Categoriearchief: BP

deel van oude blogs die naar blokjesenpijltjes kunnen

Top 10 lessen psychologie (8): N.U.D.G.E.S. (of D.U.T.B.A.K.?)

Thaler en Sunstein komen in hun boek ‘Nudge’ uiteindelijk tot een aanpak hoe je beslisfouten zoveel mogelijk kunt vermijden. Op een wat gekunstelde manier weten ze hun stappenplan te reduceren tot de letters in het woord ‘nudges’

N.U.D.G.E.S.

Een acroniem dus dat je helpt de stappen te onthouden. Waar staan de letters voor?

  • De N van ‘iNcentives’. Je moet achterhalen wat het doel is van de casus of het probleem. Achterhaal met andere woorden welke prikkels er in het spel zijn. In popie-jopie taal zou je kunnen zeggen: follow the money. of cui bono (wie wordt er beter van?).
  • De U van ‘Understanding mappings’ oftewel het begrijpen van de feiten in relatie tot het probleem of vraagstuk. Een ‘mapping’ is hier het leggen van de relatie tussen wat je ziet en hoort en weet (feiten) enerzijds en het probleem anderzijds.
  • De D staat voor ‘Defaults’ oftewel de standaard keuzes. Hier wordt mee bedoeld dat het probleem moet worden voorzien van een aantal elementaire kernkeuzes. Laten we het versimpelen tot: maak een multiplechoice (mpc) van de mogelijke oplossingsrichtingen van het vraagstuk (de auteurs spreken van het aanbieden van ’ticket boxes’, invulvakjes).
  • De G staat voor ‘Give feedback’ oftewel het geven van feedback of terugkoppeling. Dit laat zien in hoeverre de realiteit ook daadwerkelijk zich voltrekt zoals je had gehoopt of verwacht. Feedback zorgt dus voor tussentijdse informatie die in staat stelt om te leren en bij te sturen.
  • De E staat voor ‘Expect Error’ oftewel: ga er vanuit dat het fout zal gaan. Als je je mentaal voor bereid op het ‘fout gaan’ dan maak je je casus sterker en heb je nog de tijd om tot verbeteringen te komen.
  • De S staat voor ‘Structure complex choices’ oftewel structureer het vraagstuk. Deze S lijkt erg op de D van defaults. Maar hier gaat het om het structureren van het vraagstuk zelf, om het terug brengen tot de kern van ‘waar gaat dit vraagstuk nu in essentie over’. De D van defaults gaat over de mogelijke oplossingsrichtingen die je ook weer tot de kern samenvat en waar ook een keuze mogelijk is.

 

Terug naar ‘slimfin’

Zoals vreemd genoeg bij de bespreking in deze reeks van het boek van Roos Vonk al bleek: als je de tips onder elkaar zet op een logische manier dan ontstaat als vanzelf een aanpak die erg lijkt op wat wij bij ‘slimme financiering’ al jaren doen.

En, waarempel, ook nu zou je op basis van het acroniem ‘NUDGES’ een aanpak kunnen afleiden door de stappen in een iets andere, meer logische, volgorde te zetten.

 

ScreenShot300

 

Helemaal vooraan staat ‘urgentie’. Thaler en Sunstein noemen dit niet zo expliciet. Maar in mijn ogen is dit misschien wel de belangrijkste. Als een probleem niet echt urgent is voor iets of iemand, dan zal een oplossing er ook niet komen. De urgentie van een probleem verken je met de vraag ‘Nou en?’. Of met ‘So what’? Wat gaat er met andere woorden mis als we hier niets aan doen? En voor wie is dat een probleem? En waar blijkt dat dan uit? Iemand (meestal diegene die het meeste last heeft van dit probleem) neemt dan het voortouw en is de trekker van het vraagstuk.

Als de urgentie dan helder en gedeeld is, dan worden de feiten in kaart gebracht. Een feit is gedefinieerd als ‘alles wat voor dit vraagstuk van belang is en waar ‘in principe’ geen discussie over is’. Thaler noemt dat dus ‘understand mappings’. Dan gaan we door met het in kaart brengen van de belangen. Dit kun je uiteraard pas doen als je alle spelers die er voor dit vraagstuk toe doen hebt verkend. Per speler ga je dan na wat het belang of de prikkel is. In termen van Thaler: de N van incentives. Wat wij dan vervolgens doen is een compacte visuele weergave maken van het vraagstuk inclusief de feiten en de spelers/belangen. In termen van Thaler: structure complex choices. Het visualiseren wordt bij Nudges niet genoemd maar is een toevoeging die wij graag maken (beter en algemener is: structureer de informatie op een zodanige manier dat de doelgroep hem optimaal ontvangt, desnoods ga je op je kop staan, dat mag allemaal natuurlijk).

Dan een hele belangrijke: tegendenken, of ‘expect error’. Bij Kahneman kwamen we de fraaie term ‘postmortem’ al tegen. Ga denkbeeldig vooruit in de tijd, doe alsof het project al bijna is afgerond, kijk terug op dat (bijna afgeronde) project en vraag je af: wat gaat er allemaal fout? wat is er fout gegaan? hoe zou je het anders hebben gedaan? Hoe meer vragen je stelt, hoe kritischer je je als het ware opstelt, hoe beter het besluit uiteindelijk wordt. Op zich niet nieuw natuurlijk en ook herkenbaar uit vele andere aanpakken en technieken. In NLP termen wordt dit bijvoorbeeld de ‘ecologie check’ genoemd (in NLP-termen is deze hele aanpak grofweg te herkennen in de zogenaamde ‘Disney strategie’. Disney trok verschillende talenten heel uitdrukkelijk uit elkaar om ze op verschillende momenten bewust in te zetten. Zo kan de ‘criticus’ alle aandacht en waardering krijgen als hij werd gevraagd naar ‘wat er allemaal mis zou kunnen gaan’).

Nieuw voor mij/ons is de toevoeging: maak een mpc voor een beperkt aantal gewenste/mogelijke oplossingsrichtingen. Oftewel, structureer ook de oplossingsrichting (en niet alleen het probleem). De D van defaults dus. En dan neem je op basis van deze hele trits dus een besluit. En dan gaat de fase in van de realisatie en verwerkelijking. Dat levert nieuwe feitelijke informatie op en die kan je helpen om je plan bij te stellen en te verbeteren. Dit is de fase van de Testing waarin feedback (error correctie) wordt gegenereerd.

Prijsvraag voor een nieuw Nederlands acroniem

Tja, en dan ga je wat zitten puzzelen. Kan ik op basis van de Nederlandse stappen een ander acroniem verzinnen? Laten we eens beginnen met het op een rij zetten van de Nederlandse woorden per stap:

  • Urgentie op Noodzaak.
  • Feiten of Aannames.
  • Belangen of Prikkels.
  • Visualisatie of Kaart.
  • Tegendenken of Doorvragen.
  • (Keuzes voorleggen.)
  • Testen.

