Categoriearchief: Dossier constructies

Constructies Energie

Gisteren was er een bijeenkomst van het Netwerk Milieu en Economie. Naast een initiatief om groene investeringen te bevorderen (waarover later mogelijk meer) werden en twee initiatieven gepresenteerd om zonne-energie en energiebesparing betaalbaar te maken. In feite twee financieringsconstructies.

Eerste constructie, de zonnefabriek. Uitgangspunt, de prijs van zonnepanelen is zover gezakt dat het voor huishoudens financieel aantrekkelijk is hierin te investeren. Probleem is echter dat niet iedereen voldoende kapitaal heeft voor deze investering. Een bekend probleem, we hebben het hier over ca. $10.000,= per woning. De zonnefabriek investeert daarom in de panelen en verkoopt de stroom tegen een vast tarief aan de eigenaar van de woning. Tot zover leidt dat voroal tot CO2 reductie, financieel wordt de bewoner er nog niet wijzer van. Het contract legt de stroomprijs echter voor 20 jaar vast. Bij stijgende energieprijzen (en waarom zouden die niet stijgen) ontstaat een voordeel voor de bewoners.

Tweede constructie, de Energy Service Companies (ESCo’s). Deze zijn gericht op energiebesparing en dan vooral de bestaande bouw. Hier is nog steeds veel winst te behalen en ligt zelfs als het om klimaatbeleid gaat de komende jaren de grootste uitdaging. Een ESCo sluit een prestatiecontract af met de eigenaar of gebruiker van een pand. Denk aan een woningbouwcorporatie of een kantoor. De afspraak is een daling van het energiegebruik en als gevolg daarvan een lagere energierekening. Uit deze besparing wordt de ESCo betaalt. Wat doet de ESCo bijvoorbeeld? Inregelen van een CV-systeem, vervangen van verlichting, aanbrengen van isolatie etc. Het is natuurlijk een prachtige constructie, toch blijkt de praktijk weerbarstig. Om er twee te noemen, mensen voelen zich mogelijk gepasseerd als een ESCo hun taak overneemt en investeringen in een gebouw door de ESCo worden in de loop van de jaren terugverdient, maar wat doe je als een gebouw tussentijds van eigenaar verandert? Kortom, iets wat eenvoudig lijkt blijkt in de praktijk toch lastig, toch meer verborgen kosten dan verwacht.

Stijn van Liefland

 

 

Oplossing leegstand kantoren 6 juni

Vorige week (6 juni 2012) hebben we ons seminar ‘slimme financiering’ gehad. Aanleiding was het 1-jarig bestaan van deze website en het verwelkomen van de 100.000ste click. Ruim 50 deelnemers die zelf aan de slag zijn gegaan met het vraagstuk hoe de leegstand op de kantorenmarkt creatief op te lossen. Er zal nog meer informatie naar aanleiding van het symposium volgen, hou daarvoor onze website in de gaten. Voor nu een korte bespreking van de gemixte eindoplossing die zoveel mogelijk recht doet aan alle suggesties en ideeën.

Sloopfonds

De achterliggende feiten over de leegstand zijn overal te vinden. Waar het om gaat is dat er sprake is van forse leegstand (10-20% van het totale aantal meters en soms lokaal nog ver daarboven). Dat betekent overcapaciteit met een consensus dat een flink deel van deze overcapaciteit niet tijdelijk maar structureel van aard is. Onlangs is vanuit de bouwsector zelf daarom een voorstel gelanceerd (door het zogenaamde ‘bouwteam’) in een brief aan de minister. De term ‘sloopfonds’ heeft toen alle landelijke dagbladen gehaald. De oplossing van de structurele overcapaciteit is dus het slopen van een deel van de voorraad. Nou, voor zo’n idee heb je de minister niet nodig, dacht ik toen ik het las. Maar de aap kwam al snel uit de mouw: daar hebben we geld voor nodig want ‘het kan niet uit’. En, neem ik aan, de brief is aan de minister gestuurd met het idee van ‘mag ik even vangen’.

Wij vinden het sloopfonds niet zo’n slim idee omdat het een rem zet op de prijsdaling van kantoren en dus specifieke belangen dient (met name eigenaren van bestaand courant vastgoed zijn daar bij gebaat). En niet zo’n goed idee omdat er belastinggeld nodig is wat in feite een vorm van subsidie is. Akkoord, subsidie is niet altijd verkeerd maar als allerlei partijen jarenlang verdiend hebben aan juist dat vastgoed dan is het wrang dat de belastingbetaler een deel van de rekening moet betalen.

