Categoriearchief: BP

deel van oude blogs die naar blokjesenpijltjes kunnen

Voorkomt huur en lease afval en verspilling?

Je hoort het wel vaker in de discussies over duurzaam handelen. Eigendom bevordert verspilling en stimuleert afval. Huur of lease is dan de nieuwe manier om die verspilling tegen te gaan. Recent hoorden we Thomas Rau in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een gloedvol betoog houden voor ’toegang tot de dienst’. We hoeven de producten niet langer te bezitten, we hoeven alleen nog het gebruik er van.

Korte uitleg

Het idee is dat in de ‘oude economie’ een fabrikant spulletjes maakt en verkoopt. We zitten in een markteconomie dus is de prikkel van die fabrikant om zoveel mogelijk geld te verdienen. Het is dan in het belang van de fabrikant dat de spulletjes regelmatig kapot gaan en dat er dan winst kan worden gemaakt door de verkoop van vervangende onderdelen en uiteindelijk van de verkoop van weer een nieuw product. Dit leidt uiteindelijk tot slechte producten, weinig innovatie en veel afval. Slecht voor het milieu dus. Thomas Rau liet een oud filmpje zien waarin de fabrikanten van gloeilampen besloten onderzoek te gaan doen naar de verkorting van de levensduur van lampen: de bestaande lampen waren te goed (ook in dat filmpje een lamp uit die tijd die al meer dan 100 jaar brandt, bewijs dat lampen zo gemaakt kunnen worden dat ze een enorme levensduur kunnen hebben). De wereld op zijn kop: innovatie om producten slechter te maken!

Het antwoord is dus om de fabrikant eigenaar te laten zijn en blijven van hun eigen spullen. Ze verkopen ons slechts de diensten die deze producten leveren. Stel wij betalen Philips elke maand een vast bedrag per eenheid licht inclusief de energie en vervanging die daarbij hoort. Dan, zo is de redenering, is het in het belang van Philips om hele goede lampen te maken die extreem lang mee gaan. En sterker nog: ze zullen die lampen ook nog energiezuinig willen maken omdat ze nu opdraaien voor de energie die bij de lamp hoort. En ook zal de lamp slim gemaakt moeten worden want aan het einde van de cyclus gaan de lampen retour naar Philips en zullen ze zelf voor de afval of het hergebruik moeten opdraaien. De lampen zullen als vanzelf zo ontworpen worden dat de materialen zoveel mogelijk hergebruikt kunnen worden.

Logisch toch?

Ik geloof het eigenlijk wel, vind het een overtuigend verhaal. Maar laten we nog eens kijken naar wat tegenargumenten en niet te hard van stapel lopen.

Argument 1: eigendom maakt zuinig

Het eerste wat me te binnen schiet is dat mensen die iets in bezit hebben daar vanzelf zuiniger op zijn. Het spul is immers van henzelf en zij zijn het die opdraaien voor de schade aan die spullen. Dat argument is heel lang gebruikt bij het stimuleren van het eigenhuizen-bezit. Eigen huizen zouden leiden tot zuiniger gebruik, meer onderhoud, mooiere tuinen en een betere woonomgeving. Ik denk ook aan de lease-auto’s en de mensen die daar in rijden. Gaan die auto’s langer mee, hebben die minder brandstof verbruik, is daar sprake van beter en goedkoper onderhoud? Het zou best eens kunnen dat de lease-rijders denken: ‘het is toch mijn auto niet, na een paar jaar krijg ik weer een andere auto’. Een lease- of huur-overeenkomst heeft iets van een verzekering. Als het spul kapot gaat dan meld je je gewoon bij de eigenaar en die moet maar iets anders regelen. Van spullen die verzekerd zijn of worden is bekend dat het leidt tot minder zorgvuldig gebruik en beheer, dat effect wordt in de berekening van de premie ook gewoon meegenomen.

Argument 2: de dure Miele die heel lang meegaat

Het tweede waaraan ik dacht was de Miele wasautomaat. Dat is nou zo’n apparaat en fabrikant die in ieder geval het imago heeft van goede, betrouwbare, langlevende producten te maken. Je betaalt weliswaar flink meer geld bij de aanschaf maar dan heb je ook jarenlang extra plezier van dat apparaat. Maar wat is in de praktijk aan de hand met goed werkende betrouwbare apparaten die wat meer geld kosten? Om te beginnen staan de kopers er niet altijd bij stil dat je voor de prijs van één Miele soms wel twee of drie andere apparaten kunt kopen. Je moet de levensduur van zeg 15 jaar dan ook niet vergelijken met de levensduur van één zo’n concurrent maar met die van twee of drie opgetelde concurrenten (en dan kom je vaak dik boven die 15 jaar uit bij de goedkopere concurrent). Maar nog belangrijker is dat je 15 jaar vastzit aan die Miele en ondertussen geen voordeel hebt van de energiebesparende technologische ontwikkeling. Oftewel: je volgende goedkope wasmachine zal minder energie verbruiken en je elk jaar fors minder aan stroom kosten. Een wasdroger is na 15 jaar soms wel tot 100 euro per jaar duurder in gebruik dan een nieuw exemplaar (bron: Volkskrant, 14 november 2015, ‘Gooi die oude droger weg, dat is zuinig’).

Als het bezit bij de consument blijft liggen dan ligt er in ieder geval een prikkel bij de fabrikant om een beter en efficiënter apparaat te ontwikkelen. Althans bij een markt waarin sprake is van voldoende concurrentie en innovatie.

Argument 3: Philips wil nog steeds zoveel mogelijk verdienen

We veronderstellen dus dat de fabrikant niet per se voor een betere wereld staat. De doelstelling blijft nog steeds dat ie zoveel mogelijk centjes wil verdienen. Wat zou ik dan als fabrikant doen in deze nieuwe wereld van huur en lease (waarin ik als fabrikant dus zelf eigenaar blijf van mijn eigen spullen)? Uiteindelijk zal ik sowieso alles doorberekenen aan mijn huurders. Dus ik zal contracten opstellen met veel kleine lettertjes. Een lange looptijd zodat ze niet zomaar van mij af kunnen. Of een boete bij onzorgvuldig gebruik van mijn spulletjes. Stel dat ik licht verhuur aan bewoners van een huis of kantoor: dan zal ik ervoor zorgen dat er altijd licht is. Maar als er een lampje kapot gaat, dan zal dat lampje door mij vervangen worden maar wel worden doorberekend in de eindprijs. Heb ik dan een prikkel om dure lampjes te gebruiken bij de vervanging? Jazeker, en al helemaal als ik zelf de fabrikant ben van die dure lampen en daar ook weer iets aan verdien. Uiteindelijk valt of staat dit hele verhuurmodel met een voldoende groot aanbod van verhuurders van de spullen. Zolang ik als consument een hele grote keuze heb en snel kan overstappen dan zijn fabrikanten/verhuurders gedwongen een goed pakket te blijven bieden. Maar ja, als in de oude marktsituatie aan die marktcondities zou zijn voldaan dan zou het ook onmogelijk zijn geweest bij elkaar te gaan zitten om ‘slechte lampen afspraken’ te maken.

Of als ik een koelkast inclusief energie in een gezin heb staan (als fabrikant dus). En die koelkast gaat kapot. Dan moet ik die koelkast dus repareren. Of zal ik hem vervangen door een nieuwe en betere koelkast? Nee liever niet, want zo’n betere koelkast heb ik nog niet in mijn assortiment. Beter is het om de koelkast te laten repareren waarbij ik de kosten doorbereken in mijn huurprijs (en ook nog wat verdien aan de monteurs die ik de reparatie laat verrichten). Ik blijf als consument dus langer aan een oude koelkast vastzitten. Dit gaat wederom alleen maar goed of anders bij een stevige onderlinge concurrentie en gemakkelijke overstap- en opzegregelingen.

Argument 4: het is een hele keten

Ik hoorde pas een verhaal met dezelfde strekking (fabrikant blijft eigenaar). Het ging over een vliegtuigbouwer. Normaal zou de vliegtuigbouwer verdienen aan het vervangen van versleten spullen voor het onderhoud van het vliegtuig. Maar nu heeft de vliegtuigbouwer toegang tot slimme data en besloten eigenaar te blijven van de vliegtuigen. De vliegtuigbouwer vraagt een vast bedrag (per maand, per vlieguur etc) en is verantwoordelijk voor het hele onderhoud. Maar wat is de truc? De vliegtuigbouwer weet door de ingebouwde sensoren wanneer welk onderdeel feitelijk aan vervanging toe is. Niet meer op vaste momenten maar preventief en flexibel. Door een maatgesneden slim onderhoudsprogramma kan zo veel goedkoper onderhoud worden gepleegd en dat betekent bij een vaste huurprijs een hogere winstmarge. Ik zou hier natuurlijk weer twee bezwaren op kunnen formuleren: 1) bij voldoende concurrentie zijn andere vliegtuigbouwers ook in staat dit (goedkoper) aan te bieden en daar gaat je winstmarge (maar wel beter voor milieu), 2) als huurder van de vliegtuigen wil ik de vliegtuigen best in eigendom hebben als ik gebruik kan maken van de slimme sensoren die er blijkbaar al zijn (dan kan ik als nieuwe eigenaar diezelfde voordelen behalen).

Maar dat is niet eens mijn punt. Die vliegtuigbouwer is en blijft eigenaar van de spullen en zal dus ook alles terug (moeten) nemen. Dan zou ik als fabrikant soortgelijke afspraken willen maken met mijn toeleveranciers. Dus de toeleverancier van vliegtuigcomputers: ik ga die als fabrikant leasen van een pc-producent. De toeleverancier van vliegtuig-moeren en -bouten: ga ik leasen. We komen zo terecht in een oneindige rij van lease- en huur-constructies. Een oerwoud aan regels en afspraken. Ik kan me nog geen voorstelling maken van hoe dat eruit gaat zien en hoe dat leidt tot een goedkopere en beter werkende economie.

Afsluitend

Voor mij is wel duidelijk dat er meer is dan eigendom en dat ’toegang tot de dienst’ nieuwe kansen biedt. Uit het verhaal van Thomas Rau kwam ook naar voren dat fabrikanten niet spontaan tot deze nieuwe modellen gaan komen. Consumenten moeten dit deels afdwingen door toegang (itt bezit) te eisen. En overheden moeten afdwingen dat er iets komt van een materialenpaspoort waar de eigenaren/fabrikanten aan gehouden kunnen worden (de fabrikant moet dus precies kunnen aantonen dat er geen materialen verloren zijn gegaan). Het prikkelmodel (veel geld verdienen) blijft echter hetzelfde, dus hoe dan ook is het logisch dat er veel energie gaat zitten bij de fabrikanten in het opzoeken van de grenzen van het systeem (doorberekenen van kosten, vermijden van innovatie bij onvoldoende concurrentie, op zoek gaan naar de minst strenge regelgever etc). En als consumenten weten wat ze écht willen en fabrikanten een kant in kunnen ‘dwingen’ dan is volgens mij bij elk productiemodel (en voldoende concurrentie) een betere wereld mogelijk.

Rudy van Stratum

Het succes van Elon Musk verklaard (ondernemerschap)

Het is alsof de duivel ermee speelt.

Afgelopen zomer heb ik met veel plezier de biografie over Elon ‘Tesla’ Musk gelezen (geschreven door Ashlee Vance, zie voor een bespreking bijvoorbeeld deze link). Enkele jaren geleden heb ik een serie blogs geschreven over ondernemerschap. Ondernemerschap heeft een dubbel gezicht: enerzijds is het een centraal paradigma in onze economie en welvaart, anderzijds is het een overschat fenomeen omhuld met mythevorming (meer hierover, zie serie blogs boek Koen Haegens).  Zelfs de schaapherder moet tegenwoordig een echte ondernemer zijn! Ondanks het grote belang van ondernemerschap is het (naar mijn mening) een grotendeels onbegrepen fenomeen zowel in de economie als in de psychologie.

Elon Musk zie ik als een goed voorbeeld van gewenst ondernemerschap. Dus is zo’n biografie dan niet een mooi moment om eens te kijken hoe dat nu werkt bij zo’n ondernemende man die meerdere malen achtereen succes boekt en bijdraagt aan nieuwe technieken en oplossingen en zelfs een maatschappelijke impact heeft? Het is natuurlijk geen wetenschap maar toch krijg je via zo’n boek een inkijkje in het brein van een echte en succesvolle ondernemer.

Ik stond vorige week al in de startblokken om een eerste blog over dit boek en wat het mij leert over ondernemerschap te schrijven. En natuurlijk was ik op de hoogte van de fraaie bespiegelingen van Tim Urban op de frisse site ‘Wait but Why’ (WBW). Urban heeft het zelfs zo ver geschopt met zijn blogs dat hij door Elon Musk is uitgenodigd een bezoek te brengen aan de fabriek van Tesla. Om jaloers op te worden. Niet alleen dat maar ook de spontane manier van schrijven, de diepgang, de vele volgers, kortom: voor mij een voorbeeld.

Aanvankelijk was het onderzoek van Tim Urban vooral gericht op het (on)nut van elektrische auto’s en of dat wel/niet een bijdrage levert aan het milieu. Maar allengs raakt hij geïnteresseerd in de verklaring van het succes van Musk. Wat doet deze man/ondernemer anders dan andere mensen? En hierover verscheen bijna gelijktijdig met mijn eerste zinnen die ik begon te typen de laatste blog van Urban over Elon Musk. Schrik niet: het is een gewoon blog maar heeft het formaat van een klein boekje (maar origineel en boeiend, dus no problem). En dan doet ‘De Correspondent’ het een paar dagen daarna nog eens dunnetjes over met een lofzang op WBW.

Nu ik enigszins van de schrik ben bekomen, heb ik de pen weer opgepakt.

Wat ga ik doen?

  • Iets vertellen over de levensloop van Elon Musk. Niet te lang, op hoofdlijnen. Maar heb je een beetje een beeld van de wie hij is en wat hij heeft gedaan.
  • De verklaring van het succes van Musk volgens Tim Urban.
  • Mijn verklaring van het succes van Musk, aansluitend op de eerdere serie over ondernemerschap.

Musk the man

Elon is een jongen die opgroeit in Zuid-Afrika. Hij heeft een broer en een zus. Hij heeft iets van een nerd die gefascineerd is door computers. Op jonge leeftijd stuurt hij een programma in voor een computertijdschrift en wint daarvoor een prijs. Op school wordt hij soms gepest. Maar vooral ook leest hij graag en veel, zijn lievelingsboeken zijn science-fiction boeken. Als zijn ouders scheiden besluit hij als enige bij zijn vader te gaan wonen. Zijn vader heeft de bijzondere gave het op de een of andere manier vervelend voor hem te maken (vandaar dat de andere kinderen kiezen voor de moeder). Na zijn middelbare school vertrekt Elon via familie naar Canada om via een periode van wisselende baantjes uit te komen in de VS (Californië). Hij begint aan een studie maar maak die niet af. Hij wordt te veel getrokken door de opkomst van internet en wat hij daar kan betekenen. Hij schrijft brieven naar mensen die hij interessant vindt om een gesprek aan te knopen en stage te lopen (o.a. bij een bank). Na een tijdje begint hij voor zichzelf om software te ontwikkelen onder de naam Zip2. Het idee is om de gouden gids te digitaliseren zodat gebruikers ook kunnen zien waar ze iets kunnen bestellen/eten etc. Hij gaat zelf de boer op om klanten (bedrijven die op de digitale map komen en daarvoor willen betalen) te werven en presentaties te geven over de enorme mogelijkheden van het product. Na een tijdje wordt het bedrijf overgenomen en is het eerste grote geld binnen.

Musk besluit niet bij het bedrijf te blijven en start al snel met een nieuw bedrijf (X.com). Uit de eerdere praktijkervaring bij de bank weet hij dat bankzaken veel beter en handiger kunnen met de nieuwe internettechnologie. Iets simpels als geld overmaken van de ene naar de andere rekening duurt meerdere dagen terwijl dat een kwestie van seconden kan zijn. Dat moet dus beter! Ook hier weer hetzelfde verhaal: een ander bedrijf is met iets soortgelijks bezig en uiteindelijk gaan de bedrijven samen. Ook hier blijft Musk niet omdat er buiten hem om besluiten worden genomen die hem niet bevallen. Weer krijgt hij een grote som geld. Uiteindelijk is uit dit bedrijf het bedrijf Paypal voortgekomen.

En weer komt de vraag op: wat zal ik nu eens gaan doen? Met een stapel geld en een schone agenda pakt Musk (eindelijk) zijn jeugdliefde weer op. Sciencefiction, techniek, ditmaal geen software. De mens moet ook zonder de aarde blijven voort bestaan en zich eventueel verplaatsen naar andere ruimte-nederzettingen. Hij vindt een club van Mars-liefhebbers die regelmatig bij elkaar komt om na te denken over een missie naar Mars. Hij sponsort de club en wordt een soort erelid. Al snel pakt hij de Mars-draad op en vindt dat het niet snel genoeg gaat. Inmiddels heeft hij via de Mars-club een netwerk aan deskundigen en besluit een team te formeren dat echt werk gaat maken van een Mars-missie. Uiteindelijk wordt dat het bedrijf SpaceX dat helemaal vanaf 0 opnieuw gaat uitvinden hoe je een fysiek ding de lucht in kan krijgen. Het duurt allemaal veel langer dan hij vooraf had ingeschat en kost vooral heel veel geld zonder dat er een dubbeltje inkomsten tegenover staat. Na veel vallen en opstaan en bijna-faillissementen slaagt het bedrijf er in om commerciële vluchten naar de bestaande ruimtestations aan te bieden. Het gaat niet om bemande vluchten maar om het bevoorraden van de ruimtestations. SpaceX kan die vluchten uiteindelijk leveren tegen een veel lager tarief dan de concurrenten dat kunnen doen. En die concurrenten zijn overigens Russen en Chinezen, blijkbaar zijn de Amerikanen zelf niet meer in staat de ruimtetransporten te verzorgen. En de techniek die door de Russen en Chinezen wordt gebruikt leunt nog sterk op wat er in de jaren 60 is bedacht en gemaakt. De nieuwe ict-technieken zijn nog nauwelijks doorgedrongen in de ruimtevaart.

