.

Maar voor ik uitgebreider terugkom op deze 2 verschillende benaderingen over ondernemerschap, ga ik in de volgende aflevering in op het recentste boek van Robert Greene, ‘Mastery’.

Rudy van Stratum

 

Ondernemerschap (1)

Wat heeft ondernemerschap te maken met slimme financiering?

Slimme financiering gaat over hoe je bij een gegeven budget toch je doelen kunt bereiken. In wezen gaat het om besluitvorming. We zijn daarbij begonnen bij de economische en rationele kant van besluitvorming: hoe bereken je het rendement van een plan en hoe besluit je rationeel of je dat plan ook gaat uitvoeren. Maar zoetjes aan werd, juist vanuit de praktijkervaringen, steeds duidelijker dat je ook een meer onbegrepen en psychologische kant hebt van besluitvorming.

Opmerkelijk is dat je objectief renderende plannen hebt die desondanks niet worden uitgevoerd. En omgekeerd dat je objectief niet-renderende plannen hebt die desondanks toch worden uitgevoerd. We hebben dat rondgebreid door te stellen dat er dan sprake moet zijn van verborgen kosten en opbrengsten. Blijkbaar heb je dan toch niet alles goed in kaart gebracht. Immers, als mensen besluiten iets te doen, en je gaat ervan uit dat ze niet ‘zomaar iets doen’, dan moet er nog iets zijn waar we nog niet de vinger op kunnen leggen.

Het rationele deel van de besluitvorming hebben we gevisualiseerd in onze ‘beslisboom’. De psychologische kant van de besluitvorming, de verborgen kosten en opbrengsten, hebben we verkend vanuit de gedragseconomische literatuur en is neergeslagen in de infographic ‘checklist denkfouten’.

In gezamenlijkheid kun je zo een aardige achteraf (!!) verklaring geven van hoe een besluit is genomen. Zie voor zo’n makkelijke achteraf verklaring bijvoorbeeld onze recente blog over de woonwijk-die-er-niet-kwam in Sneek op http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2484.

Maar: eigenlijk gaat het alleen nog maar over het plan zelf. Maar een plan komt niet uit de lucht vallen. Er is altijd sprake van een persoon of een groep van personen die zo’n plan bedenkt. Aan al deze discussies gaat dus vooraf: de persoon achter het plan. De bedenker of indiener van zo’n plan noem ik ‘de ondernemer’. De aspecten rondom de ondernemer als beslisser, bedenker, persoon zou ik willen aanduiden met ‘ondernemerschap’.

In een plaatje

Hieronder heb ik deze opzet nog eens in een plaatje neergezet.

ScreenShot305

Discussies rondom een plan en een besluit tot uitvoering hebben zich tot nu toe beperkt tot mogelijke aanpassingen/verbeteringen van het plan zelf. Maar uiteindelijk moet je je ook de vraag stellen of er ook aanpassingen mogelijk zijn rond de persoon van de ondernemer, kan een ander gedrag leiden tot een hoger ‘rendement’ (in termen van: met minder moeite toch je doelen bereiken)?

Persoonlijke motivatie

Het onderwerp ondernemerschap intrigeert mij al langer. Er is ergens op het internet een lijstje te vinden van onderwerpen die in de economische wetenschap onderbelicht of onbegrepen zijn gebleven. Hoog op dat lijstje prijkt ‘ondernemerschap’. En dat is opmerkelijk omdat de basis van de economie vooral ligt juist in dat ondernemerschap. Wie is bereid onder welke condities tot initiatieven te komen? Natuurlijk, Keynes schreef al over ‘animal spirits’ als het ging over entrepreneurship. Maar het zit tot op de dag van vandaag allemaal niet in het hart van de economie, het heeft meer het karakter van inleidende opmerkingen.

Elke ondernemer die wel eens een gesprek met zijn bank heeft gehad om zijn plan te financieren zal herkennen dat het gesprek bij de bank niet alleen ging over het plan zelf en de cijfers. De bank wil graag weten wie er achter dat plan zit. Is het iemand die wij kunnen vertrouwen? Is het iemand die na heeft gedacht? Die alternatieven heeft? Die een goed netwerk bezit? Die zuinig leeft? Die flexibel is en zich dus snel kan aanpassen? Kortom, zo wordt mij verteld door banken, de ondernemer als persoon speelt minstens een zo belangrijke rol als het plan of de begroting.

