Categoriearchief: Financieringsconstructies

Financiering van onderaf: tuinderij De Es in Haaren

Via de mail kreeg ik een suggestie eens te kijken naar het initiatief van Zorgtuinderij De Es in Haaren Noord-Brabant (www.tuindees.nl). Het gaat hier om een vorm van financiering van onderaf. We spreken van deze vorm van financieren als het bijvoorbeeld niet lukt bij een traditioneel kanaal als een bank aan geld te komen. Op deze site zijn diverse voorbeelden te vinden (onlangs schreven we bijvoorbeeld nog over zzp’ers die elkaar helpen in geval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid).

Het probleem

Tuinderij De Es is een sociale onderneming zonder winstoogmerk. Naast het telen van groente en fruit, is de tuin ook een zorgtuin. Een zorgtuin waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten om onder begeleiding weer structuur in hun leven aan te brengen. Afijn, ga vooral op de site kijken voor meer uitleg en informatie.

Het vraagstuk zoals ik het zie is dat de tuin eigendom is/was van iemand of iets die tot verkoop wil overgaan. Huur bij deze eigenaar is dus geen optie meer. Als je je onderneming wilt voortzetten, wat zijn dan je opties? Je kunt wellicht weer gaan huren maar dan van een nieuwe eigenaar. Maar dat is onzeker. Wil die nieuwe eigenaar wel verder met dit bedrijf? En hoe zal het gaan met de toekomstige huurprijs?

Een andere mogelijkheid is om zelf (als gebruiker/onderneming) de grond te kopen. Maar ja: hoe kom je aan dat geld? Het gaat hier om een oppervlakte van 2 ha (20.000 m2) met een geschatte waarde (2013) van € 263.000. Je kunt naar de bank gaan, maar laten we maar gerust aannemen dat je die deal niet rond zult krijgen.

Het idee van De Es is nu om de grond op te knippen in 250 eigendomsdelen. De trekkers van het initiatief die de dagelijkse operatie runnen kopen zelf 50 porties. De overige 200 porties zijn voor een ieder die belangstelling heeft te koop. De prijs? € 1.000 voor een portie van 800 m2 (= 20.000 m2 oppervlakte gedeeld door 250 porties), dus een redelijk marktconforme prijs van € 12,50 per m2. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe eigenaren aka portiehouders geen invloed hebben op de bedrijfsvoering (dus je kunt geen tent op je eigen stukkie zetten in de zomer!).

What’s in it for me?

Voor de huidige bedrijfsvoering lijkt me het voordeel van deze constructie wel helder. Je kunt door met je bedrijf en (komen we nog op) tegen lagere kosten. Maar is het ook interessant om zo’n aandeel in dit bedrijf (de grond) te kopen?

Je krijgt je inleg in principe niet meer terug. Het is immers een (risicodragend) aandeel en geen lening. Je kunt je aandeel wel weer doorverkopen. Wat je daar in de toekomst voor krijgt is een inschatting die je zelf mag maken (er is geen ‘markt’ voor dus je zult in je omgeving de nieuwe koper moeten vinden). Wat is je jaarlijkse vergoeding?

Ofwel krijg je een jaarlijkse uitkering in cash/euro’s van 1,5%, dus elk jaar € 15 per aandeel/portie. Ofwel mag je jaarlijks meedoen met het ‘portiehoudersdiner’ ter waarde van € 45 (een niet monetair rendement van 4,5%). Ofwel mag je jaarlijks voor € 30 uitzoeken aan groente en fruit in de winkel.

Is de maaltijd met dat feestje ook écht € 45 waard? En is die € 30 aan groente vergelijkbaar met wat je in de supermarkt voor dat geld kunt kopen? Ik weet het niet, dat mag je ook weer zelf inschatten.

Hoe zit het met de risico’s? Stel dat iedereen kiest voor uitbetaling in cash? Dan moet er jaarlijks 1,5% van € 200.000 worden uitbetaald. Dat is € 3.000 op een jaaromzet van ruim € 100.000. Dat zou geen probleem moeten zijn, hoewel ik geen zicht heb op de jaarlijkse kosten. Ik neem aan dat er betaalde krachten rondlopen? Dat er onderhoud moet plaats vinden? Dat er machines moeten worden gekocht en vervangen? Ik weet eigenlijk ook niet wat er precies met die € 250.000 wordt gedaan: is dat ook precies het bedrag wat naar de huidige eigenaar gaat?

Afijn, ik heb eens rondgevraagd bij wat kennissen. Zou je zoiets doen en waarom wel/niet? Het beeld dat ontstaat is dat je dit niet gaat doen vanuit een puur financieel motief. Het risico is gewoon te groot dat je je geld niet of niet helemaal terug krijgt. (NB mocht de grond ooit verkocht gaan worden bijvoorbeeld vanwege een andere bestemming, dan is het wel degelijk mogelijk dat je een hogere prijs zult krijgen). Het financiële rendement is aardig (vergelijkbaar met een spaarrekening) maar kon mijn kennissen niet over de streep halen. Je doet dit omdat je het een sympathiek initiatief vindt en je een lokale betrokkenheid met deze tuin en plek hebt.

Maar …. hier merkte ik toch wat ongemak. € 1.000 is dan gewoon wat veel. Iemand zei letterlijk tegen me: als het een portie van € 100 zou zijn dan zou ik het gewoon doen. ‘Dan zie ik het als een donatie en alles wat ik er dan voor terug krijg is meegenomen’. Maar € 1.000 lijkt voor veel mensen toch een grote sprong. Misschien zijn er (kosten-) technische redenen om de maat van € 1.000 per portie aan te houden? € 100 is gewoon te veel gedoe? Ook dat is mij niet bekend.

Hoe dan ook!

Het gaat hier om een innovatieve en creatieve aanpak. Het deed me denken aan Brouwerij de Raaf waar ik eerder al over heb geschreven. De ‘aandeelhouders’ kregen daar jaarlijks een fustje bier en/of mochten op de party voor intimi komen. Er zullen ongetwijfeld betrokken mensen zijn die graag € 1.000 over hebben om nieuwe eigenaar van een stukje grond te worden (merk overigens op dat een donatie aftrekbaar is voor de fiscus, en dat je als nieuwe eigenaar wel een opgaaf in Box 3 zult moeten doen! En oh ja: er komen ook nog wat notariskosten om de hoek kijken). De nieuwe eigenaren zullen vooral gaan voor het niet-monetaire rendement (is de verwachting, ook bij de organisatoren). Ben benieuwd of het de organisatoren lukt het benodigde geld voor 1 januari 2015 bij elkaar te krijgen. Ik hoor het graag en dan zullen we er hier weer over berichten.

Rudy van Stratum

Lees hier de prospectus-brief voor nieuwe eigenaren.

Crowdfunding op maandbasis voor kunstenaars-pensioen?

Een leuke constructie in de actualiteit:

zie hier de site van tekenaar Matthijs Booij

Stapel tekeningen

Je kunt je tekeningen natuurlijk gewoon verkopen als kunstenaar. Voor ergens tussen de € 500 en € 1.000 per stuk. Of je laat ze in je la liggen. Waarschijnlijk heeft Matthijs deze zaken allemaal afgewogen.

In de la laten liggen is zonde. Dan heb je noch geld noch eer van je werk.

Ze verkopen voor de genoemde prijzen? Dat lijkt mij het voorkeursscenario. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Dan moet je een expositie organiseren, alles achter een glaasje plakken en dan aantrekkelijk ophangen. Te duur, hoop gedoe?

Verzin een list!

Idee is dat je pensioen wilt voor later. Matthijs zal wel zzp’er zijn. Je kunt bij hem een tekening kopen of leasen of welke term je voorkeur heeft: je krijgt de tekening thuis gestuurd, hoeft hem niet meer terug te geven en in ruil daarvoor betaal je elke maand tot 2050 € 1 via automatische incasso.

Hij heeft ongeveer 150 tekeningen verkocht in de afgelopen 3 maanden volgens deze formule. Dus elke maand al een bedrag van € 150 in de pocket. Hij wil tot de 1.000 stuks gaan en heeft nu al de publiciteit die hij ongetwijfeld had gehoopt te krijgen. Geniaal.

Voor de koper klinkt het interessant. Elke maand een euro merk je toch niet. Hier wordt goed gebruik gemaakt van een denkfout (veel geld nu = duur, elke maand een beetje = goedkoop). En bovendien als je oud bent en nu instapt dan betaal je helemaal weinig (hebt er dan ook minder lol van natuurlijk). Per saldo betaal je in deze formule maximaal flink minder dan € 500 (12 x 36 maanden een euro en dan nog contant maken) voor je tekening.

