Met de deur in huis
Een boek waar de laatste maanden veel over te doen is. De economie van goed en kwaad, van Tomás Sedlácek (sorry voor de ontbrekende omgekeerde dakjes (^ omgekeerd dus) op de 2 a’s in de naam). Laatst nog in Nederland bij de week van de filosofie. Een boek dat in Tsechië als een bestseller wordt aangeprezen en ook in de vertaalde Amerikaanse versie veel waardering krijgt. Er schijnt zelfs een toneelstuk van te bestaan (ben daar wel benieuwd naar, lijkt me niet makkelijk hiervan iets te maken voor op de planken).
En dus maar met de deur in huis: ik hoor niet bij het kamp dat dit een geweldig baanbrekend boek vind. Het is een breedsprakig en warrig geschreven boek met onduidelijke conclusies en boodschappen. Een omgevallen boekenkast van iemand die graag veel leest en veel nadenkt en ons dat wil laten weten. Aan de andere kant: ook wel mooi dat er toch nog markt voor dit soort exercities is en toch ook iemand die anders wil kijken naar problemen waar we mee worstelen. Meer sympathie dan respect dus.
De samenvatting
Ik ga het boek samenvatten. Waarschijnlijk volstrekt onverantwoord en subjectief. Maar dit is wat ik er uithaal als ik door de oogharen naar het boek kijk.
Conclusie 1:
het economische denken is niet begonnen bij Adam Smith maar al veel eerder. Het economische denken van vóór Smith is ook rijker en gelaagder dan het denken wat we kennen uit de wetenschappelijke tijdschriften en kranten. Economie was toen meer onderdeel van het totale leven, stond daar midden in, ging over goed en kwaad en was minder abstract en geïsoleerd.
RvS: daar ben ik het wel mee eens. Op zich geen schokkende conclusie. Een nadere analyse van waarom wij dan toch in het algemeen vinden dat de economische wetenschap bij Smith begint ontbreekt echter. Waarom wij die oude geschriften en de economische lessen die daar te vinden zijn er niet of nauwelijks meer bijhalen: antwoord ook niet te vinden.
Conclusie 2:
de economische wetenschap is door een steeds wiskundiger en formele aanpak verschraald, is in zichzelf gekeerd geraakt. Door het spel van assumpties en wiskundige gevolgtrekking tautologisch van aard geworden (oei, nu begin ik zelf ook al dat soort taal te gebruiken) en draagt weinig bij aan inzicht in het échte leven.
RvS: ben ik het ook mee eens. Ook niet schokkend of nieuw. Maar laat ik dit ook niet bagatelliseren. Er zijn wel geluiden in die richting, maar ze worden wellicht niet breed gedragen en onderschreven. Dit mag dus best stevig worden neer gezet. Maar ook hier weer mis ik de analyse van waarom dit zo is gekomen, hoe het ook anders kan en vooral wat we daarvoor moeten doen of laten. Ik zie geen perspectief op een andere economie-beoefening (behalve dat we weer essays gaan schrijven in de oude traditie, maar dat kan nauwelijks het alternatief zijn). Ook vind ik dat de merites van economische steriele modellen op deze manier wel heel makkelijk aan de kant worden geschoven. Te populistisch en niet diepgravend genoeg.
Conclusie 3:
Er is te veel focus in de moderne westerse maatschappij op materiële groei en welvaart.
RvS: de auteur lijkt hiermee te willen zeggen (maar doet dat niet expliciet) dat de economische wetenschap dit fenomeen stimuleert of faciliteert. Dit is een interessante stelling. En ook eentje die nieuw is. Wetenschap en werkelijkheid zouden dan een elkaar onderling versterkend proces op gang brengen. Economie als ideologie of geloof die échte mensen stimuleert om zich anders te gedragen waardoor de steriele modellen ook deels werkelijkheid worden. Interessant, maar dit staat er niet en is al helemaal niet uitgewerkt.
Een andere stelling die ik hier neer had kunnen zetten: ‘we’ weten eigenlijk niet goed hoe we moeten handelen in een situatie van overvloed. ‘We’ staat hier voor zowel ‘we, als mensen’ als voor ‘we, als wetenschappers’. De economische modellen gaan inderdaad uit van rationele keuzes maken bij schaarse hulpbronnen. Een model loopt wiskundig hopeloos vast als er van alles genoeg is. Er is kortom geen (uitgewerkte, geaccepteerde) economie van het genoeg. We hebben onvoldoende inzicht in de premisse (of psychologische driver) dat we altijd maar meer willen.
Mooi citaat op pagina 280 (om te bewijzen dat ik het boek wel degelijk heb gelezen), uit de roman ‘Fight Club’: ‘Hele generaties hebben gewerkt in banen waar ze de pest aan hadden, enkel en alleen om dingen te kopen die ze niet nodig hadden’. Inderdaad een goede vraag: waarom doen we dit eigenlijk ‘met zijn allen’? Maar ook hier weer: weinig nieuwe inzichten of nieuwe analyses.
Conclusie 4:
Dit is meteen een soort conclusie van het boek, een aanbeveling hoe het verder moet met ‘ons’. We moeten ons meer bewust worden van de vele goede dingen om ons heen die we al bezitten. Voor het echte leven houdt dit in: wees tevreden met wat je hebt, matig je behoeften, wees gelukkig. Voor de economische wetenschap houdt dit in: ga weer meer tussen de mensen staan en lever een relevante(re) bijdrage aan de maatschappij. Overigens is deze conclusie ook weer nauwelijks met zoveel woorden te vinden in het boek. Wél zoveel woorden overigens, maar dan niet deze conclusie, als u nog begrijpt wat ik bedoel.
