Categoriearchief: Opinie

Financiële denkfout (11): de tragiek van de meent

Beschrijving

De tragiek van de meent is voor de economische wetenschap een van de hoofdparadoxen. Echte oplossingen en theoretische onderbouwingen zijn er niet of nauwelijks en je komt voor een beetje extra inzicht al snel terecht bij de speltheorie. De tragiek van de meent is het effect dat jij voor jezelf een goede beslissing neemt maar omdat iedereen op die manier zo’n zelfde beslissing neemt kom je op een ongewenst totaaleffect uit. Micro goed, macro slecht.

De meent staat voor (letterlijk) de gemeenplaats, de plek van en voor iedereen. Iedereen kan hier zijn koeien laten grazen. Als de ene boer besluit om er nog een extra koe op te laten grazen, dan is dat voor hem een prima beslissing. Ook voor het geheel maakt het niets uit, die ene koe erbij. Maar andere boeren denken er net zo over en voegen elke week ook weer een koe toe. Er komt al snel een moment waarop sprake is van overbegrazing. Het gevolg is een verschraalde grond waar al snel geen gras meer groeit en koeien massaal verhongeren. Niemand heeft dit zo letterlijk gewild, maar ondertussen gebeurt het toch. Dat is de paradox.

De voorbeelden liggen voor het oprapen en daarom is de denkfout ook zo actueel. Neem het bouwen van huizen. Iedereen wil een zo groot mogelijk huis met een dito tuin voor zo weinig mogelijk geld. In de totaalexploitatie die de gemeente met de projectontwikkelaar maakt is er dan ook steeds de neiging zoveel mogelijk grond ‘uitgeefbaar’ te maken. Hoe meer grond uitgeefbaar hoe meer geld er op het eind over blijft. Het gevolg is vaak dat er een te dicht bebouwde woonwijk ontstaat. Op termijn is het gevaar dat de wijk onleefbaar wordt (weinig openbare ruimte, gevoel van onveiligheid, eenvormigheid etc) waardoor niemand nog in de wijk wil wonen en huizen in prijs dalen.

Of neem opleidingen en scholing. We willen allemaal een leuke baan die goed betaalt. Een hogere opleiding (zo denken we) geeft toegang tot een leukere en beter betaalde baan. Dus om ons te onderscheiden op de arbeidsmarkt gaan we een opleiding volgen. Dat kost ons geld en vrije tijd. Helaas gaat ook onze buurman zo’n hogere opleiding doen en zo verder. Op het eind hebben we allemaal een hogere opleiding maar zijn ook onze concurrenten sterker geworden. We hebben allemaal onze vrije tijd opgeofferd en de kans op een betere baan is effectief niet toegenomen. Per saldo zal zelfs sprake zijn van verdringing: ook de lager geschoolde banen zullen worden ingenomen door de nu overtollig geworden hoogopgeleide werknemers.

Achtergrond

Waarom werkt deze dynamiek zo? Het antwoord heeft twee dimensies. Groepsgrootte en beschikbaarheid. De mens heeft historisch samen geleefd in groepen met een omvang van ongeveer 50-100 personen. Onze hersens zijn aan deze groepsgrootte aangepast. Binnen deze menselijke maat snappen we dingen nog en kunnen we onderling overleggen en afstemmen. Als we ons niet aan de groepscode houden dan worden we uitgestoten. Het is dus de sociale controle die de tragiek van de meent oplost.

Dan het tweede argument van de beschikbaarheid. In het ontstaan van de mensheid was grond in principe overvloedig beschikbaar. Als het al zover kwam dat de grond schraal werd, dan trokken we als groep gewoon naar het volgende aangrenzende stuk grond.

De tragiek van de meent is vanuit deze redenering dus om 2 redenen een probleem. De groepen zijn te groot geworden en de natuurlijk hulpbronnen schaars. Sociale controle heeft plaats gemaakt voor anonimiteit waardoor er geen straf meer is op het najagen van je eigen belang. En vluchten naar een volgend stuk grond is niet meer mogelijk want alles is al van iemand en in gebruik voor iets.

Volgens Dobelli zijn er 3 oplossingen voor dit probleem. Oplossing 1 is voorlichting, uitleg, acties voor goede doelen en zo verder. Dobelli zegt hier kortweg: helpt niet, vergeet het, is geen oplossing. Wel goed dat hij dit zo duidelijk stelt want vaak gaan adviezen wel in deze richting. De onderbouwing hiervan zou overigens nog wel wat onderzoek behoeven. Blijven er nog 2 oplossingen over: regelgeving en privatisering. Waar het op neerkomt is dat je iemand verantwoordelijk maakt voor het bereiken van het grotere doel. Dat kan een overheid zijn die regels opstelt of een private partij die uiteindelijk zijn belang ontleent aan het behoud van dat geheel. Dobelli stelt dat in het algemeen privatisering de voorkeur heeft maar dat er domeinen zijn waar privatisering geen optie is en regelgeving de enige manier is. Overigens: er zijn ook auteurs die stellen dat er überhaupt geen oplossing is, uiteindelijk keert de wal het schip en komt er een nieuw evenwicht en begint alles weer van voren af aan, met of zonder de mens.