En als we dat dan constateren, dat de persoon achter het plan zo belangrijk is, dan is het ook opvallend dat er zo weinig materiaal is om dat objectief vast te kunnen stellen. Er zijn bibliotheken vol geschreven over plannen en begrotingen en berekenen van rendementen. De bank verstrekt je graag een spreadsheet die je in kunt vullen met cijfers. Allemaal tot uw dienst. Maar de analyse van de persoon gebeurt eigenlijk vooral op basis van een persoonlijk gesprek en op gevoel en ervaring. Zeker, er zijn ook ‘ondernemerstesten’, maar de status daarvan is onduidelijk en ik heb ook niet het idee dat ze veel of systematisch worden ingezet bij het beoordelen van plannen.

Wat ik tenslotte ook uitermate fascinerend vind is hoe ‘wij’ denken over ondernemerschap en hoe snel dat kan veranderen. Ik kan me uit mijn eigen studietijd herinneren dat ondernemen niet zo’n hoge status had. Je ging studeren om de maatschappij beter te maken of om onderzoeker of hoogleraar te worden. Als je snel veel geld wilde verdienen (een houding die toch vaak wordt geassocieerd met ondernemerschap) dan hoorde je er niet echt bij. Ondernemen was niet zo ingewikkeld, ondernemen was ‘plat’. Nog geen 10 jaar later was dat beeld 180 graden gekanteld. Ondernemen was hip, veel geld willen verdienen was prachtig, ondernemers vormden de ruggengraat van onze economie, greed is good, werken bij de overheid was voor ambtenaren (en ambtenaren was hier niet bedoeld als een neutrale omschrijving voor een beroepsuitoefening). Inmiddels lijkt de pendule weer de andere kant in te bewegen.

Metafoor ‘Moneyball’

Ik zag ongeveer een half jaar geleden bij DWDD een analist zitten die voetballers in een database had gestopt. Het nieuwe daarvan was dat er minitieuse gegevens over het feitelijke gedrag en prestaties van al die voetballers werd verzameld. Zo’n benadering is nog vrij ongebruikelijk. Meer gebruikelijk is de benadering dat voetbalexperts samen in een vergadering beslissen wie een goede voetballer is die ze willen aankopen. Het gaat hier om enorme bedragen en er lijkt weinig structuur te zitten in de aankoopbeslissingen.

Uit de objectieve database analyse, zo werd betoogd, blijkt onomstotelijk dat de subjectieve en gevoelsmatige manier van werken niet tot optimale beslissingen leidt. Sommige spelers zijn simpelweg te duur in termen van hun geleverde prestaties en juist andere komen uit de database als ‘onbekende pareltjes’. Deze objectieve getalsmatige benadering van de aankoop van topsporters is ook bekend van de film ‘Moneyball’.

De parallellen met slimme financiering springen in het oog. De objectieve benadering van ‘Moneyball’ zou je kunnen vergelijken met onze beslisboom. Maar feitelijk kun je waarnemen dat er niet zo objectief wordt beslist en dat andere subjectieve argumenten een belangrijke rol spelen (de trainers die op gevoel beslissen). Dat zijn dan de verborgen kosten en opbrengsten en dat is onze checklist ‘denkfouten’.

Agenda

Kortom: ondernemerschap is een boeiend onderwerp. Ik wil in een serie blogs dit onderwerp verder uitdiepen. Een voorlopige agenda 2013-2014 (onder voorbehoud) voor de blogs:

  • Globale verkenning en eerste indrukken.

  • Robert Greene’s ‘Mastery’ als raamwerk voor ondernemerschap?

  • 2 benaderingen van ondernemerschap

  • De ‘entrepreneurship scan’ (artikel)

  • De visie van Bert Goos met zijn ‘octogram’ (NL)

  • De ‘entrepreneur next door’, achtergrond ondernemerschapstest van Bill Wagner (VS)

  • Resultaten van ‘next door’ ondernemerschapstest door mijzelf ingevuld

  • Conclusies en afronding

 

Rudy van Stratum

Denkfouten in de praktijk, oefening voor onze lezers

Vandaag hebben we als onderdeel van een cursus een presentatie gegeven over denkfouten. Kernvraag, als je een project / idee hebt met een bijbehorende businesscase, hoe weet je dan of dit een goed project is? Natuurlijk, iedereen kan eenvoudig de rekensommen maken en een tabel invullen om zo het rendement te bepalen van dit project (zie onze serie over rendement). Het rekenen is niet het probleem, het gaat om de getallen en de aannames achter de getallen die van belang zijn. Met andere woorden, hoe voorkom je dat je als team verdrinkt in collectieve waanzin, slechte informatie of teveel vertrouwen?

Als kleine casus hebben we een artikel uit de Volkskrant (28 augustus 2013) besproken over een nieuwbouwwijk in Sneek. Welke denkfouten kan je herkennen in dit artikel? De deelnemers aan de cursus wisten zonder kennis over denkfouten (die was in ieder geval niet door ons aangedragen) meer denkfouten aan te wijzen dan wij er vooraf uit gehaald hadden. Het zou aardig zijn voor onze lezers om de oefening mee te doen. Helaas mogen wij het artikel niet op onze site plaatsen, daarom hier een verwijzing naar een verkorte versie op de site van de Volkskrant.

waterpoort sneekedited

Wij kwamen op basis van het oorspronkele artikel tot 17 denkfouten.