Alle tekeningen zijn even duur, dat werkt ook fijn.

Meer mogelijk

Matthijs kan er ook elke maand zuinig van gaan leven. Een soort basisinkomen van € 1.000 per maand. Hij zal waarschijnlijk wel wat belletjes moeten plegen als deze en gene Euro na verloop van tijd achterwege blijft. Maar mag de pret niet drukken.

Het totaal opgebouwde pensioen ná verkoop van 1.000 stuks? Elk jaar € 12.000 maal 36 jaar te gaan maakt € 432.000. Maar met rente op rente (te lui het precies uit te rekenen) gaat dat naar misschien wel het dubbele. Matthijs zegt het geld niet eerder te willen aanspreken dan op zijn 65e. hij denkt 72 jaar te worden (kunstenaars!) dus dat betekent elk jaar daarna een tonnetje te besteden. Lijkt mij niet slim maar het is zijn feestje.

Constructie?

Hoe heet zo’n constructie nou? Leasekoop voor de (bijna) eeuwigheid? Kan.

Ik vind het een vorm van crowdfunding. Want er zit toch een gunfactor in met een hoog aaibaarheidsgehalte. En het is een incident omdat ik niet geloof dat dit gaat werken als 10.000 kunstenaars dit geen doen. Ook het zoeken en vinden van de media: past bij crowdfunding.

Het is alleen crowdfunding op abonnementsbasis. Repeterende crowdfunding. Zoiets.

Rudy van Stratum

Broodfonds ‘financiering van onderop’

Broodfonds: wat is het?

Het is een fenomeen van de laatste paar jaar. Het gaat over zelfstandige ondernemers die op zoek zijn naar een verzekering voor inkomensderving bij ziekte en/of arbeidsongeschiktheid. En die de premies die daar op dit moment bij de reguliere verzekeringsmaatschappijen voor worden berekend niet kunnen of willen betalen. De oplossing is dat een relatief kleine groep zelfstandig ondernemers een onderlinge verzekering afspreekt en regelt. Met als uitkomst dat de te betalen premie een stuk lager kan komen te liggen.

Je zou kunnen zeggen dat een broodfonds een vorm van ‘crowd insurance’ is. De crowd (van zelfstandige ondernemers) regelt haar eigen voorziening voor inkomensderving in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Qua thematiek past dat bij ‘slimme financiering’ en ik zou het omschrijving als een vorm van ‘financiering van onderaf’ (zie onze beslisboom).

De woorden ‘verzekering’ en ‘premie’, zo wordt mij verteld, mogen hier absoluut niet worden gebruikt. Het gaat niet over een premie maar over een maandelijkse inleg op je eigen rekening. En het gaat niet om een uitkering (in geval van ziekte oid) maar over een schenking. In mijn ogen is dat een juridisch-fiscaal aspect. Ik ben in eerste instantie geïnteresseerd in de economische werking van de constructie. Hoe werkt het in de dagelijkse praktijk? Veel informatie is te vinden op www.broodfonds.nl maar ik ben helemaal bij gepraat door René Albers die sinds kort werkzaam is voor BroodfondsMakers (mogelijke fouten of onjuistheden hieronder blijven natuurlijk voor mijn rekening).

De economie

Je bent dus zelfstandig ondernemer en financieel kwetsbaar in geval van ziekte. Een gewone verzekering regelen is (ga ik even van uit) te duur (afhankelijk van je beroep en bijbehorend risico (ook weer afhankelijk van leeftijd en branche) kan de maandpremie oplopen tot € 500-600 bij een verzekerd jaarinkomen van pak hem beet € 25.000 bruto). Dan kun je dus een broodfonds overwegen. Zou je door met zijn allen maandelijks een bedrag in te leggen elkaar uit de brand kunnen helpen?

Dan moet je dus weten hoe groot de kans is op ziekte. Landelijk ligt het ziektepercentage voor zelfstandigen zo rond de 4%. Het broodfonds neemt voor de calculatie een percentage van 4,5% en gaat daarbij dus aan de veilige kant zitten (op basis van de relatief korte historie van aangesloten zelfstandige ondernemers ligt het feitelijke ziektepercentage iets boven de 1%!). De ‘schenkingsniveaus’ (later meer over de term) die beschikbaar zijn liggen tussen de ondergrens van € 750 per maand en de bovengrens van € 2.500 per maand, oplopend met stappen van € 250. De bijbehorende ‘premie’ of inleg is dus 4,5% van dit bedrag. Dus kies je voor € 2.500 schenking in geval van ziekte dan moet je maandelijks 4,5% van € 2.500 inleggen, oftewel € 112,50.

Mag je zelf kiezen voor welke schenking je gaat? Nee. Het idee is dat je je verzekert alleen voor het hoogst noodzakelijke. Als maat hiervoor geldt wat je maandelijks nodig hebt aan ‘winst + vaste lasten’. Als je dus een paar jaar geen winst hebt gemaakt, kun je je alleen verzekeren voor je vaste lasten. Maar hoe kan ik daar dan van leven? Eehh, …, dat weet ik ook niet, maar blijkbaar kon je dat al die tijd al doen dus de verzekering gaat daar geen verandering in aanbrengen. Anders gezegd: de verzekering wil geen prikkel geven om bij ziekte beter af te zijn dan voorheen.

Er geldt standaard een maand eigen risico, maar een kortere of langere periode is mogelijk. En er is een maximale periode van uitkering schenking, namelijk van 2 jaar per ziektegeval. Voor ziektes langer dan die 2 jaar kun je eventueel aanvullend bijverzekeren via de normale AOV-s. Bovendien blijkt zo’n 97%-99% van de mensen die ziek worden binnen 2 jaar weer beter te zijn (of, klinkt hard, maar is dan gestorven).

Voorbeeld

Het allersimpelste is natuurlijk als je zelf je eigen broodfonds bent. Dat heet een gezonde buffer voor jezelf opbouwen. Gewoon elke maand een bedragje opzij zetten en dan teer je daar op in als je even ziek bent en/of geen inkomen hebt. Maar ja, als het zo simpel was … In de praktijk blijkt een groep van minimaal 20 deelnemers noodzakelijk om goed te kunnen werken. Die deelnemers zitten bij voorkeur bij elkaar in de regio en/of kennen elkaar dus. Wat ook kan is dat de 20+ deelnemers tot een groep gelijkgestemden hoort (een bepaalde beroepsgroep die regelmatig bij elkaar komt maar best landelijk verspreid kan wonen).

Stel voor het simpele rekenen dat er 20 deelnemers zijn die allemaal gaan voor de maandelijkse inleg van € 112,50. Dan komt er elke maand € 2250 binnen. Als er niemand ziek wordt en er zou sprake zijn van een grote pot geld (wat niet het geval is, maar zie later) dan staat er na een jaar € 27.000 op de totale rekening. Stel dat in maand 13 één zelfstandig ondernemer ziek wordt en dus maandelijks een uitkering krijgt van € 2.500. Elke maand gaat er dus € 2.500 uit de pot voor de uitkering/schenking aan de zieke zelfstandig ondernemer. Maar ondertussen blijft er natuurlijk ook gewoon € 2.250 binnen komen elke maand. Per saldo loopt de pot elke maand dus terug met € 250. Na de maximale ziekteperiode van 24 maanden staat er dan nog steeds € 21.000 op de rekening. Niets aan het handje.

Wat als er vanaf maand 13 twee zelfstandige ondernemers tegelijk ziek worden? Dan zakt de pot elke maand met € 2.750 en is de pot na ongeveer 10 maanden, dus binnen 1 jaar, leeg! Ergens slaat het dus om van een gelijkblijvende naar een oplopende of juist aflopende pot. Om het verhaal niet onnodig lang te maken: als je met 22,22 mensen zou starten en je hebt 1 ziektegeval na 1 jaar dan blijft de pot eeuwig durend op € 30.000 hangen. En dat heeft er mee te maken dat 1 / 22,22 precies gelijk is aan 4,5% en dat was het premiepercentage. Belangrijk voor een opgestart Broodfonds is dat ze snel doorgroeien naar 30-40 leden omdat dan de risico’s verkleinen en de draagkracht sterk toeneemt.