Rudy van Stratum

 

 

 

 

Achtergrond

Financiële denkfout (9): availability bias

Beschrijving

De availability bias houdt in dat we gebruiken wat ons ter beschikking staat. Dat betekent dat een gemiddelde adviseur bij elk probleem dat hij hoort komt met een bekend recept. Het is dus ‘wij van wc-eend adviseren wc-eend’. Wat in onze herinnering blijft hangen is waar we al vaker kennis mee hebben gemaakt, waar we in zijn getraind of mee zijn opgevoed, maar ook zaken die door hun dramatisch effect (kleur, geluid, opvallendheid) schreeuwen om aandacht.

Het gevaar van deze menselijke neiging is dat we niet meer echt nadenken over wat voor deze specifieke situatie nu de beste aanpak is. We worden gewoontedieren die in herhaling vallen en steeds met dezelfde mantra aan komen zetten. Door dezelfde dingen vaak te doen op dezelfde manier worden we als het ware geconditioneerd of geprogrammeerd om steeds dezelfde stappen in dezelfde volgorde te herhalen. Onze blik wordt daarmee beperkt en verengd.

Het is als het bekende verhaaltje van de man die zijn fietssleuteltje kwijt is. Hij is druk aan het graven en zoeken onder een lantaarnpaal. Een voorbijganger besluit hem te helpen met zoeken. Als ze na een minuutje of tien nog steeds niets hebben gevonden, vraagt de voorbijganger: ‘wanneer had je het sleuteltje voor het laatst in je handen?’ Waarop de zoekende man antwoordt: ‘daar een meter of 5 verderop’. De helper: ‘maar waarom zoek je daar dan niet naar je sleuteltje?’. De man: ‘omdat het hier licht is en daar donker’.

De huidige economische crisis vertoont ook tekenen van de availability bias. De groei wordt minder. Dus we moeten alle zeilen bijzetten om die groei terug te krijgen. De woningen worden niet meer verkocht. Er worden geen hypotheken meer verstrekt. We willen winst blijven maken en blijven consumeren, dus moeten er weer kredieten komen. Want als we weer schulden aangaan, dan kunnen we weer huizen kopen, en gaan we weer groeien.

Achtergrond

Waarom hebben we de neiging te gebruiken wat voorhanden is? Dat heeft te maken met efficiëntie, met zuinig omgaan met schaarse hulpmiddelen. Als we iets vaker doen dan worden we er goed in en dat betekent dat we sneller en succesvoller worden. Het kost steeds minder (zoek) energie om tot besluit en actie te komen. In tijden van nood weet je daarom meteen welke kant je uit moet wat vervolgens je overlevingskans vergroot.

De hersens zijn zo gemaakt dat er voorkeurspatronen uitslijten na vaker dezelfde handelingen verrichten (of dingen denken). Het is als een riviertje dat van een berg stroomt en ook een voorkeursroute heeft ontwikkeld. De hersens worden op deze manier dus voorgeprogrammeerd. Na een bepaalde ’trigger’ volgen dan alle acties die horen bij dat vaste programma. Bij een ritueel als een vergadering opent de voorzitter de vergadering met een vaste openingszin, dan komen de notulen aan de orde, dan stelt x een vraag, y voegt wat toe en de notulen worden ‘gearresteerd’. Want zo doen wij dat al jaren.

De oplossing is dat je waar er veel vanaf hangt indringende vragen blijft stellen en blijft nadenken over alternatieven. Programma’s en rituelen zijn prima en efficiënt, maar soms zitten ze in de weg. Je zult een gevoel moeten ontwikkelen waar rituelen wél voldoen en waar niet meer. In die gevallen waar de bekende oplossingen niet meer volstaan zul je nieuwe wegen moeten zoeken en moeten herprogrammeren.

Crowdfunding in de praktijk 1, eerste indrukken

Naar aanleiding van ons laatste artikel over crowdfunding heb ik besloten er wat meer studie van te maken. Met het idee middels crowdfunding geld te investeren in een aantal interessante projecten heb ik (op maandag 19 november 2012) een aantal crowdfundingplatforms bezocht. Ik hoop dat dit weer inzichten oplevert in de vraag hoe we crowdfunding kunnen gebruiken bij het type projecten waar wij in de dagelijkse praktijk mee te maken hebben (onze fysieke leefomgeving). We gaan hier meerdere artikelen aan wijden en verzamelen alles in het dossier crowdfunding, vandaag de eerste indrukken.

Ik heb verschillende sites bezocht op zoek naar investeringsmogelijkheden. Dat klinkt heel stoer, maar mijn budget is beperkt en vooral bedoeld om te kijken wat er mogelijk is. Vijf algemene sites:

En twee specifieker:

Hierbij heb ik me beperkt tot Nederlandse sites met het idee dat als je met crowdfunding iets wilt doen aan onze leefomgeving je op lokaal of regionaal niveau moet opereren.