 

En hier, beste mensen, houdt het zo’n beetje op (ook met deze reeks lessen overigens). Thaler en Sunstein hebben zich er wat makkelijk vanaf gemaakt door ook andere letters dan de beginletter toe te staan. Maar zelfs dan kom ik tot niks.

Een D.U.T.B.A.K. van Doorvragen, Urgentie, Testen, Belangen, Aannames, Kaart?

Wie weet er iets pakkenders dan DUTBAK of BUDKAT? We verzinnen een passende beloning voor de gelukkige winnaar ….

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (7): over ‘nudges’ en keuze-architecten

Thaler en Sunstein hebben in hun boek ‘Nudge’ een poging gedaan de inzichten uit de psychologie van denkfouten weer te integreren in het vak economie. Dit boek wordt momenteel gezien als het standaardwerk over gedragseconomie (en gedragseconomie is dus het vakgebied dat zich binnen de economische wetenschap bezig houdt met ‘niet-rationele’ besluitvorming).

Keuze-architect

Het boek begint met een voorbeeld van een kantine in een lagere school. Welke voeding zou je daar moeten aanbieden? Uit onderzoek is gebleken dat de feitelijke keuze van leerlingen mede wordt bepaald door de manier van presentatie en beschikbaarheid. Met andere woorden: op basis van deze kennis is het dus mogelijk de keuze van leerlingen te beïnvloeden. Of anders gesteld: het is niet mogelijk niet te sturen in de keuze! Hooguit zou je kunnen zeggen dat de sturing onbewust of onbedoeld plaats vindt.

Dit staat dus tegenover de klassiek liberale visie op keuzevrijheid. Deze school hangt de visie aan dat je niet moet sturen in de keuze van consumenten. Consumenten zijn mans genoeg om zelf hun keuze te maken. Producenten zorgen ervoor dat ze (op basis van winstmotieven) een goed product maken waar vraag naar is. In totaliteit ontstaat zo een fraai palet aan diverse producten waaruit de consument dan in volledige kennis en bewustzijn zijn eigen optimale keuze maakt.

Een dergelijke vorm van keuzevrijheid is in de ogen van de gedragseconomen dus een illusie. De gedragseconomen stellen dat bij het maken van een keuze ‘everything matters’. Vergelijk het met een architect die een gebouw ontwerpt. Alles is dan van belang voor het uiteindelijke gebruik en plezier dat aan het gebouw kan worden beleefd. Hoeveel ruimtes krijgt het gebouw, hoe groot en hoog zijn de ruimtes, hoe zit het met de gangen die de ruimtes met elkaar verbinden, welke materialen worden gebruikt en zo verder en zo verder. Het simpele feit dat 2 naast elkaar gelegen ruimtes worden bestemd voor 2 verschillende gebruikers(-groepen) zal ertoe leiden dat er een bepaalde relatie tussen die 2 groepen gebruikers zal ontstaan.

En zo geldt dat dus ook voor het aanbieden van voedsel voor leerlingen op een basisschool. De vergelijkbare architect die hier over na moet denken noemen Thaler en Sunstein de ‘keuze-architect’. Het is eigenlijk de niet-commerciële variant op wat reclame-makers al generaties lang doen als het gaat om het stimuleren van de verkoop van hun producten: nadenken over wat werkt om hun eigen doelstelling te maximaliseren. De keuze-architect zal dus moeten weten wat de doelstelling is (in dit geval van de school en de kantine): is dat veel producten verkopen? is dat de leerlingen blij maken? is dat gezonde producten verkopen? Afhankelijk van die doelstelling kan dan het optimale assortiment producten en de uitstalling ervan worden bepaald door de keuze-architect. Vergelijk het met de opstelling van spullen op de schappen van Albert-Heijn waar de huismerk-producten wat meer zijn verstopt.

Een wekker die wegloopt

Ook in ‘Nudge’ worden de denkfouten weer netjes behandeld. Hoewel Thaler en Sunstein weer net een andere indeling gebruiken, sla ik dat deel hier over met verwijzing naar onze eerdere artikelen over denkfouten.

Waar het om gaat is dat het bestaan van denkfouten soms tot ongewenste uitkomsten kan leiden als daar geen slimme sturing aan wordt gegeven. In zo’n geval zou je het besluit dus een handje kunnen helpen in een gewenste richting. Dat helpende handje in de gewenste richting wordt een ‘nudge’ genoemd. Je moet iemand die de neiging heeft een foute beslissing te nemen dan dus een handje helpen (een zetje of een ‘nudge’ geven).

Een paar voorbeelden. We kennen allemaal wel het fenomeen van je verslapen. Je wilt de volgende ochtend op tijd opstaan, je weet dat je je mogelijk verslaapt, dus je zet de wekker. Maar, zo weten de meesten van ons ook, je kunt een wekker als die afgaat weer makkelijk uitzetten. Resultaat: je komt alsnog te laat. Op dat kritische moment kun je blijkbaar de verleiding niet weerstaan om toch nog 5 minuten te blijven liggen. Nu schijnt er een wekker te bestaan met een ingebouwde ‘nudge’. Die wekker laat zich nog wel één keer uitzetten maar gaat dan op eigen kracht van het kastje af om zich te verstoppen (onder het bed of onder een kast). Vervolgens gaat het alarm nogmaals af en ben je wel gedwongen op te staan om van de herrie af te zijn. Je zult op zoek moeten gaan naar de weggelopen wekker. Je helpt jezelf een handje, je geeft jezelf een ‘nudge’ door in volle bewustzijn de avond tevoren een wekker te zetten waarvan je weet dat die de volgende morgen van je wegloopt.

Een ander voorbeeld van sturing van ons gedrag in een gewenste richting zien we op wegen waar we makkelijk te snel kunnen en zullen rijden. Je ziet dan een digitaal bord dat je snelheid laat zien met een mannetje er naast dat lacht (als je goed rijdt) of bedroefd kijkt (als je te snel rijdt). Ook dit is dus een ‘nudge’ die je bewust maakt van je gedrag zodat je makkelijk bijstuurt op basis van de nieuwe informatie.

In welke situaties zijn ‘nudges’ gewenst?