Tijdens ons seminar kwamen verschillende ideeën naar voren. Gecombineerd leiden deze tot een alternatief. Vraag is natuurlijk, is dit een alternatief dat minstens de voordelen van de sloopfonds-regeling heeft zonder de genoemde nadelen?

Het alternatief : opsloopfonds

Wij denken van wel. We hebben zelf de term ‘opsloopfonds’ bedacht, een verhaspeling van sloopfonds en opkoopfonds. Wat houdt het plan op hoofdlijnen in?

Alle eigenaren die omhoog zitten met hun leegstaande vastgoed krijgen de mogelijkheid hun vastgoed in te brengen in een nationaal opsloopfonds. Een neutrale partij bepaalt (in onderhandeling) wat de inbrengwaarde van het vastgoed is. In eerste instantie krijgt de inbrengende partij niet betaald in Euro’s maar krijgt voor de inbrengwaarde een percentage ‘aandeelhoudersschap’ (in het geval het opsloopfonds een nieuwe BV wordt) of een percentage lidmaatschap (als het een coöperatie wordt) in de gehele te vormen portfolio lege kantoren. Als de inbrengende partij dat allemaal te lastig vindt dan kan er ook cash worden afgerekend (waar de Euro’s in de pot vandaan komen, wordt zo meteen uitgelegd). Hou er wel rekening mee dat het hier gaat om ‘afbraakprijzen’: iedereen die denkt er in de losse verkoop meer voor te krijgen moet dat vooral doen (bedenk hierbij wel dat er kosten verbonden zijn aan het aanhouden van een leeg pand, sterker nog: het is waarschijnlijk dat die kosten door veranderende wetgeving alleen maar zullen toenemen). De andere kant van de medaille is dat de inbrenger die toetreedt tot het fonds ook deelt in toekomstige opbrengsten uit het fonds, uit de gehele portfolio.

Ook de overheid zal in het fonds een fiks bedrag moeten inleggen, laten we zeggen het bedrag dat nu berekend is voor het sloopfonds. Het verschil met het sloopfonds is echter dat de overheid nu geen geld weggeeft maar gewoon naar rato deelnemer wordt in het fonds. Met alle rechten en plichten van dien. Doordat de risico’s (en de kansen) in het fonds gespreid worden (alle inbrengers worden eigenaar van een deel van het geheel) en de overheid als grote partij en ‘lender of last resort’ optreedt (garant kan staan) is een nieuwe en meer interessante situatie ontstaan. In plaats van allemaal afzonderlijke belangen, “rendement op mijn vastgoed” gaat het om een gedeeld belang, “rendement op de portfolio als geheel”.

Inbreng in Euro’s maar ook in uren

Verder, zo kwam in ons seminar naar voren, kunnen andere partijen ook gewoon deelnemen tot burgers aan toe. Dat kan door toe te treden met een inleg in Euro’s maar ook door uren te werken voor het fonds en daarmee een deel van het eigendom op te bouwen. Dit idee is ontleend aan het gepresenteerde Caire.nu initiatief. Iedereen die uren werkt aan de transformatie van de portefeuille kan afspraken maken over de waarde van zijn of haar inbreng. Het voordeel hiervan is dat er deels ook gedacht is aan het oplossen van leegstand van beschikbare arbeidsuren: timmermannen, schilders, adviseurs, architecten en ga zo maar door kunnen hun restant uren inbrengen en zo op termijn toch nog een rendement verwachten. Een deel van de oplossing voor werkloze zzp’ers bijvoorbeeld. Je kunt er op korte termijn geen brood van kopen maar deelt op termijn wel mee in mogelijk rendement en je kunt blijven bouwen aan een CV.

Van het inkomende geld kunnen mondjesmaat bepaalde lege kantoren worden afgekocht van inbrengers die liever direct geld zien. Maar het grootste deel van het inkomende geld zal gebruikt worden in de kern van de opgaaf: de transformatie of sloop van panden zodat nieuwe renderende bestemmingen ontstaan die passen bij de situatie van het toekomstige Nederland. In ons seminar zijn sprekers ook uitgebreider ingegaan op de manieren waarop je leegstaande kantoorpanden kunt herbestemmen afhankelijk van de doelgroepen die je kiest.

