Dit is het tweede deel naar aanleiding van de vraag of je natuur wel op een financieel-economische manier mag waarderen. Het eerste deel ging in op een aantal principiële bezwaren met betrekking tot het waardebegrip. Dit deel kijkt naar een aantal aangevoerde praktische bezwaren.
Artikel 2007
Op zoek naar een bron vanuit de ‘natuur-hoek’ kwam ik uit op een artikel uit 2007. De auteurs vinden dat de pogingen om de waarde van de natuur te bepalen hun doel voorbij schieten en sterker nog: fundamenteel de aandacht van de kern van de zaak afleiden. Een mooi voorbeeld-artikel dus voor deze uiteenzetting over de waarde van natuur.
Het artikel uit 2007 is hier te vinden: Hoe bepaal je de waarde van natuur?.
Kort de strekking van het artikel. De auteurs, Flip Witte en Arthur Meuleman, zijn niet onverdeeld gelukkig met recente pogingen een waarde toe te kennen aan natuur. De kern van hun betoog houdt verband met een in mijn ogen niet geheel consistente manier van het gebruik van de termen waarde en baten. Baten hebben in hun ogen een relatie met financieel gewin. Waarden zijn soms dermate belangrijk dat ze van levensbelang zijn en dus los staan van baten. De redenering van de auteurs lijkt een beetje op: baten = geld = plat, waarde = belangrijk = hoog.
Door toch zoveel mogelijk geldbedragen (dus ‘baten’ in de termen van het artikel) aan natuur te hangen lijkt natuur financieel profijtelijk maar is het dat in de praktijk niet (de auteurs stellen gekscherend: waarom gaan we als natuur dan zo profijtelijk is niet als de wiedeweerga overals de ecologische hoofdstructuur versterken?). Verder wordt hiermee in hun ogen het begrip natuur uitgehold. Dit zijn hun principiële bezwaren.
Naast principiële bezwaren zijn er nog praktische bezwaren als je dan toch (met tegenzin dus) aan het rekenen slaat met natuur. Dit blog gaat nader in op die geopperde praktische bezwaren.
Bezwaar 1: vermeden kosten zijn geen baten. Voorbeeld: als je een bos in stand houdt dan scheelt dat de waterzuiveringsinstantie kosten die ze anders wel hadden moeten maken. Natuur-rekenaars boeken dit in als een voordeeltje op de rekening van ‘natuur’.
Praktische bezwaar nummer 2 is: je mag niet de baten van allerlei verschillende partijen bij elkaar optellen. En vaak is het voordeel van de een het nadeel van de ander (een hogere huizenprijs betekent dan wel meer OZB voor de gemeente, maar weer minder inkomsten bij het Rijk vanwege een hogere hypotheekrenteaftrek).
Praktisch bezwaar nummer 3 luidt: er is vaak sprake van verdringing, baten op de ene plek leiden soms tot lagere baten op een andere plek (hier meer pannenkoekenrestaurantjes betekent dat er ergens anders minder pannenkoeken worden verkocht).
Bezwaar 1
De auteurs stellen dat je je rijk rekent door te kijken naar zogenaamde alternatieve kosten. Het meest aansprekende voorbeeld is het berekenen van de waarde van onze duinen (waterkering). Alternatieve kosten zijn dan de kosten die je zou moeten maken als je die duinen weg zou halen. Je moet dan een alternatief voor tegengaan van overstroming bedenken zoals het aanleggen van nieuwe dijken aan de kust met een lengte van 110 kilometer. Daar komen dan nog jaarlijkse onderhoudskosten bij die je bij natuurdijken niet hebt. En zo kom je op een bedrag van ruim 1 miljard Euro uit voor de waarde van de bestaande natuurduinen. Onzin zeggen de auteurs, zo kun je helemaal niet rekenen.
Hoe zou een econoom naar zoiets kijken? Een econoom kijkt naar de verschillende alternatieve mogelijkheden die je hebt om een stuk grond te benutten. Je start dus met het inventariseren van wat je allemaal met de onderliggende grond van die dijken kunt doen. Als willekeurige opsomming:
- Je laat ze gewoon staan.