Op basis van de serie denkfouten komen Thaler en Sunstein tot 4 soorten situaties waarin de helpende hand kan worden gebruikt:

  1. Bij een korte termijn dilemma. Uit onderzoek weten we dat we makkelijk verleid kunnen worden om een korte termijn beloning te krijgen. Zelfs als we weten dat we er op langere termijn een te hoge prijs voor betalen. In die situaties waar de voordelen nu kunnen worden genoten en de (te hoge) kosten later zullen volgen, is een nudge gewenst. We hebben het voorbeeld van de wekker al gezien, maar veel issues rondom milieu-vervuiling zouden gebaat zijn bij ‘nudges’.
  2. Als een situatie te complex is om met een bepaald verstand en in een bepaalde tijd te kunnen overzien. Als voorbeeld de problematiek rondom pensioenen: hoe zorg je ervoor dat je voldoende spaart voor je oude dag. Het is lastig als werknemer te overzien hoe lang je leeft, wat je nu opzij moet zetten, in welke vorm etc. Een nudge kan er dan uit bestaan dat je de informatie voor werknemers structureert, een automatische collectieve regeling aanbiedt en ze slechts een beperkt aantal keuzes aanbiedt.
  3. Als een situatie en een keuze een éénmalig karakter heeft en er toch veel vanaf hangt. Denk aan het kopen van een huis en de keuze van de bijbehorende financieringsvorm. Een nudge zou kunnen zijn dat je het recht hebt binnen een week of een maand van de keuze af te kunnen zien.
  4. In een situatie waarin je geen feedback krijgt nadat je je beslissing hebt genomen. Je slaat een bepaalde weg in, en er ontstaat het gevaar dat je steeds verder van huis geraakt omdat er tussentijds geen goede bijstuurinformatie vrij komt op basis waarvan je de juistheid van je gemaakte keuze kunt bepalen. Ik geef toe, niet zo’n goed voorbeeld bij gebrek aan een betere, maar waar het onder 3 en 4 om gaat is dat er geen mogelijkheid is om te leren, ofwel door de eenmaligheid (3) ofwel door het gebrek aan stuurinformatie of feedback (4).

 

In de volgende aflevering gaan we in op de aanpak van Thaler en Sunstein. Zij maken van het woord ‘NUDGE’ een acroniem dat een houvast biedt bij de aanpak van een vraagstuk waar een rol is weggelegd voor een keuze-architect.

Rudy van Stratum

 

Top 10 lessen psychologie (6): Kahneman en de economie van de psychologie

Zoals gezegd is deze reeks een ‘nabrander’ op de reeks denkfouten die we hier besproken hebben. Aanleiding was het boek van Dobelli. Maar uiteindelijk is de oervader van al deze denkfouten (heel veel van die denkfouten in ieder geval) het werk van Kahneman. Ik had daar vooraf ook niet zo bij stilgestaan, anders was ik waarschijnlijk begonnen met het oorspronkelijke werk van Kahneman.

De test psycholoog

Kahneman is vanaf zijn afstuderen als jongeling in het Israëlische leger terecht gekomen als test-psycholoog. Na een tijdje had hij het idee dat alle energie die de experts staken in het selecteren van goede soldaten niet zo veel uithaalde. Experts willen graag het idee hebben dat hun interviews het verschil maken. Maar achteraf was daar meetbaar te weinig van te merken. Uiteindelijk bleek een eenvoudige invultest die interviewers vooraf moesten invullen beter en sneller te werken. De interviewers hadden de kandidaat nog niet gezien of gesproken maar moesten een aantal objectieve gegevens van de kandidaat op papier zetten. Dit invul-sjabloon bleek als een soort filter te werken waardoor de gesprekken zakelijker en sneller konden worden gevoerd waardoor subjectieve filters (met een persoonlijke bias van de interviewer) naar de achtergrond werden geschoven.

Het zeer leesbare boek van Kahneman ‘Ons feilbare denken’ vertelt naast de vele vele experimenten die tesamen het verhaal van de denkfouten vertellen, ook dit persoonlijke verhaal van hoe hij met vallen en opstaan (maar vooral met experimenten overigens!) tot zijn inzichten is gekomen. Van de goed leesbare boeken (die ik ken) gaat dit boek het diepst en komt het dichtst bij de kern van het eigenlijk onderzoek. In die zin jammer dat ik vooraf al de boeken van Dobelli en Roos had gelezen.

Het heeft weinig zin alle denkfouten die in dit boek staan beschreven nog eens dunnetjes over te doen. Ik wil daarom het theoretische overkoepelende kader van Kahneman hier nog eens apart onder de aandacht brengen.

2 snelheden

Kort door de bocht komt de theorie van Kahneman erop neer dat het brein 2 snelheden kent. We hebben het snelle en intuïtieve brein dat het eerst in werking komt als we een oordeel moeten vellen of tot actie over moeten gaan. Pas daarna kunnen we afstand nemen en onze ratio haar werk laten doen. De evolutie van de menselijke soort heeft geresulteerd in dit brein en de werking ervan. Zo konden we optimaal reageren op een vijandige omgeving. Snel handelen als dat nodig was. En pas later, als we weer veilig waren, konden we dan rustig nadenken en bepalen of we het goede hadden gedaan en/of hoe we het een volgende keer anders zouden kunnen doen.

Wat mij opvalt is dat de theorie van Kahneman veel meer een economische theorie is dan een psychologische (mijn bias natuurlijk). Alles heeft te maken met de optimale inzet van energie in de tijd. Het is een theorie van de luiheid van het brein en het zorgvuldig omgaan met schaarse hulpbronnen.

Economie van de psychologie

Ik gebruik om dat toe te lichten het bijgaande plaatje:ScreenShot298

Er is een concrete aanleiding, een bedreigende situatie die noopt tot handelen. Onze zintuigen geven de informatie door aan ons brein. Het snelle intuïtieve brein komt meteen in actie. Allerlei hypothesen worden razendsnel getoetst (is dit een tijger, welke kant moet ik op etc). Dit is geen objectieve analyse maar zoals gezegd een intuïtieve holistische benadering. Vergelijk het met een ervaren schaakspeler die in een fractie van een seconde een schaakbord met stukken kan overzien en daar zijn volgende zet op kan baseren. Experimenten van Kahneman tonen aan dat als je een vraag aan dit snelle brein stelt, dat je dan niet per se antwoord op die vraag zelf krijgt. Het ligt er maar helemaal aan of het snelle brein het antwoord op die vraag snel genoeg kan vinden. Het snelle brein maakt bij gebrek aan beter een alternatieve vraag (die natuurlijk wel lijkt op de oorspronkelijke vraag) waar wél antwoorden op beschikbaar zijn.

Het systeem 1 is in die zin dus een super-efficiënt of lui systeem. Het maakt gebruik van wat er al is, van wat al op de plank ligt. Natuurlijk is dat door de bank genomen heel goed en bevordert dat de kans op overleven. Maar vaak ook biedt het luie systeem de verkeerde (alternatieve of substituut) vragen en dus de verkeerde antwoorden ter overdenking aan aan systeem 2. Systeem 2 is in principe in staat de objectieve feiten te bekijken en de goede van de foute vragen en antwoorden te onderscheiden. Maar zo’n schiftingsproces is vervelend, duur, langzaam en energievretend. Pas als de fouten van systeem 1+2 echte slachtoffers gaan vragen, komt er een correctie-mechanisme op gang. Dan gaan we leren van onze fouten (omdat investeren in denken dan loont!) en wordt systeem 1 weer gevoed met betere voorraden aan vragen en antwoorden waar het daarna dan weer uit kan putten.