In deze woelige tijd wordt het netwerk van Musk nog groter. Ruimtevluchten worden voornamelijk betaald uit overheidsgeld en dus zijn er contacten op hoog politiek niveau. Er verschijnen interviews met Musk en hij wordt een bekendheid. Het bedrijf Tesla bestaat op dat moment al en heeft financiële problemen. Musk raakt in gesprek en van het een komt het ander. Hij gaat zich met Tesla bemoeien, wordt (mede-) eigenaar en heeft nu twee bedrijven te runnen. Geen half werk, dus geen hybride auto’s maar uitsluitend puur elektrische auto’s. De strategie is om auto’s te ontwikkelen die het hoogste segment van de markt aanspreken: snel, sexy en duur. Ook hier gaat weer van alles mis en ook weer veel vallen en opstaan. Het probleem zit vooral in de beschikbaarheid (en veiligheid) van voldoende nieuwe Lithium accu-cellen. Tesla is daarbij vooral afhankelijk van Panasonic. Ook deze bottleneck irriteert Musk en hij gaat zelf (betere) accu’s produceren in een nieuwe fabriek. En als je het dan goed wilt doen (en de hele keten van automobiliteit wilt beheersen) dan moeten deze accu’s gevuld worden met zonne-energie dus wordt ook een fabriek van zonnepanelen overgenomen. Het uiteindelijke doel van Tesla is overigens een goedkope auto voor de massa te fabriceren die volledig elektrisch is en helemaal wordt geladen vanuit zonne-energie. Rijders van Tesla kunnen nu al in de VS gratis stroom ’tanken’ bij de aangesloten tankstations. Omdat het hervullen van de accu’s nog relatief lang duurt kan de rijder er ook voor kiezen de lege accu’s snel te laten wisselen voor volle accu’s tegen betaling van bedrag dat overeenkomt met een goedkope tank gas. De productie van alle spullen gebeurt zoveel mogelijk op Amerikaans grondgebied. Musk kan zich flink opwinden over het gemak (het gebrek aan trots) waarmee Amerikanen zaken uitbesteden en zelf niet meer aan het roer van de innovaties staan.

Dus inderdaad lijkt de missie van Elon Musk te zijn:

  • Zorgen dat de mens nog wat langer op aarde kan vertoeven (korte termijn, beperken van milieuschade).
  • Zorgen dat de mens uiteindelijk ook buiten de aarde verder kan (langere termijn, als het hier dan toch nog een keer fout afloopt).

Vanzelfsprekend laat ik heel veel essentiële informatie uit de biografie weg maar je krijgt een beeld van de man en van wat hij doet. Ik vul de biografie op onderdelen nog aan in het vervolg van deze blog.

Het succes van Musk volgens WBW

Zoals gezegd is ook Tim Urban van WBW geïntrigeerd door de persoon Elon Musk. Waar Urban aanvankelijk vooral geïnteresseerd was in de elektrische auto’s van Tesla (een mooie duik in de filosofie van duurzaamheid in de eerste blog over Tesla), is zijn onderzoek geleidelijk aan verschoven naar de persoon achter die grote missie en het verklaren van het succes. Vorige week verscheen dan de langverwachte vierde aflevering in de reeks over Musk en Tesla (zie deze lange blog over Elon Musk van ‘Wait but why’).

Ook nu geldt weer dat ik niet het hele betoog van Urban recht kan doen. Bottom-line is dat ik niet overtuigd ben van de verklaring van WBW en Tim Urban. De filosofie achter het succes is wel prima maar verre van volledig. Het is een deelverklaring op zijn best. En ook nog eentje die bijdraagt aan de mythevorming over ondernemerschap in het algemeen en Musk in het bijzonder.

Het begint allemaal bij het vaststellen van wat je wilt bereiken (als ondernemer). WBW geeft dat als volgt weer:

ScreenShot017

Maar niet alles wat je wilt bereiken is ook mogelijk. Dus jij moet ook kijken naar wat (technisch, praktisch etc) mogelijk is. WBW geeft dat als volgt weer:

ScreenShot018

Wat je wilt (WANT) is een verzameling aan opties. Wat technisch mogelijk is (’things that are possible’, REALITY) is ook een verzameling aan opties. Sommige dingen die je wilt zijn wellicht niet mogelijk en sommige dingen die mogelijk zijn wil je helemaal niet. Het gaat dus om de overlap van beide verzamelingen: dat wat je én wilt én die ook kunnen in de werkelijkheid. WBW noemt dat de ‘GOAL POOL’, de verzameling van doelen die mogelijk én gewenst zijn.

Uit die GOAL POOL kun je dus een doel kiezen (GOAL SELECTION).

ScreenShot019

Nu je dus een doel voor jezelf hebt geformuleerd (uit die POOL) gaat het er om dat je een strategie formuleert om dat doel te bereiken. De strategie is de weg die je moet of wil lopen van wens naar realiteit. Het zijn de stappen die je achtereenvolgens moet zetten om je gewenste situatie om te zetten in de feitelijke situatie.

So far so good. De rest van het betoog van WBW gebruikt dit plaatje om voor Musk te analyseren hoe zijn succes wordt bepaald. De analyse komt er (volgens mij) in essentie op neer dat Musk met name 2 dingen goed (of anders) doet:

  1. Musk heeft een hele grote verzameling aan mogelijkheden. Dus de verzameling REALITY (geel hierboven) is bij hem heel groot. Je zou misschien kunnen zeggen dat Musk niet zomaar aanneemt dat iets niet kan. Hij heeft een ingebakken overtuiging dat veel kan waar anderen wellicht op voorhand al denken dat het niet kan.
  2. De strategie van Musk (om dat doel dat hij heeft gekozen te bereiken) is dat hij systematisch doorvraagt en daarbij niets voor vast of gegeven aanneemt. Een ander element van die strategie is dat Musk steeds ‘from scratch’ iets bedenkt of opbouwt. Hij begint het idee of het ontwerp of het bouwen dus helemaal vanaf 0 en gaat vanaf daar stap voor stap naar de gewenste situatie.

Nog korter gezegd is de strekking van het WBW-verhaal dat Musk de wetenschappelijke methode toepast. Niets wordt voor waar aangenomen tenzij het eerst zelf is onderzocht. De rest van de mensheid neemt met andere woorden te snel aan dat iets niet kan (of vertrekt te snel vanuit iets bestaands waar men dan maar van aanneemt dat het klopt). Het bekende voorbeeld wordt hier gegeven uit de tijd dat men dacht dat de aarde plat was. Dat was immers een hele logische conclusie: als de aarde rond zou zijn dan zou het water er vanaf lopen. Afijn, toen er dus iemand kwam die dit niet langer geloofde en kon verklaren waarom de aarde dus wel rond moest zijn en het water er toch niet vanaf liep.

Musk dus als een systematische tegendenker en fundamenteel onderzoeker. Niet een wetenschapper per se overigens. Wel iemand die voortdurend in zijn achterhoofd houdt of iets ook praktisch kan worden uitgevoerd, die nadenkt over waar het ‘in de praktijk’ toe leidt.

Hoewel ik deze eigenschappen van Musk uit de biografie wel herken, vind ik de verklaring van WBW te mager. Zou het dit nu zijn wat Musk tot een succesvol ondernemer maakt? Is het nodig dat een ondernemer voortdurend alles ter discussie stelt (op een praktische manier, dat dan weer wel) om succesvol te zijn? Nee, het is een deelverklaring en wellicht is dat deel van de verklaring lang niet zo belangrijk als hier wordt gesuggereerd.

Waarom is dit in mijn ogen onvoldoende overtuigend als verklaring? Mijn eerste antwoord is:

  1. Er zijn genoeg mensen die alles ter discussie kunnen stellen (goed kunnen tegendenken, niets voetstoots voor waar aannemen) en toch geen ondernemer zijn of worden. Laat staan een succesvolle ondernemer.
  2. Er zijn genoeg ondernemers die gewoon denken zoals de meeste mensen denken en dus vertrekken vanuit ‘common wisdom’ of boerenwijsheid. Het zijn ondernemers die succesvol zijn in een bekende business waar het niet zozeer gaat om innovatie maar meer om iets gewoon goed (of snel, of goedkoop, of vriendelijk, of betrouwbaar, of klantgericht) doen.

Voor mijn tweede en meer uitgebreide antwoord pak ik terug op de serie over ondernemerschap die we een paar jaar geleden hier hebben geschreven.

Ondernemerschap volgens SL

De serie blogs van destijds heeft Stijn als volgt samengevat en gevisualiseerd:

ScreenShot020

We zien duidelijk de parallel met het verhaal van WBW. Het begint bij een wens om iets te willen bereiken. Dat is hierboven ‘Drive’ aan de linkerkant van het plaatje. Bij WBW was dat WANT. Aan de andere kant van het spectrum staat hierboven DOEL. Bij WBW was dat REALITY of misschien eerder nog GOAL SELECTION. Het pad dat je moet bewandelen om van links naar rechts te gaan, van wens naar realisatie, van hoe het nu is naar hoe het zodadelijk is, is de strategie. In het plaatje hierboven is de strategie beschreven met de kreet ‘ondernemen is een middel’.

Een paar overwegingen:

  • WBW legt de nadruk op de eigenschap van een ondernemer om veel voor mogelijk te houden. De rechterkant is als het ware groot waardoor een hoog doel kan worden gesteld (of kan worden gekozen uit een grote verzameling). Mijn verwondering bij veel ondernemers ligt juist aan de linkerkant van het spectrum. Wat maakt het dat die ondernemer zo veel energie wil stoppen in het doel dat hij voor zichzelf heeft gesteld? Waar komt die drive vandaan? Dat is veel meer een raadsel dan dat je de wetenschappelijke methode toepast. Is het niet veel logischer om te denken dat er heel veel mogelijk is maar vervolgens genoegen te nemen met wat er nu (al dan niet beperkt) is? Op een platte aarde leven: dat kan prima ook al weet ik dat het ook best zou kunnen dat ie rond is. Kortom: ik kom niet in actie alleen door het feit dat ik overal vragen bij stel en mijn voorraad doelen en mogelijkheden kan uitbreiden. Ik kom pas in actie als ik een vurige wens heb van binnenuit om iets te bereiken, iets te veranderen, iets in gang te zetten.
  • WBW legt bij de strategie de nadruk op ‘from scratch iets opbouwen’. Hierboven in het lichtblauwe deel is de strategie niet zozeer een strategie maar eerder een aantal voorwaarden waar aan voldaan moet zijn om tot succesvol ondernemen te komen. Die voorwaarden hebben we afgeleid uit wat daar in de psychologie over wordt geschreven. Je kunt het lichtblauwe deel (de noodzakelijk voorwaarden voor succes) zien als een matrix met vier kwadranten. De bovenste twee kwadranten staan voor de interne kant van het ondernemerschap, de onderste twee voor de externe kant van het ondernemerschap.
  • De bovenste twee kwadranten: hier gaat het over de eigenschappen die je als ondernemer moet hebben. Opvallend daar is bijvoorbeeld de eigenschap ‘gebruik maken van de omstandigheden die zich voordoen’. Een ondernemer (zo lezen wij het beeld dat toen ontstond) is juist goed als hij pragmatisch of opportunistisch kan meepakken wat zich spontaan aan hem voordoet. Over het systematisch doorvragen als eigenschap: in de geschiedenis zie je meerdere voorbeelden van uitvinders die jarenlang aan een vinding werken waarbij een handige ondernemer er uiteindelijk met de vinding vandoor gaat. Misschien is de verklaring van WBW er eerder een van een filosoof of uitvinder of (praktisch ingestelde) wetenschapper maar niet een van een ondernemer. Zo’n ondernemer laat misschien een ander liever het tegendenkwerk uitvoeren want dat is immers relatief tijdrovend en kostbaar. Beter goed gejat dus.
  • De onderste twee kwadranten: hier gaat het om de buitenkant (de omstandigheden, de wereld om hem heen) van de ondernemer. Enerzijds is er een plek nodig die veiligheid biedt (de thuisbasis), anderzijds speelt domweg het toeval of het geluk een grote rol. Er zijn vele duizenden mensen die alles in zich hebben om een goede ondernemer te worden maar niet op het juiste moment op de juiste plek waren. Het is met name Taleb geweest met zijn ‘Zwarte zwanen’ die ons heeft gewezen op het niet willen zien van deze toevalscomponent. Daarom ook is ondernemen vaak een mythisch onderwerp waarbij alleen gekeken wordt naar de paar opvallende en succesvolle zaken. Stijn had het er in de vorige blog over ondernemerschap ook even over: in dat boekje over ondernemende ingenieurs (natuurkundige ondernemers) komen alleen de geslaagden aan het woord. Het kijken naar de mislukkingen is blijkbaar niet waar we onze inspiratie vandaan halen, hoewel ik juist daarvan het idee heb veel te kunnen leren.

Ik heb deze ‘mal’ van ondernemerschap gebruikt om nog eens te kijken naar Elon Musk. Vanzelfsprekend puur en alleen op basis van de biografie. Dus met al die beperkingen. Uiteindelijk was ik niet helemaal tevreden met dat plaatje van toen en heb hem iets aangepast. Daarover gaat het volgende stukje.

Aanpassing van de mal

Ik heb vastgehouden aan:

  • van  start naar finish, van drive of prestatiemotivatie naar droom of stip aan de horizon.
  • aan het kwadrant met eigenschappen en voorwaarden voor ondernemerschap.
  • met in dat kwadrant boven de interne kant: de persoon van de ondernemer.
  • met in dat kwadrant onder de externe kant: de omgeving en de omstandigheden van de ondernemer.

Ik heb alleen wat veranderingen aangebracht in de linkerkant en de rechterkant van het kwadrant. Links heb ik nu de basis genoemd, rechts de schil. Het ene is de harde kern, het andere wat daarom heen speelt of heeft gespeeld. Het ene kun je tot op zekere hoogte kiezen of beïnvloeden, het andere niet of in veel mindere mate.

 

ScreenShot014Wat krijgen we dan?

  • Linksboven: dat is wat ik kan of wat ik doe. Het gaat hier om een mengelmoes van eigenschappen, vaardigheden en overtuigingen. Sommige kun je aanleren en verbeteren, andere niet of minder.
  • Rechtsboven: dat zijn de zaken die me hebben gevormd. Opvoeding, wat ik heb meegemaakt, wie ik heb leren kennen etc. Helder overigens dat dit vakje van invloed is op het vakje ernaast. Wat ik nu kan en vindt is voor een deel bepaald door mijn opvoeding en wat ik heb meegemaakt.
  • Linksonder: dit is waar ik op terug kan vallen, het zijn mijn familie en goede vrienden.
  • Rechtsonder: dit is de context en de tijd. Toeval, geluk, op het juiste moment op de juiste plek zijn bij de juiste mensen met de juiste middelen.

Invulling van de mal

Ik heb deze licht aangepaste mal nu ingevuld met de kennis van de eerdere serie blogs over ondernemerschap. Dit zijn dus zaken die bijvoorbeeld terugkomen in redelijk gevalideerde testen voor ondernemerschap (met de kanttekening dat testen in de regel alleen kijken naar de interne kant en dus weinig rekening houden met geluk en toeval).

 

ScreenShot015

Eerder in de serie over ondernemerschap constateerde ik al dat er een redelijke mate van consensus is over de karakteristieken van een ondernemer in de bovenste twee kwadranten. De ene test heeft hier wat meer termen staan en de andere wat minder, soms wijkt het woordgebruik iets af,  maar grosso modo is dit wel het plaatje. Toch zijn hier wel kanttekeningen bij te plaatsen. Enerzijds zijn het vaak de woorden die je aan de borreltafel tegenkomt en waar je het moeilijk mee oneens kan zijn (zie bijvoorbeeld mijn blogs over Annemarie van Gaal). Dat een goede ondernemer volhardend moet zijn, zelfvertrouwen moet bezitten, kansen moet zien (en pakken) … duh. Minder vaak hoor je in diezelfde discussies zaken als ‘verlies kunnen nemen’ (dus op tijd stoppen, de ellende achter je laten, je fouten erkennen) en opportunistisch zijn (‘ach, ik doe maar wat’). Dat heeft dan weer te maken met dat we ondernemerschap mooier willen maken dan het soms in de praktijk is. Het is mooier om achteraf een succesverhaal te vertellen dan te erkennen dat we toevallig die ene kans hebben gepakt (opportunistisch) die zich toevallig voordeed. Maar ook is het vooral lastig dit soort termen te operationaliseren. Wat verstaan we er precies onder en hoe herkennen of meten we het? Maar dit laten we nu voor wat het is.

Musk in de mal

Nu kunnen we dan eindelijk de informatie uit de biografie van Musk in onze mal ‘plotten’.