  1. Availability bias. Gezinnen zouden alle hectiek van de randstad verruilen voor een kunstmatig eiland aan de snelweg vlak bij Sneek. Als het over de Randstad gaat zal de hectiek het eerste opvallen. Maar er zijn ook rustige plekken in of vlakbij de Randstad, bijv. het Groene Hart, Waterland (ten noorden van Amsterdam) of tussen Rotterdam en Den Haag in Schipluiden.
  2. Authority bias. Het architectenbureau dat ook het Java-eiland in Amsterdam ontwierp. Dit is een goed bureau, dus het plan is ook goed. Maar ook survivorship bias en confirmation bias, de geslaagde projecten van dit bureau zijn bekend, maar is er ook gekeken naar de mislukkingen? Mogelijk speelt ook nog het halo effect, als ze goede flats kunnen bouwen kunnen ze andere dingen waarschijnlijk ook heel goed.
  3. In Sneek randstedelijke salarissen spenderen. Alles wordt erbij gehaald zonder check van de feiten, confirmation bias.
  4. Van voor de crisis toen je alles met een paar grondtransacties zo terugverdiende. Dit lijkt op het winnaars effect, succes maakt roekeloos.
  5. Poort naar de Randstad, dit lijkt een staaltje group think. Als je hier met elkaar maar vaak genoeg over praat ga je er vanzelf in geloven.
  6. In het belang van het onderzoek niet mee mogen praten. Authority bias, alleen belangrijke mensen mogen hier over meepraten en oordelen.
  7. Het plan in Sneek wordt een Mercedes, geen Golfje. Hier speelt het overconfidence effect, wat is er mis met een golfje? Waar komt het vertrouwen vandaan dat het in Sneek (na 2008!) met een Mercedes gaat lukken?
  8. Eén ambtenaar uit Sneek deed de onderhandelingen, deze had dertig jaar ervaring. Authority bias, 30 jaar ervaring dus dat zit wel goed!
  9. De ijzerprijzen gaan stijgen, o.a. vanwege de olympische spelen in Londen, snel reageren dan kan je nog een goede deal maken. Schaarste dwaling, ijzer is schaars en wordt duurder, haast is geboden. Bovendien, concurreren met de olympische spelen klinkt heel belangrijk. Dit speelde in het voorjaar 2010, de olympische spelen waren in 2012, vermoedelijk was een groot deel van de bouwwerken al heel ver gevorderd.
  10. Concurrentie van de olympische spelen. Nogmaals, olympische spelen is heel interessant en belangrijk.
  11. Niemand dacht toen dat er niets verkocht zou worden. Availability bias / confirmation bias. Was er echt niemand die dacht dat er niets verkocht zou worden? Vermoedelijk wel, maar je moet er naar op zoek en je moet er naar luisteren. Het is vaak fijner om bevestiging van je idee te krijgen.
  12. Het kon een groot verlies worden, maar stoppen was geen optie, sunk cost fallacy. Hier was een goede calculatie nodig, wat kosten doorgaan resp. stoppen en wat zijn de risico’s?
  13. Contract ongezien tekenen tijdens feestelijke bijeenkomst, schaarste dwaling, nu moet het gebeuren!
  14. Burgemeester Apotheker, decennia ervaring in het burgemeestersvak, authority bias. Decennia ervaring als burgemeester is dus geen garantie!
  15. Achteraf vindt de lokale rekenkamer het project zeer risicovo”, eerder wilde niemand dat zien. Confirmation bias, bevestiging zoeken.
  16. Er is nauwelijks financiële schade geleden. Er werd wel 6,5 miljoen te veel uitgegeven, maar daar is extra grond mee bouwrijp gemaakt. Dat was anders uiteindelijk ook wel gebeurt. Achteraf is het vaak goed te praten, een geval van cognitieve dissonantie. Overigens valt dit alleen maar goed te praten als je nog steeds vertrouwen hebt in het project.
  17. Het echte probleem is dat er nooit een huis is verkocht. Hoe dan ook, uiteindelijk is het probleem niet door de gemeente Sneek veroorzaakt maar door de burgers uit de Randstad die geen woningen in Sneek hebben gekocht ;-).

Mis je een denkfout? Voeg deze dan toe als reactie onder aan dit artikel.