Algemene platforms

Hier kunnen alle soorten projecten zich aanmelden voor financiering. Dit loopt uiteen van investeringen in nieuwe productiegoederen, een bloemenzaak en een persoonlijke lening voor het verbouwen van een woning. Je zou denken, daar moeten leuke projecten bijzitten, maar er is iets raars aan de hand. Op vrijwel alle sites is slechts een heel beperkt aantal projecten waar op ingeschreven kan worden. Crowd about now heeft twee projecten, geld voor elkaar heeft er vier en Share 2 Start  en Seeds hebben er beide ook slechts twee. Uitzondering is Symbid, hierop zijn 27 projecten te vinden (overigens staat in ieder geval één project er twee keer op, maakt dus 26). Deze zijn voor een groot deel in het Engels wat doet vermoeden dat het buitenlandse projecten zijn die ook in Nederland aangeboden worden. Op de site wordt niet duidelijk of Symbid internationaal opereert of niet.

Waar ik dacht te kunnen kiezen uit een stuwmeer van initiatieven wacht hier dus een eerste teleurstelling, weinig aanbod. Een tweede teleurstelling is de inhoud van de projecten, maar meer daarover in de volgende aflevering. Opvallend is dat de sites wel allerlei successen laten zien. Zo is bij geld voor elkaar een project van € 125.000,= gefinancierd, het gaat hier om de opschaling van een succesformule (horeca). Ik zie twee rare zaken. Ten eerste hoe kan het dat het aanbod aan projecten zo klein is als er zoveel succesvolle projecten zijn afgerond? Heb ik iets gemist, kijk ik op de verkeerde sites, is iedereen naar een ander platform gegaan? Ik ben natuurlijk relatief nieuw, maar het zou me verbazen als ik het belangrijkste platform gemist heb.

Een tweede punt, waarom lees ik niets over projecten die niet zijn gefinancierd? De investeerders krijgen dan hun geld terug, maar waar zijn deze projecten gebleven. Kennelijk worden ze zo snel mogelijk van de sites gehaald of ze worden allemaal gefinancierd. Dat laatste lijkt mij onwaarschijnlijk maar daarover meer in het volgende artikel. Ik vind dat weinig transparant. Ik zou graag willen weten welke projecten wel en niet geslaagd zijn en daarmee welke meer en minder kansrijk zijn. Als ik immers geld investeer in een project en we weten pas over 100 dagen of er voldoende geld binnenkomt dan staat mijn geld 100 dagen vast. In die periode kan ik het niet ergens anders in investeren of er wat leuks mee doen. Dat betekent dat je dus beter kunt wachten tot tegen het einde van de crowdfunding periode. Ook voor de ondernemer die een project inbrengt is het leerzaam te zien welke projecten wel en niet gefinancierd worden.

Specifieke platformen

Deze richten zich op een bepaald domein, Tenpages.com voor het uitgeven van een boek en Cinecrowd voor het produceren van films. Internationaal is er Kickstarter voor alle creatieve ideeën maar die laat ik hier even buiten. Opvallend, hier zijn wel volop mogelijkheden om te investeren, tientallen boeken en zo’n 15 films. Eigenlijk niet zo gek, crowdfunding komt uit de culturele hoek en dat is te zien. Het ziet er goed en toegankelijk uit. Bij Tenpages wordt nog de schijn opgehouden van financieel rendement (ik twijfel daaraan, maar ook daarover later meer) bij Cinecrowd krijg je gewoon iets leuks. Een DVD van de film, een bezoek aan de set, een workshop met acteurs en regisseurs, bijwonen van de première etc. Eigenlijk heel aantrekkelijk, ook hier gaan we in een latere aflevering verder op in.

Voorlopige conclusie

Los van de inhoud, bij de algemene platformen toch een hele grote teleurstelling. Blijkbaar stelt crowdfunding nog niet zo veel voor of werkt het gewoon niet. Anders zou je verwachten dat de projecten staan te dringen om op zo’n site te mogen. De twee specifieke platformen werken blijkbaar wel.  Wat de succesfactor is, blijft voor mij gissen, een trouwe groep investeerders, emotionele binding, de fun factor? Blijft de vraag over of ik dan toch iets gemist heb. Waarschijnlijk zijn er ook aardig wat projecten die buiten dit soort platformen om zelf aan crowdfunding werken. Daar moeten we dus ook naar op zoek gaan.

Volgende aflevering meer over de inhoud van de aangeboden projecten op de genoemde platformen.

 

Financiële denkfout (8): contrast effect

Beschrijving

De denkfout is dat we niet zozeer kijken naar de absolute getallen of waarden maar naar de relatieve verschillen. Dus verschillen ten opzichte van een andere situatie. In economische termen lijken sommige dingen daarom goedkoop of duur terwijl ze het absoluut gesproken niet zijn.