Revolving fund

Elk pand dat uiteindelijk wordt ingebracht zal scrupuleus aan een onderzoek worden onderworpen. Wat kan er met dit pand gebeuren en wat is de plek in de totale portefeuille? Wat zijn de inkomsten en uitgaven die bij deze transformatie horen? Bij elke ingreep is het doel  het verhogen van het rendement van de gehele portfolio. Soms kan het zelfs betekenen dat een pand slechts gratis en voor niets kan worden ingebracht om op termijn toch nog een rendement te kunnen laten zien (denk aan de verkoop van Kalkar voor het symbolische bedrag van € 1 destijds aan Henny van de Most). Als na jaren de panden hun nieuwe bestemming krijgen ontstaat er een nieuwe stroom aan inkomsten. Panden worden verhuurd, panden worden verkocht, vrijkomende gronden worden verkocht, wellicht is er zelfs sprake van landbouwopbrengsten op de vrijkomende gronden etc etc. De overheid is als grote partij nu in staat ook te sturen op maatschappelijke rendementen, iets wat bij het sloopfonds ook niet of in mindere mate het geval is. De overheid krijgt weer een stuur in handen en kan meer focus leggen om lange termijn rendementen en inverdien effecten (besparingen op uitkeringen, op onderhoudskosten in de openbare ruimte etc). De verdiensten van het fonds worden jaarlijks als rendement uitgekeerd aan de inbrengers van panden en kapitaal, naar rato van hun bijdrage (met verrekening van gemaakte kosten etc).

Samenvattend

We zetten de voordelen op een rijtje:

  • Opschonen van de oude kantorenvoorraad
  • Toevoegen van nieuwe passende bestemmingen door transformatie en sloop
  • Overheid heeft weer een stuur in handen en deelt in de opbrengsten
  • Partijen die van hun buikpijn-panden af willen krijgen die kans
  • Ruimte voor ondernemerschap en vernieuwing
  • Spreiding en delen van risico’s, kansen en kosten
  • Deels oplossing voor werkloosheid en rest-uren zzp’ers
  • Uiteindelijk reële kans op rendement op je investering (in Euro’s of in uren)
  • Meerdere belangen worden tegelijk gediend, een goede oplossing voor lege panden wordt een gedeeld belang.
  • Er komt een gezonde correctie voor de waarde van leegstaand (en via lagere huren ook voor) bestaand vastgoed.
  • Maar er ontstaat nieuwe dynamiek en bedrijvigheid dus een positieve correctie op de waarde is ook mogelijk.

Bekijk hier onze visualisatie van het opsloopfonds.

Rudy van Stratum

Stijn van Liefland

Belonen vrijwilligerswerk

Soms komen lijntjes bij elkaar. Bij de diverse sportsclubs waar mijn kinderen lid van zijn wordt geklaagd over te weinig vrijwilligers. We organiseren een symposium slimme financiering waar mensen betalen met een tegenprestatie. Een medewerker van Caire houdt een lezing over een alternatief betaalsysteem in de zorg. Wij zijn altijd geïnteresseerd in verdienmodellen en dan liefst modellen die voor iedereen voordeel opleveren.

Te beginnen bij de sportclubs. Er zijn mensen die veel meer doen dan ik, maar ik draag zeker mijn steentje bij als het gaat om trainingen, bardiensten, autorijden, jury en wat er allemaal niet meer bij komt kijken. Desondanks krijg ik regelmatig mails met een, soms geïriteerde, oproep voor vrijwilligers. Volkomen terecht en ik begrijp dat het lastig is iedereen eruit te filteren die al wat doet. Maar bij mij roept het vragen op, ik geef training bij een club waar mijn kinderen niet op zitten en wordt gevraagd bij de club waar mijn kinderen wel opzitten. Niemand die weet wat je elders doet. En, dat geldt natuurlijk nog sterker voor mensen die wellicht dagelijks een oude buurvrouw helpen. Ik vraag me dan af kan dat niet slimmer en beter? Slimmer, “het is duidelijk dat je al wat doet, we vragen jou niet” en beter, er komen meer vrijwilligers.