Het is natuurlijk relatief eenvoudig om achteraf, op basis van een krantenartikel, de denkfouten aan te wijzen. Eigenlijk op zichzelf weer een denkfout. Naar aanleiding van het boekje van Dobelli (de kunst van het heldere denken) zou je het chauffeurskennis kunnen noemen. Dobelli haalt een anekdote aan over Max Planck die naar aanleiding van de gewonnen Nobelprijs het hele land doorreisde om lezingen te houden. De chauffeur die de lezing elke keer had bijgewoond en daardoor de inhoud uit het hoofd kende stelde voor een keer van rol te wisselen. De chauffeur hield de lezing, Max Planck zat in de zaal. De lezing ging foutloos tot er een vraag werd gesteld door een professor in de natuurkunde. De chauffeur redde zich er als volgt uit: “ik had nooit gedacht dat er zo’n eenvoudige vraag zou komen, ik zal mijn chauffeur vragen deze te beantwoorden”.

Conclusie, echte wijsheid is iets anders dan kennis reproduceren. Om terug te komen op de casus in Sneek, het is leuk, soms zelf hilarisch en vooruit, ook wel leerzaam om achteraf de denkfouten aan te kunnen wijzen. Maar, het is belangrijker om ze zelf vooraf te herkennen en ze te voorkomen. We hebben inmiddels al een aantal instrumenten verzameld en komen daar ergens in dit najaar op terug.

Stijn van Liefland

Griekenland, interne markten en Ronald Coase

Tegenlicht over Griekenland (vervolg)

In de vorige blog over de Tegenlicht-uitzending over Griekenland (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2471) ging het over de beweging van onderop (ook wel parallel-economie genoemd) die nu in Griekenland plaats vindt als antwoord op de recessie. Je zou in de uitzending kunnen lezen dat de crisis vooral is veroorzaakt door ‘economische’ uitvindingen als de arbeidsdeling, specialisatie, tussenhandel, internationale handel en zo verder.

Op zich is de redenering ook wel verleidelijk. Al die uitvindingen hebben vooral het doel om alles efficiënter en sneller/handiger te maken. Het leidt tot een grotere, anonieme markt waarin niet meer de locale economie en de burgers/consumenten het voor het zeggen hebben maar de grote winkelketens en multinationals. Terug naar lokale handel en oude ambachten klinkt dan als ‘weg van de graaiers en uitknijpers’ en terug naar de autonomie of autarkie.

Maar, en dat is mijn stelling, niet zozeer de arbeidsdeling en de tussenhandel zijn foute uitvindingen als wel de partijen die er met hun belangen mee aan de haal gaan. Ik heb dit ‘collateral damage’ genoemd die alleen voorkomen kan worden als er voldoende zicht is op de vrijheid van markten (om machtsconcentraties tegen te gaan). Dus een goed werkend economisch systeem vereist in mijn optiek kosten van toezicht (monitor kosten, agency kosten).

Want, en dat is mijn volgende stelling, dat een vrije markt ‘vanzelf’ tot stand komt als gevolg van winstprikkels van ondernemers is een mythe. Of nog sterker: dat ondernemers voorstander zouden zijn van vrije markten. Vanzelfsprekend niet: de economische theorie veronderstelt ondernemers die hun zakken willen vullen met zo min mogelijk inspanning. Innovatie en ‘de wens om scherp te blijven’ (door concurrenten met open armen te ontvangen) horen vanuit diezelfde theorie niet thuis in het rijtje ondernemers-wensen.

Eigenlijk is het vreemd dat er zoveel ophef is over de zakkenvullerij en graaicultuur van het laatste decennium. De economie vertrekt vanuit zakkenvullerij als norm. Ethiek is slechts een afweging van kosten en baten (dus geen pakkans of reputatieschade dan zakken vullen en afromen die hap). Nogmaals: ik verzin het hier niet, je vindt het terug in elk standaard economie-boek maar dan opgesteld in meer braaf-taal, ik haal slechts het romantiek-sausje van de mythe van de vrije markt. ‘Greed is good’ zoals het in de bekende film over Wallstreet heet.

Familie en markt

Maar er was nog een interessant thema dat in de uitzending even werd aangestipt. Door Sedlacek die wat mij betreft in deze uitzending een glansrol had en ook sterker naar voren komt dan in zijn dikke en veelgeprezen boek (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2130 voor een bespreking van dat boek).

Sedlacek stelt dat ‘markt’ niet zozeer een economisch fenomeen is alswel een sociologisch of psychologisch fenomeen. Hij haalt daarbij het voorbeeld aan van het breken van een been. Stel dat je oma haar been breekt. In dat geval kom je terstond van je plek om te helpen, no matter what. Hier is niet sprake van een economische afweging van hoeveel moeite het je kost en wat je daarvoor terug krijgt (het economisch paradigma). Maar hoe anders is het als de bakker zijn been breekt. Als je bakker zijn been breekt dan zoek je simpelweg een andere bakker om aldaar je brood te kopen.