Fiscaal / juridisch

Hoe werkt het in de praktijk? Voor iedereen wordt een rekening geopend en een lid stort daar elke maand zijn eigen geld op. Die rekening is en blijft gewoon van jezelf. Als iemand ziekt wordt dan doet elke deelnemer een ‘schenking’ aan de zieke deelnemer. Dus als je ziek wordt en € 2.500 krijgt dan stort elke deelnemer (in geval van 20) € 125 op jouw privé-rekening vanuit die eigen individuele pot. De zieke zelfstandig ondernemer ziet op deze manier elke maand 20 afschriftregels met namen erbij. Omdat het in dit geval over schenkingen gaat van de ene naar de andere persoon, is sprake van fiscale vrijstelling. Het zaakje zit zo in elkaar dat iedereen in principe binnen de regels van de fiscus blijft wat betreft schenkingen. Het opgebouwde vermogen van je eigen rekening (maandelijks inleg minus schenkingen) valt in box 3 (daar betaal je dus jaarlijks belasting over, maar die valt ongeveer weg tegen de rente op de rekening) en de ontvangen schenkingen zijn belastingvrij voor de ontvanger (vandaar netto schenkingen). Daarom hier dus niet ‘premie’ en ‘verzekering’ maar ‘inleg’ en ‘schenking’.

De BroodfondsMakers is een overkoepelende instantie (een coöperatie) die de administratie verzorgt voor € 10 in de maand en een eenmalige vergoeding van € 275 per aangesloten deelnemer van een Broodfonds (die dan, zover ik het begrijp, in de vorm van een vereniging is gegoten. Waarom geen coöperatie? Geen idee. Stijn gaat in een aparte blog nog in op de verschillen tussen coöperaties en verenigingen). De BroodfondsMakers vraagt de individuele rekeningen aan bij een bank waar afspraken mee zijn gemaakt, zorgt voor de automatische incasso’s in geval van ziekte etc.

Andere bijzonderheden?

Er is een maximum gesteld aan de opgebouwde individuele buffer van 36 maanden. Daarna blijf je nog wel inleggen maar krijg je jaarlijks het teveel terug gestort.

Je kunt je ook part-time ziek melden, dan kun je toch nog wat verdienen met je bedrijf. En wie bepaalt dat of je part-time ziek bent? Dat bepaal je in principe zelf. Vertrouwen speelt een grote rol in het netwerk. Daarom is de grootte van de groep cruciaal. Te klein (<20) is kwetsbaar vanuit financieel oogpunt en te groot (>50) is kwetsbaar vanuit de verminderde controleerbaarheid (en te grote anonimiteit).

Kun je zomaar uittreden als je vindt dat er te veel mensen ziek zijn en jij juist niet? Ja, dat kan. Twee maal per jaar kun je toe- en uittreden. ‘Adverse selection’ heet dat in de economische literatuur. De mensen met de meeste kans op ziekte blijven over, einde systeem …

Gaat het wel eens fout? Er is een enkele situatie ontstaan waarin iemand binnen een pas gestarte groep structureel ziek werd en waarbij de kas op dat moment onvoldoende groot was. (De regel is dat er nooit meer uitgekeerd kan worden dan er gespaard is op alle individuele rekeningen van alle leden van het betreffende Broodfonds). Maar zoals gezegd is het feitelijke ziektepercentage van alle aangesloten clubs landelijk rond de 1% dus het kan niet anders dan dat er ‘macro’ een aardige buffer wordt/is opgebouwd.

Wat is het verdienmodel? Volgens mij ligt de kern van het verdienmodel in het verbeterde controle-mechanisme van een kleine groep bekenden. Controle klinkt vervelend, maar het is ook de controle naar jezelf toe. Je meldt je alleen maar ziek als het echt niet anders kan. En je weet dat je je clubleden regelmatig onder de ogen komt. Transparantie is misschien een fraaier woord. Het andere verdienmodel is dat er sprake is van ‘disintermediation’: geen grote organisatie met lease-auto’s, bonussen, glazen gebouwen, je snijdt een onderdeel van de keten weg. Okay, okay, ik snap dat daar ook sprake is van schaalvoordelen, maar blijkbaar zijn die niet overtuigend genoeg meer.

Een ander bijkomend verdienmodel dat René noemde: als je al een verzekering hebt lopen dan kun je vragen daar de eigen risico periode op te hogen naar 24 maanden. Grote kans dat je dan per saldo goedkoper uit bent. De grote verzekeringsmaatschappijen zien daarentegen juist weer een kans in de markt voor > 2 jaar te duiken en daar producten op maat aan te bieden.

Tenslotte lijkt mij een verdienmodel dat de schenkingen hier netto zijn en dat je dus door deze constructie een belastingvoordeel hebt (waar een verzekeringsmaatschappij bij een uitkering belastingen moet inhouden, hoeft dat hier bij netto schenkingen niet).

Rudy van Stratum

Coöperaties (1), de Energiecoöperatie

Voor me ligt een publicatie van het planbureau voor de leefomgeving over energiecoöperaties. Geprikkeld door de eerder artikelen van Rudy waar de coöperatie als mogelijk oplossing voor groenfinanciering wordt gepresenteerd heb ik het doorgenomen. De publicatie is het verslag van een onderzoek dat op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) is uitgevoerd. Belangrijkste vragen zijn, wat doen de energiecoöperaties, hoe faciliteren gemeenten de coöperaties en in hoeverre leveren de coöperaties een rol bij het oplossen van het klimaat- en energieprobleem.

De publicatie heeft het over handelingsperspectieven. Dat gaat over de vraag wat de coöperaties doen, maar vooral ook over de vraag welke bijdrage coöperaties kunnen leveren aan het realiseren van gemeentelijke klimaatdoelstellingen. Op het eerste gezicht lijkt het antwoord eenvoudig, coöperaties werken aan klimaat, dat is dus mooi voor gemeenten met hoge ambities. In de praktijk blijkt het een stuk ingewikkelder, de coöperaties zijn relatief klein en werken veelal met vrijwilligers. De bijdrage is dus relatief klein, maar als ze groeien moeten ze al snel concurreren met commerciële partijen. De komende tijd  zullen we uitgebreider stilstaan bij de vraag wat coöperaties kunnen betekenen bij het werken aan de kwaliteit van onze leefomgeving en gaan we ook meer de diepte in als het gaat om de energiecoöperaties.  Daarbij hoort ook de vraag hoe overheden de coöperaties kunnen faciliteren. Voor vandaag een algemeen beeld, wat zijn energiecoöperaties, wat doen ze en hoe financieren ze dat?

Wat is het, wat doen ze?

Energiecoöperaties bestaan al sinds het eind van de jaren 80 van de vorige eeuw. Toen ging het uitsluitend om windenergie, gezamenlijk werd door de leden een molen gekocht, de opbrengst werd onder de leden verdeeld. Het waren er toen ca. 15 waarvan de meeste nog steeds bestaan. Sinds een aantal jaren zijn er weer nieuwe energiecoöperaties ontstaan, de publicatie gaat er van uit dat er nu zo’n 110 actief zijn. Maar, dat hangt af van de definitie, je kunt ook op veel meer uitkomen. De nieuwe coöperaties houden zich met diverse activiteiten bezig, de gemeenschappelijke noemer daarvan is een duurzame ontwikkeling en meer specifiek tegengaan van klimaatverandering.

Waren de coöperaties uit de jaren 80 / 90 gericht op windenergie, tegenwoordig is het veel breder:

  • Doorleveren van energie. Inkoop van energie (gas en elektriciteit) en levering aan de leden. Elektriciteit is over het algemeen afkomstig uit duurzame bronnen, gas op een enkele uitzondering na niet. Op de inkoop en verkoop wordt een kleine winst gemaakt die gebruikt kan worden voor eigen projecten.
  • Collectieve inkoop van zonnepanelen. Organisatie van de gezamenlijke inkoop van zonnepanelen. Dit leidt tot een lagere prijs voor de leden en niet onbelangrijk, de leden hoeven zelf niet na te denken over welk type het beste is (ontzorgen).
  • Bouwen van een zonnecentrale. De coöperatie bouwt een groot systeem, op een groot dak of bijvoorbeeld op een braakliggend stuk grond. Inkomsten krijgt de coöperatie ui de verhuur van panelen of de verkoop van elektra.
  • Windenergie, de bouw van windmolens. De coöperatie ontvangt hiervoor subsidie en verkoopt de energie.
  • Energiebesparing. De organisatie van activiteiten om de isolatie van bestaande gebouwen van de grond te krijgen. Bijvoorbeeld door het organiseren van informatieavonden, het leveren van adviezen of het gezamenlijk inhuren van een aannemer.
  • Informatie en advies over duurzame energie en energiebesparing.

 

Al deze activiteiten leveren op de een of andere manier geld op en houden zo de coöperatie draaiend. De opbrengst wordt gebruikt voor investeringen in energie of voor andere investeringen in de lokale gemeenschap. Onderstaande figuur (klik voor vergroting) geeft een overzicht van de activiteiten en inkomsten.

energiecooperaties-01

Wat levert het op?