Beslisregel

Hier komt een eenvoudig economisch model uit rollen. Het luidt in woorden ongeveer als volgt:

Beslis snel op basis van wat je al weet. Kijk dus in je voorraad of er iets bij zit. Als dat goed afloopt, hou dan de voorraad vuistregels in je basissysteem (systeem 1) in tact. Als het minder goed afloopt en je daar echt last van begint te krijgen, kijk dan of investeren loont, of je dus energie wilt stoppen in het aanpassen van de vuistregels. Je stopt er precies zoveel energie in tot de inspanning van die energie je meer oplevert in termen van een betere en gewijzigde voorraad vuistregels. MO = MK van denken en opbouwen van nieuwe kennis en ervaring.

Als we maar lang genoeg leven en met elkaar bediscussiëren wat er wel en niet goed gaat (onderzoek, discussie!) zal uiteindelijk een steeds geschikte voorraad vuistregels ontstaan. Het gaat fout wanneer de omstandigheden te snel veranderen (de laatste paar honderd jaar) en wanneer er belangen in het spel zijn die er baat bij hebben bewust misbruik te maken van de fouten in onze basisset beslisregels.

Denkfout als rafelrand

Maar zoals gezegd: denkfouten vormen het rafel-randje van dit economische proces. De denkfouten zouden we niet opnieuw gaan behandelen hier. Maar ter afsluiting nog een paar voorbeelden.

De standaard economische theorie stelt dat we die producten kopen die de beste prijs-kwaliteits verhouding hebben. In welke volgorde die producten zich aandienen maakt volgens die theorie niet uit. Gewoon een kwestie van objectieve informatie op een rijtje zetten en het beste besluit nemen. Maar informatie op een rijtje zetten is systeem 2 en kost energie en tijd die we ons niet gunnen. Volgens Kahneman’s experimenten maakt de volgorde van presenteren (in de supermarkt, op welke hoogte staan de producten, vooraan of achteraan, in de juiste kleur, bij de juiste muziek, bij de juiste temperatuur, met een sticker met ‘aanbieding’ erop) wel degelijk uit. En dus kiezen we een ander product zonder dat we ons daar van bewust zijn.

Nog een voorbeeld: als je een lezing hebt gegeven, dan kun je daarna vragen hoe tevreden mensen zijn. Ook dit zou een kwestie moeten zijn van de concrete ervaring aanleggen tegen je vooraf bepaalde criteria (dus: waar moet een goed lezing aan voldoen, lijstje van maken, en dan afvinken of het naar verwachting werd waar gemaakt). Maar uit experimenten blijkt dat je de tevredenheid kunt manipuleren. Hoe dan? Je vraagt als lezing-gever eerst welke verbetermogelijkheden de toehoorder kan bedenken. Je zet de toehoorders hier flink mee aan het werk. Je vraagt net zolang door tot ze echt niks meer kunnen bedenken aan verbeteringen. Vervolgens vraag je pas hoe tevreden ze zijn over de lezing. Je zult zien dat de score nu omhoog gaat (terwijl voor alle duidelijkheid de lezing zelf niet veranderd is). Blijkbaar ontstaat er nu een denkfout: ‘als ik zoveel moeite moet doen om nog een verbetering te bedenken, dan moet de cursus wel goed zijn’.

En zo staat het hele boek vol van prachtige anekdotes (experimenten) die je nog lang flink aan het denken zetten (systeem 2 in werking).

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (5)

Vervolg op de discussie ‘lessen psychologie’. 5e deel: reflectie op de lessen

Reflectie

Om te beginnen moet me van het hart dat ik nog niet zo tevreden ben met het resultaat. Ik heb maar 4 lessen kunnen vinden en lessen 3 en 4 kan ik nog niet zo helder scheiden. Maar voor nu doen we het er mee (het is immers een blog, geen wetenschappelijk onderzoek).

Het eerste dat me opvalt is het onderscheid tussen ‘jezelf’ en ‘de ander’. Dus de positie van waaruit je kijkt. Kijk je vanuit jezelf (met de kleuring die daar bij hoort) of vanuit de ander (de groep, meer objectief, van afstand). Hier gaat het dus om locatie of plaats.

De andere as of polariteit die opvalt heeft iets met tijd te maken. Gaat het over de korte termijn of over de langere termijn. Is er haast bij of mag het wat langer duren? Is het primair of secundair qua reactie?

Plaats en tijd

Hier ben ik mee aan de slag gegaan. Ik heb plaats en tijd in een simpel kwadrant gezet en daar de lessen in ondergebracht. Zie onderstaand plaatje:

ScreenShot284

Ik heb in dezelfde cellen ook de bijbehorende ’tips’ (oplossingen, remedies) ondergebracht.

Even door de cellen heen lopen. Als het over jezelf gaat en tijd niet specifiek een rol speelt, dan heb je dus een te rooskleurig zelfbeeld, je hebt de neiging jezelf te overschatten. Dat is les 1 die een plek krijgt. Hier gaat het in de praktijk fout als je te veel risico’s neemt, niet open staat voor kritiek, belangrijke feiten negeert, veel te lang doorgaat etc.

Als je op de plek van de ander gaat staan dan gaat het om een betere plek in de groep en die krijg je door gebruik te maken van het feit dat anderen een positief beeld van zichzelf hebben en open staan voor complimentjes en waardering. Daar krijg je zelf ook waardering voor en dan pas je beter in de groep. Hier gaat het fout door groupthink, ‘social leafing’, kortom er ontstaat ook hier een tunnelvisie maar dan als groepsfenomeen.

Als tijd een rol speelt en ik moet snel besluiten nemen in complexe omstandigheden, dan vaar ik op mijn primaire intuïtieve systeem. Echt rationeel denken gaat niet, ik ga niet op de feiten af maar op mijn (vermeende) opgebouwde ervaring. Dat is les 4 die linksonder een plek krijgt. Les 3 hoort hier ook thuis. Ik kan me rationeel voornemen wat ik wil, toch is het verleidelijk te gaan voor de korte termijn satisfactie. Ingewikkelde problemen (die op korte termijn pijn doen) schuif ik voor me uit.