 

ScreenShot016We beginnen bij de ‘start to finish’:

  • Musk heeft een sterke drive. ‘Elon Musk was here’ is written all over the place. Deze man heeft een flink ego en wil een blijvende indruk achterlaten. In het boek zien we duidelijk passages terug waaruit dit blijkt. Als een artikel over een van zijn bedrijven geen melding maakt van zijn persoonlijke rol en bijdrage gaat hij daarover in discussie om het recht te zetten. Met name zijn exit bij diverse bedrijven heeft tot veel discussie geleid in de media. Hij kon geen mensen aansturen, de belangrijkste ideeën lagen er al en hij heeft het alleen maar overgenomen etc. Hij laat niet na om in uitgebreide epistels zijn kant van de zaak te belichten. Overigens niets mis mee, begrijp me niet verkeerd. Het is juist mijn overtuiging (en verschil met WBW) dat goed ondernemerschap gebaat is bij een groot ego en de behoefte een stempel te drukken.
  • Met een groot ego en sterke drive om jezelf te bewijzen ben je er niet. Je kunt dat hebben en toch geen (goede) ondernemer zijn. Het is wel een noodzakelijke (denk ik) voorwaarde maar geen voldoende. Zo zijn er mensen met een sterke drive die de wetenschap in gaan of die kunstenaar worden of … wat niet al. Je bent pas ondernemer als je je ambitie waarmaakt middels ‘een concrete dienst of activiteit aanbieden met voldoende financiële armslag zodat continuïteit is gewaarborgd gedurende een zekere periode’.
  • En ook dan ben je er nog niet als je Musk wilt begrijpen. Je kunt een flinke drive of prestatiemotivatie hebben en een dienst willen aanbieden met voldoende continuïteit etc. Je kunt dan een goede ondernemer zijn die daar flink aan verdient of in ieder geval erkenning krijgt voor zijn persoon of persoonlijke bijdrage. Misschien is Hennie van der Most waar ik eerder een blog over schreef een voorbeeld van zo’n ondernemer. Maar dan ben je nog geen Elon Musk. Musk heeft binnen de verzameling ‘ondernemersdoelen’ een hele bijzondere uitgekozen, namelijk het beter maken van de wereld en zelfs het voortbestaan van de mens in het universum garanderen. Het meeste succesvolle ondernemerschap gaat niet over dit soort abstractie of hoogstaande doelen. Musk is zover ik het kan zien een uitzondering in de soort (zonder dat we nog weten waar die zeldzame keuze vandaan komt).

De strategie of de vereisten:

  • Als we linksboven kijken naar de benodigde eigenschappen of vaardigheden voor een goede ondernemer dan is mijn conclusie dat Musk (volgens de biografie nogmaals) aan al die eisen voldoet.
    • Hij heeft zelfvertrouwen. In het boek zie je meermaals de uitspraak: ‘dat kan ik zelf beter’.
    • Hij toont initiatief en toont lef. Toelichting overbodig lijkt me. Hij schrijft zelf mensen aan om stage te mogen lopen. Hij start meerdere nieuwe bedrijven op. Hij weet vooraf niet of het een succes wordt maar dat is voor hem geen reden af te haken.
    • Hij ziet kansen. Tijdens zijn studiejaren in de jaren 90 lijkt hij systematisch te scannen welke sectoren nog opgeschud kunnen worden door de inzet van nieuwe (internet-)technologie. Restaurants (Zip2), banken (X.com), ruimtevaart (SpaceX), auto’s (Tesla): het zijn geen toevallige ontdekkingen, vaak gaat er een serieuze voorstudie aan vooraf plus een dosis intuïtie en toeval (waarbij natuurlijk wel geldt dat naarmate je succes hebt, je meer mensen kent, die mensen ook op je afstappen en je zo steeds meer kans hebt tegen enorme kansen aan te lopen, Tesla is daar denk ik een voorbeeld van).
    • Musk is autonoom. De indruk die ik na het lezen van de biografie heb is zelfs: extreem autonoom. Niet zelden werken ondernemers in kleine teams of tweetallen (zie eerdere blogs) ondanks dat ze autonoom zijn in hun beslissingen. Bij Musk is daar nauwelijks sprake van. Hij werkt wel samen met mensen maar meer dan normaal wordt er (meestal dwingend) op zijn kompas gevaren. Als het pad te veel afwijkt van zijn eigen gewenste koers dan neemt hij corrigerende maatregelen (hij vertrekt zelf, ontslaat iemand etc). Heel opmerkelijk vind ik het feit dat Musk meerdere malen heeft afgezien van verkoop van een van zijn bedrijven. Ook in situaties waarin dat heel makkelijk of nodig was. Het argument was steeds: andere eigenaren gaan zich met mijn koers bemoeien, ik ben dan de regie kwijt over de zaken die er voor mij echt toe doen. De keren dat hij wél heeft verkocht waren juist een bijdrage aan het realiseren van zijn grotere doel: eindelijk het geld en de vrijheid krijgen om fysieke producten te maken die de wereld verbeteren (en niet beperkt te blijven tot software of gadgets). Hiermee is nogmaals duidelijk dat rijk worden sec niet het doel van deze ondernemer is: geld is een middel (tot zelfrealisatie en/of wereldfverbetering).
    • Volhardend: Musk geeft niet makkelijk op. Bij de aanvang van zijn carrière lijkt het relatief makkelijk te gaan, maar zeker bij SpaceX had het vele malen tot een faillissement kunnen komen en heeft Musk nagenoeg alle eigen geld en andere waardevolle zaken opgegeven om zijn doel te kunnen halen.
    • Opportunistisch: Musk maakt optimaal gebruik van wat zich in zijn omgeving aandient. Hij zoekt de voordelen van de opkomst van internet, hij trekt zelf naar de plaats waar het te doen is, hij gaat op zoek naar invloedrijke mensen die hem kunnen helpen.
    • Netwerker en verkoper: hij gaat zelf de boer op, is begonnen met simpel canvassen, is aanwezig waar hij aanwezig moet zijn om tot meer succes te komen.
    • Verlies nemen: deze is wat lastiger. Kan Musk zijn verlies nemen? Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten, hij is er nog en wordt algemeen als succesvol gezien. Maar hij is een aantal keren financieel op het allerlaatste moment gered, zeker ook door toeval of geluk. Was het anders gelopen dan hadden we nu gezegd dat hij niet op tijd kon stoppen (en hadden we ook de biografie niet gehad overigens). Maar toch, Musk heeft juist als eigenschap dat hij naast een doorbraakidee ook zicht heeft op de financiële aspecten van zijn plannen. Dit is iets wat juist onderzoekers en wetenschappers vaak ontberen. Musk blijft aan zijn einddoelen vasthouden maar past zijn tussentijdse strategie vrij makkelijk aan aan de omstandigheden en dat zie ik ook als een teken van verlies kunnen nemen.
    • Een eigenschap die niet in de rijtje staat maar er volgens mij wel moet staan: sober kunnen leven. Dit is een boeiende. Vaak gaat het ondernemers om succes en ook vaak om rijkdom en uitstraling naar buiten (ook over pure passie trouwens, maar ondernemerschap legt juist een koppeling tussen passie en een renderende business case). Maar soms is het nodig om tussentijds zware offers te brengen en dat betekent soms helemaal terug naar de basis, afzien van alle luxe. Bij Musk zie je in ieder geval dat ie vele jaren op een soort bestaansminimum leeft (alle geld gaat naar het bedrijf), hij slaapt onder zijn bureau, heeft geen vaste verblijfplaats etc.
    • Nog een eigenschap die niet in de rijtjes staat maar die er misschien toch in thuis hoort? Elon Musk wordt niet gezien als een plezierig persoon in de omgang. Plat gezegd zou je kunnen zeggen dat hij over lijken gaat. Het doel heiligt de middelen. Meest schrijnende voorbeeld is de naaste medewerker (persoonlijke assistent) die 20 jaar voor hem werkt, dag en nacht, en dan vraagt om een loonsverhoging. ‘Ga jij maar eens een paar weken er tussen uit, gaan we kijken hoe het zonder jou lukt’. En het lukte zonder haar, ze hoefde niet meer terug te komen. Misschien is het voor succes in deze betekenis wel nodig dat je een enorme eikel bent? Musk zelf ziet dat overigens anders. Het einddoel is zo belangrijk en zo goed voor de mensheid als geheel dat je niet moeilijk moet doen over een paar spaanders die onderweg vallen. Waar gehakt wordt vallen spaanders.
    • Nog eentje waar te weinig over wordt gesproken: je moet voor al deze heisa een enorme hoeveelheid energie hebben. Dus je fysieke gesteldheid is van enorm belang (lijkt mij). Zoiets simpels is nu eenmaal niet iedereen gegeven voor langere tijd.
  • We gaan naar rechtsboven:
    • Hier gaat het om de opvoeding en specifieke gebeurtenissen. Standaard wordt het als een pre gezien dat een ondernemer uit een ‘ondernemersmilieu’ komt. Dat betekent dat ‘het ondernemen in het bloed zit’, het wordt met de paplepel in gegoten. Een neus voor zaken krijg je door veel hierover te horen en zien in je omgeving. Je familie en vrienden praten over kansen en geld verdienen en zo ga jij dat ook leren en overnemen (is de gedachte). Bij Musk is dat eigenlijk niet aan de orde. Zijn broer heeft een tijdje samen met hem in een bedrijf gezeten, maar de causaliteit ligt toch andersom (Musk was de trekker). De familie geeft weinig houvast als het gaat om (financieel) ondernemerschap.
    • Er zijn wel veel elementen in de biografie waaruit je zou kunnen afleiden dat Musk sterk is gevormd door zijn opvoeding en ervaringen in zijn jeugd.
      • Zijn opa trok de wereld rond, had een klein eigen vliegtuigje etc. Wat mij opvalt is dat deze verhalen steeds terug komen. Eigenlijk is het daarmee minder relevant of die opa ook daadwerkelijk zo bijzonder was. Waar het om gaat is dat de opa een mythische figuur met voorbeeldwerking is geworden. Iemand die zijn eigen gang ging, zijn eigen koers vaarde, opvallende dingen deed. Overigens komt de opa op mij over als een ondernemende kunstenaar, misschien iemand die de wereld een beetje veranderde, maar zeker niet met een business case.
      • Als kind las Elon veel, ging helemaal op in de techniek en de sciencefiction verhalen. Hij trok zich terug in zijn eigen wereld. Musk heeft volgens de biografie de kracht om nog niet bestaande werelden te kunnen verbeelden. Hij heeft het plaatje beeldend in zijn hoofd en hoeft daar maar naar toe te werken.
      • De drang om zichzelf te bewijzen kan ook te maken hebben met een wat minder gelukkige jeugd. Gepest worden op school, scheiding van de ouders, op jezelf aangewezen zijn. Ik ga hier niet de psycholoog uithangen maar in de biografie staan veel uitspraken van Musk die aan deze jeugdsituatie refereren.
  • Naar linksonder:
    • De stabiele thuisbasis die volgens psychologen onderdeel is van succesvol ondernemerschap. Je kunt je verlies pas nemen (en je fouten erkennen) als je een groep hebt die je onvoorwaardelijke liefde geeft en waar je altijd op terug kunt vallen. Los of dit waar is (en hoe dat te meten), heb ik de indruk dat Musk ook hier niet in het plaatje past. De thuisbasis is niet stabiel, noch in zijn jeugd noch in zijn situatie als volwassene. Eigenlijk heeft Musk geen privé-leven. Hij is altijd aan het werk of met werk bezig. Hij geeft ook vaker aan dat zijn werk belangrijker is dan zijn relatie(s).
  • Dan rechtsonder tenslotte:
    • Hier hebben we al het nodige over gezegd.
    • Wat was er gebeurd als Musk in de middeleeuwen had geleefd (en wel dezelfde opvoeding had gehad)?
    • Wat als hij 20 of 30 jaar eerder was geboren en niet de opkomst van internet op een jeugdige leeftijd had meegemaakt?
    • Wat als hij niet naar de VS was vertrokken (met de kanttekening dat hij daar heel bewust voor heeft gekozen)? Of als hij geen toestemming had gekregen aldaar te verblijven?
    • Wat als niet toevallig (?) een concurrent met hetzelfde product bezig was en er behoefte was aan een fusie?
    • We weten natuurlijk het antwoord op deze vragen niet. Het zou prima kunnen dat er dan andere succesvolle dromen zouden zijn waargemaakt, wie zal het zeggen. Maar hoe dan ook, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat simpel toeval en geluk een flinke rol hebben gespeeld.

Samenvattend

Wat heb ik geleerd over deze zoektocht naar ondernemerschap en Musk?

  • Dat ook ik lange blogs kan maken. Ik kan qua lengte nog niet aan WBW tippen natuurlijk.
  • Ondernemerschap is en blijft een boeiend onderwerp. Ik vind nog steeds dat wij (en met ‘wij’ bedoel ik niet alleen Stijn en mijzelf, maar men in het algemeen) te weinig weten over ondernemerschap. En omdat ondernemerschap zo’n belangrijke rol speelt in onze maatschappij is dat lastig te verteren.
  • Elon Musk is een boeiend persoon en voor mij inderdaad een voorbeeld van uitzonderlijk ondernemerschap. Ik moet op de bronnen afgaan, maar het beeld dat ontstaat is vrij consistent over de diverse bronnen heen.
  • Musk is daarmee geen gemiddelde ondernemer. Hij is juist de uitzondering op de regel. Met name het hogere doel om de wereld te veranderen is zeldzaam. We moeten dus niet de fout maken: – Musk is een mooi voorbeeld van ondernemerschap, – Musk is een ondernemer, – dus hebben we meer ondernemers nodig. Dat is nu juist die mythevorming. Veel ondernemerschap is helemaal niet zo mooi (voor de mensheid) omdat er veel plattere doelen aan ten grondslag liggen (nogmaals, niks mis met platte doelen, maar niet de illusie hebben dat ondernemers de oplossing voor al onze problemen zijn). En ook moeten we niet vergeten dat ondernemerschap ook gepaard gaat met vele mislukkingen die niet worden beschreven en gepaard kan gaan met negatieve bijeffecten (niet alleen voor de ondernemer in kwestie, maar ook voor zijn omgeving).
  • De verklaring van WBW voor het succes van Elon Musk vind ik te beperkt. Het is een onderdeel van het succes van Musk maar niet het belangrijkste onderdeel (dat is volgens mij de unieke drive in combinatie met een aantal eigenschappen en overtuigingen). Voor succesvol ondernemerschap in zijn algemeenheid is de verklaring van WBW zelfs helemaal niet zo belangrijk. Er zijn vele succesvolle ondernemers die helemaal niet zo’n wetenschappelijke doorvraag houding hebben. Nu ik dat zo zeg: ik denk eigenlijk dat zo’n doorvraag houding flink in de weg kan zitten om ‘het te maken’. Het is anders: je moet een gevoel of intuïtie hebben wánneer je moet doorvragen en wanneer niet (meestal niet, een enkele keer wel).
  • De mal of sjabloon die we eerder hadden gemaakt op basis van een aantal blogs over ondernemerschap is wat aangepast. Ik zeg niet dat hij compleet of volledig is, maar ik heb voor het eerst het gevoel dat ik de belangrijkste elementen uit de biografie een logische plek kan geven. Het geeft mij in ieder geval het idee dat ik Musk (en zijn ondernemerschap) iets beter kan ‘pakken’. Ik ga zeker in de gaten houden of ik een volgende testcase kan vinden waarbij ik de mal nog een keer ga invullen om te kijken wat dat me oplevert.

Rudy van Stratum

 

 

 

Marc de Vos over extreme rijkdom (2: Van Hezewijk)

In de vorige blog is een analyse te vinden van het betoog van ‘Piketty-killer’ en Belgisch rechtsgeleerde Marc De Vos. Ik gaf aan dat ik de reactie van elite-deskundige Jos van Hezewijk op datzelfde interview hier ook zou posten. Jos en ik mailen af en toe over onderwerpen die ons beiden boeien. In dit specifieke geval (van het interview in de Volkskrant) gaf hij mij een uitgebreide reactie retour die ik van hem integraal mag overnemen.

Wat ik aan de reactie toevoeg is dat ik wederom een mindmap van de punten van Jos heb gemaakt. Ik heb daarbij dezelfde structuur van de eerdere mindmap aangehouden zodat beide blogs naast elkaar in dezelfde structuur gelezen kunnen worden.

Reactie van Jos van Hezewijk

Beste Rudy,

Volgens mij zit het betoog van De Vos vol tegenstrijdigheden.