Voorbeeld: het werken met een zogenaamde ‘adviesprijs’. Ik weet dat Philips in zijn audio-range vroeger werkte met adviesprijzen. Een versterker had dan een adviesprijs van € 499 in de folder. Met dat beeld in je hoofd ging je dan naar de winkel waar je een ‘afgeprijsde’ versterker zag staan van € 349. Viel dat even mee! Helemaal niet zo duur als ik had gedacht. Achteraf bleek dat de versterker overal voor € 349 werd aangeboden en dat de adviesprijs nergens hoefde te worden betaald.

Natuurlijk is het fenomeen van aanbiedingen voor € 0,99 of € 9,99 ook gebaseerd op de illusie dat je dan minder kwijt bent dan € 1 of € 10. We weten het allemaal maar toch voelt het anders aan.

Of de folder die een aanbieding voor een nieuwe tv heeft voor een wel erg lage prijs. Los van het fenomeen dat je naar de winkel wordt gelokt en dat het betreffende type dan even niet op voorraad is (en je toch iets wilt kopen) is het verkoopproces gericht op het de klant naar het duurdere type praten. Het goedkope model heeft toch wel een lagere kwaliteit en een beperkt aantal opties. Deze tv is ‘slechts’ 100 Euro duurder en kijk eens naar het verschil. En zeg nu zelf: hoe vaak in je leven koop je nu een tv? En reken eens uit wat het verschil in prijs is in termen van kosten-per-uur-kijkgenot.

Dat is ook de reden dat ze vaak 3 in prijs uiteenlopende modellen hebben staan. Een goedkope, een hele dure en eentje er tussenin. Je gaat van de goedkope (die kan zo weinig), naar de hele dure (die is zo duur) en gaat uiteindelijk met de middelste naar huis. En als je dan bij de kassa staat om af te rekenen, dan kun je er nog een gouden kabeltje bijkopen voor ‘maar €25′ (eigenlijk best weinig ten opzichte van het totale aankoopbedrag). Je vergeet dan even dat een gewoon kabeltje van € 2 hetzelfde effect geeft.

En het zijn niet alleen winkeliers die zo werken. Ook bij het Centraal Planbureau (CPB) rekenden we vroeger meestal 3 verschillende scenario’s uit: tegenvallende groei, uitbundige groei en normale groei. Uiteindelijk had dan iedereen het idee dat je kon kiezen, maar praktisch werd alleen gesproken in termen van het middelste scenario.

Achtergrond

Ik kan zo nog uren doorgaan met voorbeelden uit de praktijk. Als je er eenmaal op let dan zie je het overal om je heen (ook weer zo’n denkfout overigens). Maar waarom doen we dat eigenlijk? En wat is het gevaar? Om met dat laatste te beginnen: we kunnen snel op het verkeerde been worden gezet en nemen dus besluiten die we objectief beschouwd niet hadden moeten nemen. Natuurlijk speelt dat ook bij grote infrastructurele projecten waar veel publiek geld in omgaat.

Maar waarom zitten we zo in elkaar? Ik kan daar weinig over terug vinden, Dobelli zegt er in zijn boek niets over. Ik denk dat het iets te maken heeft met het managen van onze verwachtingen. We vinden het onaangenaam om plotselinge overgangen of schokken te ervaren. Het is fijn als we er in een geleidelijk pad naar toe kunnen gaan, als we langzaam worden voorbereid, als we mentaal de ruwe werkelijkheid al een keer hebben geanticipeerd. Het zal te maken hebben met de flexibiliteit van onze geest die ons dan in staat stelt beter met de werkelijkheid om te gaan, die ons in staat stelt beter te overleven omdat we ons sneller gaan aanpassen (in plaats van te schrikken of te klagen).

Rudy van Stratum

Financiële denkfout (7): authority bias

Beschrijving

De fout is dat wij deskundigen (of autoriteiten op hun gebied) graag serieus nemen. Als een deskundige iets beweert dan moet dat wel waar zijn. Het is een fenomeen dat in de reclame fors wordt uitgepond: een man in een witte jas staat waspoeder aan te prijzen. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan (dus geen reden om mij te geloven, geen expert namelijk) maar veel komische typetjes uit het cabaret zijn gebaseerd op (het belachelijk maken van) het deskundigen-effect.

Je kunt je overigens afvragen wie hier nu een probleem heeft. Is het de deskundige als aanbieder die zo graag wil laten zien dat hij het weet of is het het publiek als vragende partij die zo graag iets aanneemt? Waarschijnlijk gaat het hier om een wederzijdse afhankelijkheid die zichzelf in stand houdt: expert wil graag erkenning en status, publiek geeft graag waardering.

Het gevaar van de authority bias is dat er niet meer kritisch wordt nagedacht. Er ontstaat ‘groupthink’ en een cultuur van ja-knikkers. Zo kan een krachtige leider met veel autoriteit op een sluipende manier een bedrijf ten gronde richten als dit fenomeen de overhand krijgt.