Bij ons symposium vragen we een tegenprestatie. Nou ben ik ondernemer en wil ik, zeker in deze tijden, graag geld verdienen. Dus als ik rijk had kunnen worden met ons symposium, graag. Dat hebben we echter niet gedaan, we willen experimenteren en dus hebben we om een tegenprestatie gevraagd. En dat is leuk. Mensen bieden wat aan, iets dat zij hebben of kunnen en waar wij behoefte aan hebben. Lang niet altijd in geld uit te drukken. Een aantal levert een bijdrage aan het symposium. Voor ons een mooie invulling van het programma, voor hun reclame. Dan blijkt het zonder geld te kunnen en leidt dat tot meer kwaliteit dan je met geld kunt kopen.

Caire doet hetzelfde in de zorg. Mensen verlenen elkaar onderling zorg. Geen specialistische, wel iemand wegbrengen, boodschapje doen, praatje maken etc.. Allemaal heel belangrijk en heel duur als het door professionele krachten gedaan moet worden. Als tegenprestatie voor een zorgdienst kan je zelf ook weer aanspraak maken op zorg. Op termijn willen ze dit verder ontwikkelen. De zorgcredits moeten ook op andere wijze verzilverd kunnen worden. Meer hierover horen we op 6 juni, we komen er nog op terug.

Dan komen de lijntjes bij elkaar. Kunnen we bijhouden wat ik doe aan vrijwilligerswerk? Ja, geen probleem, we hebben airmiles, bonuskaarten en nu dus ook Caire. Het kan geen probleem zijn om ook mijn vrijwilligerscredits bij te houden, sportclub, zorg maakt niet uit. Uit Caire en ons symposium leer ik dat het niet alleen om geld gaat. Een beetje extra kwaliteit is soms veel belangrijker. Eigenlijk niets nieuws, of je nou eerste of  tweede klas reist met de trein, je komt even laat aan op hetzelfde perron. Maar het zit wel prettig en de kans op een zitplek is groter, veel mensen willen daarvoor betalen. Conclusie, mijn vrijwilligerscredits moet ik in kunnen wisselen voor extra kwaliteit.

Ik heb inmiddels ook een soort van verdienmodel bedacht. Of het tot meer vrijwilligers leidt is natuurlijk de vraag, het is in ieder geval leuk voor de mensen die het werk nu doen. Voor mijn credits krijg ik voordelen die niet zozeer economisch zijn maar voor mij wel heel prettig. Ik denk bijvoorbeeld aan het inwisselen van 100 (of wat dan ook) punten bij de Efteling of ander pretpark (ze moeten natuurlijk allemaal meedoen!). In ruil daarvoor krijg ik een kaartje waarmee ik de wachtrij bij atracties kan omzeilen, of op de eerste rij kan zitten. Het kost de Efteling niets, is voor vrijwilligers leuk, en de Efteling kan het nog als maatschappelijk verantwoord ondernemen wegzetten ook. Sterker nog, de Efteling kan er aan verdienen want het wordt extra leuk voor vrijwilligers om er heen te gaan (een voordeel dat natuurlijk wegvalt als alle pretparken meedoen of mensen die geen vrijwilliger zijn wegblijven). Maar een voorkeursbehandeling in het theater, de bioscoop kan natuurlijk ook. Wat me ook wel aardig lijkt zijn speciaal gereserveerde parkeerplaatsen of bij de dolle dwaze dagen van de Bijenkorf een uur eerder naar binnen mogen. Zo kan ik nog wel meer bedenken, het gaat om het principe van een dienst die hééé’l leuk is en de aanbieder (Efteling, Bijenkorf etc.) vrijwel niets kost.

Tot slot een kritische noot, wat kan er misgaan? Als eerste, iedereen gaat heel veel vrijwilligerswerk doen. Zou kunnen, ik zou het vieren als een groot succes. De mensen met de meeste punten krijgen uiteindelijk de grootste voordelen, inflatie van vrijwilligerscredits dus daar komen we wel uit. Als tweede, de bijkomende kosten zijn hoog. Een systeem opzetten, credits bijhouden, de overhead van het systeem dus. Mogelijk ook de kosten van de dienstverleners, iemand bij atracties die kijkt of je wel / geen voorrang hebt. Als derde, misbruik. Rudy kwam al met het briljante idee vrijwilligerswerk te doen voor een groep bierdrinkers. Tja wat moet je daarmee? Er is van alles te bedenken (bijv. certificering) met het risico dat de kosten daarmee omhoog gaan. Het aardige is dat je veel systeemkosten intern in het systeem op zou kunnen vangen. Beheer van het systeem, levert ook credits op, certificering uitvoeren, krijg je ook credits voor.