- Je haalt ze weg en maakt er een pretpark van.
- Je haalt ze weg en legt er een snelweg op.
- Je laat ze staan en zet er nog een pretpark bovenop.
En zo verder. Het is gewoon een opsomming van wat je er allemaal mee zou kunnen. Vervolgens ga je die mogelijkheden een voor een uitdiepen. Wat zijn de voor- en nadelen van al deze opties? Welke partijen zijn er allemaal bij betrokken die er last of juist voordeel van hebben? En is het mogelijk er Euro’s aan te hangen? Of moeten we hier meer kwalitatieve plussen en minnen bij noteren? Per mogelijke invulling ontstaat dan een beeld van de ‘waarde’ van het alternatief, vaak een samenstel van een redelijk harde Euro-waarde en van een wat zachter (maar daardoor niet minder belangrijk) kwalitatief oordeel. Als je alles netjes doet en er een goede discussie over hebt (rekening houdt met partijen en met de wat langere termijn) dan kies je voor het meest waardevolle alternatief.
Hoe zit het dan met de miljarden-kosten van het moeten aanleggen van nieuwe dijken? In bovengenoemde alternatieven 2 en 3 (waar je de bestaande natuurdijken weghaalt) zul je gaan zien dat er betrokken partijen zijn die iets moeten verzinnen om bescherming tegen overstroming te bieden. Misschien zijn dat wel hele nieuwe en ingenieuze oplossingen overigens. Maar hoe dan ook: de kosten die daarvoor gemaakt moeten worden komen wel degelijk op het conto van die twee alternatieven. Omgekeerd zou je dus wel degelijk kunnen stellen: het eerste alternatief van het laten staan van de dijken werpt door zijn hoge ‘vervangingswaarde’ een forse drempel op voor nieuwe alternatieven. Je moet wel met een hele creatieve oplossing komen om die ene miljard Euro te kunnen goedmaken.
Dus ik zie niets verkeerds in zo’n waarderingsaanpak. Maar betekent dat dan dat je jaarlijks (ik noem maar een getal) 100 miljoen Euro baten hebt omdat je die dijken nu eenmaal hebt? Ja en nee. Niet letterlijk in financiële zin natuurlijk, een dijk keert namelijk geen dividend in Euro’s uit. Maar een dijk heeft wel degelijk een jaarlijkse positieve bijdrage aan de maatschappij vanwege de geleverde bescherming. En had die dijk er niet gelegen dan hadden de bewoners inderdaad jaarlijks minder te besteden aan andere dingen omdat ze dan toch eerst die dijk of bescherming zelf hadden moeten aanleggen. Noem dit een veiligheidsdividend dat ons door de natuur is geschonken.
Bezwaar nummer 2
Dit zijn eigenlijk twee verschillende bezwaren. Je mag de voor- en nadelen van verschillende partijen niet bij elkaar optellen is het eerste element. Deze is zonder plaatje lastig te beantwoorden. Maar in zoverre voordelen in harde Euro’s zijn uit te drukken mag je die natuurlijk gewoon optellen. Bij meer kwalitatieve afwegingen is dat een stuk lastiger, maar onmogelijk is het niet. Een genuanceerd antwoord dus, maar ik wil daarvoor verwijzen naar onze beslisboom slimme financiering. Eerst moet het totaalrendement worden bepaald en pas daarna wordt er onderhandeld over een passende herverdeling van de netto baten over partijen en tijd.
Het andere element van dit bezwaar is het OZB-verhaal. We bouwen ergens huizen, we doen er wat groen omheen, de huizen worden meer waard, dus het groen heeft een waarde. Dus de bewoners worden rijker want hun huis is meer waard. So far so good. De auteurs hebben er moeite mee dat de gemeente hier een voordeel krijgt ingeboekt omdat ze hogere OZB-inkomsten krijgen. Want, zo stellen zij, een hogere prijs voor een woning leidt tot gemiddeld een hogere hypotheekschuld en dus tot een hogere hypotheekrente-aftrek en dus tot minder inkomsten bij het Rijk.