Achtergrond

Waarom hebben we de neiging deskundigen te willen geloven? Achter elke fout zit immers een dieperliggende rationaliteit (opdrachtje tussendoor: van welke denkfout maak ik nu gebruik?). Ik zie eigenlijk twee evolutionaire redenen voor onze goedgelovigheid. De eerste heeft te maken met luiheid en efficiency. Als een deskundige iets heeft uitgezocht, waarom zou ik dat dan opnieuw moeten doen? Het is gewoon efficiënt, een vorm van taakverdeling en specialisatie om één iemand iets te laten uitzoeken en dat de rest daar dan verder zijn voordeel mee doet. Ik kan dan mijn eigen tijd weer ergens anders aan besteden. Lekker makkelijk en win-win. De andere reden heeft te maken met straf en uitsluiting. Als je een autoriteit kritisch tegemoet treedt dan word je daar meestal niet beter van. Niemand vindt het fijn om kritiek te krijgen (want kritiek op een mening = kritiek op de persoon). Empirisch zul je best kunnen aantonen dat mooipraterij en vleierij je sneller op de gewenste positie brengt dan steeds maar te komen met ‘verbeterpunten’.

Het efficiency-deel van de authority bias is in de economie verder uitgewerkt onder het kopje ‘signalling’. Een witte jas is een signaal (aan de markt) dat iemand dokter is en het dus wel weet. Dat is goedkoop en versoepelt de onderlinge transacties. Stel je voor dat de dokter zonder witte jas steeds maar weer opnieuw zijn patiënt zou moeten overtuigen van zijn kunsten! Dat schiet natuurlijk niet op. Maar het simpele feit dat er een signaal voor deskundigheid bestaat, introduceert een nieuwe prikkel ‘andersom’. Het is verleidelijk een witte jas aan te trekken zonder dat je de juiste papieren hebt: wel de voordelen, niet de nadelen (van een dure opleiding volgen tot dokter). Een mooi voorbeeld van systeemdynamiek. De misbruikers nopen weer tot het opstellen van regels en die leiden weer tot het houden van toezicht op die regels.

Rudy van Stratum

 

Financiële denkfout (6): confirmation bias

Beschrijving

Deze denkfout wordt ook wel de moeder aller denkfouten genoemd, wie kent hem niet. Het komt erop neer dat je overal om je heen bewijzen ziet van je eigen gelijk. Ik zie wat ik wil zien, ik zoek en zie bewijs van wat ik graag wil geloven. Als je dan toch toevallig iets ziet wat niet helemaal klopt, dan is dat een uitzondering en zeker geen bewijs voor het niet kloppen van je theorie.

Wat hier achter zit (waarom doen wat dat eigenlijk, dat zoeken naar je eigen gelijk?) is dat we ons bestaande wereldmodel graag intact houden. Als ons wereldmodel niet meer blijkt te kloppen dan voelen we ons ongemakkelijk, dan hebben we ongelijk, dan hadden we het fout. Het wereldmodel wordt gelijk gesteld aan je eigen persoon, niet alleen je wereldmodel is fout maar eigenlijk ben je zelf ook fout of mislukt. En evolutionair zal er een goede reden zijn voor deze overlevingsstrategie: de mensen die iets te veel met alle winden mee waaiden hebben het niet gehaald, de mensen die helemaal nooit iets aanpasten aan hun opvattingen ook niet. Een beetje vasthoudendheid aan je eigen wereldmodel is helemaal niet verkeerd blijkbaar.

Fout gaat het natuurlijk als je onbewust en tegen je eigen voordeel in blijft vasthouden aan je eigen gelijk en je eigen wereldmodel, terwijl de omstandigheden aangeven dat je het beter anders kunt doen en beter anders kunt geloven.

Aanpak

De oplossing is eigenlijk simpel. Een beetje eigenwijs zijn kan geen kwaad, je komt dan ook zelfverzekerd over (zie ‘authority bias’) en kan andere mensen zelfs van hun (soms terechte) twijfel afhelpen en er zelf meer status aan ontlenen. Maar beter nog is het om bewust te zoeken naar tegenvoorbeelden. Niet omdat je zo graag ziet dat je weer eens ongelijk had, maar juist om scherp te blijven en je eigen theorie robuuster te maken dan wel aan te passen.

Disney (ja die van de Donald Duck) had hier een strategie voor (niet toevallig ook wel de ‘Disney strategie’ genoemd, de term komt overigens van Robert Dilts die de werkwijze van Disney in de vorige eeuw heeft gemodelleerd). In zijn bedrijf maakte hij bewust een onderscheid tussen de creatievelingen (die op zoek moesten gaan naar nieuwe ideeën voor films) en de criticasters (die daarna op zoek gingen naar wat er fout zou kunnen gaan). Maar niet in een vijandige sfeer van ‘hullie tegen zullie’ maar in een voortdurende loop waarbij de creatievelingen na de ronde kritiek weer werden uitgenodigd hun voorstellen beter te maken. Net zolang tot iedereen het idee had dat dit het best mogelijke idee was dat tevens uitvoerbaar was.

In de praktijk van een directie of bestuur of Raad van Commissarissen zou zo’n werkwijze ook kunnen worden ingevoerd. Iemand wordt aangewezen professioneel de plannen van kritiek te voorzien, een ander wordt aangewezen met een verbetervoorstel te komen dat de kritiek incorporeert. Het is dan handig om per vergadering de rollen om te draaien, want weer een andere denkfout zegt dat we lastig onderscheid kunnen maken tussen de boodschap zelf en de persoon die de boodschap de wereld in brengt.