Een belangrijke vraag is wat het effect is van de energiecoöperaties, gaan zij er voor zorgen dat overheden hun klimaatdoelstellingen realiseren of is het een druppel op een gloeiende plaat. Op de korte termijn moeten we er niet te veel van verwachten:

  • De productie van duurzame energie is relatief klein. Daar komt bij dat het op dit moment erg onduidelijk is hoe de vergoeding voor collectief opgewekte  duurzame energie er uit zal zien. Deze onzekerheid maakt dat investeringen in collectieve voorzieningen uitgeteld worden.
  • De collectieve inkoop  van bijvoorbeeld zonnepanelen. Het is niet bekend hoeveel dit is, maar het zou heel veel kunnen zijn. Het is een relatief eenvoudige werkwijze.
  • Windenergie op land, zo’n 4% van de windenergie op land wordt door coöperaties opgewekt. Het Rijk vindt dat er meer windmolens op land moeten komen, de coöperaties kunnen daar een rol bij spelen. Hun projecten hebben vaak draagvlak onder de bevolking.
  • Isolatie bestaande bouw. De bijdrage van de coöperaties is gering, het vraagt veel en langdurige inzet van vrijwilligers om hier iets substantieels te bereiken. Hier wordt de term vrijwilligersmoeheid geïntroduceerd. Opvallend is overigens wel dat het onderzoek uitwijst dat adviezen van vrijwilligers eerder opgevolgd worden dan adviezen van commerciële partijen of de overheid.

 

Maar, elke bijdrage aan het tegengaan van klimaatverandering is welkom. Daar komt bij dat energiecoöperaties ook een bijdrage leveren aan gemeenschapszin. Ook niet onbelangrijk.

 

Stijn van Liefland

Alternatieve financiering Rural Alliances (3) / slot

In twee eerdere blogs zijn we dieper ingegaan op de publicatie ‘Alternatieve financieringssystemen voor het platteland’. Tijd om enkele afsluitende conclusies te trekken.

Vorm

Een aantrekkelijk vormgegeven publicatie die makkelijk weg leest, zaken helder uitlegt en een goed overzicht geeft van wat er (nog) mogelijk is op het platteland als traditionele subsidies wegvallen. De studie maakt gebruik van illustraties en samenvattende overzichten en tabellen. En is slim geschreven vanuit de behoeften van de doelgroep.

Inhoud

Een aantal zaken valt (mij) op:

  • Dit onderzoek onderscheidt zich door expliciet stil te staan bij de soms beperkte en beperkende rol van geld. Geld is een menselijke uitvinding en een middel tot een doel. Dat doel kun je ook op andere manieren, buiten geld om, bereiken. Zo gaat deze studie meer dan gemiddeld in op (lokale) ruilhandel, en op (lokale) alternatieve munten.
  • Dit onderzoek onderscheidt zich door minder aandacht te hebben voor de zogenaamde ‘ecosysteemdiensten’. Dat zijn manieren om het platteland op nieuwe manieren te vermarkten. Waar vaak in dit soort studies de hype is dat het platteland meer ondernemerschap nodig heeft en nog zoveel kan vermarkten, laat de auteur zich hier kritisch uit over deze richting.
  • Deze publicatie heeft een mooie overzichtstabel van alle geïnventariseerde oplossingen die worden gescoord op 5 dimensies. Als ik dus lekker lui gewoon naar de tabel kijk: wat is dan dé oplossing voor de afnemende subsidies op het platteland? Dan blijven er slechts 2 modellen over die op alle 5 de criteria positief scoren: giften en lidmaatschap. Hiermee lijkt de studie ook iets van een paradox te hebben ingebouwd. Er is een groot ‘geefsysteem’ (namelijk dat van de gratis subsidies) weggevallen en nu lijkt de beste oplossing op zoek te gaan naar andere gratis geefsystemen. Ook deze ‘nieuwe’ geefsystemen zijn vaak niet echt duurzaam omdat ze over een paar jaar net zo makkelijk weer wegvallen.
  • Door de nadruk op nieuwe geefsystemen, is het terecht dat de studie ook enkele pagina’s uitgebreider ingaat op hoe je mensen zover krijgt dat ze ook daadwerkelijk gaan geven. Precies met dit doel is ook een hoogleraar in de psychologie geïnterviewd die met meer achtergronden uit de geefwereld komt. Zo speelt status, een positief zelfbeeld, sociale druk, autoriteit, wederkerigheid en een neiging tot zelfbevestiging een rol bij het geven. Wij hebben hier op deze site daarom ook uitgebreid stil gestaan bij ‘denkfouten’. Je kunt de denkfouten dus bewust inzetten om je geefsysteem te ‘boosten’.
  • Lees in de tabel ook: makkelijke oplossingen voor de ontstane situatie bestaan er dus niet. Aan nagenoeg alle oplossingen kleven wat nadelen. Niets voor niets, geen easy way out. Waarschijnlijk is dat de reden dat deze studie zich ook onderscheidt door een meer dan normale aandacht en diepgang voor de coöperatieve vorm van samenwerken. Als we eenmaal accepteren dat de markt niet echt kan helpen, moeten we het zelf maar gaan doen en op zoek naar een ander transactiemodel. Dat grijpt dieper in en kost ook het nodige kruim. Maar als je die kosten voor lief neemt, door de zure appel heen bijt, dan is de coöperatie wel degelijk een veelbelovende en duurzame oplossing. Het lijkt alsof België meer dan Nederland dit (op zich natuurlijk al oudere) model heeft omarmd.

 

Rudy van Stratum

Alternatieve financiering Rural Alliances (2)

In een eerdere blog hebben we een start gemaakt met de bespreking van het rapport ‘Alternatieve financieringssystemen voor het platteland’. Ditmaal ga ik meer in het bijzonder in op de besproken ‘verdienmodellen’ (dat woord mag volgens sommigen niet meer gebruikt worden …) en beperk me daarbij op de zaken die opvallend of anders of nieuw zijn. Als basis (voor wat we al kennen) kun je kijken bijvoorbeeld naar dit overzicht of naar dit overzicht.

Indeling

Het rapport gaat uit van een 4-deling (alternatieve financiering gebeurt door 1) krijgen, 2) verkopen, 3) ruilen, of 4) coöperatief samen werken). Volgens deze indeling lopen we de besproken financieringssystemen dan ook na.

In totaal worden 35 systemen besproken: ongeveer de helft is ‘krijgen’, ongeveer 20% is ‘ruilen’, ongeveer 20% is ‘coöperatief samenwerken’ en ongeveer 10% is’ verkopen’. Elk van de 35 mogelijkheden wordt gescoord in een tabel die 5 dimensies heeft zoals onderstaand is te zien:

ScreenShot138Krijgen

In deze categorie treffen we 16 van de 35 mogelijkheden aan. In onze beslisboom stelden wij destijds al snel: krijgen is de makkelijkste manier om je probleem voor elkaar te krijgen. Alleen jammer dat ‘krijgen’ (lees: subsidie) vandaag de dag niet meer aan de orde is. Wij hebben er daarom op deze site nauwelijks aandacht aan gegeven. Deze publicatie kiest dus een wat andere route.

ScreenShot139De meeste oplossingen die hier worden besproken zijn eerder op deze site aan de orde gekomen. Een landschapsveiling is een vorm van sponsoring waarbij je een stuk grond kan adopteren waarbij het geld wordt gebruikt voor bijvoorbeeld het beheer van het gebied. Een beursvloer is een soort marktplaats waar je ter plekke de ene dienst kunt ruilen tegen de andere (ik zou hem dus onder ‘ruilen’ plaatsen). De venture philantropy is een Belgische constructie waarbij er geleend kan worden tegen lage rente maar in combinatie met inbreng van expertise vanuit de uitlener (geconditioneerde lening). Nieuw is verder nog de JAK bank waarbij je renteloos kunt lenen en in ruil daarvoor ook de verplichting aangaat later voor eenzelfde bedrag renteloos te sparen (ook een vorm van ruilen dus).

We kijken nog even niet naar de scores, die komen in de volgende aflevering aan de orde.

Verkopen

Zoals gezegd: veel van de bestaande overzichten met verdienmodellen besteden de meeste aandacht aan nieuwe vormen van verkoop. Hier gaat het slechts om 5 mogelijkheden (van de 35). Visitor payback is een verzamelnaam voor alle vormen waarbij groen een ecodienst biedt die apart verkocht kan worden. Dus het kan gaan om heffen van parkeer- en entree-gelden, het verkopen van een routekaart of het verkopen van streekgebonden producten. De groengarantie behelst dat de koper van onroerend goed dat van groen geniet een opslag betaalt (die dan wordt besteed aan beheer van groen). Een knooperf is een voormalig (deel van een) landschap waar nieuwe bewoners komen die bij de koop overeenstemmen tevens het gebied te onderhouden (een vorm van geconditioneerde verkoop).