Waar wordt het verschil tussen oma en de bakker door bepaald? Oma is familie en binnen de context van familie wordt er geen economische calculatie gedaan. Dan doe je wat je moet doen. Een bakker is niet de persoon van de bakker, maar een middel om aan je product (brood) te komen. Een bakker is onderdeel van een anonieme markt. En die markt bezorgt jou je brood en dat brood haal je bij die partij die je het grootste voordeel biedt. Punt. Oma is familie en bakker is markt.

Inside-outside

En via die redenering kom je tot een belangrijk onderscheid: iets hoort wel of iets hoort niet tot de markt waar economische harde koude wetten regeren. Wat markt is wordt dus bepaald door wat je niet tot je familie of kring van ‘insiders’ vindt horen. En, nu komt de kern van de boodschap, dat bepaal je dus zelf. Jij bepaalt dus wie behandelt wordt als middel en wie als persoon of ‘familielid’. En dat is geen economisch vraagstuk maar een sociologisch of psychologisch vraagstuk.

Zo komt Sedlacek op Griekenland en de crisis. Blijkbaar hebben we het moeilijk om Griekenland te helpen in de huidige situatie. Het kost bakken vol geld en het verdwijnt in een bodemloze put. Ergo: Grieken zijn een middel tot onze welvaart en dus geen onderdeel van onze familie, onze kring van insiders. Grieken zijn outsiders. En: of ze binnen of buiten dat pulletje vallen dat bepalen we dus zelf op subjectieve gronden.

En zo kan ook een relatie worden gelegd met onze fetisj van groei. Groei welteverstaan zoals we dat gewend zijn te meten in percentages van spullen en diensten in landen. Stel je nu eens voor dat we een fijnmaziger netwerk gaan maken waarbinnen we groei meten. We meten de groei in Brabant, in Eindhoven, op het platteland rondom Eindhoven en zo verder. Nu zou wel eens kunnen blijken dat ‘er bakken met geld moet naar het platteland van Eindhoven’. En zo kan ook dat platteland verworden tot ‘outsider’ en gezien worden als een probleem.

Blijkbaar kijken we dus niet zo naar regio’s en steden en beperken we het voornamelijk tot Nederland als geografische natie. Maar nogmaals: dit is subjectief en een historisch redelijk arbitrair artefact. Zodra we besluiten om alleen nog naar Europa te kijken en zo te meten vanuit de doelstelling dat we daar de welvaart in totaliteit zo groot mogelijk willen maken, dan krijgen we een andere discussie.

Ronald Coase en interne markten

En deze week is Ronald Coase overleden op 102-jarige leeftijd. Toeval of niet, maar Coase is een pionier geweest als het gaat over bovenstaande discussie. Die discussie gaat in wezen over interne markten. En een interne markt is een markt waar geen economische wetten gelden. Waardoor het eigenlijk dus geen markt meer is.

Maar is het wel zo dat er binnen de familie geen economische wetten gelden?

En daar komt de nuance die Coase in de discussie heeft gebracht. Coase heeft een baanbrekend artikel geschreven over ’the nature of the firm’. Hierin vraagt hij zich af wat een bedrijf eigenlijk is. Klinkt een beetje raar, want een bedrijf is toch gewoon een bedrijf? Nee, een bedrijf heeft iets raars. Een bedrijf is een entiteit die naar buiten toe opereert als een economische speler op de markt. Maar binnen dat bedrijf, zo constateert Coase, gelden niet diezelfde economisch wetmatigheden. Want, ik schreef daar eerder al over (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1704), binnen de grenzen van het bedrijf onderhandel je niet elke dag over je salaris. En haal je ook wel eens een kopje koffie voor een collega zonder dat je helder hebt of je daar iets voor terug krijgt in de toekomst. Kortom: binnen de grenzen van de onderneming lijken andere wetten te gelden dan die op de grote buitenmarkt.

En dat stelt de vraag: is er een optimale omvang voor een bedrijf of een onderneming? Of anders geformuleerd: welke zaken bepalen nu hoe groot of klein een bedrijf moet zijn, wat bepaalt de grenzen waarbinnen geen economische wetten gelden? Coase maakt hiermee het vraagstuk toch weer tot een economisch vraagstuk. Want, zo is zijn stelling, het is niet efficient om elke dag opnieuw te onderhandelen over je salaris. Dan kom je immers niet meer tot ondernemen. Bij elk kopje koffie zeuren dat de ander nu aan de beurt is, dat schiet ook niet op. Kortom: er is sprake van verborgen kosten die horen bij het dagelijkse onderhandelen. En het zijn dus de onderhandelingskosten (de transactiekosten) die bepalen wat binnen en buiten de grenzen komt te liggen. De grens is de resultante (uitkomst) van optimalisatie gegeven de transactiekosten. Dus toch weer het gevolg van rekenen en economische calculatie.