Verder zijn er uitgewerkte technieken die je wereldmodel systematisch ter discussie stellen en varianten aanleveren. Vaak maken deze technieken gebruik van ‘reframing’ waarbij je eigen wereldmodel (waarin je dus vast zit of ‘geframed’ bent) bewust of expliciet wordt gemaakt en je andere wereldmodellen die net zo goed of beter werken krijgt aangeleverd. Het ‘in de week leggen’ van je eigen wereldmodel is voor het voorkomen van ‘confirmation bias’ dus een nuttige techniek.

Financiële denkfout (5): wederkerigheid

Beschrijving

De denkfout van de wederkerigheid betreft een ingebouwde verplichting die we voelen als we iets zomaar voor niets krijgen. Onbewust willen we iets terug doen, iets terug geven, zodat de balans weer wordt hersteld. We vinden het dus niet fijn om bij iemand in het krijt te staan. Als we op deze manier in ‘onbalans’ zijn is het lastig om neutraal, objectief, onbevooroordeeld naar een plan of voorstel te kijken. We zullen onbewust een voorkeur hebben voor die opties die de balans van geven en nemen herstellen.

Voorbeelden

Eerst een voorbeeld van Dobelli dat te mooi is om te laten liggen. Ik moet zeggen dat ik er zo nog niet eerder naar had gekeken. Het gaat over de Hare Krishna volgelingen die je vroeger regelmatig op straat tegen kwam. Je kreeg dan zomaar een bloem op straat aangeboden. Omdat het zulke vriendelijke mensen waren nam je de bloem aan. Eenmaal uit zicht gooide je de bloem dan ergens in de prullenbak. Natuurlijk voelde je je schuldig. Maar weer honderd meter verder stond er een collega Hare Krishna en die vroeg ditmaal om een kleine bijdrage. Volgens Dobelli ging het hier om een bewuste strategie (geven, schuld, vragen) die financieel aantrekkelijk was. In economische termen: (giften zonder bloemen < giften minus kosten aanschaf bloemen).

Voor andere voorbeelden hoeven we niet zo ver te zoeken. In de zakenwereld is het een bekend fenomeen. Je nodigt iemand uit voor een etentje en je verwacht op termijn handel te kunnen drijven. Het is zover ik kan nagaan zelfs het fundament van de aanpak van de vastgoedfraude: eerst een flesje wijn, dan een uitnodiging voor een race wedstrijd, dan een duurder horloge als kerstgeschenk, tot er geen weg meer terug lijkt en je tot elkaar veroordeeld bent. Je hebt geaccepteerd en je moet dus een keer terug geven.

Evaluatie

De oorsprong van de wederkerigheid heeft een economisch fundament. In goede tijden geef je als jager je overschotten weg in de hoop dat je in slechte tijden mee mag delen in de overschotten van anderen. Voor wat hoort wat. Maar onuitgesproken, zonder officiële contracten of afspraken. Het was een gezonde overlevingsstrategie waarbij je samen beter af was dan alleen. Weggeven als economische buffer, een virtuele voorraad aanleggen bij je collega-jagers. De uitvinding van de koelkast heeft flinke deuken geslagen in dit primaire wederkerigheidsprincipe. Zodra je zelf voorraden kunt aanleggen ben je minder afhankelijk van de giften van anderen.

Misschien zou je kunnen zeggen dat de uitvinding van de koelkast en van het geld (het institutionaliseren van overschotten en tekorten) de oorspronkelijke wederkerigheid van de kwetsbare jager overbodig heeft gemaakt, maar dat onze interne systemen zich nog niet hebben aangepast aan die nieuwe werkelijkheid.

Welvaart zonder groei (Prosperity without growth)

Rudy heeft eerder het boek Prosperity without Growth van Tim Jackson besproken. Inmiddels is er ook een Nederlandse versie verschenen (welvaart zonder groei), een mooie aanleiding om het boek alsnog te lezen. Ik had een beknopte samenvatting gemaakt maar die komt vrijwel overeen met het verhaal van Rudy dus dat laat ik achterwege. Hier mijn persoonlijke reflectie en het advies aan iedereen om het boek ook maar eens te lezen.

Toen ik studeerde (milieuhygiëne in Wageningen) hadden we het vaak over hoe slecht het ging met de wereld en de conclusie was altijd, de wereld gaat ten onder (eerder op de korte termijn dan op de lange). Gesteund uiteraard door diverse publicaties die dat ook bevestigden. In de loop van de jaren ben ik daar anders over gaan denken. Voorspellingen komen niet uit (de olie is voorlopig nog niet op), mensen blijken toch inventiever (efficiency winst leidt tot een enorme afname van milieubelasting ) en uiteindelijk blijken we ook in staat internationale afspraken te maken en na te komen (bijvoorbeeld over de uitstoot van CFK’s, tasten de ozonlaag aan). Dat stemt positief, blijkbaar is er een economie mogelijk die groeit en tegelijkertijd tot een lagere belasting van onze omgeving leidt.