  • De Vos kan wel denken dat tegenstelling arbeid – kapitaal niet
    meer van deze tijd is, maar Piketty heeft duidelijk aangetoond dat
    er een behoorlijk verschil zit tussen het rendement van kapitaal en
    arbeid. Ik vond het verschil overigens niet zo groot, hoewel het
    geaccumuleerd wel zwaarder gaat wegen en vooral, omdat relatief het
    meeste vermogen van arbeiders op gaat aan vaste lasten.
  • Hij vergist zich in de Forbeslijst, want daarop staan nu juist
    nauwelijks de Amerikaanse “erfenis miljonairs”, want die kunnen ze
    niet goed traceren en durven ze niet te publiceren. Ik schat dat
    dat evenals in NL 2/3 zou moeten zijn.
  • Zuckerberg en consorten zijn nu juist rijk geworden met gratis
    research en patenten van de Amerikaanse universiteiten en regering,
    hebben veelal kapitaal gemaakt met een strategie van oligopolie en
    stallen van kapitaal op belastingparadijzen. Bovendien hebben zij
    vooral de aandeelhoudende “erfenis rijken” rijker gemaakt. Dus het
    gaat wel degelijk om “erfenis miljonairs”. Verder is hoger inkomen
    altijd een kwestie van macht en heeft weinig te maken met
    verdienste.
  • Ik ben het overigens niet eens met Piketty dat het kapitaal
    vooral geërfd is. Dat is een domme masculiene benadering. Het is
    weliswaar dezelfde familienaam, maar er zijn iedere generatie 50%
    nieuwe genen van vrouwen ingekomen. Dus helemaal niet meer dezelfde
    familie. Bovendien verwateren die familiekapitalen door erfenissen,
    als ze al niet voortijdig ingepikt zijn door slimmere lieden of
    weggevallen door faillissementen.
  • Nu is het ook weer niet zoals De Vos stelt dat er veel goede
    ongelijkheid is, want de vermogens blijven wel voornamelijk in
    eenzelfde klasse. Waardoor voor velen er geen gelijke startpositie
    is.
  • Merkwaardig genoeg vindt hij wel dat iedereen in eenzelfde
    startpositie gebracht moet worden. Dat vind ik in principe ook,
    maat hij vergeet dat daarmee enorme kosten zijn gemoeid. Ik denk
    dat de budgetten van basisonderwijs verdriedubbeld moeten worden.
    Geen probleem overigens, want dat kunnen we zo bij het hoger
    onderwijs weghalen, want dat is vele malen minder rendabel. Maar ik
    denk niet dat ooit geld op tafel komt om de startpositie gelijk te
    maken.
  • Volgens mij doet zijn verhaal over tweeverdieners en scheidingen
    nauwelijks iets af aan de gezinsvergelijking. Het is eerder een
    uitwerking van welke gezinnen onderaan staan.
  • Met die vrouwenemancipatie gaat ie helemaal de fout in. Vroeger
    waren er gewoon bijna geen studentes.
  • Ik denk niet dat uit vrije wil hoogopgeleid trouwt met
    hoogopgeleid en laagopgeleid met laagopgeleid. Door niet gelijke
    startposities drijven ze al voor de huwelijksleeftijd volkomen uit
    elkaar.
  • Ik denk niet dat lager opgeleiden in staat zijn om hun kinderen
    een veel betere opvoeding te geven. Bovendien zal het niet zoveel
    lonen.
  • Hij gaat er ongefundeerd van uit dat intelligente mensen
    waardevoller zijn voor de samenleving. Hier komt dus de aap uit de
    mouw. Dit is nog nooit wetenschappelijk aangetoond. Integendeel zou
    ik zelfs zeggen onder verwijzing naar mijn essay over de
    verlichtingskerk. Het is gewoon machtsmisbruik.
  • Hij vergeet dat immigratie vooral ook heel slecht uitpakt voor de
    veel grotere groep van laagopgeleide autochtonen.
  • Cultuur is wel veel onderzoek naar gedaan, maar daar is men nooit
    goed uitgekomen. Maar belangrijk is dat Azië 2/3 van de
    wereldbevolking is en dus veel meer te bieden heeft, dat ze in
    cultuur enz. veel meer op blanken lijken en een 3x zo hoge
    startpositie heeft dan de Afrikanen. Overigens verdienen de Aziaten
    in de USA zelfs al meer dan de blanken.
  • Schulden hebben nu juist sterk in het voordeel van de
    kapitalisten gewerkt.
  • Als tijd je weinig oplevert dan neem je natuurlijk gemakkelijker
    vrije tijd.
  • Dat babyboomers meer hebben geprofiteerd en op kosten van latere
    generaties is nooit aangetoond en ook hier komen geen cijfers op
    tafel. Ook deze zogenaamde babyboomers uit de veertiger en
    vijftiger jaren hebben crises meegemaakt en zijn bovendien begonnen
    met een loon dat 1/3 was van de latere beginners op de
    arbeidsmarkt. Bovendien wordt steeds de demografische vergissing
    gemaakt dat in NL (en Ierland) de situatie geheel anders is dan
    elders. In NL zijn de meeste babyboomers geboren in de zestiger en
    zeventiger jaren. En tenslotte is van begin af aan om heel goede
    redenen afgesproken om de pensioenen deels te betalen uit de
    actuele premies. Anders zouden namelijk de premies 3x hoger moeten
    zijn. Dit kan wel een probleem worden als de economische groei
    structureel op een lager pitje komt te staan.

Groetjes, Jos

Mindmaps

Ik kom tot de volgende mindmap van de (meeste) punten die Jos opsomt. Voor de vergelijkbaarheid en consistentie herhaal ik daaronder ik de mindmap uit de eerdere blog.

ScreenShot001ScreenShot002

Het blijft jammer dat we hier geen volledige (onbetaalde) versie van de bron (auteur van het interview: Jonathan Witteman, VK 24 oktober 2015) mogen opnemen.

Rudy van Stratum

Marc de Vos over extreme rijkdom

Een paar weken geleden las ik een interview annex boekbespreking met Marc de Vos in de Volkskrant. Ik heb lang getwijfeld of ik hier een blog over zou schrijven. Waarom?

Boek niet gelezen

  • De auteur én het nieuwe boek zeiden me niets. Het nieuwe boek heet trouwens: Ongelijk maar fair. Niet een heel sterk argument besef ik me.
  • Ik heb het boek zelf niet gelezen, moet het dus puur doen met dat ene interview en wat ik zo kan vinden door wat te googlen.
  • Het hele interview uit de Volkskrant is dus mijn basis en ook daar kan ik niet vrij naar verwijzen (alleen bsb voor abonnees van de Volkskrant). U moet het dus doen met een klein kopje op de site van de Volkskrant.
  • Ik merk dat ik geen afgewogen oordeel heb over dit complexe onderwerp van (de voor- en nadelen van) extreme rijkdom.

Piketty-killer?

Waarom dan toch hier mijn kostbare tijd in steken?

  • Het interview triggert door de enorme grootspraak: forget Piketty! Deze econoom heeft het onderwerp dan wel op de agenda gezet maar snapt er eigenlijk maar weinig van. En zo’n uitspraak komt dan van een jurist. Misschien ook geen sterk argument maar ik vertel het maar eerlijk. Het woord ‘Piketty’ staat op mijn lijstje keywords waar ik op aan sla, zie eerdere blogs over Piketty op deze site (betreft een reeks van 6 blogs, laatste hier te lezen Piketty voor dummies deel 6).
  • De redenering zoals ik die in het interview lees heeft een vreemde kronkel. Het lijkt een beetje op wat ik enkele weken geleden schreef over de (vermeende) voordelen van recycling van je huisafval. Er lijkt een objectief betoog te worden opgezet maar op de een of andere manier bekruipt me het gevoel dat de standpunten vooraf al zijn ingenomen en dus de conclusie al op voorhand bekend is. Er lijkt sprake van een redeneertruc: er is sprake van een mythe (dat rijkdom erg is) en die moet worden ontmaskerd. Overigens is De Vos niet de enige die graag mythes ‘debunkt’, zie bijvoorbeeld ook de blogs over de mythe van de vrije markt.
  • Dus ach laat ik eens sober beginnen door een mindmap te maken van de opbouw van het betoog zoals ik het las. Wat zien we dan?
  • Ik heb Jos van Hezewijk, een elite-onderzoeker en expert op het gebied van macht en rijkdom, eens losjes gepolst: wat vind jij hier nu van? En ik kreeg per kerende post een epistel terug met de strekking dat er weinig van klopte wat die De Vos betreft. Aha, hier is dus wel wat aan de hand. Dat alleen al vormt stof voor een vervolg blog. Zo komen we ergens.

De mindmap

Dit is wat ik uit het interview haal:

ScreenShot002

Piketty heeft leuk werk gedaan door allerlei statistieken over armoede en rijkdom bij elkaar te plukken. Hij heeft het onderwerp daarmee op de agenda gezet. Chapeau. Maar hier had Piketty op moeten houden, de Piketty als politicus is minder geslaagd. Allerlei aanbevelingen (met name in de belastingsfeer) had hij beter achterwege kunnen laten. En sterker nog: het hele onderscheid tussen ‘arbeid’ en ‘kapitaal’ is niet meer van deze tijd. Dus ergens slaat deze Piketty de plank ook nog eens flink mis. Hij weet niet door te dringen tot de échte kern van het probleem door vast te houden aan deze verstofte tweedeling.

Oef. En aldus deze De Vos dus.

Goed, de man heeft onze aandacht! Laten we zijn redenering eens volgen. Superrijke mensen (zoals Mark Zuckerberg van Facebook) zijn vaak superharde werkers. Met andere woorden: – de rijkdom komt niet zomaar uit de lucht vallen, – heeft weinig te maken met ‘dood kapitaal’ dat door erfenis is verkregen, – deze vorm van ongelijkheid is productief (voor de maatschappij) en daarmee een verdienste. Ondernemerschap loont! Achterliggende waarde: ongelijkheid door veel inspanning (van jezelf) en verdienste (voor de maatschappij) is prima.

Het volgende argument heb ik het ‘rotte appels’ argument genoemd in de mindmap. Ja, misschien is er dan wel sprake van ‘foute rijken’ (rijken dus die niet voor hun geld hebben gewerkt, rijken die hun rijkdom niet ten nutte maken aan het grotere geheel) maar dat zijn de rotte appels, dat zijn de uitzonderingen. Het allergrootste deel van de rijken der aarde is te herleiden tot een goede benutting van verschillen in menselijk talent. Achterliggende waarde: menselijk talent mag beloond worden, ongelijkheid (in beloning, vermogen etc) die te herleiden is tot verschil in menselijk talent is goed.

Dan komt een argument van een andere orde. Dit argument heeft het karakter van een systeembeschrijving. De kern van dit argument is: of je ongelijkheid nu leuk vindt of niet, het zit als het ware in ons (economische, sociale) systeem ingebakken. Het argument heeft twee subtakken. Succesvolle mensen (hoge opleiding, goede banen, geld, vermogen, uiterlijk, status etc) zoeken elkaar op en trouwen met elkaar. Zo krijgen deze mensen door een betere opvoeding en meer scholing bijna automatisch meer succesvolle en daarmee rijkere kinderen die weer trouwen met … etcetera. Verschillen in rijkdom ontstaan zo dus door vrijwillige dagelijkse keuzes van burgers. En, misschien zijn we onszelf daar niet van bewust, de immigratie van nieuwkomers in onze maatschappij betekent import van ongelijkheid. Immigranten stromen in de regel in aan de onderkant, ontvangen lagere lonen, zitten vaker in een uitkering, allemaal elementen die bijdragen aan de rekensommen van Piketty.

En dan is er nog een groep rijken die aan de foute kant van de streep staat: de generatie babyboomers. Maar dit is een historisch incident, een samenloop van omstandigheden, geen structureel fenomeen. Door een lange tijd zonder oorlog, de uitvinding en verspreiding van een aantal technische vindingen, de opkomst van massaproductie en globalisering, heeft met name de generatie babyboomers een ongekende welvaart en rijkdom mogen ontvangen die niet per se is te herleiden tot eigen verdiensten.

Dan (eindelijk) naar de oplossing. De oplossing is niet om rijkdom zwaarder te belasten (zoals Piketty voorstelt). Want? Daarmee gooi je de kracht van ongelijkheid door verdienste voor een deel weg? Het antwoord (als we er al vanaf willen) moeten we zoeken in het verminderen van de verschillen in startkwalificaties. Want het kan niet zo zijn dat rijkdom een kwestie van predestinatie wordt en dat daarmee (wel) menselijke talenten niet tot wasdom komen. De redenering hier loopt vooral via de lijn van de opvoeding en opleiding. Laag geschoolde ouders voeden hun kinderen anders op dan hoogopgeleide ouders (minder lezen, minder uitleggen, minder praten). Dus kinderen van laaggeschoolde ouders beginnen al met een achterstand. De oplossing is dus in een vroeg stadium oog te hebben voor deze verschillen. Niet afstraffen van succes (meer belasting), maar belonen en prikkelen om verschillen in de start te voorkomen.

Eerste evaluatie

Zoals gezegd, ik ben nog niet toe aan een afgewogen oordeel, daarvoor is de zaak gewoon te complex. Aan de hand van de punten van Jos van Hezewijk voorzien we de verschillende armen in de mindmap van commentaar (volgende blog).

Ik wil in dit (vroege) stadium wel drie meer algemene zaken kwijt die me opvallen:

  1. De indruk die bij mij achterblijft is die van een doelredenering. Auteur is het heftig oneens met Piketty en daar moet iets bestreden worden. Rijkdom is zo verkeerd nog niet. Vervolgens worden er argumenten gezocht die dat gevoel moeten onderbouwen. In een interview kun je niet verwachten dat er feitenmateriaal wordt getoond, dus wellicht is er in het boek zelf meer achtergrond en motivatie te vinden. Maar meer principieel voor mij is een houding van nieuwsgierigheid en openheid om iets uit te zoeken (die ontbreekt). Volgens mij heeft (extreme) rijkdom en armoede voordelen én nadelen. Als econoom ben ik geïnteresseerd in de vraag wat de optimale mate van ongelijkheid is (om (in te vullen …. als doel) te bereiken).
  2. Er lijkt sprake van intrinsieke inconsistenties in de opzet van het betoog. Prima, laten we nu eens veronderstellen dat je niet zomaar rijk wordt door een (onverdiende) erfenis. Dus dat je extreem rijk wordt door daar heel hard voor te werken (en veel toe te voegen aan de maatschappij). Maar dan is het toch zo dat die rijkdom dáárna wel naar iemand toe gaat? Dus los van de verdienste? Dat kan toch niet anders? En hoe zit het met de basisstelling van Piketty dat vermogen een hoger rendement oplevert dan de economie als geheel (de groei van het nationale product of inkomen) kan waarmaken? Als je met andere woorden eenmaal een hoog vermogen hebt opgebouwd (door hard te werken, sober te leven, etc) dan zal dat vermogen automatisch harder groeien dan de groei van het totale inkomen. Dus ook als rijkdom verdiend is en nuttig/productief, treden er daarna mechanismen in werking die extremen bevorderen.
  3. Dan de oplossing. Er wordt maar één oplossingsrichting aangedragen (waarbij een andere oplossingsrichting niet mag, dat zat immers op voorhand in de stelling opgesloten). Ik had gehoopt op nog wat alternatieven in de oplossingssfeer. Maar ook hier lijkt er meer aan de hand. Stilzwijgend ligt er aan de redenering een hele belangrijke (en wat mij betreft ongetoetste) aanname ten grondslag: meer opleiding = meer inkomen = meer verdienste. Ja logisch dat de oplossing dan behelst: minder ongelijkheid -> betekent meer inkomsten voor de minder rijken -> betekent meer opleiding voor de minder rijken. De oplossing zat dus al in een heel vroeg stadium in de hoed van de goochelaar verstopt.

Kijken we zo eens terug op het verhaal dan krijg je:

  • Rijkdom is helemaal niet zo verkeerd. Menselijk talent dient beloond te worden, goed voor het individu, goed voor de samenleving.
  • Tja, soms valt er een appel of een generatie buiten de boot, shit happens.
  • Dus we willen helemaal niet af van die ongelijkheid, zeker niet door de belasting te verhogen (straf).
  • Wil je er dan toch vanaf bedenk dan dat ongelijkheid ingebakken zit in het systeem (rijken zoeken elkaar op, immigranten aan de onderkant).
  • Voor de diehards die hier nog geen genoegen mee nemen: rijkdom zit in opleiding, dus investeer in meer/betere opleiding en opvoeding aan de onderkant.

Dus de conclusie van de auteur staat al op voorhand vast: ongelijkheid zit in het systeem en is zo gek nog niet. Oplossingen zijn dan ook helemaal niet nodig. De boodschap is vooral: geen hogere belastingen. Maar het sprookje moet toch een leuk einde hebben, dus vooruit dan maar een oplossing bedacht. En die oplossing volgt 1-op-1 uit de impliciete aanname van ‘meer opleiding = hogere verdienste = meer rijkdom’. Dus zowel de conclusie als de oplossing waren op voorhand bekend.

Van een Piketty-killer had ik meer verwacht. Maar misschien zat ook deze conclusie al ingebakken in mijn betoog. Ik hoor het wel.

Rudy van Stratum

 

Digitale cholera (burgerrechten 2.0)

Alweer een kleine twee weken geleden zat ik in de auto en hoorde het staartje van een interview met (onbekend) (maar interessant). De interviewer was Frits Spits en het ging over taal. Het programma heette ‘De taalstaat’ dus dat moest via ‘uitzending gemist’ of iets dergelijks terug te luisteren zijn.

Burgerrechten in tijden van digitale cholera

En dat lukte, ik kon de uitzending vinden en terug luisteren. Het bleek een kort item te zijn en ik had eigenlijk weinig gemist. De aanleiding van het gesprekje was het ‘spijkeren’ van 22 nieuwe burgerrechten op zijn Luthers aan de digitale kerkdeur. Bedenker van de stellingen is schrijver Sidney Vollmer, de uitgeschreven stellingen zijn hier te vinden.

Laat ik beginnen met de stellingen die me meteen fascineerden (een combi van wat ik op de radio hoorde en later las): het recht op een ondergang (stelling 12 van de 22) en het recht op middelmatigheid (stelling 14 van de 22).

12. HET RECHT OP EEN ONDERGANG

Van snackvoer tot te weinig bewegen. Van de verkeerde schoenen tot de verkeerde partner. Van een drankverslaving tot een gokverslaving. Niet alleen de incidentele vergissing, ook het “verkeerde” levenspad behoort ons toe. We hebben het recht op onze eigen ondergang. Expliciet worden hierbij de verzekeraars en smart sensors genoemd (leest u mee, Achmea?) die onder geen enkel voorwendsel geaggregeerde data mag gaan gebruiken om ons leven “positief” te beïnvloeden. En korting geven voor afgeluisterde data is diefstal.

14. HET RECHT OP MIDDELMATIGHEID

Niemand kan verplicht worden zijn of haar “maximale” leven te leven. Je bent goed zoals je bent. De vijand van het goede is het beste, zei mijn lieve moeder al. Onze samenleving functioneert bij de gratie van iedere vuilnisman, verpleegkundige, leraar, secretaresse die niet hoeft te excelleren, maar “gewoon” zijn/haar werk doet. Middelmatigheid is wel degelijk goed genoeg: de onbezongen helden van onze tijd zijn de échte helden van onze tijd. Iedere keer dat The Empire je verleidt to meer, tot beter, vraag jezelf dan af of je dat eigenlijk wel wilt.