Zo bleef ik met een lege cel rechtsonder zitten. Daar komt dus ook geen ‘les’. Deze cel zou kunnen staan voor de resultante van al die denkfouten. Als iedereen nu geregeerd wordt door de nukken van het brein dan ontstaat er een dynamiek, een uitkomst die voor een flink deel niet handig of wenselijk is. In deze cel staat dus een uitkomst. De tip bij deze cel is: neem afstand en neem tijd en overzie het geheel. Dit zou je de 4e positie kunnen noemen, een metapositie die alle beperkingen van tijd en plek zoveel mogelijk buitensluit (door discussie te voeren, zaken transparent te maken, scenario’s te berekenen, what-if analyses te doen etc).

Een onderzoeks opzet?

Ik had het vooraf zo niet kunnen bedenken: maar als je de tips per cel in een bepaalde logische volgorde zet, ontstaat een logische manier van hoe je een probleem kunt aanpakken. Varianten hiervan zul je in allerlei management-boeken terug vinden. Zie onderstaand plaatje:

 

ScreenShot285

Kijk maar: een vraagstelling of probleem doet zich voor. Het eerste wat je doet is afstand nemen en eens goed naar de vraag kijken. Is dit wel een probleem? Hoezo dan? Of zit er een probleem achter? Kortom: wat is de vraag achter de vraag?

Als je de echte vraag te pakken hebt, ga je eerst eens alle relevante feiten op een rijtje zetten. Stap 2. Wat is een feit, wat is een mening, wat een vermoeden? Stijn en ik maken in de praktijk vaak een zogenaamde feitenkaart.

Dan zet je op een rij wie er bij dit probleem allemaal een rol spelen. Welke spelers doen er toe? En hoe zitten ze in de wedstrijd? Wat willen ze bereiken? Wat is hun belang? Ook dat maak je transparant, door bijvoorbeeld een belangenmatrix te maken (standaard onderdeel van zogenaamde MGA, mutual gains approach, trajecten).

En dan tenslotte: als je dat allemaal bij elkaar hebt geharkt, dan kun je eens rustig (zonder haast) en op afstand (objectief) naar het systeem kijken. Hoe grijpen de zaken op elkaar in? Wat zijn gewenste en wat ongewenste uitkomsten? Waar zou je eventueel in kunnen en willen grijpen?

Wat een toeval! Je bespreekt een boek over denkfouten en komt spontaan op een onderzoeksopzet die verdacht veel lijkt op onze eerdere beslisboom. Nee hoor, een denkfout. Zal ongetwijfeld een bewijs zijn van de availability-bias. Welk boek ik ook lees, altijd kom ik weer tot een dergelijke zelfde conclusie 🙂

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (4)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 4. Lessen nummero 3 en 4.

Les 3: korte termijn bevrediging is belangrijk, we hebben last van tijdsvoorkeur

We blijken de verleiding moeilijk te kunnen weerstaan om nu te genieten. Ook al zou er morgen meer te genieten vallen. Op ‘objectieve’ gronden zou uitstel van genot nu eigenlijk beter voor je zijn.

Roken is slecht, dat weten we best. Maar toch kunnen we dat sigaretje niet weerstaan. Te veel en te vet eten, ook al niet goed. Toch doen als de verleiding zich aandient. Wij hebben de neiging vervelende zaken voor ons uit te schuiven, dat komt later wel.

Ik heb hier eerder al over geschreven naar aanleiding van een artikel van Bas Haring in de Volkskrant. In het economische verkeer is in de regel sprake van een positieve rente om de andere partij over te halen zijn korte termijn consumptie uit te stellen. Rente is in die visie een economisch antwoord op onze ingebakken neiging te gaan voor de korte termijn satisfactie.

Deze les heeft te maken met de eindigheid van ons leven. Je kunt het maar beter gehad hebben, of het er morgen nog is moet je maar afwachten. We hebben een positieve tijdsvoorkeur. Liever nu dan later en als het dan toch later moet dan staat daar een compenserende beloning tegenover om ons over de streep te trekken.

Les 4: ons brein werkt met 2 snelheden

Ik heb hier mee zitten worstelen. Ik denk dat les 3 een bijzonder geval is van deze algemenere les. Deze les 4 is hét stokpaardje van Kahneman. We hebben onze hele snelle korte termijn intuïtie. Op basis daarvan kunnen we snel besluiten nemen, zonder dat we eigenlijk weten hoe we dat doen. Dit is ons gevoel, onze intuïtie, ons zesde zintuig. Pas later gaan we actief en rationeel nadenken over ons besluit. Dan pas zetten we alles op een rijtje en kunnen we tot een meer overwogen en uitgebalanceerd oordeel komen.

Vonk stelt dat onze korte termijn intuïtie vaak wel klopt. Bij een sollicitatiegesprek hebben we vrij snel een oordeel over iemand. En dat oordeel is vaak nog niet zo slecht. Vonk stelt op meerdere plekken in haar boek dat allerlei psychologische onderzoeken weinig toevoegen. Vaak gaat het om schijnzekerheid, dat je zogenaamd een objectieve en dus betere keuze maakt omdat er een test is ingevuld. Bovendien: als je je gevoelsmatige keuze als beoordelaar al hebt gemaakt dan ga je toch selectief om met de uitslag van de test. Positieve uitslag: zie je wel, aannemen. Negatieve uitslag: tja, die testen zeggen ook niet alles, ook aannemen. En omgekeerd natuurlijk.

Maar het is een ambigue conclusie. Vaak klopt onze intuïtie, maar heel vaak ook niet. Het is niet zo makkelijk te bepalen wanneer je nu wel en wanneer je nu niet op je intuïtie moet afgaan. De complexiteit van ons handelen en onze omgeving is enorm toegenomen, dus dat je terug valt op intuïtie is logisch (je brein heeft te weinig capaciteit het allemaal objectief door te rekenen). De stelregel is: als iets echt haast heeft (snel weglopen bij een dodelijke bedreiging) dan moet je wel op je instinct afgaan, maar als er het even kan is het beter jezelf ook nog de tijd te gunnen met wat meer rust en afstand de objectieve feiten op een rij te zetten.

De tip die Vonk bij lessen 3/4 heeft is waar mogelijk meer in detail gaan. Als jij bijvoorbeeld wilt afslanken en je weet dat je snel wordt verleid, dan kun je een heel gedetailleerd plan van aanpak maken. Ik ga morgen naar de winkel en dan loop ik naar dat schap en kies dan die producten. Ik zet die thuis op een vast plankje neer en schrijf op elk potje wat ik per dag daarvan mag opeten. ’s Avonds schrijf ik dan op wat ik die dag heb bereikt. En zo verder. Wat je hier mee bereikt is dat je allerlei ankers voor jezelf zet die je steeds weer bewust maken van je korte termijn verleiding. Zo activeer je min of meer gedwongen het langere termijn rationele programma. En vertel aan anderen van je plannen en hoe belangrijk dat afvallen voor jou is. Je maakt gebruik van je ingebouwde neiging tot consistent handelen en het voorkomen van gezichtsverlies

Veel verder dan dit kom ik nu niet met mijn aantekeningen in de kantlijn van Vonk’s boek. Ik laat dit voor nu liggen en kom er met de bespreking van Kahneman later uitgebreider op terug.