Tim Jackson laat een kritisch geluid horen. Als eerste de aanname dat het goed is de economie te laten groeien. Waarom eigenlijk? Leidt dat tot meer mogelijkheden tot zelfontplooiing? Is dat beter voor ons welzijn (gezondheidszorg, onderwijs etc.)? Of, is het belangrijk voor het in stand houden van ons economisch systeem? Na analyse blijft uiteindelijk alleen de laatste reden over, ons sociaal economisch systeem functioneert alleen bij groei (kijk hiervoor nog even in de samenvatting van Rudy).

Volgende vraag is dan of die groei mogelijk is met minder milieubelasting, ook wel genaamd ontkoppeling. Helaas, het antwoord is nee en vrij eenvoudig te volgen. Jackson maakt onderscheid in relatieve en absolute ontkoppeling. Er is sprake van relatieve ontwikkeling als de milieubelasting per eenheid product afneemt, absolute ontkoppeling vindt plaats als bij economische groei de totale milieubelasting afneemt (dus economische groei, maar bijvoorbeeld minder uitstoot van CO2). Bij relatieve ontkoppeling kan als gevolg van een toename van de wereldbevolking en een toename van de consumptie de milieubelasting in absolute zin nog steeds stijgen, bij absolute ontkoppeling niet.

Er is enig bewijs dat relatieve ontkoppeling werkt. Echter zeer gering en zeker niet voldoende om de economische groei bij te houden. Om relatieve ontkoppeling te laten werken moet de efficiencyverbetering  (op milieugebied) gelijk opgaan met de economische groei, dan blijft in absolute zin de milieubelasting gelijk. Mogelijk is hiervan sprake in een aantal ontwikkelde landen in Europa. Wat echter in dat soort berekeningen niet meegenomen wordt is dat een groot deel van de productie (en milieubelasting) is verplaatst naar Azië. Het is lastig dat allemaal door te rekenen, maar de conclusie van Tim Jackson is wel dat relatieve ontkoppeling tot nu toe een gering resultaat heeft. Als relatieve ontkoppeling niet werkt hoeven we het al helemaal niet meer over absolute ontkoppeling te hebben.

Uiteindelijk kan je dan niet anders dan concluderen dat voortdurende economische groei op enig moment de draagkracht van de aarde te boven gaat. Ik blijf toch wel een optimist en zie dat niet binnen 30 – 50 jaar gebeuren. Maar ooit, over 50, 100, 200 jaar of wellicht toch eerder (dan is mijn optimisme onterecht) is het zover. Je mag hopen dat we het nog op tijd aan zien komen en een poging kunnen ondernemen het tij te keren. Dat betekent schakelen naar een ander economisch systeem dat niet gebaseerd is op groei maar op stabiliteit of wellicht zelfs op krimp. Jackson betoogt dat er in het geheel geen plan B voor ons economisch systeem beschikbaar is. Als we morgen constateren dat we vanaf nu moeten stoppen met groeien (en er zijn natuurlijk al wetenschappers die dat beweren) dan hebben we geen flauw idee hoe we de economie draaiende moeten houden. Hoe komen we dan van onze schulden af, hoe houden we publieke voorzieningen in stand, hoe komen we tot een eerlijke verdeling van welvaart?

Het gemis in het boek vind ik dat Jackson niet echt een perspectief weet te schetsen. Of laat ik het anders zeggen, niet een perspectief dat mij overtuigt. Meer waarde hechten en identiteit ontlenen aan niet materiële zaken is zo’n beetje de boodschap. Daar ben ik het natuurlijk mee eens maar een cruciale vraag is wel, hoe gaat de transformatie van naar een ander systeem in z’n werk, welke stappen moeten we zetten, welke problemen komen we tegen en hoe pakken we die aan? Laten we er maar van uit gaan dat Jackson hard werkt aan een vervolg dat een antwoord geeft op een aantal van deze vragen.

Het boek heeft toch wel iets interessants met me gedaan. Was ik de afgelopen jaren positief gestemd, nu kijk ik er toch weer anders tegenaan. We kunnen niet eeuwig doorgaan met dit systeem, wanneer het vastloopt weten we feitelijk niet, maar als het vastloopt hebben we geen idee hoe we het anders aan moeten pakken. Ons voornemen is hier binnenkort een serie artikelen aan te wijden. Dat vraagt echter eerst wat studie dus dat stellen we nog even uit. Tot dit tijd zijn suggesties welkom.