Relatie met rendement

Ik heb nagedacht waarom juist deze twee rechten me zo raakten. Het besef dat we zoveel moeten in deze moderne tijd. Als je op linked-in of facebook kijkt dan is iedereen succesvol en geslaagd. Je leest nooit over mislukkingen. Onbewust voel je jezelf een looser. Je begint je af te vragen hoe je jouw leven ook succesvol(ler) kunt maken, hoe je je tijd nog beter kunt besteden, hoe je nog meer eruit kunt persen. Het leven moeten immers ‘living to the max’ worden geleefd. Je wordt er zo moe van. En inderdaad: iemand die er gewoon is, hoezo is die niet succesvol? En er kan toch alleen maar een koploper zijn als er ook een peloton is?

Het heeft eigenlijk verdomd veel te maken met wat we hier op deze site al ruim vier jaar proberen uit te zoeken. Wat is rendement eigenlijk? Wanneer doe je het goed? En kijk eens wat breder naar rendement. Kijk naar verborgen kosten. Houd ook rekening met (menselijke) denkfouten. Houd rekening met het totale systeem en met (onverwachte) bijeffecten. Kijk ook naar de ruis, naar de fouten, naar de mislukkingen. Maar je zit in een moderne dwangbuis: het glas is immers halfvol en niet halfleeg. Voor mislukkingen is geen plaats, ‘ja maar’-denken is een ziekte waar je snel vanaf moet worden geholpen, ondernemers zijn de helden van onze moderne tijd.

Terug naar het doel

Sidney Vollmer motiveert zijn 22 stellingen iets anders. Het gaat hem om de (veelal) onwetende Nederlanders die het onderspit delven tegenover wat hij noemt ‘The silicon Empire’. Simpel gezegd: de grote digitale reuzen van onze tijd (Google, Apple etc) roven onder onze ogen enorme hoeveelheden data, informatie, kapitaal en macht van ons burgers. Vollmer zegt dat we ons (als onwetende burgers) gedragen als goedgelovige Afrikaanse stammen die hun grondstoffen laten wegroven in ruil voor spiegeltjes en kraaltjes. De 22 stellingen geven aan waar wij (in zijn ogen) als burgers recht op hebben.

Ik zie de stellingen als een wake-up call. Ik zie de stellingen ook niet als specifiek gaand over de nieuwe digitale wereld. Ik zie de stellingen breder, ze gaan over ons leven van alledag. Ze gaan dus ook niet alleen over de grote boze bedrijven die hij Empire noemt. Zijn stellingen gaan ook gewoon over onszelf, hoe wij denken te moeten leven. De stellingen lijken bijna bedoeld om ons bewust te maken van de mythe dat we allemaal succesvol moeten zijn (om die mythe meteen door te prikken). (( Nog onlangs schreven we over de mythe van de vrije markt en de mythe van het ondernemerschap, naar aanleiding van het recente boek van Koen Haegens. ))

Structuur in de stellingen

En dan heb ik de professionele verwondering hoe de 22 stellingen onderling samenhangen. Waar gaan ze nu écht over? Alle stellingen gaan op de een of andere manier over de inperking van het ‘ik’, van ‘ik als mens’, ‘ik als burger’. Het gaat over de inperking van vrijheden. Maar de inperkingen zijn niet allemaal van dezelfde orde, lijkt het.

Als je ‘gratis’ gebruik maakt van Google, dan sta je in ruil daarvoor informatie af die gebruikt wordt ten faveure van de winstdoelstelling van dat bedrijf. Gratis bestaat niet. Zoals economen al tijden beweren ’there is no such thing as a free lunch’. Dus ik snap het recht op meer privacy of meer transparantie (de kleine lettertjes). Maar zo’n recht is toch van een hele andere orde dan het recht op verveling. Of van het recht op te laat komen.

ScreenShot084

Tweedeling: privaat en publiek

Ik kom tot een tweedeling in de rechten. De ene helft van de rechten heeft te maken met inperking van onze vrijheid die we elkaar onderling ‘aanpraten’. Deze inperkingen zou ik ‘privaat’ willen noemen. Je doet het jezelf aan. Weliswaar vaak onder druk van ‘de anderen’, maar toch. De andere helft van de stellingen gaat over de inperking van onze vrijheid die vanuit het publieke domein komt, dus waar wij onszelf mee geconfronteerd zien door de buitenwereld. Het ene deel is meer subjectief en mentaal van karakter, het andere deel meer objectief en feitelijk.

Binnen het private deel (wat je van jezelf moet) kom ik weer tot een onderscheid in enerzijds dat het allemaal efficiënt en nuttig moet zijn (tegenwoordig), anderzijds dat het mooi en succesvol moet zijn. Dus het recht op te laat komen (stelling 4) gaat in tegen de door onszelf opgelegde verplichting dat alles efficiënt moet zijn. Het recht op middelmatigheid (stelling 14, zie hierboven) gaat in tegen de door onszelf opgelegde eis dat alles en iedereen een succes moet zijn.

Dan de stellingen aan de publieke kant. Die lijken ook niet allemaal van dezelfde orde te zijn. De meeste stellingen gaan er over dat we het recht hebben om als mens in de maatschappij te mogen functioneren. Als mens, als burger, als wezenlijk en waardevol onderdeel van de maatschappij. Zo wordt stelling 20, het recht op privacy, uitgelegd als een ecologische grondwaarde. Privacy is dus geen economisch transactiemiddel (ietsjes meer van dit ruilen tegen ietsjes meer van dat). De overige stellingen aan deze publieke kant hebben juist wél te maken met dat paradigma van ruil en economie. We fungeren dan als consument of als producent (aandeelhouder, co-creator etc). Daar mag dus wel worden uitgeruild en mag je eisen dat in die economische transactie helder is wat de ruil behelst (recht op informatie en gebruikersvoorwaarden).

Opvallend is dat van de 22 stellingen er precies 11 aan de ene kant staan en ook weer 11 aan de andere kant (recht op toeval?). Ongetwijfeld zijn er andere indelingen mogelijk. Met een ander verhaal. Dit was mijn verhaal. Meneer Vollmer, dank voor de inspiratie! En ik hoop dat het een vervolg krijgt.

Rudy van Stratum

 

Tegendenken over afval scheiden

Dit artikel over het nut van scheiden van afval is de aanleiding voor deze blog.  (The reign of recycling, John Tierney, New York Times 3 okt 2015)

Een leuk voorbeeld van tegendenken. Het klinkt zo logisch: het scheiden van afval en dus het meerdere malen gebruiken (recyclen) van schaarse bronnen, is goed voor het milieu. Maar is dat ook zo? Deze auteur kijkt naar de situatie vanuit een Amerikaans perspectief en (maar daar kom ik later op terug) misschien ook wel met een bepaalde vooringenomenheid.

Even vooraf: ik heb zelf geen mening over het nut van afval scheiden simpelweg omdat ik de feiten onvoldoende ken. Het gaat er mij hier om de redenering van deze auteur te volgen. Eerst maar eens redelijk ‘plain’ in een mindmap. Daarna op een andere manier.

Mindmap afval scheiden

Het eerste argument is dat afval scheiden economisch niet rendabel is. Dat heeft te maken met dalende prijzen van de grondstoffen die de scheiding van afval oplevert. Dat betekent dus minder inkomsten (voor de verwerkers van het afval). Aan de andere kant dalen de energieprijzen die weer kunnen zorgen voor dalende inkomsten (omdat een deel van het afval wordt verbrand en verkocht als energie. Daar staat tegenover dat afvalverwerkers ook energie inkopen en dat is dan weer een voordeel). Het verwerken van afval is blijkbaar een arbeidsintensief proces, ergo bij stijgende kosten van arbeid is dat ook vervelend. Lang verhaal kort: afval scheiden zal steeds minder lonend worden en de auteur meldt dat er al flink wat recyclebedrijven failliet zijn gegaan.

(Nuancering RvS: dat de prijzen van grondstoffen dalen mag dan zo zijn als je naar de laatste jaren kijkt, het lijkt me onvermijdelijk dat een aantal grondstoffen op termijn schaarser wordt en op den duur weer in prijs zullen stijgen).

Wij hebben dan nog de neiging steeds meer te willen scheiden. Je begint met het scheiden van de meest schaarse grondstoffen en daar is dan nog een economisch verhaal bij te houden. Naarmate je verder gaat verfijnen in het scheiden wordt het rendement nog weer lager.

Als recyclebedrijven minder verdienen (en failliet gaan) dan is er ook minder geld beschikbaar om beter te worden in het scheiden van afval. Dus minder innovatie in scheidingstechnologie.

Dan suggereert de auteur dat het scheiden van afval een aantal bijkomende effecten heeft. Er moeten meer vrachtauto’s rijden en het zorgt voor meer stankoverlast (bij huishoudens, dus daar waar je er last van hebt). Verder gaan er banen verloren omdat bij een succesvolle scheiding er minder nieuwe producten gemaakt hoeven te worden (RvS: vreemd argument. Stel dat je door slimmer te sporten minder ongelukken krijgt en dus minder ziekenhuis bezoek, dan zijn er minder dokters en ziekenhuizen nodig, dat betekent verlies aan werkgelegenheid, maar dat kan toch geen probleem zijn?). Blijkbaar worden veel plastic flessen tijdens het scheiden gespoeld met warm water (dat deels wordt verwarmd met kolen gestookte centrales). In die gevallen is zelfs sprake van een negatief milieu-effect van scheiden.

ScreenShot070

En stel nu eens dat het allemaal toch helpt, dat scheiden van afval: zet het dan ook zoden aan de dijk? Dat blijkt ook reuze tegen te vallen. Een vliegritje van New York naar Londen (per persoon) kan pas worden gecompenseerd als je 40.000 plastic flessen hergebruikt. (RvS: je zou kunnen zeggen, dan moet je dus minder ritjes met het vliegtuig maken, niet per se een argument om geen plastic meer te scheiden). Het gebruiken van tot de verbeelding sprekende extreme getallen lijkt op een retorische truc van de auteur, zie verderop.

Ik zet de 3e tak van de mindmap (rode kleur) even opzij en ga alvast naar de conclusies (oranje kleur). Het alternatief (afval niet scheiden en gewoon naar de stort brengen) is beter. Hoe zit het met de bezwaren van vuilstort? Er gaat (dure) grond verloren? Valt reuze mee. Als alle afval van alle Amerikanen gedurende de komende 1000 jaar op een hoop wordt gegooid: waar hebben we het dan over? Dan is slechts 0.1% van alle weilanden van de VS een vuilnisbelt. (Wederom zo’n slimme truc om met extreme getallen iets beeldends te boetseren). En dan nog: die dure grond is niet verloren, daar kun je een park van maken. Maar hoe zit het dan met de giftige gassen die vrijkomen? Die kun je afvangen en verbranden dus dat levert ook nog eens geld op.

Terug naar de rode tak. Pas ná het lezen van dit artikel kreeg ik het idee dat hier de crux van de redenering zat. Het gaat om het verlies aan keuzevrijheid dat de auteur in de weg lijkt te zitten. Een Amerikaans verhaal, dat me doet denken aan het ontstaan van ‘de ideologie van de vrije markt’ (zie met name de recente blog over het boek ‘De grootste show op aarde’). Het is de groenlobby die op een niet-rationele manier ons dwingt om te scheiden. Die groenlobby lijkt ook nog eens een groenhobby voor met name het welvarende deel van de natie (in wijken met lagere inkomens wordt blijkbaar minder afval gescheiden). De auteur noemt het scheiden van afval een ritueel dat sommigen van ons een goed gevoel bezorgt.

Een andere blik

Pas ná het lezen van het artikel dacht ik: het lijkt de wereld op zijn kop. De suggestie wordt gewekt van ‘kom, laten we de feiten eens op een rij zetten en kijken wat het beste is’. Maar met het venijn in de staart zou het best eens andersom kunnen zijn: ‘ik ben voorstander van keuzevrijheid, het scheiden van afval gaat tegen dit principe in, ik ben dus tegen afval scheiden’. Met andere woorden: er is sprake van een sterke overtuiging die niet ter discussie staat. Maar in plaats van dat ik die overtuiging benoem, verpak ik de overtuiging in een logisch verhaal. (( In ons boek ‘De kunst van het tegendenken’ houd ik een pleidooi om een redenering (zoals in een artikel in de krant) af te pellen als ware het een wiskundig-economisch model. Dus je gaat op zoek naar de verborgen vooronderstellingen, overtuigingen en ‘exogenen’. Dan kijk je hoe de redeneerlijn is, dus van welke logica of redeneertrucs gebruik wordt gemaakt (dat is het eigenlijke economische model). Tenslotte kijk je naar de ‘uitkomsten’ of resultaten van het model. Deze metafoor van het economische model werken we uit voor het boek ‘Plastic Panda’s’  van Bas Haring. )) Misschien zat de auteur ook aan de conclusie vast omdat hij in 1995 al had voorspeld dat afval scheiden onrendabel zou zijn.

Nogmaals: of het écht zo is, weet ik natuurlijk niet. Ik kijk gewoon of ik dit verhaal ook kan reconstrueren vanuit deze andere blik. Dus tegendenken over tegendenken. Welke strategie zou deze auteur (bewust of onbewust) gebruikt kunnen hebben? Ik kwam op het volgende:

 

ScreenShot071

 

Ter voorbereiding van je verhaal (dat je voor de krant wilt schrijven etc) zet je naast elkaar: hier ben ik TEGEN (het scheiden van afval, want botst met belangrijke waarde van keuzevrijheid), en hier ben ik VOOR (alles naar de stort). De strategie is nu een dubbelslag: je gaat UITVERGROTEN en RELATIVEREN. Je vergroot de nadelen van de ’tegenstander’ en de voordelen van je eigen standpunt. Je relativeert omgekeerd de voordelen van de ’tegenstander’ en de nadelen van je eigen standpunt.

Ik heb dezelfde argumenten die al in de mindmap staan opnieuw gepakt en nu ergens in een van de kwadranten neergezet. Bij het uitvergroten (horizontaal lezen, bovendeel) krijg je dan: afval scheiden betekent dat er veel moet (verplicht is), het is oneerlijk (vooral leuk voor de rijken) en het kost ook nog eens geld. Bij het relativeren (horizontaal lezen, beneden deel) krijg je het omgekeerde: er kan heel veel (vrijheid van keuze), het is eerlijk (voor rijk en arm) en het is ook nog eens slim rationeel (levert geld op, want scheiden MAG ook maar dan wel 80/20). Hier is sprake van een reframe van het vervelende en negatieve MOETEN naar het fijnere en vrijere en positieve MOGEN.

Vervolgens strooi je nog wat leuke beeldende getallen door je betoog heen en voila: het verdedigen van je diepe overtuiging vermomd in een rationeel logisch jasje.

Nogmaals: ik heb me niet in de materie zelf verdiept dus wellicht snijdt het betoog desondanks op veel punten hout (wel interessant hier nog eens dieper in te duiken). Daar ging het me dit keer niet om: ook ik vond dat ik het recht had om het gevoel dat ik ná lezen van dit verhaal kreeg voor mezelf te rationaliseren.

Rudy van Stratum

Niet het geld, maar je boodschappen bepalen de milieubelasting

We schrijven al jaren over de relatie tussen duurzaamheid en geld. Maar we hebben nog nooit uitgezocht hoe duurzaam ons geld zelf is. Het gaat altijd over wat je met geld kunt bereiken, rendement en dat soort zaken. Tijdens mijn serie over milieu kwam de vraag op hoe milieuvriendelijk ons geld zelf eigenlijk is. Er zijn er niet veel die zichzelf deze vraag hebben gesteld, maar ik ben gelukkig ook niet de enige. De Europese Bank heeft er in 2003 zelfs een onderzoek naar laten verrichten ((http://www.nieuwe-eurobankbiljetten.eu/Eurobankbiljetten/MILIEU-EN-GEZONDHEID)). Helaas is alleen een vage conclusie te vinden maar daar kan ik wel mee uit de voeten. Want mijn belangrijkste vraag is vooral dat ik weten hoe relevant de milieubelasting van geld is.

Eerst een waarschuwing, dan de resultaten, tot slot een onderbouwing. Ik heb voor mijn berekeningen allerlei verschillende bronnen gebruikt en de gegevens die hierbij gebruikt worden gaan niet altijd over dezelfde jaren. Dat lijkt in eerste instantie niet echt relevant, maar in Europa is het dat wel. Er komen steeds meer landen die de Euro gebruiken waardoor het aantal biljetten en munten steeds toeneemt en zo ook het aantal mensen dat ze gebruikt. Toch denk ik dat ik een aardige indicatie kan geven waarbij ik er misschien wel 30% naast zit, maar zoals we aan de resultaten zullen zien is dat eigenlijk niet relevant.

Op de site over de Euro staat het volgende te lezen: “de invloed van eurobankbiljetten op het milieu gedurende hun gehele levenscyclus gelijk is aan die van elke Europese burger die één kilometer auto rijdt of aan het een halve dag laten branden van een 60-watt lamp. Na wat rekenwerk kom ik tot de conclusie dat de jaarlijkse milieubelasting van alle Europese bankbiljetten gelijk staat aan het gebruik van 162 mln. kWh aan elektriciteit. Dat lijkt veel, maar zegt eigenlijk weinig. In de Eemshaven wordt een nieuwe kolencentrale gebouwd. Deze centrale gaat volgens Essent jaarlijks zo´n 8.750 mln kWh opwekken. De milieubelasting van onze Euro-biljetten is vergelijkbaar met 2% van de milieubelasting van deze centrale. Als elke inwoner één apparaat niet meer op stand by laat staan leidt dat tot meer milieuwinst dan het afschaffen van de bankbiljetten.