In de volgende blog doe ik een poging de lessen in een overzicht te plaatsen.

Rudy van Stratum

 

 

 

Top 10 lessen psychologie (3)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 3. Les nummero 2.

Les 2: we zijn op zoek naar een betere of een veilige plek in de groep

Kijk, dat je jezelf wat beter vindt dat de rest van de mensheid: daar kun je als ander dus ook gebruik van maken. Wat botter gesteld: slijmen werkt. Een medewerker die zijn baas voortdurend complimenten maakt, het helpt je gewoon verder te komen. Ondanks dat die baas wel weet dat jij van hem afhankelijk bent, voelt hij zich toch gevleid, en vindt hij dus eigenlijk ook wel dat hij dat compliment verdient en vooral ook dat jij dat zo goed hebt gezien.

Terwijl die baas dus niets doorheeft, zullen je collega’s meteen zien dat je aan het slijmen bent. Je collega op gelijke hoogte kan dus objectiever kijken dan de baas zelf om wie het gaat. Wel logisch want dat heeft met de eerste les te maken.

Over jezelf opscheppen in een groep, dat werkt dan weer niet. Je collega’s hebben je ook hier weer door en geloven je niet. Ze weten met andere woorden dat je geen goed beeld van jezelf hebt en dat je een belang dient (namelijk dat van jezelf). Een tip die Vonk hier geeft: laat anderen zeggen hoe goed je bent. Of maak er een quote van: ‘anderen zeggen wel eens over mij dat ik zo slim ben’.

Het omgekeerde wordt overigens weer wel geloofd. Als je over jezelf zegt dat je helemaal niet zo goed bent, dan vindt men dat veel geloofwaardiger. Het komt zelfs sympathiek over, blijkbaar ben je in staat wat afstand van jezelf te nemen. Tot natuurlijk duidelijk wordt dat je het erom doet.

In een groepsdiscussie tegen de mening van anderen ingaan, is vanuit deze les ook lastig. Je wilt bij de groep horen, geen uitzondering zijn, en dus is er een natuurlijke geneigdheid om het met de anderen eens te zijn, of te doen alsof. Zeker als er hiërarchie of macht in het spel is, als je van een ander afhankelijk bent voor je welslagen, dan is confirmeren de logische optie.

Een boek geweldig vinden als iedereen het waardeloos vindt is dus lastig. En ook voor jou werkt het omgekeerd als op de kaft van een boek staat geschreven: al 50.000 exemplaren verkocht. Dat moet wel een goed boek zijn immers.

Weer veel herkenning met de denkfouten van Dobelli. De rode draad is: meelullen is makkelijk, zelf iets afwijkends vinden of doen is moeilijker. Bij deze les speelt het opkomen voor je eigen belang een rol. Ook hier gaat het om de feiten sec, maar om de belangen die er achter zitten. ‘Cui bono’? Oftewel: de vraag ‘wie wordt hier beter van’ is kleurend.

Worden er hier tips gegeven door Vonk? Lastiger te vinden. Ja, dat je dus best mag slijmen. Dat  complimenten geven aan een ander gewoon werkt, je eigen zaak dus goed doet. De tip zou hier dus eerder voor de tegenoverliggende partij moeten gelden, maar dan komen we weer terecht bij de vorige les: kijk als ontvanger van de tip vanuit 3e positie naar jezelf en stel je de vraag of je wel echt zo goed bent. Of kijk eens wat objectiever naar die tipgever: heeft deze er belang bij mij een compliment te geven?

In de volgende blog les nummer 3.

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (2)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 2. Les nummero 1.

Les 1: Het is niet mogelijk jezelf goed te (leren) kennen.

Hoe slim je ook bent, je bent blijkbaar niet in staat objectief naar jezelf te kijken. Het brein spiegelt je steeds een andere werkelijkheid voor dan op basis van feiten en/of door de bril van een buitenstaander het geval zal zijn.

Je denkt van jezelf dat je beter bent dan gemiddeld. Dat je minder fouten maakt. Als je dan een fout maakt denk je dat anderen dat flink zal opvallen. Terwijl die anderen al weer met wat anders bezig zijn. Je blaast dus je eigen plek in het grotere geheel op, je vergroot het uit tot overdreven proporties. Het spotlight effect. Alsof jij in het middelpunt van de belangstelling staat.

Je denkt van jezelf dat je in control bent, althans je draait het zo dat dat is wat jezelf gelooft. Voorbeeld: je vriendin wil het uitmaken, maar dan ben je niet meer in control, dan overkomt het je. Je brein begint onmiddellijk te denken: eigenlijk wilde ik het zelf ook al uitmaken. Zodat je weer zelf aan de knoppen staat.

Je wilt consistent handelen dus maak je een mooi en kloppend verhaal van de feiten. Je zet de feiten naar je hand. Nieuwe feiten zul je ook zien door de bril van dit verhaal dat moet blijven kloppen. Daarom is het ook lastig voor anderen je te overtuigen van een ander verhaal. Er is een zeker maar smal ‘acceptatiegebied’ waar binnen je je verhaal nog kloppend kan krijgen. Daar buiten is het heel moeilijk te accepteren.

Je bent geneigd je eigen bijdrage in het geheel te overschatten. Zo levert het brainstormen in een groep in het algemeen minder op dan je zou verwachten. Mensen gaan zich dan naar elkaars oordeel zetten, met elkaar meepraten en elkaar bevestigen. Maar toch heeft ieder voor zich achteraf het idee dat het een goede discussie was waar hij zelf met name ook flink aan heeft bijgedragen.

We zien hier dus een veelheid aan denkfouten die we eerder bij Dobelli hebben gezien. Bij Vonk worden ze niet altijd van een label of naam voorzien, maar met wat puzzelen zou je die match wel kunnen maken. De rode draad is in mijn ogen: jij bent het middelpunt van de wereld en je kunt niet objectief naar jezelf kijken. Vonk beweert ook dat navelstaren en veel aan zelfreflectie doen je niet veel verder zullen helpen. Het zijn hogere krachten die in het spel zijn, de uitkomst lijkt redelijk vast te staan, wat je ook doet.

Zijn er tips te geven? De tip die bij Vonk meerdere keren terug komt is wat ik zou noemen: in 3e positie treden. Probeer afstand van jezelf te nemen en vanuit die ‘3e positie’ objectief naar jezelf te kijken. Doe of jezelf dan iemand anders is, hoe ziet dat er dan uit? Maar zoals gezegd: zodra je weer naar jezelf terugkeert, vergeet je de objectieve analyse weer snel en vervalt weer in de oude kleuring.