Ik ben benieuwd naar reacties. Hebben we hier een nieuw verdienmodel? De oplossing voor het vrijwilligersprobleem? Is het toepasbaar op andere terreinen? Of zijn dit slechts onrealistische hersenspinsels?

Stijn van Liefland

De Joop van den Ende constructie

Deze week in de uitzending van Pauw & Witteman: Joop van den Ende over een nieuw fonds ter stimulering van de kunsten. Volgens mij is hier sprake van slimme financiering in de praktijk. Laten we eens kort op een rijtje zetten wat de kern van de constructie behelst.

Aanleiding

De aanleiding is dat enerzijds wordt gekort op kunst-subsidies, anderzijds dat het btw-tarief op kunst-producties is verhoogd.

Probleem

Stel dat je de kunst een warm hart toedraagt, wat zou je dan kunnen doen? Joop van den Ende heeft gesproken met Mark Rutte. De boodschap: we hebben geen geld, dus de subsidies gaan niet omhoog en de btw gaat niet omlaag. Wel wil ik (als regeringsleider) meedenken over andere mogelijkheden (die ons geen geld kosten).

Constructie

Er wordt een fonds opgericht waar meerdere marktpartijen geld in storten. Elke jaar kunnen kunstenaars projecten indienen die na toetsing eventueel in aanmerking komen voor subsidie uit dit fonds. Het gaat om een bedrag van zo’n 60 miljoen Euro. Maar waar komt dit geld vandaan? Een groot deel komt van de inbreng van de postcodeloterij. Als je een lot koopt dan maak je kans op een prijs. In wezen gaat het hier om gokken en gokken is in Nederland onderhevig aan bepaalde regels. De regering heeft de loterij nu toegestaan (in het kader van de fondsvorming voor de kunsten) dat er extra prijzen mogen worden verloot. Extra prijzen betekent meer loten die verkocht mogen worden. Meer loten betekent meer omzet en winst voor de loterij. De loterij heeft toegezegd een x percentage van de extra gelden in het kunstenfonds te storten.

Ongetwijfeld zal de feitelijke constructie nog meer elementen hebben, maar ik beperkt me hier tot wat ik denk dat de kern is.

De kern

Wie betaalt er nu voor wat? Eerst was het de belastingbetaler die de kunsten mogelijk maakte (bij subsidies alle belastingbetalers, bij btw alleen de kopers van de kunstwerken of van de entree-bewijzen van de voorstellingen). Nu zijn het de extra gokkers die in de hoop rijk te worden de kunstwerken alsnog mogelijk maken.

Fancy-fair

De constructie is in wezen een macro-variant van wat we allemaal wel kennen: de fancy-fair op onze scholen. De school organiseert jaarlijks een fancy-fair, de kinderen en hun ouders bakken thuis een taart, de leraren kopen wat leuke cadeaus, de taarten worden verkocht, lootjes geven recht op een draai aan het rad van fortuin en een kans op een van de prijzen. Per saldo zijn als het goed is de opbrengsten hoger dan de kosten (behalve de aankoop van de prijzen zijn er verder nauwelijks uitgaven). Daarom is hier sprake van ‘financiering van onderaf’ (maar dan in het groot).

In termen van ons overzichtsschema constructies:

  • Het gaat hier niet om een verdienmodel maar om een financieringsconstructie. Er is sprake van een verdeling van bestaand geld.
  • De financieringsconstructie kent hier het principe ‘financiering van onderaf’ (want het gaat hier niet om een van de andere 2 principes: lenen van geld, afstaan van eigendom).

Deze constructie kan natuurlijk ook worden toegepast op de bouw van een buurthuis, de aanleg van een nieuwe woonwijk (met kans op het winnen van een woning?), de aanleg van een snelweg.