De munten is een wat lastiger verhaal. Er is weinig te vinden en dus doe ik wat aannames, ze gaan 40 jaar mee en reizen gemiddeld 1000 km gedurende die levensduur (van producent naar bank etc.). De samenstelling is bekend, ook het aantal munten en met behulp van de (verouderde) methode eco-indicator kom ik tot het volgende. De milieubelasting van onze munten staat gelijk aan het gebruik van 900 mln. kWh elektriciteit. Een factor 6 meer dan de biljetten, dus gelijk aan 12% van de milieubelasting die de nieuwe centrale veroorzaakt, en dat voor al het geld in Europa.

Er zijn echter veel meer muntjes dan biljetten. Uit mijn berekeningen komt dat muntjes (per stuk) gemiddeld 2,5 keer milieuvriendelijker zijn dan biljetten. Daar is veel op af te dingen, maar als je de aannames aanpast dan blijft het verhaal, muntjes zijn milieuvriendelijker dan biljetten.

Belangrijk is wel dat het verschil per muntje groot is (zie onderstaande grafiek).

milieubelasting geld

De kleinste munten zijn een stuk milieuvriendelijker dan de 1 en 2 Euro munten (zie grafiek 1), dat komt vooral doordat de gebruikte materialen beter scoren. Bijkomend voordeel is dat ze een stuk lichter zijn. Toch kan je het beste met ‘grote’ munten betalen. Eén enkele munt is vrijwel altijd duurzamer dan een combinatie van munten. Een uitzondering is de 10 cent, 2 muntjes van 5 cent zijn een kleine 10% milieuvriendelijker dan 1 munt van 10 cent. Dus weg met die munt van 10 cent! Hoe dan ook als je bijvoorbeeld € 1,50 moet betalen is één lossen euro en een 50 cent stuk de milieuvriendelijkste manier. Overigens was ik van plan ook nog te kijken naar de milieubelasting van online betalen of een creditcard, maar dat is onbegonnen werk.

Terug naar de vraag, hoe relevant is de milieubelasting van geld? Voor mij in ieder geval niet relevant genoeg om er op deze site nog meer aandacht aan te besteden (tenzij iemand met een hele mooie studie komt). Mijn conclusie luidt dan ook: Maak je vooral niet druk over de milieubelasting van je geld, de gevolgen van je uitgaven zijn veel belangrijker.

Onderbouwing

Op de site over de Euro staat het volgende te lezen: “de invloed van eurobankbiljetten op het milieu gedurende hun gehele levenscyclus gelijk is aan die van elke Europese burger die één kilometer auto rijdt of aan het een halve dag laten branden van een 60-watt lamp. De levenscyclus van de bankbiljetten omvat de productie, de opslag, het in omloop brengen en de behandeling ervan aan het einde van de cyclus.”((idem)) Dat klinkt als een gedegen onderzoek, helaas is het achterliggende rapport nergens te vinden. We moeten dus de ‘houtje touwtje methode’ toepassen, maar die volstaat voor een globaal beeld.

In alle Eurolanden worden ca. 337 miljoen mensen, ((lastig punt, want het is niet duidelijk of dit om de Euro-landen gaat of om alle landen, maar we zullen zien dat dit niet veel uit zal maken)) die allemaal Eurobiljetten gebruiken. Als al deze mensen en halve een lamp van 60 watt laten branden kost dat (12*0,06 kW*337 mln =) 243 mln kWh. Dat lijkt veel maar zegt mij eigenlijk niets. In de Eemshaven wordt op dit moment een kolencentrale gebouwd. Vanuit milieuoogpunt is daar veel over te doen, dus aardig vergelijkingsmateriaal. Deze centrale gaat volgens Essent stroom opwekken voor 2,5 mln. huishoudens. Aangezien een gemiddeld huishouden 3500 kWh per jaar gebruikt gaat die centrale jaarlijks zo´n 8.750 mln kWh opwekken. Alle Europese bankbiljetten veroorzaken samen dus ongeveer 3% van de milieubelasting die de nieuwe centrale in de Eemsmond jaarlijks veroorzaakt.

Er zit nog wel een addertje onder het gras, de levenscyclus van bankbiljetten is niet zo lang. Na 1 tot 2 jaar worden ze vervangen. Als ik uitga van 1,5 jaar dan is de jaarlijkse milieubelasting van alle bankbiljetten dus gelijk aan 2% van de milieubelasting van een grote kolencentrale. Dat valt reuze mee.

Nog een vergelijking, de milieubelasting staat gelijk aan de milieubelasting van 12*0,06 kWh = 0,72 kWh (in anderhalf jaar). Het sluipverbruik van een oplader die niet gebruikt wordt is ongeveer 5 kWh per jaar en van een DVD speler zelfs 33 kWh. We kunnen dus proberen bankbiljetten schoner te krijgen, maar er zijn makkelijker en zinvollere manieren om aan het milieu te werken. Met die bankbiljetten zit het dus wel goed, laat maar rollen dat geld.

Hoe zit het met muntgeld? Hier is niets over te vinden. Behalve op de site van de ECB uitgebreide tabellen met het aantal munten door de jaren heen en op Wikipedia de samenstelling van de munten. Met de inmiddels verouderde methode van de eco-indicator((http://www.pre-sustainability.com/download/EI99_Manual.pdf)) en wat aannames is hier wel een indicatie van te maken. Ik heb ook dit weer teruggerekend naar kWh elektriciteit. Zo kunnen we het mooi vergelijken met het papieren geld. Mijn aannames zijn dat munten 40 jaar meegaan en in hun leven 1000 km reizen, van producent naar bank, naar winkel, naar bank etc. en uiteindelijk naar een verwerker.

De eco-indicator heeft voor allerlei stoffen en processen standaard milieuscores berekend. Koper heeft bijvoorbeeld als score 1400 mpoints per kilo voor de productie van het basismateriaal (dus winning, zuivering etc.). Als een koperen muntje bijvoorbeeld 10 gram weegt krijgt het voor deze productiestap dus 14 mpoints. Zo is er voor allerlei materialen, bewerkingen en transport een score berekend. Mijn snelle inschatting is dat alleen materiaal en transport van belang zijn, de andere fasen heb ik daarom buiten beschouwing gelaten.

De milieubelasting van alle munten gezamenlijk komt daarmee op het equivalent van ruim 36 miljard kWh een factor 100 hoger dan papiergeld. Ook hiervoor heb ik de eco-indicator gebruikt, hiermee kan je de punten weer omrekenen naar de milieubelasting van elektriciteit. Zo is het nooit bedoeld, maar het werkt wel.

Gevoeligheid.

Ja, het aantal inwoners in de EU, ik heb nu de Euro landen genomen, je kunt ook de hele EU nemen, dan kom je op ca. 490 mln in 2004. Het ging hier om de milieubelasting per inwoner, dat wordt dus fors meer, factor ca 1,5, in het nadeel van de bankbiljetten, maar voor het algehele beeld maakt het weinig uit.

Transport, bij de bankbiljetten is de hele levenscyclus meegenomen, bij de munten heb ik alleen gegevens voor de productie van de grondstof. Transport heb ik geschat op 1.000 km in 40 jaar. Dat kan zomaar een stuk hoger zijn. Transport bepaalt voor de gemiddelde munt 50% van de milieubelasting. Kort door de bocht, stel je transport op 3.000 km dan verdubbelt de milieubelasting.

Levensduur. Bij de bankbiljetten is dit goed meegenomen, bij de munten op 40 jaar gesteld. Dit klopt redelijk met de informatie op verschillende sites. Maar, dat is de ‘technische’ levensduur. De munten van 1 en 2 cent zijn inmiddels al in veel landen afgeschaft. Als we een enorme inflatie krijgen of de Eurozone gaat uit elkaar, dan is de levensduur een stuk korter. Een halvering van de levensduur leidt tot een fors hogere milieubelasting per jaar.

Kan het beter?

Ja dit kan veel beter, ik hou me aanbevolen om nog eens een studie te bespreken met goed basismateriaal. Suggesties, laat een reactie achter,

Stijn van Liefland

De grootste show op aarde (deel 3)

In de vorige 2 afleveringen heb ik ‘De grootste show op aarde’ van Koen Haegens uitgebreid besproken en van commentaar en aanvulling voorzien. Ik verwijs naar deel 1 en deel 2 op deze site.

4 mythes

Ik eindigde deel 2 van de bespreking dat ik het vermoeden heb dat de problematiek die Haegens behandelt onderdeel is van een groter cluster economische mythes. Haegens heeft het over de mythe van de vrije markt. Mijn stelling (vermoeden) is dat deze macro-mythe een micro-economische pendant heeft in de (geromantiseerde) visie die we tegenwoordig hebben op ondernemerschap. Vrije markten en ondernemerschap (het streven naar maximale winst) zorgen dan weer voor innovatie en groei. We horen en lezen dat onze problemen vooral opgelost kunnen worden door (meer) economische groei waarmee we de derde mythe in het rijtje te pakken hebben. De vierde en laatste mythe heeft te maken met hoe we kijken naar rendement. Deze vier mythes hangen onlosmakelijk met elkaar samen.

De bespreking van het boek van Haegens is een mooie aanleiding om eens op een rijtje te zetten wat we de afgelopen vier jaar hier op de site eerder over deze onderwerpen/mythes hebben gepubliceerd.

De onderstaande mindmap (met de vier genoemde mythes) is daarbij uitgangspunt.

 

ScreenShot064

Vrije markten

  • We schreven over Ronald Coase en interne markten. Bedrijven (ondernemingen) zijn een belangrijke driver voor economische groei en juist die bedrijven zien we als het spreekwoordelijke voorbeeld van economisch en efficiënt handelen. Toch is er binnen de grenzen van een onderneming geen sprake van vrije marktwerking. Binnen ondernemingen wordt volop gebruik gemaakt van regels, afspraken, geboden en verboden.
  • Een bespreking van ‘De economie van goed en kwaad’ (meerdere blogs genummerd) van Sedláçik is hier te vinden. Ook bij deze auteur gaat het (o.a.) over het verschil tussen interne en externe markten.
  • ‘5000 jaar schuld’ van David Graeber heb ik eerder hier besproken (meerdere blogs genummerd).
  • Ayn Rand speelt een belangrijke rol als het gaat om de verspreiding van de ideologie van de vrije markt. Hier is een blog te vinden waar ik me verwonder over de onderlinge inconsistentie in mensbeeld tussen de twee grote romans van Rand (‘Fountainhead’ versus ‘Atlas shrugged’). Met name ‘Atlas shrugged’ geeft een mooi (extreem) doorkijkje in het oer-ondernemerschap waar we het met zijn allen van schijnen te moeten hebben.

Economische groei

Ondernemerschap

  • Een hele serie blogs om meer grip te krijgen op ondernemerschap schreven we eerder. Aanleiding was mijn verbazing: het is zo belangrijk voor onze economie en toch snappen we (economen) zo weinig van wat er achter zit. Deze serie mondt uit in de 10 mythes over ondernemerschap en een infographic.
  • Een aparte (en toen voor mij nieuwe) invalshoek over ondernemerschap is te vinden bij Sarasvathy.
  • Het Canvasmodel (aka BMC of ‘Business Model Canvas’) is de laatste 5 jaar als een olievlek verspreid binnen grote delen van het onderwijs en de consultancy-wereld. Toch is het oppassen geblazen met het ongenuanceerd inzetten van dit model.
  • Altijd leuk om inspirerende ondernemers (die daar over schrijven of spreken) in het zonnetje te zetten. Eerder bespraken we zo o.a. Hennie vd Most en Annemarie van Gaal (meerdere delen). We hebben trouwens het plan om eens dieper te duiken in de legende die Elon Musk van Tesla inmiddels aan het worden is (suggesties welkom).

Rendement

Rudy van Stratum

De grootste show op aarde (deel 2)

In de vorige aflevering heb ik het recente boek van Koen Haegens (‘De grootste show op aarde’) over de mythe van de vrije markt (op mijn manier) samengevat en besproken. Ik wil aan het boek en de bespreking daarvan graag een aantal persoonlijke reflecties en kanttekeningen toevoegen. Ik heb dat in die vorige blog ‘een beetje van Maggi’ (en een beetje van mezelf) genoemd.

Strekking

De strekking van het boek van Haegens is dat dé vrije markt niet bestaat. In ons dagelijkse leven hebben we op vele manieren interactie met andere mensen om ons heen en er is maar een relatief klein deel van die interacties die je ‘markt’ zou kunnen noemen. ‘Markt’ heeft dan te maken met (economische) ruil, prijzen en schaarste. En als het dan al ‘markt’ is dan zijn die markten verre van ‘perfect’ zoals de theorie en de mythe ons wil doen geloven. Iets of iemand wil (zo lijkt het) ons die rijke en geschakeerde werkelijkheid onthouden en wil ons in plaats daarvan die ene beperkende blik opdringen. Zo lijkt het of we geen keuze hebben en dat de markt voor ons bepaalt wat we kunnen en wat we moeten doen.

Met ‘een beetje van Maggi’ geef ik aan wat ik mis in het boek. Of beter: wat ik aan de discussie zou willen toevoegen.

Structuur van Maggi

Ik heb mijn bespiegelingen geclusterd in onderstaande mindmap. Ik bespreek de verschillende armen van de mindmap (met de klok mee, te beginnen zo rond één uur) hieronder.

 

De grootste show op aarde - 5

Micro versus macro

Een markt (perfect of niet) is een coördinatiemechanisme.  Het woord ‘coördinatie’ zegt het al: het is een samenspel, een interactie, van kleinere losse delen. Een markt bestaat niet op zichzelf, het is de resultante van iets anders. Het zijn de vele individuele acties of gedragingen van mensen (‘economische actoren’ in verhullend jargon) die samen de markt vormen.

Je zou ook kunnen zeggen: de markt dat is de optelsom, dat is macro. De onderbouwing van die markt, de losse handelingen van de actoren, dat is micro. Beiden. micro en macro, hangen op een bepaalde manier met elkaar samen. Het ene heeft met het andere te maken. Als ik zo terugkijk op het boek van Haegens ligt zijn focus vooral op macro en laat hij na dieper te graven naar het fundament van die markten (nogmaals, los van of ze wel of niet perfect zijn).

In economisch jargon: bij de mythe van de ideale vrije markt uit de boekjes hoort noodgedwongen de mythe van de ‘homo economicus’. De homo economicus is die net zo wereldvreemde economische agent die volstrekt rationeel op basis van alle beschikbare informatie die keuze maakt die hem het meeste voordeel oplevert. Die homo economicus kan zijn de naar maximale winst strevende ondernemer of de naar maximaal nut strevende consument of de naar het hoogste inkomen strevende werknemer.

Haegens besteedt niet of nauwelijks tekst aan deze belangrijke premisse voor ideale vrije markten. Geen ideale vrije markt zonder homo economicus. Maar en dat is mijn tweede punt: hoe zit het met de omgekeerde beweging? Moeten we afzien van de homo economicus als we erkennen dat de ideale vrije markt niet bestaat en ons het zicht op de werkelijkheid beneemt? Is homo economicus net zo fout of beperkend? Of kunnen we vasthouden aan homo economicus en toch laten zien dat coördinatie tussen die lieden niet perfect is?

Homo economicus

Om dat thema verder uit te werken heb ik onderstaande matrix getekend:

De grootste show op aarde - 6

Boven (van links naar rechts) staat het micro gedrag van de losse agenten. Aan de zijkant (van boven naar beneden) staat de marktcoördinatie of het macro gedrag. Er zijn nu vier mogelijkheden, elk voorgesteld in een los kwadrant. De beweging van links naar rechts en van boven naar beneden is van ‘veel naar weinig’, van ‘perfect’ naar ‘minder perfect’.

We beginnen linksboven. Dit is wat we mainstream of neo-klassieke economie noemen. Iedereen is perfect rationeel, maximaliseert zijn doelfunctie, op basis van alle informatie die vrijelijk en kosteloos beschikbaar is etc. De markten die spontaan en efficiënt werken zorgen voor de bekende evenwichten waar niets aan te verbeteren valt en waar we vooral vanaf moeten blijven.

Nu gaan we een stapje naar onder: we nemen aan dat die agenten nog steeds rationeel zijn en alle informatie die ze kunnen bemachtigen gebruiken in hun eigen voordeel. Maar ditmaal werkt de coördinatie op die markten niet meer zo lekker. De afgelopen honderd-plus jaren hebben vele vele economen hier hun werk gedaan. En in mijn ogen goed en nuttig werk gedaan. We hebben wetenschap over monopolies, duopolies, monopolistische concurrentie, speltheorie, arbeiderszelfbestuur en zo verder tot onze beschikking. Dus zelfs met veel wiskunde, in de officiële tijdschriften die voor erkenning in de beroepsgroep zorgen, hebben we oog voor niet-perfecte markten.

Wat hier aan de hand is: de economische agent blijft net zo beperkt zijn rationele werk doen maar ziet zich geconfronteerd met een andere context. Informatie kost bijvoorbeeld wel geld of moeite. Of er is sprake van een informatievoordeel van de ene partij ten opzichte van de andere partij. Of de ene partij is groter en machtiger dan de andere partij. Of er is sprake van ingebouwde vertragingen. Overigens erkent Haegens dit ook in zijn boek, maar het stelt wel de vraag waarom al die andere inzichten (uit de economische theorie) het niet gehaald hebben bij het grote publiek.

Dan gaan we naar de rechterkant van het diagram. Nu nemen we eens aan dat economische agenten niet meer 100% rationeel zijn. Perfecte markten en niet rationele agenten (rechts boven): dat lijkt mij intern tegenstrijdig. Ik ken daar geen voorbeelden van, noch in de praktijk noch in de theoretische literatuur van economen of psychologen.