Verhandelbare ontwikkelingsrechten is iets complexer. De overheid geeft aan (eigenaren van) een gebied waar beheerd moet worden zogenaamde ontwikkelingsrechten. Aan andere gebieden wordt de verplichting opgelegd dat ontwikkelingsrechten nodig zijn alvorens te mogen bouwen. De opbrengst van de verkoop van de ontwikkelingsrechten gaat zo van het ene gebied naar het andere gebied (waardoor uiteindelijk nieuwbouw op de ene plek nodig is en voor beheer op een andere plek, geen houdbare oplossing voor de langere termijn).

Ruilen/complementaire munten

ScreenShot140Onder dit kopje gaat het om alternatieve en/of complementaire munten/biljetten/rekensystemen. Bij de Brixton Pound gaat het letterlijk om het introduceren van een nieuw lokaal geldsysteem (dat bestaat naast het bestaande ponden-systeem), bij Timebanking gaat het om het ruilen van uren arbeid onderling (waar je je tegoed of tekort op allerlei manieren kan bijhouden en/of ruilen). De Biwa Kippu is een Japanse uitvinding waarbij de overheid bewoners van een gebied verplicht stelt x uur te werken aan onderhoud en beheer en daarvoor in ruil een Biwa (munt) krijgen. Die lokale Biwa kan dan onderling weer worden gebruikt om elkaar af te rekenen.

Coöperatieve samenwerking

De laatste categorie financieringssystemen gaat uitgebreid in op een specifieke vorm van samenwerken, de coöperatie of ‘coöp’. Coöperaties zijn er in alle soorten en maten. Belangrijkste kenmerk van een coöperatie is dat je samen sterk(er) staat. De coöperatie is er voor en door de aangesloten leden. Als je als lid toe wilt treden moet je soms eerst geld inleggen waardoor ook de financiering van het collectief is geregeld. Als een coöperatie uitsluitend het doel heeft de belangen van de leden te behartigen dan is sprake van ‘mutual benefit’ (wederzijds voordeel). In zo’n geval zou je kunnen zeggen dat een coöperatie een vorm van anders en efficiënt organiseren is. Samen inkopen, samen reclame maken, samen verzekeren tegen ziekte of uitval, samen beheer uitvoeren etc. Wellicht is het zelfs een variant op winstmaximalisatie, alleen is hier sprake van een collectief aan leden die de winst maximaliseert (met allerlei restricties op wat er met die winst kan en mag gebeuren). Soms gaat een coöperatie echter verder dan het belang van de leden en is er ook een ‘hoger’ of maatschappelijk doel opgenomen in de statuten.

Duidelijk is dat de coöperatie op dit moment (weer) in de belangstelling staat.

In de volgende en laatste aflevering zullen we zien wat volgens deze publicatie de meest kansrijke verdienmodellen zijn voor de groene sector aka platteland.

Rudy van Stratum

Alternatieve financiering Rural Alliances

Vorige week is tijdens een bijeenkomst van ‘Rural Alliances’ in Leuven een boekwerkje gepresenteerd over alternatieve financieringssystemen voor het platteland. De publicatie is hier te downloaden.

Deze publicatie sluit nauw aan bij de filosofie en het (oorspronkelijke) aandachtsgebied van ‘slimme financiering’. Ook heeft de studie overeenkomsten met de eerdere publicatie over nieuwe verdienmodellen van ‘Nederland onder Water’. Het idee is/was antwoord te geven op de vraag: als ik er met de bestaande financiële mogelijkheden niet meer uit kom, wat zijn dan nog de alternatieven (om te blijven doen wat ik doe)? Dus als ik minder subsidie krijg en niet meer bij de bank terecht kan: wat dan?

We gaan in enkele afleveringen nader op deze publicatie in. We beginnen met de aanpak waarvoor is gekozen (1), dat doen we in deze aflevering. Vervolgens kijken we of er nieuwe financieringsvormen boven tafel zijn gekomen (2) en tenslotte kijken we naar de algehele conclusies en aanbevelingen (3).

De aanpak

Ondanks dat de auteur Sylvie Foselle bekend is met onze aanpak (vorig jaar heeft ze ons voor haar publicatie geïnterviewd, jammer dat we nergens in de publicatie als bron worden genoemd) heeft zij voor een andere indeling gekozen. Dan is het natuurlijk leuk beide aanpakken eens naast elkaar te leggen.

Onze beslisboom heeft in sterk vereenvoudigde vorm de volgende opzet:ScreenShot112Wij kijken altijd eerst of je het zelf intern kunt oplossen. Normaal wordt dat geen financiering genoemd. Je kijkt of je efficiënter kunt werken (minder kosten maken) of dat je meer kunt verkopen (meer opbrengsten genereren). Misschien kom je er zo wel uit en heb je niet langer subsidie nodig en/of hoef je niet meer bij de bank aan te kloppen.

Pas dan, als in een tweetrapsraket, ga je naar buiten kijken. In onze beslisboom zijn er dan 4 mogelijkheden van externe financiering. Ofwel krijg je geld, dat is bijvoorbeeld subsidie of een gift. Ofwel ga je geld lenen, dat is bijvoorbeeld een lening bij een bank. Ofwel sta je je eigendom af, dat is bijvoorbeeld huren of leasen. Ofwel doe je tenslotte ‘financiering van onderaf’. Dat laatste is een grote verzamelpot van vormen van financiering die we op een andere manier niet kwijt konden, en dat is wat wij ‘alternatieve financiering’ noemen. Dat kan gaan om ruilen van goederen (of tijd, of arbeid) of bijvoorbeeld om het introduceren van een alternatieve eigen munt.

Rural alliances

De aanpak die Sylvie kiest komt in mijn versimpelde notatie op het volgende neer:

ScreenShot113Om te beginnen wordt alles ‘alternatieve financiering’ genoemd. Daar is wat voor te zeggen: alles wat je maar anders kunt doen als je geen/minder subsidie krijgt en niet meer bij de bank terecht kan.

Er zijn hier vier mogelijkheden: krijgen, verkopen, ruilen of (het oprichten van) een coöperatie.

Krijgen

Als je geld krijgt is dat een oplossing. Met name als je het niet hoeft terug te betalen. Als je het wel terug moet betalen dan spreekt men in het algemeen van een lening. Een lening krijg je dus niet zomaar, er zal eerst gekeken worden door de geldverstrekker of je überhaupt in staat zult zijn ooit de hoofdsom terug te betalen (vandaar onze eerdere stap: heeft deze operatie voldoende intrinsiek rendement). Maar met name de mogelijkheid van ‘zachte leningen’ is hier wel een vorm van alternatieve financiering. Bij een zachte lening zou je kunnen stellen dat je de normale rente krijgt kwijt gescholden, een vorm van krijgen dus.

Als je niet terug hoeft te betalen dan is echt sprake van krijgen. Soms is er helemaal geen sprake van een tegenprestatie, bijvoorbeeld bij een donatie of een subsidie. Soms is er wel sprake van een tegenprestatie. De laatste wordt in mijn beleving al verwarrend. Je zou kunnen zeggen dat een lidmaatschap (leden die betalen voor hun lidmaatschap) een vorm van geven/krijgen is maar met een tegenprestatie. Immers, je moet de leden wel wat bieden (een reisje, een nieuwsbrief etc). En crowdfunding valt in deze indeling soms ook onder ‘krijgen + tegenprestatie’. Bij crowdfunding krijg je bijvoorbeeld korting op de cd van de artiest die je sponsort.

Verkopen

Om je problemen op te lossen kun je ook creatief nagaan wat je nog allemaal (extra) kunt verkopen. Syvlie noemt hier als voorbeelden het verkopen van streekproducten of het heffen van entree-gelden (voor toerisme en recreatie). Strikt genomen zou ik dat geen alternatieve financiering noemen, dat is gewoon een kwestie van het eigen huis op orde brengen. De meeste publicaties over ‘nieuwe verdienmodellen’ besteden overigens hier de meeste aandacht aan.

Ruilen

Dan hebben we als derde mogelijkheid ‘ruilen’. Dat kun je rechtstreeks doen dus het ruilen van het ene goed tegen het andere goed (.. dienst). Op kleine schaal gebeurt dat wel: als jij hier het gras maait, dan krijg je melk of kaas van mij. Maar je kunt dat lokaal ruilen ook wat handiger opzetten door te werken met een eigen lokale munt. De munt is dan als het ware de ‘boekhouding’ die onderling uitspreekt wie waar recht op heeft. De publicatie gaat op deze thematiek (het opzetten van een eigen lokale munt) uitgebreid in. Dat is onderscheidend voor deze publicatie, het opzetten van een eigen lokale munt is niet zo voor de hand liggend.