Rudy van Stratum

Verdienmogelijkheid (32): DBFMO

Uit de toolbox financieringsconstructies komt verdienmogelijkheid 32, DBFMO. Dit staat voor Design Build Finance Maintain / Operate. Kort gezegd komt het er op neer dat in plaats van een aantal afzonderlijke contracten voor ontwerp, bouw, financiering, beheer en onderhoud één integraal contract wordt gesloten dat alles omvat. Vaak gaat het om grotere gebouwen of infrastructuur. Uitgangspunt is dat de opdrachtgever een vaste vergoeding per jaar (of maand) betaalt als het gebouw of de infrastructuur in gebruik wordt genomen. Vooraf kan de opdrachtgever aangeven welk budget hiervoor beschikbaar is en aan welke eisen het product moet voldoen. Het consortium levert dit en gebruikt de jaarlijkse vergoeding voor rente en aflossing. Lees verder

Verdienmogelijkheid (31): veilen van bankvergunningen

Wie zegt dat we niet gewoon door kunnen gaan met het noemen van verdienmogelijkheden? Ook al staan ze niet in het boekje NBW.

We hebben eerder frequenties voor de radio en mobiele telefonie geveild. Dat heeft de staat flink wat opgeleverd.

Zoiets kun je ook bij banken doen. Je mag niet zomaar een bank beginnen. Logisch, want een bank handelt in vertrouwen en heeft in the end ook een publieke functie. Een bank moet daarom een vergunning hebben van De Nederlandse Bank die vervolgens ook toezicht houdt. In economische termen zou ik de bankenmarkt semi-monopolistisch willen noemen. Er is weliswaar onderlinge concurrentie, maar van vrije toetreding is nauwelijks sprake. Als je eenmaal in de markt aanwezig bent, kun je dus jaarlijks een monopolistische meerwinst genereren. Deels gaat die naar bovenmatige salarissen van bankmedewerkers en naar bonussen.

Een simpele oplossing hiervoor is het jaarlijks veilen van de bankvergunningen. Je stelt dat er bijvoorbeeld maximaal 20 banken mogen zijn en dus heb je 20 vergunningen als overheid of DNB om te veilen. De partij die het meeste winst weet te behalen zal bereid zijn het hoogste bod te doen. De opbrengst van de vergunningen gaan weer terug naar publieke werken. Zo krijgen we weer marktconforme salarissen en verdwijnen de bonussen vanzelf. Misschien een wild idee maar laten we de voor- en nadelen maar op een rijtje zetten.

Rudy van Stratum

 

Wat is slimme financiering, de slag om Nederland 16 januari 2012

Met veel plezier heb ik gekeken naar de aflevering van de slag om Nederland van 16 janauri 2012. Dat leidde tot verschillende discussies en gesprekken met anderen. De uitzending maakt duidelijk dat hier iets heel vreemds aan de hand is.

In het kort, KPMG huurt een groot kantoorpand  in Amstelveen, ze verlaten dit pand voor een nieuw een paar honderd meter verderop, nog steeds in Amstelveen. Het nieuwe pand is zeer duurzaam, maar …. het oude pand staat leeg. En meest opmerkelijk, voor KPMG is het financieel aantrekkelijk om te verhuizen. Niet omdat die nieuwe huisvesting beter past of tot tot een hoger rendement leidt, maar omdat de constructie achter de huur en verhuizing geld oplevert. Tot zover een korte samenvatting, kijk hier voor de hele aflevering.

Tegelijkertijd blijven we met een onbestemd gevoel achter, want we missen het overzicht. Wij willen weten:

  1. Hoe werkt deze constructie?
  2. Wie is hier nou de dupe?
  3. Mag dit?
  4. Kan je dit ook op een positieve manier toepassen?

Ik heb geprobeerd meer inzicht te krijgen in deze constructie door een tijdlijn te maken, wat gebeurt er nou precies op welk moment, wat gebeurt er met de waarde van het vastgoed, waar gaat het geld heen? Klik op de afbeelding om deze tijdlijn te bekijken. Als er denkfouten zitten in deze visualisatie hoor ik het graag dan werken we dat weer verder uit. Conclusie de waardestijging van het vastgoed wordt gecasht door ontwikkelaar en huurder.

Als de tijdlijn klopt dan rolt het antwoord op vraag twee er direct uit. De belegger is de dupe, maar heeft ook bewust een risico genomen. Een huurcontract voor tien jaar is voldoende om de waarde van de belegging 25% hoger in te schatten en dat geld ook daadwerkelijk uit te geven. We weten dat resultaten uit het verleden geen garanties bieden voor de toekomst, daar zou je aan toe kunnen voegen dat garanties voor de nabije toekomst geen garanties zijn voor de verre toekomst.