Voor een volgend boek: de échte vragen
U ziet dat ik niet enthousiast van dit boek kan worden. Zo jammer omdat het ergens onder de oppervlakte wel de juiste vragen stelt. Maar dus niet écht stelt en dus ook niet de antwoorden of perspectieven biedt waar ik zo op zit te wachten. Wat zijn dan die vragen die ik graag in een volgend deel beantwoord zou willen zien (met minder woorden graag en met minder citaten en noten, laat die boekenkast gewoon rechtop staan)?
Vraag 1: waarom zijn we zo geobsedeerd door (materiële) groei en welvaart?
En wat zijn de alternatieve handelingsperspectieven? Gegeven uiteraard de dynamiek die we ondertussen wel ontwaren en die blijkbaar in onze genen zit verankerd: hoe meer we hebben, hoe meer we willen.
RvS: ik heb zelf het vermoeden dat er een wisselwerking is tussen economie als wetenschap en de werkelijkheid die zich naar de modellen gaat gedragen. Het lijkt wel dat sinds we de beschikking hebben over gedetailleerde cijfers over de groei van de economie, dat die groei of het gebrek daaraan daardoor ook belangrijker is geworden. Eerst wisten we helemaal niet of we groeiden en was er geen probleem. Nu horen we van het CBS dat de groei achterblijft en moet er ineens van alles gebeuren en hebben we een probleem. Hoe vaak horen we niet om ons heen: ‘we zitten in een crisis, maar zelf merk ik er niet zoveel van’. Een crisis wordt zo een werkelijkheid die uit een rekenexercitie blijkt die we in de krant lezen, daarna ervaren we door er in praatprogramma’s over te praten die crisis ook écht of in ons hoofd.
En ook bekend en onderzocht is het fenomeen dat beurshandelaren hun aankoopgedrag laten bepalen door theoretische formules uit de economie (de ‘Black-Scholes’ formule voor het bepalen van de waarde van opties, bijvoorbeeld). Daarna zie je dat de werkelijkheid zich gaat zetten naar het recept uit de theoretische formule. En erger nog: bijna niemand snapt die formule (en weet al helemaal niet meer vanuit welke beperkende aannames die formule is afgeleid) en worden we door een black-box geregeerd. Je zou ook kunnen zeggen: de financiële crisis is voor een deel te verklaren uit het blind inzetten van geautomatiseerde rekenformules die door weinigen worden begrepen.
Vraag 2: waarom zijn we zo geobsedeerd door cijfers en voorspellingen?
RvS: deze vraag hangt ongetwijfeld samen met de eerdere vraag (op een manier die ik zelf nog niet snap). Sedlacek heeft het dan wel over de economische wetenschap waar een probleem ligt. Maar ligt daar het probleem wel? Onze politiek kan eigenlijk geen beslissing meer nemen voordat het CPB de zaak heeft doorgerekend. Alsof die modellen het antwoord geven? Alsof we weten op welke aannames die modellen zijn gebaseerd? Alsof we de uitkomsten van die modellen kunnen snappen? Alsof we zelf niet meer kunnen nadenken? En ‘by the way’: ik heb in de jaren 90 zelf een aantal jaren achter de knoppen mogen zitten bij het CPB en heb de discussies achter de schermen dus van dichtbij mogen meemaken.
Je kunt hier de bal niet bij het CPB neer leggen. Die zijn nooit te beroerd om hun eigen modellen te relativeren. Het probleem ligt bij ons, de gebruikers van die modellen. Waarom gebruiken we de modellen niet waarvoor ze bedoeld zijn? Voor het helpen op een gestructureerde manier na te denken over een probleemstelling. Voor het bepalen van een bandbreedte van uitkomsten (scenario’s), waar we zélf nog de discussie moeten voeren en zélf moeten beslissen wat we willen? Een model is niet bedoeld om net zo lang setjes maatregelen in te voeren tot daar een 3%-norm uit komt rollen. Het gaat hier niet om een probleem van de wetenschap maar om onze eigen behoefte aan zekerheid. En blijkbaar vinden we die in zogenaamde objectieve getallen en in de zogenaamde witte jassen van wat we maar al te graag wetenschap noemen (behalve als ons dat niet uitkomt, dan moet het CPB concurrentie krijgen).
Afsluiting
Maar zoals ik al zei: deze vragen worden door Sedlacek niet echt gesteld en de antwoorden worden al helemaal niet gegeven. Sedlacek richt zich veel te veel op de economische wetenschap zelf. Lijkt me een voorbeeld van de ‘availability bias’: Sedlacek is zelf een wetenschapper (of wil er graag eentje zijn) en richt zijn pijlen op diezelfde wetenschap. Maar op die manier maakt hij die economische wetenschap veel belangrijker dan die eigenlijk is. Het echte probleem zit in onszelf en hoe wij omgaan met die wetenschap. Al die boeken uit die omgevallen boekenkast hebben Sedlacek op een dwaalspoor gebracht.
Rudy van Stratum
Met dank aan Michel die mij op het pad van dit boek heeft gezet!