Coöperatie

Tenslotte kun je je problemen ook oplossen door anders te organiseren, door meer en beter samen te werken. Dat kan natuurlijk op allerlei manieren, maar hier is gekozen voor het verder uitdiepen van de coöperatieve organisatievorm. In onze beslisboom zouden we dat misschien een vorm van efficiëntie noemen: samen inkopen, samen aan marketing doen. Maar er is veel voor te zeggen de coöperatie een vorm van alternatieve financiering te noemen.

Soms heeft de coöperatie als doel elkaar te helpen (de win-win op te zoeken). Dan is sprake van mutual benefit. Soms ook gaat de coöperatie bewust verder en wil het ook nog een positief effect op de omgeving bewerkstelligen (waardoor de coöperatie verder gaat dan de aangesloten leden, een social impact heeft).

Verschillen en overeenkomsten

Uiteindelijk komt deze publicatie tot ruim 30 verdienmogelijkheden.De mogelijkheden worden netjes in een tabel samengevat en beoordeeld op 5 dimensies: schaal (klein/groot), rol overheid (wel/niet), sociale impact (wel/niet), opstartkosten (laag/hoog) en complexiteit (laag/hoog). Zo ontstaat een mooi overzicht van wat beschikbaar is en wat wel of niet in een specifieke situatie kan helpen.

We gaan in de volgende aflevering kijken welke verdienmogelijkheden dat zijn. De indeling van de mogelijkheden is wat anders dan zoals wij die hanteren. Maar dat is natuurlijk ook een kwestie van smaak.

De indeling van deze publicatie oogt wel wat vriendelijker en intuïtiever. Misschien is die van ons te gezocht of te stijf. Wij kunnen nog eens nagaan of we naast onze bestaande beslisboom een meer intuïtieve versie kunnen maken. Ook de scoringstabel is iets waar wij nog van kunnen leren, prima werk.

Maar er zijn ook wat fundamentelere verschillen:

  • De basisvraag of je überhaupt met een ‘goede business-case’ van doen hebt, wordt hier niet gesteld. Soms is het beter te stoppen of iets anders te gaan doen. De vraag of wat je doet bijdraagt aan het bereiken van je doelen (en wat die doelen dan zijn) is voor ons belangrijk en gaat vooraf aan het zoeken naar nieuwe verdienmogelijkheden.
  • De vraag of je wat je doet slimmer/beter/handiger/sneller kunt doen is in deze publicatie wat onderbelicht. De vraag naar een hogere efficiency als ‘alternatief financieringsmodel’ komt nauwelijks aan de orde. In de praktijk is in onze ervaring juist hier het meest te halen. Je zou overigens kunnen stellen dat de uitgebreide aandacht voor de coöperatieve samenwerkingsvorm een voorbeeld van hogere efficiency is.
  • De coöperatieve gedachte krijgt ruim aandacht in deze publicatie. Het gaat hier om een vorm van ‘anders organiseren’.
  • De lokale munten krijgen ruim aandacht in deze publicatie. Ook dat zou je kunnen zien als een andere vorm van organisatie en dus ook van efficiëntie.
  • Ook sterk aan deze publicatie is dat ruim wordt ingezet op de relatieve betekenis van geld. Geld is slechts een middel om een doel te bereiken. Uiteindelijk ligt er ‘achter geld’ altijd iets harders zoals tijd, arbeid, spullen. Financiering gaat dus niet over geld maar over het (hoe dan ook) mogelijk maken van zaken die belangrijk zijn.

 

Ik heb me natuurlijk afgevraagd waarom er wat minder aandacht is voor het verhogen van efficiency (kostenreductie) en het verhogen van de opbrengsten. En omgekeerd juist meer aandacht voor de zaken die anders wat onderbelicht blijven: het opzetten van een coöperatie en het introduceren van lokaal geld. Mijn vermoeden is dat de auteur hier heel goed heeft aangevoeld wat de doelgroep wil horen en wat vooral niet.

Rudy van Stratum

 

 

Tegendenken (14): handel in rechten en plichten

Vanmiddag was ik te gast bij een bijeenkomst op het provinciehuis van Gelderland. Onderwerp van de conferentie was ‘Samenwerking en financiering in gebiedsontwikkeling’. Daar sprak (onder andere) Tom Bade van Triple E over zijn visie op ‘getting things done when the going gets tough’ (mijn woorden).

Pre-ambule

Er was natuurlijk meer te horen vanmiddag maar het verhaal van Tom was anders en een voorbeeld van dwars tegendenken. Een bevlogen spreker met nogal afwijkende en boude stellingen over financiering van kwaliteit. Laten we zijn betoog eens langs lopen. Is het nieuw? Hoe werkt het? Kan het werken?

(In het volgende parafraseer ik op de uitspraken van Bade. Als het een eigen mening of toevoeging is zal ik dat markeren.)

Tom als ondernemer. Stoppen met dat gepraat over duurzaamheid, van denker naar doener. Hij heeft zelf een aantal ‘projecten’ gekocht en is nu als ondernemer verantwoordelijk voor de exploitatie. Hoe dat gaat zien we zo dadelijk (zonder een Euro op zak namelijk!).

Tom als anti-geograaf. Als het over duurzaamheid gaat, dan komen altijd maar weer die vermaledijde geografische kaarten op tafel. Het gaat altijd over ruimte want kaarten zijn sexy, dat is smullen voor de vakmensen. Maar, beste mensen, duurzaamheid gaat niet over ruimte maar over TIJD. Duurzaamheid is een kwestie van lange-slagen maken. Van korte termijn denken naar lange termijn denken.

Tom als marketeer. En ophouden nu met al die bullshit van ‘de 3 P’s’ en hoe het ook allemaal mag heten. Al die afkortingen dat is gewoon het gevolg van het bestaan van ‘powerpoint’. (Als econoom zou ik zeggen: dat is de wet van Say, elk aanbod schept zijn eigen vraag). Dus heb je powerpoint dan maak je mooie plaatjes met mooie bolletjes, in dit geval met Planet, People, Profit.

Het gaat dus niet over ruimte en niet over leuke intellectuele spelletjes met afkortingen. Het gaat naast tijd over economie. En, beste mensen, hoe ontstaat economie? Economie ontstaat door goede mensen met goede ideeën. Bill Gates kwam met een besturingssysteem en hielp zo miljoenen mensen aan een baan. En weet je hoe Bill is begonnen: in een garage! En toen de garage te klein werd, toen werd er een stukje bijgebouwd, makkelijk zat. Ruimte volgt economie en niet andersom!

Tom als tegenaan-schopper. We hebben het de laatste decennia omgedraaid. We zagen een verband tussen economische groei en gebouwen (Bill Gates!). En toen dachten de mensen die van zichzelf niets kunnen: we gaan gebouwen neerzetten dan volgt de economie vanzelf. NOT. Bill Gates kon wat en daar danken we groei aan. Projectontwikkelaars, bankiers, bestuurders, die kunnen niks en daar hebben we dus de crisis aan te danken.

En mensen, laten we nu ook eens ophouden met al die braaftaal. Ophouden met ‘van onderop’, ‘samenwerken’, ‘invullen van de regie-functie’! Nogmaals, het gaat om ondernemerschap en om lange slagen in de tijd. En lang niet altijd ‘samen’ dus: soms gebeurt het gewoon zoals ik zeg, helder en duidelijk.

Hoe pakken we dat dus aan?

Hoe gaan we dan duurzaam ondernemen zonder prietpraat? Economen snappen er ook al niets van, want de oplossing die nu gaat komen, daar is in de economische literatuur niets over te vinden (sic!).

Voorbeeldje. Ik koop een leegstaand pand voor een appel en een ei in een achterstandsbuurt. Ik jaag daar een aantal kunstenaars in. Die kunnen daar gratis wonen en werken zolang ze maar aan onderhoud en leuke dingen doen. Je ziet dan vanzelf dat er na een tijdje een volgende slag volk interesse krijgt. Dat zijn dan de hipsters en die gaan natuurlijk wel wat betalen. En dat gaat net zolang door tot op een gegeven moment de advocatenkantoren hun plek innemen.

Nog een voorbeeldje. Ik koop een bijna failliete tent als ‘De kleine aarde’ in Boxtel. Uiteraard wederom voor een symbolisch bedrag. Ik krijg daarmee het recht om een aantal zaken ter plekke te doen (restaurant, speeltuin etc). En in ruil daarvoor neem ik de verplichting op me om het beheer van de plek op me te nemen.

Handel in rechten en plichten

Waarom snappen economen er niets van? Omdat die praten over wat er op de balans staat. En dat is voor een ondernemer volstrekt irrelevant. Het gaat om (de handel in) rechten en plichten.