De truc van economen: ze hebben altijd gelijk

We blikken even terug. Aanvankelijk zijn economen heel strikt en simpel. Alles is economie en markt. Een bedrijf of onderneming is een ‘economische agent’ waarbinnen niks gebeurt, het is een economische entiteit (een zwart gat waarbinnen je niet kunt kijken). Tot er een slimmerik opstaat die beweert dat er binnen zo’n bedrijf anders wordt gedacht en gehandeld. Haha, economie klopt niet en dat juist voor een economisch iets bij uitstek als een bedrijf.

Maar economen zijn niet voor één gat te vangen. Dan komt Coase dus op de proppen met transactiekosten. Coase maakt in termen van economische modellen het bedrijf van een exogene grootheid tot een endogene grootheid. Coase kan nu verklaren waarom er bedrijven zijn en hoe groot die bedrijven zouden moeten zijn vanuit de minimalisatie van lange termijn transactiekosten. Een interessante vraag is hoe met de moderne internettechnologie (waar ik maar even aanneem dat de transactie- en organisatiekosten drastisch zijn verlaagd) het optimale bedrijf er uit ziet. Dat zou wel eens kunnen verklaren waarom zzp’ers in opkomst zijn en bedrijven fluïde netwerken worden van steeds wisselende coalities zzp’ers.

En dan blijft toch wringen of er binnen een bedrijf inderdaad van die rationale economische afwegingen worden gemaakt. Ondanks het bestaan van transactiekosten. Laat staan of dat ook het geval is binnen een familie. Hier is de discussie nog lang niet over uitgewoed. Echte hardcore economen kunnen/willen/moeten alles in termen van prikkels en wetten verklaren. En die hebben ook altijd gelijk: ja, zie je, we zijn toch weer een nieuwe categorie ‘verborgen kosten’ tegen gekomen. Het model klopt weer, we kunnen weer rekenen. De relatief jonge tak van de gedragseconomen (zie Kahneman en Thaler, http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2427) zet hier een andere zienswijze tegenover. Maar deze zienswijze is nog niet volledig omarmd door de echte economen. Want binnen die groep echte economen gelden dus andere wetten. Een gedragseconoom hoort niet echt bij de familie.

Rudy van Stratum

 

 

Antwoord op de crisis komt uit Griekenland?

Enkele dagen geleden (maandag 2 september 2013) betrok ‘Tegenlicht’ (VPRO) de stelling dat het antwoord op de huidige economische en sociale crisis uit Griekenland komt. Behalve concrete voorbeelden uit de dagelijkse Griekse praktijk, kwamen ook crisis tegendenkers aan het woord zoals Naomi Klein en de hier eerder uitgebreid besproken auteur van ‘De economie van goed en kwaad’ (Thomas Sedlacek).

Weer een inspirerende uitzending, daar doe ik niets aan af. Maar even door de oogharen kijken wat nu precies de onderliggende boodschap is en welke oplossingen worden aangedragen.

Uit de crisis groeien

Goed, er dus een economische crisis. Er is op hoofdlijnen overeenstemming over hoe die is ontstaan: te veel lenen. En lenen dat uiteindelijk onvoldoende ’terugverdienbasis’ heeft om te kunnen worden terug betaald. Het is natuurlijk een veel ingewikkelder verhaal maar ik volg hier de uitzending. De oplossing die de ‘rijkere’ landen binnen de EU voorstaan is: groei, groei, groei. We moeten zo snel mogelijk weer terug komen in de situatie waarin we weer groeien zodat we onze schulden kunnen afbetalen. En groei krijg je alleen maar als er voldoende vraag is, dus het motto is: we consumeren ons de crisis uit want dan ontstaat er weer vertrouwen en werkgelegenheid.

Sedlacek merkt hierbij terecht op: we lossen een probleem op door nog meer van het oude medicijn te nemen dat niet werkte. Meer doen van hetzelfde. Het diepere probleem is dat we blijkbaar niet meer kunnen denken in termen van niet-groei. We lopen in ons denken helemaal vast als we ons voorstellen hoe het verder zou moeten als er geen groei meer is (in de oude definities van materiële productie, consumptie etc).