In de volgende blog les 2.

 

 

Top 10 lessen psychologie (1)

Inleiding

Een paar maanden geleden heb ik een poging gedaan de 10 belangrijkste lessen die de economie mij heeft geleerd op een rijtje te zetten. Laten we zeggen dat economie in de context van deze site de rationele of koude kant van de besluitvorming vertegenwoordigt. Maar de softe of irrationele kant komt geleidelijk ook meer in het vizier. Deze inzichten zijn hier op deze site vooral genoemd onder het hoofdje ‘denkfouten’.

De belangrijkste bron voor ons was hier het boek van Dobelli. Inmiddels zijn daar meer boeken en artikelen bij gekomen. De meest serieuze en uitgebreide bron, maar toch nog goed leesbaar en toegankelijk, is het boek van Nobelprijs winnaar Kahneman: ons feilbare brein. Maar er is ook de reeks denkfouten uit de Volkskrant van Suzanne Weusten (onlangs ook in boekvorm beschikbaar gekomen) en er is het werk van Roos Vonk. Veel van die bronnen hebben overigens overlap en geven grofweg dezelfde boodschappen af.

Dus ik dacht: waarom niet een soortgelijke exercitie doen voor ‘lessen uit de psychologie’? En dan niet ‘psychologie’ in de meest brede zin, maar puur pragmatisch vanuit de besluitvorming en slimme financiering. Welke lessen komen als rode draad steeds in deze bronnen terug? Ik ben geen psycholoog en veel meer dan de hierboven genoemde bronnen heb ik niet gelezen, dus het is een bescheiden poging. Ik zie wel waar het schip strandt, niet geschoten is altijd mis.

Vonk: Ego’s en andere menselijke gebreken

Ik neem dit boek van Roos Vonk als start. Later kom ik uitgebreider terug op Kahneman. Dobelli hebben we uitgebreid besproken en is de basis geworden voor een aantal infographics waarvan onze eerste indruk is dat ze redelijk goed werken in de praktijk. Waarom Vonk? Geen hoogdravende reden, ik had het boek toevallig bij me op een vakantie van een paar maanden geleden.

Het boekje leest makkelijk weg. Het is een verzameling columns eerder verschenen in het blad ‘Intermediair’ en, zo is mijn indruk, die zijn redelijk willekeurig achter elkaar gezet en van een kaft voorzien. Een echte structuur met een nummering zoals bij Dobelli ontbreekt. Ook ontbreekt in mijn ogen een ‘overall’ visie op het onderwerp. Dit is niet als kritiek bedoeld maar gewoon om aan te geven dat het een ander karakter heeft.

Elke keer als ik zo’n column had gelezen maakte ik voor mezelf een aantekening. Ik stelde me de vraag ‘wat is de kern of les die ik uit deze column kan trekken’. Ik wilde die bij voorkeur in een korte zin in de kantlijn wegschrijven. Op het eind heb ik al die boodschappen netjes onder elkaar getikt en heb naar dat lijstje zitten turen. Is hier sprake van een patroon? Wat me vooral opviel is dat veel boodschappen (lessen) herhaald werden. Een wat ander verhaal en een andere aankleding en anekdote, maar dezelfde les. Dus schrappen in de lijst. Deze kortere ingedikte lijst ben ik vervolgens gaan clusteren. Wat hoort bij elkaar of lijkt op elkaar? Zo hield ik uiteindelijk nog maar 4 hoofdlessen over. Helaas geen top 10 dus, maar misschien komen er later nog lessen bij of moeten bepaalde lessen worden opgeknipt in sub-lessen.

In de hierna volgende blogs ga ik de 4 lessen bespreken.

Rudy van Stratum

Denkfouten op de huizenmarkt?

Ook het CPB is inmiddels ‘into the’ gedrageconomie. In een recent memorandum (juli 2013, ‘Verliesaversie op de woningmarkt’, gewoon op de site van het CPB te downloaden) worden enkele inzichten uit de relatief jonge tak van de gedragseconomie tegen de huizenmarkt aan gehouden.

Aanleiding

De voorraad huizen die te koop staat is de laatste 5 jaar ongeveer verdubbeld. De prijzen van huizen zijn weliswaar gedaald maar niet voldoende om van herstel te kunnen spreken.

We hoeven nog niet meteen ons heil te zoeken in ‘alternatieve’ verklaringen. De standaard economische theorie kan minstens twee verklaringen aandragen. Starters (kopers in het algemeen) kunnen terughoudend zijn bij het aankopen van woningen vanuit de verwachting dat de prijzen nog verder zullen dalen. Dat is rationeel.  Aan de verkoperskant zou een verklaring kunnen zijn dat de verkoop van de woning leidt tot een restschuld die (her-) financiering van de nieuwe woning (door het vigerende beleid van banken) nagenoeg onmogelijk maakt. Ook dat is rationeel.

Dus ook standaard kun je wel aannemelijk maken dat veel woningen in de verkoop staan die vooralsnog niet verkocht worden zonder dat de prijs als gevolg daarvan nu onmiddelijk (verder) naar beneden gaat.

Gedragsverklaring

Maar, zo stelt de auteur, de standaard verklaringen lijken toch te kort te schieten op de huizenmarkt. Kan de gedragseconomie hier een (additionele) verklaring bieden?

In de studie worden 2 verklaringen met name genoemd. ‘Wij’ (handelende actoren) vinden het lijden van een verlies vervelender dan het winnen of krijgen van datzelfde bedrag ons aan geluk brengt. Er is dus sprake van een verliesaversie. Verder speelt mogelijk een rol het ‘endowment-‘ of ‘bezits-effect’. Dat houdt in dat actoren gehecht zijn aan wat ze reeds in hun bezit hebben en daar (rationeel bezien) moeilijker afstand van kunnen doen. Zie ook onze serie over financiële denkfouten.

Uit experimenten met panels (die vragen krijgen voorgelegd) zijn deze effecten al lang en breed aangetoond. Maar ook uit buitenlandse data (van feitelijke transacties op de huizenmarkten) blijken deze niet-rationele effecten een rol te spelen. Hetzelfde huis (qua ligging en eigenschappen) kan dus een andere vraagprijs ‘doen’ afhankelijk van tegen welke prijs de eigenaar het heeft verworven. Iemand die lang geleden het huis goedkoop heeft gekocht is dus bereid het huis tegen een lagere prijs te verkopen dan iemand die daar toevallig wat meer voor heeft betaald.