Een overheid kan een park aan een ondernemer geven. Dat is dus het recht dat je aan die ondernemer overdraagt om daar iets mee te doen. En dat recht heeft een waarde. Dus ofwel betaalt die ondernemer voor dat recht (om te mogen verdienen) ofwel belooft die ondernemer het beheer over een lange periode op zich te nemen (een recht dat wordt geruild tegen een plicht).

Het is hierbij van belang dat rechten en plichten in een package door de overheid worden ‘verkocht’ (en daarna ook alleen maar in dezelfde samenstelling mogen worden doorverkocht).

(Tot zover de parafrasering).

Nieuw?

Het betoog van Tom Bade komt dus neer op een doordachte handel in ‘rechten + plichten’. Dit is zeker een interessante gedachte.

Hebben economen hier niets over te melden? Onzin natuurlijk. Een aandeel is in wezen een recht op het ontvangen van dividend in de toekomst. En aan een aandeel hangen natuurlijk ook plichten. Op zijn minst de plicht om je als (mede-) eigenaar van het bedrijf aan de wetten van het land te houden. Een aandeel zoals we dat kennen is in wezen al handel in rechten en plichten. Alleen zijn we vergeten de juiste plichten bij de eigenaren neer te leggen (of als we dat wel doen, dan zoeken die ondernemers een plek op aarde waar die plichten niet gelden, simpel zat).

Tom Bade bedoelt met economen waarschijnlijk boekhouders. Een financieel econoom zal een recht waarderen op basis van alle kasstromen die in de tijd aan dat recht kleven. Wat er op de balans staat is inderdaad van geen enkel belang. En inderdaad, dat heb ik al vaker beweerd, de overheid kent vaak rechten toe aan burgers en bedrijven zonder zich bewust te zijn van het feit dat dat recht een economische waarde vertegenwoordigt. Als je ergens iets mag dan is dat geld waard. Waarom mag je in Nederland onder toezicht van de Nederlandse Bank een bankbedrijf runnen? Dat kost je, behalve het doorlopen van een hele ingewikkelde papiercyclus, helemaal niets. Waarom wordt dat recht niet jaarlijks geveild tegen opbod? Zoals ook de rechten voor mobiele telefonie worden verkocht bij opbod? Wat zou het effect zijn van een flinke lobby-inspanning om de plichten (lees: wet- en regelgeving) te mitigeren? Lees het boek van Reich nog eens zou ik zeggen.

Maar het verhaal is pas compleet als je als overheid precies zoveel plichten weet ‘mee te onderhandelen’ dat er een win-win situatie ontstaat. De overheid heeft dan de kwaliteit van een publiek goed veilig gesteld, de ondernemer kan dan zijn ding doen (en ploegt in ruil daarvoor dus een deel van zijn winst terug naar die verplichtingen). Een ondernemer zal dus een economische afweging maken: wil ik dit pand/park voor 1 Euro overnemen als ik er een speeltuin/kantoor van mag maken en ondertussen gedurende x jaar bepaalde dingen voor terug moet doen? Hij maakt een afweging tussen de contante waarde van de voordelen (de rechten) en de contante waarde van de nadelen (de plichten).

Samenvattend: de constructie is helemaal niet zo uniek of nieuw, het is een financieel-economisch gedreven manier om rechten en plichten uit te onderhandelen. De ondernemer wordt door de inbouw van plichten door de overheid gestretched om een langere horizon in te nemen.

Evaluatie

Kan dit werken? Zeker, ik zie (meer) mogelijkheden voor deze aanpak. Niet voor alles en altijd, maar toch. Een paar overwegingen zijn echter wel op zijn plaats:

  • De ondernemer komt er wel uit. We gaan ervan uit dat die kan rekenen en kan ondernemen. Hoeven we weinig aan te doen.
  • De overheid (publieke partij) moet ook gaan denken als een ondernemer. Dat betekent dus nadenken over: wat gaat die ondernemer hier doen? Hoeveel denken wij als overheid dat ie er aan over houdt? Wat kunnen/willen/moeten we in ruil daarvoor terug vragen?
  • Het uitgangspunt is dus dat beide partijen aan tafel gelijkwaardig zijn. In wezen is het een onderhandelingsstrategie waarbij de eye-opener van Bade in mijn ogen is dat de overheid zich meer bewust moet zijn van de waarden die het in huis heeft.
  • Impliciet neemt ook Bade aan dat ‘het goede’ (de lange termijn, de publieke zaak) niet vanzelf tot stand komt. De ondernemer zal in de regel niet zelf aanbieden bepaalde plichten op zich te nemen. De overheid moet dus donders goed weten wat ze wil. De overheid moet specialist worden in het ramen van verplichtingen. Hier is in gevallen wel nieuwe wet- en regelgeving voor nodig.
  • Economen weten hier niets van? Zoek eens in de literatuur over verzekeringen. In wezen zou je dit probleem ook kunnen zien als een verzekeringsprobleem. De overheid wil de verzekering (van de ondernemer) dat ie gedurende x jaar bepaalde zaken goed regelt. De premie die de overheid daarvoor betaalt is het vrijgeven van een recht om .. (te bouwen, te exploiteren etc). Maar zoals het ook bij verzekeringen gaat: de kleine lettertjes! Je betaalt jarenlang elke maand een premie tegen diefstal, tot het moment komt dat er iets gestolen wordt, dan blijkt er in het contract te staan dat je moet kunnen bewijzen dat het gestolen is (en dat het dus niet gaat om verlies etc).
  • Praktisch zal de bottle-neck van deze aanpak wel eens kunnen liggen in de kleine lettertjes, in de mogelijke scenario’s etc. Juist dan is het zaak dat de partijen over dezelfde informatie beschikken, elkaar ook op langere termijn kunnen vertrouwen en naar de geest van de afspraken handelen. Juristerij gaat hier niet werken. Vertrouwen dat het ook in lastige tijden wel goed komt? Hmm, het recente verleden geeft mij dat vertrouwen in ieder geval niet.
  • Een niet onbelangrijk probleem is dat partijen bereid moeten zijn hun verlies te nemen als dat aan de orde is. Een kantoor kopen voor 1 Euro? Als het toch leeg staat? Zelfs super-commerciële partijen hebben hier moeite mee. Waarom komen vastgoed-partijen nu naar de overheid om te pleiten voor een ‘leegstandsfonds’?
  • Laten we eens een praktische (maar fictieve) casus nemen. Een stuk bos waar mensen graag in wandelen maar waar geen geld meer beschikbaar is vanuit de overheid voor onderhoud. Hoe zal het dan gaan? De overheid geeft een concessie uit aan de ondernemer om het bos te exploiteren. Wat mag je daar dan doen? Parkeergeld heffen? Entreegeld heffen? Een restaurant openen? Kortom: er moet wel een business-case zijn. Als al die dingen niet mogen, ja, wat dan? In de woorden van Bade: het moet wel LLMM zijn, oftewel Lekker Leuk Mooi Makkelijk, anders valt er niets te verdienen.Wat te doen met gevallen die VVLM Vies Vervelend Lelijk Moeilijk zijn? Ja hoor, die komen ook voor. Oftewel: het kind met het badwater weggooien?
  • En dan nog blijft een interessante vraag: als het die ondernemer lukt om er iets aan over te houden, waarom zou de overheid dat dan niet zelf kunnen organiseren? Omdat de overheid niet denkt als een ondernemer. Maar dat was juist wel nodig om de onderhandeling op een goede manier te laten verlopen ….

 

Ik wil het allemaal nog eens laten bezinken. Ik hoor het verhaal voor het eerst. Dit is in ieder geval wat er in de auto op de terugweg naar huis bij mij opborrelt.

Rudy van Stratum

 

 

Energienota-nul woningen, de constructie (2)

In twee eerdere blogs (eerste en tweede) hebben we de constructie “ons huis verdient beter” besproken. Wat ons betreft in de kern een prima constructie, maar we blijven wel kritisch. Deze constructie is niet voor iedereen geschikt en kan tot onverwachte neveneffecten leiden. We hebben een tweede infographic (klik op afbeelding) gemaakt waarin we de belangrijkste punten aangegeven die mis kunnen gaan. Grofweg zou je deze punten in tweeën kunnen delen:

  • Het gaat echt mis, je denkt dat je maandlasten gelijk blijven maar ze worden hoger. Je bent dus duurder uit.
  • Je maandlasten blijven weliswaar gelijk (of worden zelfs lager), maar een andere aanpak had je meer opgeleverd. Dit is vooral een probleem als je het financieel rendement belangrijk vindt. Als je graag energiemaatregelen wilt nemen maar geen extra geld uit wilt geven zijn deze punten niet van belang.