Japan is ook een aardig voorbeeld dat Selacek in zijn commentaar aanhaalt. Japan zit al enkele decennia in een nulgroei-situatie. Japan is bij uitstek het land waar we een voorbeeld aan willen nemen. Mensen werken hard, zijn innovatief, hebben een hoge arbeidsmoraal etc. Een verklaring voor het uitblijven van de oude groei is dat we alles al hebben. Een 3e ipod kopen is blijkbaar niet meer aan de orde. Er zijn meer verklaringen maar laten we het hier even bij houden. Dan verbaast Sedlacek zich over wat hier dan eigenlijk het probleem is. Je groeit om te kunnen leven en consumeren. En dan ben je (als Japan) blijkbaar zo succesvol geweest dat je dit prima voor elkaar hebt. Mission accomplished, zou je zeggen, geniet van je succes. Maar nee, het is een probleem, want er is geen groei meer.

Wat hier lijkt te spelen is dat doel en middel worden verwisseld. Het middel (de groei) gaat een eigen leven leiden en gaat zich loszingen van waar het middel uiteindelijk voor is bedoeld (welvaart, geluk etc). Sedlacek komt hier met de Europa-metafoor. Vroeger betekende groei vooral groei van geografische grenzen. Dat betekende oorlog. In Europa hebben we afspraken gemaakt waarbij de oude groei van landsgrenzen werd vervangen door economische groei. Zo konden we toch wedstrijdje blijven spelen maar zonder dat er oorlog was. Het middel was economische groei. Het doel was vrede en welvaart. Maar groei, als middel, is een eigen leven gaan leiden en tot doelstelling geworden.

Griekenland

Terug naar Griekenland. In Griekenland lukt het niet om uit de crisis te groeien. Wat is dan hun aanpak (kijkend naar de uitzending)? De Grieken hebben tabak van lenen en afhankelijkheid. Dan maar wat minder welvaart. Spontaan ontstaan allerlei initiatieven ‘van onderop’ die toch een eigen economie buiten de traditionele of institutionele kanalen om mogelijk maakt.

Geen tussenhandel – Er is een beweging op gang gekomen die producent en consument rechtstreeks met elkaar in contact brengt. Een vrachtwagen met aardappels staat op het marktplein en consumenten staan in de rij om een zak aardappels op te halen (op zich wel apart: met auto’s in de file om een zak aardappels in te laten laden, hoe zit dat met die benzinekosten?). De consument is goedkoper uit, de producent (boer in dit geval) krijgt meer betaald. De dure tussenhandel is uit het proces gesloopt. En er ontstaat weer een connectie tussen producent en consument, je weet weer waar je product vandaan komt en wat er bij komt kijken. Geen stichting, geen achterliggende organisatie, gewoon mensen die hetzelfde denken die elkaar ontmoeten met hun spullen. Disintermediation, zeggen ze ook wel eens.

Geen privatisering van basisvoorzieningen – Er is een beweging die de privatisering van basisvoorzieningen wil tegengaan. Concreet is er bij de voorgenomen verkoop van een waterleverancier becijferd dat als iedere gebruiker € 136 betaalt dat de totale groep gebruikers dan eigenaar kan worden van het waterbedrijf. Op een of andere manier (in de uitzending wordt niet duidelijk wat de reden is) wordt dit kopers-collectief niet serieus genomen en lijken andere spelers op de achtergrond (buitenlandse grootbedrijven) de voorkeur te genieten.

Oude beroepen-ambachten weer oppakken – Goed geschoolde jongeren die niet aan de bak komen of boekhouders die al 25 jaar zonder al te veel bevrediging hun kantoorbaan hebben gedaan en nu op straat staan: ze gaan terug naar de basis en gaan een stukje land bewerken of iets voor de lokale gemeenschap doen. Zo blijven ze actief en via ruilhandel zorgen ze voor een inkomen.

Pendule?

Een vreemd gevoel bekroop me tijdens de uitzending. Economen komen er niet goed vanaf. En, zie mijn andere blogs (over de top 10 lessen economie, zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2157), daar zit zeker wat in. Maar is nu de oplossing voor de crisis dat we weer zelf het land gaan bewerken? Dat we niet meer naar de winkel gaan maar naar een lokale markt met spullen die we allemaal zelf lokaal hebben gemaakt?

Natuurlijk zie ik daar ook wel de voordelen van. Er zal meer binding en gezelligheid ontstaan. En als alle andere kanalen stilvallen, dan is dit in ieder geval beter dan niets doen en al je talent onbenut laten. Maar het kan toch niet dé oplossing zijn?

Waarom is de tussenhandel uitgevonden? Die is uitgevonden omdat vroeger iedereen met iedereen handel dreef en het uiteindelijk efficiënter was om die zaken te organiseren. Producenten leveren hun spulletjes ergens centraal af en er ontstaat regionale distributiecentra die de spullen optimaal verdelen naar de diverse locaties. Alwaar ze snel en handig kunnen worden afgehaald en betaald door de consument.