Helemaal correct. Het zal nog veel ingewikkelder zijn. Maar bij het beoordelen van je maatregel (en dus bij het waarderen ervan) moet je wel degelijk álle effecten bij álle partijen over zo veel mogelijk perioden in kaart brengen. En inderdaad als het Rijk daardoor minder inkomsten binnen krijgt dan gaat dat van de voordelen elders af. Praktisch een hele klus dit goed te berekenen, maar principieel helemaal terecht lijkt mij.
Bezwaar nummer 3
Dit is eigenlijk een variant op bezwaar nummer 2. Ik parafraseer de auteurs: groen is veel waard omdat er een pretpark kan worden aangelegd want dat betekent meer bezoekers die meer geld uitgeven. Klopt niet, stellen zij, want elders is er ook een pretpark of een restaurant en daar wordt het geld dus niet meer uitgegeven. Het is eigenlijk gewoon een verschuiving in je besteding. Economen spreken dan van een verdringingseffect.
Terecht punt van de auteurs. Maar geen principieel punt. Bij het beoordelen van je maatregelen (om een pretpark in dat groen te bouwen) moet je je inderdaad niet rijk rekenen. Er is blijkbaar sprake van een benadeelde partij (de restauranthouders in de wijde omgeving) die is betrokken in het spel. Je zult als je het goed wilt doen ook dit effect moeten meenemen/waarderen, waardoor dat pretpark inderdaad minder gunstig (waardevol) zal blijken dan aanvankelijk gedacht.
Samenvattend
Ik pleit voor transparantie bij de besluitvorming van duurzame projecten. Wat je in Euro’s kunt uitdrukken moet je ook in Euro’s uitdrukken. Je moet wel naar het hele plaatje kijken, dus ook naar de verdere toekomst en naar andere dan direct betrokken partijen. En waar niet in geld uit te drukken belangrijke zaken spelen moet je die ook op een kwalitatieve manier meewegen.
In de praktijk zie je wel eens dat een project naar een al genomen beslissing wordt toegerekend. Groen wordt dan al snel een overbodig pretpark terwijl de echte achterliggende waarde van dat groen grotendeels verloren gaat. Helaas moet ik zeggen dat ik daarin wel kan meevoelen met de auteurs. Dit is een persoonlijke mening en hoort daarom niet echt thuis op deze site. Maar als ik door de oogharen naar alle bijdragen van Stijn over het landschap kijk, wat zie ik dan? Ik zie dat er geen geld meer is en dat er dus slimmigheidjes moeten worden verzonnen om het groen in stand te houden. Als je al die slimmigheidjes op een rijtje zet (wat Stijn heeft gedaan) dan zie ik 2 hoofdstromingen. De ene hoofdstroming zet financieel gezien zoden aan de dijk en dat is bebouwing van groen (dus woningen, bedrijven neerzetten). Maar dat is precies het oude verdienmodel dat niet meer werkt (nog los van de vraag hoelang je dat nog volhoudt). De andere hoofdstroming is een verzameling van leukigheidjes (pretparken, restaurantjes) die én financieel geen zoden aan de dijk zetten én de oorspronkelijke doelstelling in het gedrang brengen.
Als die snelle constatering van mij klopt dan is er geen andere mogelijkheid: als je groen of natuur écht belangrijk vindt en niet wilt/kunt bebouwen of ‘verpretten’ dan moet je daarvoor gewoon belastinggeld inzetten want daar is dat voor bedoeld. Maar … en dit is een serieuze ‘maar’ en misschien wel de kern van mijn hele betoog …. als je daar belastinggeld aan spendeert dan concurreert dat wel degelijk met andere belangrijke zaken. Natuur heeft niet het monopolie op dat belastinggeld, je zult zorgvuldig en transparant moeten afwegen met zorg, onderwijs en andere belangrijke zaken die bij vrije marktwerking in het geding (kunnen) komen.
Rudy van Stratum