Is het dan erg wat hier gebeurt, mag dit? Wij hebben niet kunnen ontdekken dat hier iets gebeurt wat niet mag. Het is toch vooral een zakelijke overeenkomst tussen partijen die allemaal als doel hebben om meer winst te maken. Maar tegelijkertijd, leuk is het niet, zelfs onethisch, de gemeenschap en een belegger (ons pensioen?) zitten met het probleem.

Toch, een interessante constructie wat ons bij de vierde vraag brengt, wat kunnen we hier van leren, kan je dit ook positief inzetten? Rudy had een aardige suggestie. Stel dat je een achterstands wijk hebt, de waarde van de woningen is niet zo hoog. Stel ik overweeg als goede familie een nieuw huis te gaan bouwen in zo’n wijk, zodanig dat de verwachting is dat andere gegoede burgerij mij gaat volgen en dat alle huizenprijzen omhoog gaan. Nu ga ik bij alle bestaande bewoners eisen dat ze bij verkoop van hun woning de helft van de prijsstijging op mijn rekening gaan storten. Uiteindelijk kan ik dan voor niks naar die wijk komen, ik krijg mijn huis helemaal gratis of zelfs geld toe. Ik verzilver mijn marktwaarde om goede mensen de buurt in te trekken. De burgemeester die in een achterstandswijk gaat wonen zeg maar. Ik zelf ben er nog niet helemaal uit, is hier nog een verliezer? Of hebben we werkelijk een constructie met alleen maar winnaars?

Stijn van Liefland

 

Verdienmogelijkheid (27): waterheffingen

Dit is een voorbeeld van onbenut potentieel dat renderend kan worden gemaakt. In de waterketen kunnen de kosten omlaag (of de opbrengsten omhoog) door meer samenwerking en innovatie in de keten. Rioolslib kan energie opleveren en kan afkoppeling van regenwater van het riool voor lagere kosten van aanleg en onderhoud en verbruik (lagere zuiveringslasten) zorgen. Helemaal niets tegen. Sterker nog: er zijn voorbeelden en concrete berekeningen dat dit rendeert. Kernvraag is hoe je die innovatie en samenwerking in een versnelling kan brengen. Gemeenten kunnen hierbij een sturende rol spelen. Gemeenten hebben nu vaak die kennis niet in huis maar door elkaar op te zoeken kan die wel boven water 🙂 komen.

Concreet komt het boekwerkje NBW ook niet verder dan: blijven stimuleren van slimmere waterketens.

Rudy van Stratum

Verdienmogelijkheid (25): uitzichtrecht

Ah, deze is weer aansprekend en simpel. Een voorbeeld van een extra belasting. Je hebt mensen die dagelijks mogen genieten van een fraai uitzicht over open water of groene natuur. Dat betekent dat hun woning of pand in waarde meer toeneemt dan een vergelijkbare woning zonder die voordelen (dit is een stelling van de auteurs van NBW, zou moeten worden gecheckt, op zich geloof ik wel dat zo’n woning meer waard is, maar dan betaal je er dus ook meer voor bij aanschaf, betekent ook jaarlijks hogere rentelasten, of de jaarlijkse stijging sec hoger is dan bij een soortgelijke woning is een andere vraag). Nou, zo gaat dan de redenering, voor zo’n privilege mag je dan ook meer betalen. Als we bijvoorbeeld een garantie geven op een ‘levend schilderij’ voor de duur van 30 jaar dan mag daar een vergoeding tegenover staan.

Zonder gekheid: dit is natuurlijk een mogelijkheid die extra inkomsten genereert. De auteurs van NBW geven als dilemma aan dat het geven van garanties voor een periode langer dan 10 jaar nog niet mogelijk is. Maar goed, begin dan met jaarlijkse extra belastingen, je betaalt gewoon voor gebruik zolang het duurt. Het lijkt me wel dat deze verdienmogelijkheid politiek gezien nogal gevoelig ligt. Maar zelfs in de VS zijn voorbeelden van dergelijke belastingen.