Dan rechtsonder, daar wordt het weer interessant. We hebben agenten die niet zo rationeel handelen en dat resulteert in niet perfecte markten. Ook daar is veel onderzoek naar gedaan. De recente tak van de gedragseconomie zou ik in dit vak willen plaatsen. Mensen zijn geen puur-rationele wezen en maken systematisch fouten. Ze schatten dingen verkeerd in, ze houden geen rekening met wel bestaande kosten etc. We hebben hier op deze site veel geschreven over denkfouten en over verborgen kosten (( Zie met name ons boek ‘Tegendenken’. )) , wat mij betreft past dat allemaal in dit vak. Het boek van Haegens laat deze meer recente inzichten (laatste 20-30 jaar) achterwege. Dan nog blijft ook hier de vraag: waarom komen deze meer genuanceerde inzichten wederom niet terecht in de beeldvorming over markten?

Dan nog iets over die homo economicus. Misschien een persoonlijke worsteling. Misschien ben ik te veel gebiased door mijn opleiding en mis ik systematisch iets. Maar betekent de nieuwe rijkheid aan economische inzichten van niet-rationele mensen in niet-rationele markten nu ook dat de homo economicus net zo fout of besmet is als de mythe van de vrije markt? Ik ben daar nog lang niet van overtuigd. Ik kan vasthouden aan de rationeel calculerende burger of ondernemer en toch erkennen dat er sprake is van denkfouten. Immers: gegeven de denkfouten en de kosten van informatieverwerving zal ik er alles aan blijven doen mijn doelstelling maximaal te halen. De auto werkt dan wel niet perfect maar gegeven dat ik niet oneindig snel rijd en dat ik onderweg moet tanken en dat er een wegopbreking is en dat ik altijd een keer de verkeerde afslag neem, zal ik wel degelijk proberen zo snel mogelijk op mijn bestemming aan te komen. De economie (als wetenschap) is ook een zoektocht om die imperfecties beter in beeld te krijgen. Of laat ik het omgekeerd stellen: waarom zou ik mijn doel niet willen bereiken? Misschien moet de nuancering zijn: dat doel kan en mag alles zijn, het hoeft geen winstmaximalisatie te zijn, dat kan ook zijn ‘iets leuks doen’, ‘een goed gevoel hebben’. Dan nog sluit het rationaliteit (dichter bij je doel willen komen) niet uit.

Maar ook hier geldt: de homo economicus is een fictie, hij bestaat niet echt. Het is dus ook een mythe, net zo goed als de vrije markt dat is. Maar waar de mythe van de vrije markt bewust wordt ingezet om de overheid terug te dringen en onze vrijheid belemmert, geldt dat ook in die mate voor de homo economicus? Ik denk nog steeds dat veel van de geschiedenis verklaart kan worden in termen van de homo economicus. Neem het voorbeeld van Haegens zelf: de kapitalisten doen alle moeite om de fictie van de vrije markt overeind te houden. Welnu, dat is perfect rationeel, dat behartigt immers hun belang! Neem het aspect van de economische wetenschapper die graag beroemd wil worden en dus alleen publiceert met veel wiskunde over irrelevante zaken? Perfect rationeel. Neem de bankiers die de woekerpolis bedenken: homo economicus ten voeten uit. Neem Volkswagen die met software sjoemelt om meer auto’s te verkopen en de normen te omzeilen: dat is wat je kan verwachten, rationeel gedrag.

Tijdsgeest en timing

Een heel ander punt nu. Dat complot van kapitalisten om die vrije markt te idealiseren dat speelt al minstens 150 jaar. Het is misschien sinds Ayn Rand en Friedman wat grootschaliger en krachtiger geworden, maar het denken over ideale vrije markten is echt al heel erg lang aan de gang en altijd mainstream in de economische literatuur geweest. Ik heb hierover al gezegd dat met de toename van de benodigde wiskunde (nabootsen van natuurwetenschappen) het schrijven over niet-perfecte markten heel lastig wordt. Wiskunde houdt nu eenmaal niet van hoekige oplossingen. Dus het is niet zo vreemd dat Arrow-Debreu het eerdere werk van Walras met nog mooiere en elegantere wiskunde vervolmaakten.

En in die 150 jaar hebben van denken over ideale vrije markten (als mainstream) hebben we allerlei economische realiteiten meegemaakt. Toen ik in de jaren 70 en 80 economie studeerde toen wilde bijna niemand in het bedrijfsleven werken. De motivatie ‘veel geld willen verdienen’ kwam je toen nog niet zo vaak tegen. Ondernemers waren bepaald niet hip en sexy. Het lijkt of het denken over markten en ondernemerschap ergens eind jaren 80 vrij snel en massaal is omgeslagen. Het zal met de val van de muur te maken hebben, ik heb dat niet helemaal scherp. Maar hoe dan ook lijkt er de laatste 25 jaar sprake van een andere tijdsgeest. Het is geen continue proces van ‘steeds meer denken over vrije markten’ geweest. Het lijkt een proces met horten en stoten geweest. Is het dus ook niet gewoon een toevallige samenloop van omstandigheden geweest? Elke tijd heeft haar eigen mythes en nu hebben we gewoon een tijdje de mythe van de vrije markt?

Kortom: ik kan Haegens wel volgen in zijn betoog, maar misschien ook omdat ik het verhaal graag wil geloven. Maar wat meer aandacht voor de historische hick-ups had het betoog nog sterker gemaakt.

Het geloof en de gelovigen

Ik noemde het in de vorige blog al: een mythe kent twee gezichten. Je kunt wel een mythe willen maken maar het is pas een mythe als grote groepen mensen die mythe omarmen. Dus wat is hier aan de hand met die vrije markt? Het aanbod is bij Haegens beter uitgewerkt dan de vraag. De mythe van de vrije markt wordt aangeboden door de kapitalisten, kan ik volgen. Immers: de mythe zorgt ervoor dat de overheid je niet te veel met je zaken bemoeit. En dat economen inhaken op die mythe kan ik ook volgen. Er is vraag (bij economen) naar heldere ‘ideale’ modellen die zich wiskundig lekker laten kneden. Op enig moment ontstaat er dan een momentum (een kritische massa aan artikelen, aan wiskundig uitgewerkte theorievorming) waarbij het gewoon makkelijk is als beginnend econoom om daar op aan te sluiten. Maar hoe zit het met de kritische journalisten, de radiomakers, de overheidsdienaren? Ook zij lijken allemaal te geloven in de mythe van de vrije markt. Met name die ambtenaren kunnen me soms verbazen.

Ik zit regelmatig bij bijeenkomsten waar een ambtenaar blij is te kunnen constateren dat iets ‘zonder subsidie’ is ontstaan, ‘waarbij onze rol minimaal is’ en sterker nog: ‘dat er gelukkig ook rendement wordt gemaakt’. En vervolgens zit iedereen dan ook goedkeurend te knikken. Yes, laten we allemaal doen waar ondernemers goed in zijn!

En in het onderwijs: waar dat Business Model Canvas als een goede onderzoekstool wordt gezien voor nagenoeg alle uitdagingen waar we voor staan. Waarmee je leerlingen onbewust leert denken in doelgroepen, afzetkanalen, niches, consumenten, onderscheidend vermogen. Natuurlijk is daar niets mis mee zolang je je bewust bent van de reikwijdte van de tool. De ingevulde Canvas van een woekerpolis ziet er namelijk helemaal top uit. Dus wat is het probleem?

Maar ik geloof niet dat die ambtenaren en die docenten bewust bezig zijn de mythe te verspreiden, of belang hebben bij zo’n aanpak of houding. Ik zou de verdieping echt zoeken in de nieuwe inzichten uit de denkfouten literatuur. We willen ergens bij horen, we volgen de stroom, we volgen de leider, we gaan geloven wat we vaak horen. Het is de kracht van een goed verhaal, de kracht van reclame, soms zelfs als het tegen ons eigen belang in gaat, zeker op langere termijn. Over reclame als fenomeen gesproken: reclame is (zover ik weet) economisch-theoretisch bezien een groot raadsel. Waarom zou je in perfecte markten waarin iedereen alle informatie over alle producten kent (inclusief de kleine lettertjes) zoveel geld uitgeven aan reclame? Het bestaan van reclame is zo’n beetje hét bewijs dat de perfecte markten niet bestaan. Maar dat snapt ieder kind en toch blijven we met zijn allen geloven in de heilzame werking van perfecte markten. Nog maar een keer: hier is echt meer aan de hand.

Dus een betere uitwerking van hoe ‘wij met zijn allen’ (ik incluis) mee zijn gegaan in de stroom had het boek nog beter gemaakt.

De mythe van het ondernemerschap

Ik heb het hierboven al een paar keer aangestipt. Op macro niveau hebben we dan de mythe van de vrije markt. Op micro niveau lijkt de pendant die net zo beperkend kan werken de mythe van het vrije ondernemerschap. Waar een ondernemer in de eerdergenoemde jaren 70 nog meewarig werd aangekeken (‘oh, die wil alleen maar geld verdienen’), lijkt het nu 180 graden omgedraaid. De ondernemer is de held van deze tijd, alle problemen kunnen door ondernemers worden opgelost. Want ondernemers zijn creatief, flexibel en met name innovatief. Dat in tegenstelling tot een ambtenaar die saai is en vooral hindernissen opwerpt. In de serie over ‘Winst’ van Annemarie van Gaal heb ik hier al over geschreven.

Ik zou dus een pendant op het boek van Haegens kunnen schrijven. Een aanzet is te vinden in een eerdere blog die de 10 mythes over ondernemerschap op een rijtje zet. Pikant is overigens om hierbij op te merken dat de economische theorie hier heel duidelijk over is (en het dus oneens is met de mythe). Een ondernemer volgens diezelfde neo-klassieke mainstream economen is iemand die intrinsiek lui is en zoveel mogelijk pegels wil verdienen door zo weinig mogelijk te doen. Is zo’n ondernemer vóór concurrentie of voor een vrije markt? Zeker niet! Zo’n ondernemer is voorstander van een monopolie voor zichzelf. Is zo’n ondernemer tegen subsidies? Niet zolang die subsidie hem ten goede komt natuurlijk. En zolang hij de belastingen maar niet hoeft te betalen. Is zo’n ondernemer innovatief? Natuurlijk niet. Innovatie kost immers moeite, tijd en geld, en is risicovol bovendien. Innovatie is alleen interessant om anderen een stap voor te zijn, dat doe je niet voor de lol.

Hier is sprake van een klassieke denkfout waarbij oorzaak en gevolg door elkaar worden gehaald. Het is niet dat we een vrije markt hebben omdat ondernemers dat zo fijn vinden. Het is juist omdat alle ondernemers het rijk voor zichzelf willen hebben en de overheid (en collega-ondernemers) zo’n (ongewenste) situatie tegen houdt, dat ondernemers met elkaar de race aan moeten gaan om nog iets te kunnen verdienen. Het is in dat proces van ‘helaas is een monopolie niet toegestaan’ dat in (door de ondernemers ongewenste) onderlinge competitie innovaties noodgedwongen ontstaan.

We weten natuurlijk dat ondernemerschap in de praktijk heel anders is dan volgens dit rare economen verhaal. Maar waarom wordt bij ondernemerschap het neo-klassieke verhaal van economen dan niet massaal overgenomen door de kranten, de media, de docenten en is dat bij de (mythe van de) vrije markt dan wél het geval? We lijken zo het slechtste van twee werelden te combineren. ‘Men’ denkt dat een ondernemer intrinsiek flexibel en innovatief is (maar daar kan ik geen wiskundig artikel in Econometrica van vinden) én ‘men’ denkt dat vrije markten het ideaal zijn (daar zijn jaargangen Econometrica mee vol geschreven). We zijn dus gaan geloven dat ‘ingrijpen ongewenst is’ omdat ‘ondernemers zo innovatief zijn’.

Wat ik maar wil zeggen: het zit ingewikkelder in elkaar dan Haegens ons voorspiegelt.

Kwartetten

Het lijkt of we in een collectieve waan zitten van vier economische mythes:

  • De mythe van de vrije markt (‘hoe vrijer de markt hoe beter’)
  • De mythe van het ondernemerschap (‘hoe meer ondernemers hoe beter’).
  • De mythe van de economische groei (‘hoe meer groei hoe beter’)
  • De mythe van het rendement (‘hoe hoger het rendement hoe beter’).

Mijn gevoel is dat dit te maken heeft met een unieke tijdsgeest. Dat het dus niet een langzame opbouw van dit denken is geweest over de afgelopen honderd jaar. Altijd zijn er tegengeluiden geweest. De laatste 25 jaar zijn die tegengeluiden minder geweest of is de bovenstroom sterker geweest. Afgezien dan misschien, heel misschien, sinds de post-crisis periode vanaf 2008.

Mijn gevoel is dat het toch minder te maken heeft met wat economen in de wetenschappelijke bladen schrijven. De nadruk op wiskunde bevoordeelt denken in vrije markten, dat dan weer wel. Maar er is echt heel veel goed theoretisch werk over niet goed functionerende markten. En bij (de mythe over) ondernemerschap kun je die bal toch niet bij de beroepsgroep neerleggen.

Iets soortgelijks geldt voor de mythe van economische groei en rendement. In de meeste inleidende boeken economie (Samuelson, Heertje) staat echt netjes beschreven dat groei geen doel op zich is. We moeten netjes rekening houden met uitstoot, met files, met congestie en zo verder. In de praktijk werken we echter met een beperkte maatstaf die geen rekening houdt met al die verstorende effecten. We meten alleen wat er in geld wordt omgezet. Omdat dat handig is, makkelijk communiceert, makkelijk vergelijkt. Rendement idem dito. Nergens staat dat je rendement uitsluitend in Euro’s over een looptijd van maximaal 5 jaar moet berekenen. Maar dat is wel wat ondernemers, banken en beleggers feitelijk doen.

Daarom is er meer aan de hand. Het ligt niet alleen aan de economen en hun vermaledijde wereldvreemde theorieën. En het is niet alleen een complot. Het is een tijdsgeest, met de paradox dat hoe rijker we met zijn allen zijn hoe meer de mythes opgeld doen, hoe beperkter we willen kijken. Het is een collectieve waan die bol staat van door de media uitvergrote denkfouten die door voortdurende herhaling zichzelf steeds verder versterken. We zijn allemaal spelers in dit absurde spel.

En ondertussen blijf ik vooralsnog geloven in de abstractie van de homo economicus. Maar mét verborgen kosten en denkfouten.

Rudy van Stratum

In de volgende aflevering zet ik op een rij wat we eerder schreven over het kwartet van de vier mythes.

 

 

 

 

 

 

De grootste show op aarde (deel 1)

Met veel plezier heb ik de afgelopen dagen gelezen in het nieuwe boek van Koen Haegens: De grootste show op aarde (de mythe van de markteconomie). Ik zal het boek hier (op mijn manier, dus inclusief een interpretatie hier en daar) bespreken.

ScreenShot067

Algemeen: het is een boek dat mooi past in deze tijdsgeest van economische crisis die nog steeds aanhoudt sinds 2008. Het leest plezierig en behandelt de materie op een originele en inspirerende manier. Gewoon lezen dus.

Mindmap ‘De grootste show op aarde’

Ik heb een mindmap gemaakt van hoe ik de kern van het boek zie en wat ik eruit haal. Dus dit spoort (helemaal) niet met de inhoudsopgave van Haegens zelf.

Om welke vragen gaat het in dit boek?

  • Wat is eigenlijk het probleem?
  • Hoe (wanneer, waarom) is dit een probleem geworden?
  • En dan de oplossing of hoe het dan wél moet (of zit).

De laatste arm van de mindmap heb ik ‘een beetje van Maggi’ (en een beetje van mezelf) genoemd. In de volgende blog (deel 2) reflecteer ik verder op het boek en wordt het (nog) meer mijn feestje. Maar laten we eerst de auteur en zijn boek volgen.

Wat is het probleem?

Ik moet zeggen: nu ik dit boek heb gelezen luister ik nog weer anders naar de radio. Gister zat ik in de auto en er stond een of ander politiek praatprogramma op de achtergrond te draaien. Nu valt het me pas op hoe vaak de uitdrukking ‘de markt zegt dat ..’, ‘de markt reageert met …’ wordt gebruikt. Door iedereen. Door de journalist, door de politicus, door de vakbond, door de leraar. Verbazingwekkend zo vaak. De markt is in dit taalgebruik een soort autonome kracht die boven ons zweeft die van alles voor ons bepaalt. Tja, de markt, niets aan te doen. De belangrijkste boodschap van dit boek is dan ook: dé markt bestaat helemaal niet. Het is een mentaal construct dat te pas en te onpas (bewust en onbewust) wordt gebruikt om van alles te moeten of niet te mogen of niet te kunnen.

Als dat woord ‘markt’ wordt gebruikt dan wordt bedoeld: de vrije markt. Dat is de manier waarop prijzen in een ideale wereld tot stand komen. Er is sprake van volledige informatie en transparantie, iedereen weet wat er te koop is, wie wat wil op welk moment en ‘de markt’ is een mechanisme dat ervoor zorgt dat er precies die prijs tot stand komt die de markt ‘ruimt’. Als de prijs lager zou zijn dan zouden nog meer mensen het product willen kopen maar dan zijn de aanbieders niet meer bereid het product te maken of te leveren. Als de prijs hoger zou zijn dan zijn er te weinig mensen die bereid zijn die prijs te betalen ondanks dat de producenten staan te trappelen het aan te bieden. Niets van dit alles: de prijs is precies goed, vraag en aanbod sluiten perfect op elkaar aan. Het mechanisme hoe dat dan gaat, die coördinatie van al die (potentiële) vraag en aanbod, is grotendeels onbegrepen, ook in de economische wetenschap. Het is een black box: het gebeurt allemaal vliegensvlug en zonder noemenswaardige kosten. Ineens is die beste prijs er, onafhankelijk en objectief. Pats. De metafoor van de veiling en de veilingmeester wordt hier vaak gebruikt.