 

ons huis verdient het 2-01

Wanneer gaat het echt mis of kan het mis gaan?

  • Als je nu al zuinig met energie omgaat. De uitgaven aan energie zijn dan lager dan de rente en aflossing die nodig zijn voor de lening. Vooral een constructie dus voor mensen die gemiddeld of bovengemiddeld veel energie gebruiken.
  • Als er allerlei bijkomende kosten zijn. In de informatie zoals wij die tot nu toe hebben gezien lees je hier weinig over. Het kan bijvoorbeeld gaan om transactiekosten, maar je mag er van uitgaan dat deze zijn meegenomen. Meer voor de hand liggen kosten die je maakt als gevolg van de energiemaatregelen. Het opnieuw verven van kozijnen nadat het glas is vervangen, een nieuwe vloerbedekking na vloerisolatie, het netjes wegwerken van kabels en leidingen t.b.v. Zonne-energie.
  • Het rebound-effect. Een bekend effect bij energiemaatregelen is dat mensen hun gedrag aanpassen na de aanschaf van zuinige technologie. Als je een waterbesparende douche hebt kan je daar gerust wat langer onderstaan en het kan niet zoveel kwaad om een zuinig lamp wat langer te laten branden. Verkeerde beredenering uiteraard, maar wel de praktijk. Grote kans dat de werkelijke besparing uiteindelijk lager uitpakt.
  • Verhuizing. Wat doe je bij een verhuizing? Is de woning in waarde gestegen? Neemt de nieuwe bewoner de lening over? Of blijf je met een restschuld voor de ‘energielening’ achter. Tot nu toe nog geen duidelijk antwoord op gevonden.
  • Schade / defecten. In mijn ogen marginaal, maar we moeten het wel meenemen. Wat als een deel van de installatie het na zeg 10 begeeft? Dan komen er nieuwe kosten terwijl de lening nog niet is afbetaald. Maar marginaal omdat dit eenvoudig is op te lossen door middel van garanties en / of verzekeringen. Maar, dit leidt mogelijk weer tot transactiekosten.
  • Nog meer wat mis kan gaan? Ja indirect kan er nog van alles gebeuren, een hogere OZB (over € 44.000,- gaat het om een paar tientjes per jaar) en hogere verzekeringspremies. En, wie weet, besparen we wel zoveel energie dat de belastinginkomsten te ver teruglopen (50% van de rekening is belasting), dat zou tot een belastingverhoging kunnen leiden. Ook is er een mogelijkheid dat door een veel lager energiegebruik energiebedrijven failliet dreigen te gaan. Extra inkomsten zouden ze kunnen zoeken in hogere aansluitkosten en vastrecht. Maar goed, het zal waarschijnlijk om kleine bedragen gaan waarvan een groot deel (belasting, vastrecht) over alle huishoudens wordt afgewenteld, doe je niet mee en komt dit scenario uit, dan moet je ook betalen.

 

En verder …

Er is nog een tweetal punten waar je rekening mee kunt houden. Vooral belangrijk als het je vooral om financieel rendement te doen is.

  • De energieprijzen kunnen gaan dalen. Als de energieprijzen gaan dalen ben je goedkoper uit als je niet investeert, je maandlasten gaan dan zonder enige inspanning naar beneden. Ik heb het doorgerekend, als de energieprijzen met 10% dalen en de rente is 2% dan heb je na 15 jaar ruim € 6.000,=. Dan moet je het natuurlijk wel netjes op de bank zetten. Het voorbeeld laat ook zien dat over een periode van 17 jaar een investering in je huis toch weer beter is. In jaar 16 en 17 samen bespaar je zo’n € 7.000 (2 maal € 3.666, maar bij dalende prijzen natuurlijk wat minder).
  • Het afwachteffect. Wie weet, is het over een jaar of vijf mogelijk een vergelijkbaar pakket aan maatregelen te laten uitvoeren voor bijvoorbeeld € 35.000. Soms kan het lonend zijn af te wachten en te kijken of de prijzen gaan dalen.

 

Stijn van Liefland

Energienota-nul woningen, de constructie

Nadat Rudy een artikel geschreven had over de energienota-nul woning kregen we nog een aantal mails en kwamen we verschillende artikelen tegen op het web. Sommige waren enthousiast, andere kritisch. Bij een aantal hadden wij ook het gevoel dat de constructie niet geheel duidelijk was. In ieder geval voldoende aanleiding om hier nog eens verder in te duiken. Waarschijnlijk worden het drie afleveringen. Vandaag de kern van de constructie, hoe werkt het en is hier sprake van een slimme financieringsvorm? In de volgende aflevering wat praktische kanttekeningen voor de huizenbezitter, in de laatste wat overwegingen op macro-economisch / maatschappij niveau.

Praktische kanttekeningen, macro-economische overwegingen doet wellicht vermoeden dat wij niets zien in deze constructie. Maar, niets is minder waar. Het is wat ons betreft een mooi voorbeeld van een slimme constructie. In de afbeelding nog eens schematisch de kern van de constructie, je zou zeggen op het energiebedrijf na alleen maar winnaars.ons huis verdient het-01

Voor een verdere beoordeling van de constructie pakken we onze beslisboom erbij, toch onze referentie:

  • Doel: Helder, minder uitgeven aan energie, minder energie gebruiken, minder CO2 uitstoot.
  • Ingreep: Isoleren, installatie vervangen, dubbel glas etc.
  • Rendement: Positief en heel behoorlijk. De investering verdient zich binnen 15 jaar terug en dan blijft er ook nog genoeg over om rente aan de bank te betalen. Ook aan de andere doelen levert de investering een bijdrage.
  • Verdeling van het rendement: Geen probleem, het initiatief gaat over de particuliere woningbezitter, die doet de investering en krijgt ook de baten. In principe is belangen fuseren geen issue. Toch zit het wel een beetje in dit initiatief. Voor de bank is het prettig geld uit te lenen en rente te ontvangen, voor aannemers levert het werk op, de eigenaar krijgt meer comfort en een lagere rekening. Blijkbaar is er wel iets voor nodig om dit uiteindelijk te laten werken en partijen bij elkaar te brengen. Dat zou je belangen fuseren kunnen noemen.
  • Kapitaal beschikbaar / constructie: Hier zit de kern van de constructie en zo hoort het ook. Pas als het rendement en de verdeling in orde zijn komt een constructie in beeld. Deze constructie is bedoeld voor mensen die het geld voor deze investering niet beschikbaar hebben of wel geld hebben maar dat niet kunnen of willen missen. Lenen isin dit geval een prima oplossing, tegenover de lening en de investering staan duidelijke besparingen om de lening mee te financieren. Maar let wel, we bespreken hier de kern van de constructie zoals deze theoretisch werkt, in de praktijk kan dat een stuk ingewikkelder liggen. Heb je het geld wél en kun je het missen dan is het direct door naar uitvoering. Dit is een goede investering. Volgens Rudy is het rendement 8%, ik geloof het onmiddellijk. Het betekent dat het beter is te investeren in de woning dan bijvoorbeeld af te lossen.
  • Uitvoering: Als het allemaal zo goed werkt, waarom gebeurt het dan nog niet? Enerzijds wellicht omdat banken mee moeten werken, dat traject is dan nu blijkbaar in gang gezet. Maar er zit ook een andere kant aan het verhaal. Bewoners moeten ook meewerken en dat gaat niet alleen over geld maar ook over ongemak, of beter het vermijden van ongemak. Rudy heeft er al een paar keer over geschreven in het kader van de denkfouten. Al voorbeeld noemde hij een ander telefoonabonnement, dat kan best goedkoper, sneller, beter etc. zijn, je hebt gewoon geen zin in het gedoe. En bij een telefoon is het gedoe vrij gering. Bij verbouwing is het behoorlijk, aannemer over de vloer, offertes beoordelen, nadenken, knopen doorhakken, thuisblijven voor aannemer, rotzooi in huis en in de tuin etc.

 

Slimme financiering gaat wat mij betreft over dingen voor elkaar krijgen. Daarbij gaat het vaak om geld, maar het gaat ook om al die randzaken. Dit lijkt mij een prima constructie, het principe staat als een huis en financieel is (voor wat betreft de kern van de constructie) geen speld tussen te krijgen. Ik zou zeggen minimaal 4 sterren, nu nog iets briljants bedenken voor de uitvoering (geen gedoe voor bewoners) en de vijf sterren zijn binnen. Zijn we daarmee klaar met deze constructie? Nee want zelf blijven nadenken is wel heel belangrijk bij dit soort besluiten. In de volgende aflevering daarom wat kanttekeningen.

Stijn van Liefland