Rudy van Stratum

Creatief met hypotheekschuld

Studieschuld

Aanleiding is de column van Frank van Kalshoven in de Volkskrant van afgelopen zaterdag 12 november 2011. Hij verwijst daar naar een aantal creatieve mogelijkheden die circuleren om de hypotheekschulden te verminderen. Eentje daarvan wil ik er hier uit lichten. Hij doet me denken aan de mogelijkheid die studenten in de jaren 80 van de overheid kregen om hun studieschuld met korting versneld af te lossen. Het was toen nog de tijd van renteloze schulden die je in 120 termijnen (elke maand 10 jaar lang) moest aflossen. En aflossen hoefde alleen als je inkomen boven een bepaalde minimale grens lag. Na een bepaalde tijd (ik dacht diezelfde 10 jaar) werd een eventueel restant van je schuld kwijtgescholden. Er was dus in feite geen enkele prikkel om je studieschuld versneld af te lossen, je betaalde immers geen rente en bovendien als je per ongeluk werkloos was hoefje niet te betalen. En dat terwijl heel wat werkenden best het geld beschikbaar hadden om die aflossing versneld te doen. De overheid gaf toen iedereen de gelegenheid die schuld versneld af te lossen met een korting van (uit mijn hoofd) 20%. Dus een schuld van € 10.000 kon je aflossen door € 8.000 van je spaargeld af te staan.

Hypotheek

Iets soortgelijks circuleert nu met betrekking tot de hypotheekschulden. Stel dat je € 100.000 aan hypotheekschuld hebt. Elk jaar betaal je daarover een rente en mag je die rente weer aftrekken bij je belastingaangifte. Stel dat je de bank 5% rente betaalt en dat je in het 50% tarief valt, dan betaal je effectief 2,5%. Veel mensen hebben ondertussen ook flinke bedragen op hun spaarekening staan als een appeltje voor de dorst. De rente op zo’n spaarrekening is belabberd laag maar toch loont het niet om versneld je hypotheek af te lossen. Je verspeelt daarmee immers de mogelijkheid  van rente-aftrek. De overheid zou sparende particulieren over de streep kunnen halen door aan te bieden: als je nu € 80.000 betaalt dan ben je je hypotheekschuld van € 100.000 kwijt (stel even voor gemak weer die korting van 20%).

Eerst moet de overheid dan de betreffende schulden van de banken overnemen, maar 80% daarvan krijgt ze onmiddellijk weer terug. Per saldo moet de overheid dus € 20.000 lenen op de kapitaalmarkt. Stel dat dit tegen een wat hoger speciaal tarief zal plaats vinden van ook weer 5% rente. Dan betaalt de overheid elk jaar € 1.000 aan rente over die € 20.000. Daar staat tegenover dat de overheid extra belastinginkomsten krijgt omdat de hypotheekrente aftrek vervalt. In ons voorbeeld gaat het dan om extra inkomsten van 2,5% over € 100.000 oftewel € 2.500. Door deze operatie krijgt de overheid dus jaarlijks € 1.500 aan extra inkomsten binnen. Na 20 jaar kan de schuld van € 20.000 opnieuw gefinancierd worden, maar dat is iets wat we nu niet meer willen neem ik aan. Dus een correctie voor een tussentijdse aflossing moeten we ook nog meenemen. Jaarlijks voordeel voor de overheid is hoe dan ook een bedrag ergens tussen de € 500 en € 1.000.

Wat verandert er voor de particulier die zijn schuld versneld aflost? In de oude situatie was hij elke jaar € 2.500 aan rente kwijt maar kreeg hij ook een rente op zijn spaargeld van € 80.000. Als we aannemen dat hij 2,5% rente op zijn spaargeld (is al behoorlijk hoog) krijgt dan is dat jaarlijks € 2.000 rente-inkomsten. Per saldo is deze particulier jaarlijks € 500 kwijt. In de nieuwe situatie heeft hij geen schuld meer, geen belasting aftrek meer maar ook geen spaargeld meer. In de nieuwe situatie betaalt noch ontvangt hij geld. De nieuwe situatie betekent voor de versneld aflossende particulier dus een verbetering van minimaal € 500 per jaar.

Conclusie

Een simpele constructie die 2 winnaars kent. Misschien zelfs drie winnaars. Want de banken krijgen een verkorte balans: € 80.000 minder spaargelden maar ook € 100.000 minder uitstaande tegoeden/hypotheken. De totale effecten voor de geldmarkten zijn wat lastiger in te schatten, maar ik zie zo 1-2-3 geen nadelige effecten. Het kortingspercentage van 20% is hier willekeurig gekozen. Je zou dit percentage kunnen fine-tunen zodat de constructie de grootste voordelen voor alle partijen laat zien. Het zou een eenmalige operatie kunnen worden, net zoals destijds bij de studieschuld de aanbieding eenmalig was.