Er zijn hier meerdere problemen. Op de eerste plaats, en daar gaat het boek van Haegens het meest uitgebreid op in, heeft deze ideale vrije markt nooit bestaan. Dus hij bestaat nu niet en heeft ook in de geschiedenis nooit bestaan. Bij de Egyptenaren werkte de markt zo niet, bij de Romeinen niet, in de middeleeuwen niet en nu zelfs op onze paprikamarkt op de veiling niet. Aan die Nederlandse paprikamarkt wijdt Haegens een heel hoofdstuk. In het algemeen is sprake van: onderlinge afspraken, uitsluiting van partijen, een partij is groter (heeft meer macht) dan de anderen, handjeklap, fraude en ga zo maar door. We komen hier nog op terug.

Dus: de ideale markt bestaat niet. Nou en? Is dat erg? Ja dat is erg omdat het een theoretisch ideaalplaatje is waar voortdurend naar wordt verwezen: niet inmengen, de markt zijn gang laten gaan, zo gaat dat nu eenmaal. Een ideaalplaatje dus dat als legitimatie dient: het is nu eenmaal niet anders, er is geen alternatief. En dat terwijl er wel degelijk alternatieven zijn, sterker nog: die zien we ook volop om ons heen, elke dag. Maar ook daarover later meer.

Maar het is nog erger dan dat het ideaalbeeld als een soort geloof of ideologie werkt. Kenmerk van een ideologie is (onder andere) dat er geen vragen worden gesteld, het is een onomstotelijke waarheid. Nu zou je kunnen denken: prima, je bent vrij om te geloven (of aan te nemen) wat je zelf wilt. Maar daar houdt het natuurlijk niet op. Op het moment dat het taalgebruik (op de radio en in de kranten, zie hierboven) samenvalt met de ideologie en het virus zich in je brein vast nestelt: dan wordt het handelen (je gedrag, de politiek, het beleid) ook anders. Zo hebben economen al meer dan honderd jaar vooral aandacht voor het ‘verbeteren’ van de denkmodellen die zich houden aan de wetten van de ideale vrije markt. Andere problemen waar economen zich ook mee bezig zouden kunnen houden (armoede, machtsconcentraties, fraude, ga zo maar door) krijgen daardoor minder aandacht. En door de vele wetenschappelijke publicaties wordt de ideologie nog krachtiger. Hele generaties burgers, studenten, journalisten worden zo beïnvloed en gaan de werkelijkheid naar dat gedachtegoed vormgeven.  Regels om banken te controleren worden om die reden afgeschaft of verminderd. Belastingen moeten omlaag want ‘het verstoort de markt’, ‘anders zijn we niet meer concurrerend’. Haegens laat zo zien dat via economen als Smith en Ricardo het denkkader steeds meer wordt ingeperkt. Tot het via Samuelson in de grote lesboeken terecht komt. Die vervolgens worden gelezen door Reagan (en zijn adviseurs), Thatcher etc die vervolgens weer de maatschappij gaan inrichten, hervormen langs diezelfde denklijnen.

 

ScreenShot062

 

Wat is de oorzaak?

Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom zijn er mensen die tot dit gedachtegoed komen en waarom zijn er ook mensen die dit gedachtegoed aannemen en gaan geloven? Deze vraag is (naar mijn mening) niet zo goed uitgewerkt in het boek als het simpele feit dat de ideale markt niet bestaat. Maar ik vind de vraag naar het waarom zeker zo boeiend. Als econoom en voormalig modellenbouwer heb ik me hier ook schuldig aan gemaakt. Een ideale vrije markt is zo mooi om te modelleren. Alles klopt wiskundig zo mooi, het loopt allemaal netjes ‘rond’. Perfecte markten hebben van zichzelf een soort esthetica, alle lelijke hoekjes zijn weg. En ook hier geldt een zichzelf versterkend effect. Als je als wetenschapper/econoom verder wilt met je carrière dan doe je er verstandig aan ’to jump on the bandwagon’. Dus met rare verhalen over afwijkende situaties publiceer je niet zo makkelijk in grote internationale tijdschriften. Nog los van dat zo’n afwijkende markt met randjes heel lastig in de verplichte wiskunde is te vatten. Dus je sluit je gewoon aan bij de gangbare mainstream en gaat op detailniveau verfijnen. ((Eigenlijk geldt hier toch weer een economische wet: waarom zou je als econoom moeilijk doen (zelf iets verzinnen, smeken om publicatie, gevaar de risée te worden van je beroepsgroep) als het makkelijk kan (volstoppen met wiskunde, aansluiten bij de mainstream)? ))

Er is een prachtig proefschrift uit de jaren tachtig van Bert Hamminga die een empirisch onderzoek doet naar hoe economen tot hun inzichten en modellen komen. Hij heeft toen een bepaalde ‘stelling’ in de tijd in de literatuur gevolgd (het zogenaamde Stolper-Samuelson theorema) en is gaan turven en meten. Een van de conclusies was destijds: economische wetenschap is waarover economen schrijven en economen schrijven vooral over die dingen waar ‘de grote economen’ (Samuelson dus) in de ‘grote tijdschriften’ (Econometrica etc) over schrijven. Het is dan zaak dicht op die publicatiestroom te gaan zitten en hele kleine wijzigingen door te voeren. Het lijkt op een soort wedstrijdje: kijk mij eens tot dezelfde (neo-klassieke) conclusies komen met nog minder (wiskundige) vooronderstellingen. Wiskunde is een must, want het werken met formules laat zien dat de economische wetenschap net zo strak kan redeneren als de natuurkunde. Hamminga concludeerde daarmee ook: of zo’n inzicht de werkelijkheid helpt (of er een echt probleem ‘van buiten’ wordt opgelost) speelt geen of nauwelijks een rol. Het is een vorm van interne navelstaarderij in combinatie met een wedstrijdje hogere wiskunde.

De reactie van de economen was (zover ik me herinner) zeer terughoudend, misschien wel afwerend. En dan te bedenken dat dit nu juist wél wetenschap is: gewoon kijken, turven, tellen en tot conclusies komen. Met andere woorden: er speelt van alles en nog wat in de naam van wetenschap en vooruitgang. Ik denk dat ik hier dus een nieuwe conclusie à la Haegens aan toe kan voegen: de ideale (economische) wetenschap bestaat niet echt. Zoals er bij echte markten sprake is van handjeklap en onderlinge afspraken, zo is er bij economische wetenschap (in dit voorbeeld van Hamminga althans) sprake van het meeliften op bestaande (abstracte) theorema’s en het kopiëren van wat de grootmeesters doen. Eerder op deze site schreef ik hier al over dit fenomeen.

In het verlengde van esthetica heeft het pure economische denken over vrije markt waarschijnlijk ook een intrinsieke verleidelijkheid. Dus niet alleen voor de economische wetenschappers, maar ook voor burgers en buitenlui. Het lijkt op wat Richard Dawkins een ‘meme’ noemt. Een aantrekkelijke verleidelijke gedachte die zich viraal verspreidt. Denk aan dat populaire popdeuntje

ScreenShot066

dat je toevallig op de radio hoort en maar niet uit je hoofd wil gaan. De wereld wordt weer hanteerbaar met zo’n concept van perfect werkende markten in je hoofd. Tja, als je niet wordt aangenomen, dan zul je wel te duur zijn. Dan moet je maar zakken met je loon(-eisen), dan word je vanzelf weer aangenomen. Je hoeft het probleem dan ook niet op te lossen, het lost zichzelf op (of niet maar dan ligt het gewoon aan jezelf). Afijn, dit staat niet te lezen in Haegens boek (net zomin als het argument van Hamminga) dus …

… terug naar de kern van het boek van Haegens. En dat vind ik een interessante. Ik maak het nu wat groter dan te lezen is bij Haegens maar de belangrijkste reden waarom we nu allemaal in ideale markten lijken te geloven heeft te maken met een groots complot van kapitalisten. En nee, Haegens nuanceert dit terecht, het is niet zo dat een aantal lieden ergens bij elkaar zijn gaan zitten om dit idee uit te broeden. Maar toch. Haegens begint zijn verhaal bij de reis van de Fransman De Tocqueville door de prille Verenigde Staten (zeg maar toen de migranten nog in gesprek waren met de Indianen). Er zat vrijheid en democratie in de lucht. Er was iets groters gaande waarbij het gewoon onderdrukken van de massa niet langer meer zou werken. Eigenaren (van kapitaal, van slaven) zaten niet te wachten op het afstaan van hun geld en macht. Democratie kon wel eens fout voor hen aflopen. Er moest dus iets komen dat de vrijheid van handelen in stand hield en bemoeizucht (van de massa, van de politiek) tegen ging. Geleidelijk aan is toen dat verleidelijke idee ‘in het leven geroepen’ en steeds verder verfijnd in de collectieve exercitie van economen, filosofen en zo verder. Waarschijnlijk valt er ook nog een linkje te leggen naar de nieuwe inzichten uit de biologie van Darwin. Als je de markt zijn gang laat gaan dan komt het beste boven drijven. Helemaal vanzelf, zonder iets te doen, zo is de natuur nu eenmaal. En als het beste boven komt drijven dan wordt uiteindelijk iedereen daar beter van. Het zogenaamde ’trickle-down’ effect (de welvaart van de rijken sijpelt door naar beneden). Laat de markt nu maar zijn werk doen. Bemoeizucht van de overheid met regels houden de goede initiatieven maar tegen en leiden tot ‘verstoringen’ en ‘imperfecties’. Greed is juist good! (( Deze economische versie van Darwin gaat volgens sommigen uit van een negatief mensbeeld. De mens hoeft niet altijd in concurrentie met elkaar te opereren. Toevallig schreef Rutger Bregman hier gisteren een heel verhaal over op De Correspondent’. Ik kom op dit mensbeeld van de calculerende economische agent terug in deel 2. )) Een geniale vondst, een loterij zonder nieten, iedereen beter af, wat wil je nog meer.

Hieronder draaf ik iets door door het in een plaatje te zetten. Ik maak gebruik van de gelegenheid (weer niet te vinden in Haegens, mag je dit nog een boekbespreking noemen?) om nog een geniale list uit de geschiedenis van de rijken aan dit verhaal te koppelen. Eerder schreef ik over een geweldig artikel van (ook een beroemdheid) econoom Mancur Olson. Olson spreekt over de ‘roving’ en de ‘stationary bandits’. Dit is echt geschiedenis in ferme stappen snel thuis. Vroeger had je plunderaars die van dorp naar dorp vrouwen verkrachtten, de zaak leeg roofden en de boel af fikten. Best een hoop gedoe, elke keer maar weer opnieuw ten strijde trekken en het risico lopen dat je zelf ook manschappen verliest. Al die onrust en onzekerheid! Dus op enig moment kwam er iemand van de plunderaars op het geniale plan gewoon ergens te blijven. Maar hoe dan aan inkomsten te komen zonder er zelf iets voor te hoeven doen? Nou simpel, je zegt gewoon dat alle grond hier van jou is, je verzint de constructie ‘eigendom’. Maar je bent de kwaadste niet dus de (bestaande) boeren mogen hun ding op jouw land blijven doen maar dan moeten ze wel elk jaar 10% van hun oogst afstaan. Afstaan aan jou als eigenaar en in ruil bescherm je ze voor kwade invallers (die plunderaars van vroeger, weet je wel). En ook hier geldt: men gaat vanzelf in dat idee en die nieuwe werkelijkheid geloven. Eigendom is heel natuurlijk en vanzelfsprekend. Sterker nog: je noemt jezelf als eigenaar hertog, prins, graaf of koning, jij staat ook dichter bij God dan de massa en gaat het na een tijdje zelfs geloven. Het geweldige (vind ik) van het artikel van Olson is dat hij deze overgang van reizende naar ‘blijvende’ plunderaars vertaalt in een slimme micro-economische aanpak, Olson ‘framet’ het in termen van een economische optimalisatie.

Dus na de list van het eigendom kwam de list van de vrije markt. In beide gevallen gaat het om een bedenksel of een construct dat specifieke belangen dient. In beide gevallen zijn de bedenksels een eigen leven gaan leiden en zijn fundamentele discussies daar over niet meer aan de orde en wordt de werkelijkheid naar de ideeën vorm gegeven (en worden andere ook mogelijke werkelijkheden uitgesloten). Of het zo gegaan is weet ik natuurlijk niet. Ik baseer me in wezen op Olson en Haegens 🙂 . Don’t shoot the messenger.

ScreenShot057

Conclusies

Tijd voor de conclusies van het boek. De belangrijkste hadden we al: de ideale vrije markt bestaat niet (nu niet, nooit niet), het is slechts een bedenksel, een mentaal construct. In het echt werken ‘markten’ op andere manieren. Maar het gaat verder, zo blijkt uit de historische verkenning van Haegens. Markten (ook niet de ‘imperfecte’) ontstaan in de regel niet vanzelf door spontane interacties van handelende lieden. En als ze al vanzelf ontstaan dan is het in de regel een zooitje, een chaos, een druk en inefficiënt gedoetje op een fysieke (markt-)locatie. Het is nog weer sterker: markten ontstaan alleen via interventies en regels van bovenaf. Juist de neiging om de zaken te willen regelen (ingrijpen, vaak door de staat) creëert goed werkende markten. De staat gaat met andere woorden aan de markt vooraf. Beiden hebben elkaar nodig. Markt of overheid is dus een schijn dilemma, het is altijd markt én overheid. Haegens geeft een keur aan voorbeelden uit de geschiedenis waarmee deze stelling wordt onderbouwd.

Ook mooi aan dit boek is dat het positief eindigt en perspectief biedt. Je zou kunnen denken: de ideale markt bestaat niet, het is een list van kapitalisten en wij trappen er in en omdat het zo verleidelijk is moeten we er ook wel in trappen. Pech, deal with it, zorg dat je zelf een kapitalist wordt of zo. Of organiseer een revolutie, zoals daar ook historische voorbeelden van zijn. Maar nee, gelukkig eindigt het boek niet zo. De markten zoals die in de kranten en op de radio bedoeld worden, dat is maar een klein stukje van onze werkelijkheid. Een markt is een metafoor voor een zogenaamd coördinatiemechanisme. Zo’n mechanisme beschrijft langs welke lijnen we onderling met elkaar interacteren. Ruil (van goederen tegen geld) is maar een bepaalde vorm van interactie. Er zijn vele vormen van coördinatie en interactie. Gewoon om ons heen, dagelijks. Haegens beschrijft een gemiddelde dag uit zijn leven en laat zien welke ‘coördinaties’ zo op zijn pad komen.

Er is uitruil (verkeerd woord!) tussen man en vrouw, tussen jou en je gezin, tussen jou en je collega en ga zo maar door. Er is sprake van liefde, van vrijwilligerswerk etc. Het gevaar van de ideologie van de markten is dat alle interacties worden bezien vanuit de bril van ‘economische uitruil’, dat de taal ons als het ware dwingt in dat schaarste discours. Dat is vermoedelijk wat Jesse Klaver met ‘economisering’ bedoelt (boek niet gelezen nog overigens). We zien dat al decennia om ons heen en economen en consultants dragen daar flink aan bij. Alles is een markt en in een markt heb je diensten en consumenten. Een (zieke) patiënt is dus een consument met een vraag en jij moet daar als aanbieder (zorgverlener) een passende propositie bij maken die marktconform is. Mag ik een teiltje? Ik merk in dit kielzog nog maar eens op dat we het effect van leren werken met het zogenaamde ‘canvas-model’ aan hele generaties jongelingen ook niet moeten onderschatten.

Ik ga in de volgende blog deze zaak iets nuanceren. Er is mooi economisch werk gedaan waarin met de bril van schaarste en markt naar andere vormen van interacties tussen mensen wordt gekeken. Ik denk dat dat tot nieuwe verfrissende inzichten kan leiden en heeft geleid. Ik denk dan aan het werk van bijvoorbeeld Gary Becker die zo’n beetje de hele wereld vanuit dit paradigma kon beschrijven. Fysiek aantrekkelijke mensen hebben op de ‘huwelijksmarkt’ dan ook meer kans op een goede ‘match’ met een rijke of eveneens fysiek aantrekkelijke partner. De ‘zoektocht’ gaat dan ook door op die markt tot de beste match is bereikt en verder zoeken niet meer loont. We hebben het hier misschien eerder over de ideologie van de ‘homo economicus’. Maar kom ik dus op terug.

Ook iets waar ik nog op terug kom is misschien wel een van de sterkste voorbeelden van een bekende ‘markt’ die anders werkt dan het theorieboekje: de interne markt van bedrijven. Eerder schreef ik hier al over: binnen bedrijven gelden andere wetten dan tussen bedrijven onderling. Binnen bedrijven zijn er (meestal) geen markten die voor evenwicht tussen vraag en aanbod zorgen. Binnen bedrijven wordt druk ingegrepen, gepland en ge- of verboden. Er zijn volop regels, voorschriften, procedures en wat niet al. Een medewerker gaat niet elke dag onderhandelen over zijn salaris, ook al is hij op dat moment wat schaarser dan een paar dagen geleden. Heel apart: hét toonbeeld van efficiëntie, namelijk ‘het bedrijf’, werkt zelf als een kleine staat. Ook hier: ik kom er in de volgende blog op terug.

De positieve boodschap van Haegens is dat je met andere brillen (dan de marktbril) naar onze werkelijkheid kunt kijken. En je ziet dan zoveel meer. Omdat het om een construct gaat, kunnen we dus ook kiezen voor andere constructen. Het begint met dit inzicht en dan kan de discussie over wat we nu werkelijk willen pas goed gevoerd worden. De ideologie van de vrije markt ontneemt ons het zich op wat er nog meer mogelijk is en hoe we het liever of anders zouden willen (inrichten). Ik hoop (waarschijnlijk met Haegens) dat dit boek een bijdrage levert aan die discussie.

Er valt nog zoveel meer over te zeggen, wordt vervolgd.

Rudy van Stratum