En waarom is de specialisatie uitgevonden? De specialisatie die inhoudt dat niet iedereen meer zijn eigen stukje grond bewerkt? Omdat je met een groter stuk grond en iemand die kennis van zaken heeft en machines kan kopen, veel meer opbrengst per vierkante meter grond krijgt. En omdat de vrijgevallen arbeid zich dan kan bezig houden met innovaties (betere gebouwen ontwerpen, radio’s uitvinden etc).

Dus in Griekenland is de slinger terug van autarkie via specialisatie naar autarkie.

Agency costs

Wat je de economen kunt verwijten is dat ze nauwelijks rekening houden met agency costs in hun modellen. Natuurlijk is arbeidsdeling, internationale handel, specialisatie een goede zaak. Het begint bij autarkie en de economische ‘uitvindingen’ van tussenhandel, banken etc zorgt voor grotere welvaart en hoger geluk.

Maar …. het middel gaat een eigen leven leiden en wordt een doel. Er zijn mensen die verdienen aan tussenhandel en aan ‘bankje spelen’. En natuurlijk proberen die mensen hun eigen verdiensten in de keten (winkel, bank) te maximaliseren. Wat ooit een geweldige uitvinding was begint na verloop van tijd een hindermacht te worden (althans vanuit een macro-economisch gezichtspunt).

De term die bij dit fenomeen hoort is ‘agency costs’. Een economische agent heeft een eigen belang en zal dat behartigen. Het doel van de tussenhandel is niet om ’tussen te handelen’ maar om zoveel mogelijk te verdienen aan die tussenhandel. Je kunt het Albert Heijn moeilijk kwalijk nemen dat ze zo goedkoop mogelijk proberen in te kopen en zo duur mogelijk proberen te verkopen. En hoe meer winkels je hebt, hoe groter je inkoopvoordeel. Tot het zover komt dat je als consument maar moet kopen wat Albert Heijn toevallig slim heeft ingekocht. Tot het moment dat je besluit je eigen winkel te starten (vrije markt!) maar Albert Heijn dan gewoon een paar maanden met de prijzen stunt zodat je alsnog je deuren als nieuwe toetreder moet sluiten. Deze externe of verborgen kosten zou een goed macro-economisch model mee moeten nemen.

Ik heb de term ‘agency costs’ niet helemaal netjes gebruikt. Eigenlijk gaat het hier om de kosten die je moet maken om de agenten in de gaten te houden. De kosten om ‘collateral damage’ te voorkomen. Het zijn dus eigenlijk monitor kosten om de agenten binnen bepaalde grenzen te houden.

Mythes

Ik merk dat er veel mythes (denkfouten) bestaan rondom ondernemerschap, economie en de vrije markt. Vaak hoor je dat ondernemers graag willen innoveren. En dat ze voor een vrije markt zijn. Want concurrentie is goed, daar blijven we scherp door. Maar dan halen we toch echt micro en macro door elkaar.

Even vanuit de economische theorie. Een ondernemer is in principe (wederom vanuit de theorieboekjes, dus ik zeg niet dat ze ook écht zo zijn ..) iemand die lui is en tegen minimale kosten zoveel mogelijk wil verdienen. Hij is dus voorstander van machtsconcentratie als het hemzelf en zijn bedrijf betreft. Macht bijvoorbeeld via een monopolie-positie is geweldig. Dan kun je immers vragen wat je wilt en je klanten kunnen geen kant uit. Natuurlijk zijn ondernemers niet blij met vrije toetreding. Ik ken geen ondernemer die er blij van wordt als er een soortgelijk maar net wat beter en goedkoper bedrijf naast hem komt zitten. Dan kan hij zijn handel vergeten.

Dus het is andersom. Macro is het goed dat ondernemers veel geld willen verdienen. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat er geen toetredingsdrempels zijn en dat machtsconcentraties worden doorbroken. Want ja, dan krijg je inderdaad bij een ondernemer die het al te bont maakt nieuwe dynamiek via nieuwe concurrentie. En natuurlijk wil een ondernemer niet voortdurend innoveren. Innoveren betekent uitstel van eigen consumptie en extra risico. Innoveren doet een ondernemer als noodzakelijk kwaad. Het is een manier voor hem om zijn concurrent (die die liever niet ziet) een stap voor te blijven om zo alsnog in de situatie te komen dat hij lekker onderuit gezakt van zijn winst kan genieten.

Naar maximale winst strevende bedrijven leveren dus alleen maar een optimale totaaluitkomst voor de samenleving op als er ook voldoende ‘monitor kosten’ worden gemaakt. Dat zijn dus de verborgen kosten die we in onze modellen en bij onze verklaringen mee moeten nemen. Dat ondernemers helemaal vrij moeten worden gelaten (zonder enige restrictie) is dus een denkfout, of een sluwe zet van die ondernemers zelf (want dat is wél wat ze in hun rationaliteit willen).

Rudy van Stratum