Nederlandse situatie

Maar dat is dus het buitenland. Hoe zit het in Nederland met deze effecten? De auteur gaat hier over op het begrip restschuld: van verliesaversie naar restschuld-aversie (waarschijnlijk omdat de beschikbare data die interpretatie wat makkelijker maakt). Uit de Nederlandse data blijkt dat ongeveer 50% van de eigenaren die langer dan 5 jaar in de woning woont te maken krijgt met een restschuld bij huidige verkoop.

Dan dooft het verhaal eigenlijk een beetje uit. De conclusie is dat dit gegeven (van die 50% die te maken krijgt met restschuld) een verklaring zou kúnnen zijn voor het niet-volledig herstel van de huizenmarkt. ‘Het is aannemelijk dat dit effect een rol speelt’. ‘Om hier meer zekerheid over te krijgen is aanvullend empirisch onderzoek nodig’.

Conclusie

Waar het om gaat (volgens mij) is dat er vanuit de economische professie zoetjesaan meer oog is voor nieuwe verklaringen, voor verklaringen die nog niet in de standaard tekstboek inleidingen economie staan. Ik zie het CPB-rapport maar als een oproep meer serieus empirisch onderzoek te (mogen) doen naar gedragseconomische componenten op de huizenmarkt (en in het kielzog daarvan: op de arbeidsmarkt etc). En dit is weer van belang omdat het toelaten van gedragseconomische verklaringen andere vormen van beleid mogelijk / noodzakelijk maakt (in het rapport is hier overigens ook nog een paragraaf aan besteed).

Vervolg

Slimme financiering (als website) bestaat nu 2 jaar. Het eerste jaar stond in het teken van ‘rendement’ of rationele besluitvorming. Het tweede jaar is daar de reeks ‘denkfouten’ aan toegevoegd vanuit het groeiende besef dat rationele rendementsberekening niet het hele verhaal kan vertellen. Wat we aanvankelijk verborgen kosten en opbrengsten hebben genoemd is daarmee ingekleurd met termen uit de nieuwe gedragseconomie (of psychologie).

Voor het derde jaar ben ik van plan dit thema nog aan te houden met verdere verdiepingen. Ik heb boeken van Roos Vonk (‘Ego’s en andere menselijke gebreken’) , Kahneman (‘Ons feilbare brein’) en van Thaler (‘Nudge’) gereed staan om die stap te zetten. Ik heb eerder een TOP 10 economische lessen gemaakt en zou op basis van de genoemde boeken iets soortgelijks kunnen doen voor de psychologie (in relatie tot financiële besluitvorming).

Hogere huur voor groene huizen

Een oud dilemma: we willen onze huizen wel ‘groener’ (lees: energiezuiniger) maken maar dat kost geld en dat hebben we niet. Onze stelling volgens de beslisboom is: als de maatregelen economisch renderend zijn dan is de financiering ‘in principe’ te regelen.

Vanuit dat gezichtspunt is het artikel in de VK van vandaag 21-6-2013 interessant. Coöperaties zeggen regelmatig bereid te zijn te willen investeren in groenere (huur-) huizen maar de economische winst van de lagere energierekening komt terecht bij de huurder en niet bij de investeerder (de woningbouw-coöperatie in dit geval).

Economisch is dit eigenlijk een non-issue maar juridisch mag je niet zomaar een hogere huur aan je huurder vragen (service kosten zou je gewoon wat hoger kunnen maken, maar service kosten mogen geen financieringscomponenten bevatten). In de ‘Green deal’ zijn nu afspraken gemaakt waardoor de juridische belemmeringen worden opgeruimd.

Kengetallen

Het gaat me nu even over de kengetallen die in het artikel zijn te vinden. De deal betreft 110.000 woningen die voor in totaal 6,6 mrd Euro energieneutraal worden gemaakt. Het gaat dan om een pakket maatregelen van isolatie, dubbel glas, zonnepanelen en warmtepompen. We rekenen even terug: dat betekent een investering van € 60.000 per woning. Mijn eerste reactie was: dat is best veel en ik ben dan ook benieuwd naar de achterliggende verdeling van dit budget naar onderdelen.

De deal naar de huurder is dat er geen energienota meer hoeft te worden betaald. Het kengetal hier is dat voor de gemiddelde gezins-rijtjes woning deze nota nu ongeveer € 120 per maand is. Met andere woorden: de coöperatie doet een investering van € 60.000 en in ruil daarvoor mag er maandelijks € 120 worden geincasseerd bij de huurder (die daar niets van merkt, van de € 120 gaat in plaats van naar de oude energieleverancier naar de coöperatie).

Weer even rekenen: dat betekent een rendement van 12 x € 120 / € 60.000 = 2,4% per jaar. Dat is aan de lage kant denk ik, maar vanuit perspectief van een coöperatie en de huidige financiele markten is dat te verdedigen.

Issues

Er zijn nog wat vragen. Waar halen de cooperaties zo ineens 6,6 mrd Euro vandaan? Er wordt gedacht aan een lening bij de pensioenfondsen en de Europese Investeringsbank. Verder zou het Waarborgfonds Sociale Woningbouw garant moeten staan (en daarmee staat de overheid dus garant) voor eventuele risico’s van de lening. Zo moeten worden gegarandeerd dat het pensioenfonds geen financieel risico loopt (en de belastingbetaler dus weer wel natuurlijk).

En dan nog zijn we er niet. De woning kan slechts duurzaam en energieneutraal worden gemaakt voor € 80.000 per woning. Aldus de bouwers die achter dit verhaal zitten (Ballast Nedam, BAM, Dura Vermeer en Volker Wessels). Ook hier zou ik de begroting wel willen zien. Voor een woning die gemiddeld zo’n 120.000-150.000 Euro kost om te bouwen (exclusief grond) komt mij een meerinvestering van € 80.000 buitensporig hoog over. Eerdere berekeningen van onszelf bij goed ontworpen nieuwbouwwoningen tonen aan dat een meerinvestering van 20% (in dit geval dus ongeveer € 25.000) de klus zouden moeten kunnen klaren. Overigens is wel duidelijk dat bij een willekeurige niet optimaal ontworpen bestaande woning dit bedrag vanzelfsprekend hoger zal uitpakken. Daar staat dan weer tegenover dat het op deze schaal oppakken van een renovatie onvermijdelijk enorme schaalvoordelen met zich mee zal brengen.

Ik draai natuurlijk te lang mee om ook niet te vermoeden dat hier op de achtergrond nog allerlei andere belangen een rol spelen. En het huidige tijdsgewricht van de financiële crisis en de opeenvolging van fraude-zaken nopen nu eenmaal tot het kritisch bestuderen van de berekeningen, de achterliggende aannames en de kleine lettertjes. Maar los daarvan een goede zaak dat er wordt nagedacht over het wegnemen van mogelijke hobbels om woningen meer energieneutraal te maken op een economisch rendabele wijze.

Rudy van Stratum