Stijn van Liefland

Filosofisch intermezzo (1): duurzaamheid en groei

Twee dingen hebben mij afgelopen week getriggerd:

  • De column van Bas Haring in de Volkskrant over economie. Haring is filosoof én heeft besloten zich te gaan verdiepen in de achtergronden van het vak economie. Hij is nog maar net begonnen (pas op, daar zit weer een boekje aan te komen op termijn! Ga maar vast nadenken over een grappige titel á la Plastic Panda’s. Iets van ‘dure economen’, ‘groei in de uitverkoop’?). Ik ben nog niet heel enthousiast maar afgelopen week trof ik een eye-opener bij Haring aan (waarover zo dadelijk meer).
  • Mijn 2 vorige blogs over de waarde van natuur (mag dat wel?) waar ik bij wat literatuur-onderzoek aanliep tegen toch wel wat misverstanden over het vak economie. Het lijkt soms wel of economie het tegengestelde wil doen van wat duurzaamheid beoogt. Dat is volgens mij niet of slechts ten dele het geval.

Ik heb geen doortimmerd verhaal maar een paar kleine elementjes die onderling samenhangen en wellicht wat discussie kunnen stroomlijnen over de relatie tussen economie en duurzaamheid.

De kern

De eerste vraag die ik mezelf stelde was: waar gaat het nu écht om in het leven? Dat is natuurlijk dat je kunt (over-) leven. Dat betekent dat je voldoende eten hebt en in goede gezondheid verkeert. Dit is een minimum. Maar alleen eten en in goede gezondheid, dat kan niet het hele verhaal zijn. Je wilt ook kunnen genieten, fun hebben, leuke dingen doen en vrije tijd hebben.

Is dat het dan? Lekker eten en leuke dingen doen klinkt leeg. Mensen willen worden gewaardeerd. Om in goede gezondheid te leven moet je jezelf accepteren en waarderen en het is nog mooier als je ook waardering krijgt van anderen (of andersom). Dit lijkt een beetje op een afgeslankte vorm van de Maslow-piramide.

Met wat goede wil zou je kunnen zeggen: dit zijn de ingrediënten van wat economen de nutsfunctie noemen. Er zit in wat wij waarderen en belangrijk vinden. Dus als wij maar zoveel mogelijk gezond zijn, fun hebben en gewaardeerd worden: dan hoeft de rest niet meer zo nodig, dan is het goed.

Merk ondertussen op: geld speelt hier geen enkele rol (je hebt wel geld nodig om deze zaken te bereiken maar geld op zichzelf zit niet in het basisblok), economische groei is niet aanwezig (en komt pas later in het plaatje terecht).

Maar dit kan het ook niet zijn: waar blijft de bezieling en de passie en de drive om te willen blijven leven? We willen toch verder, ons ontwikkelen, groeien, ontdekken?

Talenten

We hebben al deze zaken nodig om uiteindelijk in staat te zijn om …. Aanvankelijk dacht ik: om te kunnen groeien. Maar groei kan nooit een doel op zich zijn. Waar leidt groei dan toe, waarom groei? Groei moet uiteindelijke ook weer tot iets ‘beters’ leiden.

Het zou iets met talent of capaciteit te maken kunnen hebben. Ik kan er weer een economische invulling aan geven: mensen hebben de neiging (scheppen er genoegen in, zijn er op uit etc) om hun talenten tot ontwikkeling te brengen, ze doen graag waar ze goed in zijn, of willen ergens goed in zijn of worden. Ik kan het zien als een economische concept omdat het gaat om de maximale benutting van je talenten en capaciteiten. Zolang er nog sprake is van braakliggende en onderbenutte talenten is er nog potentie om verder te groeien, om mooiere en betere dingen te doen. Onderbezetting of onderbenutting (van talenten en capaciteiten) is hier het toverwoord.

Dus uiteindelijk hebben we voeding, gezondheid, rust en waardering nodig om onze talenten maximaal tot uitdrukking te brengen.

Het gaat niet om economische groei sec. Groei is het gevolg van benutting van talent.

Minimalisering van pijn

Maar in dat proces van maximale benutting van talent (bij voldoende aanwezigheid van voedsel en vrije tijd en waardering) gaat er ook van alles mis. Noem het ‘collateral damage’, ongewenste bij-effecten. In onze dagelijkse activiteiten produceren we vervuiling, armoede, oorlog, vernietiging, ongelijkheid en zo verder. Uiteindelijk beïnvloedt dat weer onze mogelijkheid om te eten, gezond te zijn en gewaardeerd te worden.

Bas Haring zei in zijn laatste column: het gaat me niet om het maximaliseren van geluk of welbevinden, ik ben meer geïnteresseerd in het minimaliseren van ongeluk of pijn. En hebben economen daar iets over te zeggen? Ik weet niet of ik het er mee eens ben, maar het is een interessante gedachte. Ik denk dat het gaat om het maximaliseren van je talenten en capaciteiten onder minimale vervuiling en pijn als een randvoorwaarde. Je mag het ook optimaliseren onder randvoorwaarden noemen want uiteindelijk werken als deze zaken op elkaar in. Bij vervuiling zou je nog kunnen spreken van minimale vervuiling (want ik zie zo snel niet wanneer vervuiling iets zou toevoegen) maar bij ongelijkheid is het niet per se minimale ongelijkheid. Een te grote ongelijkheid kan weer leiden tot mogelijke onderbenutting van talent of gebrek aan waardering.

Het model: economie en duurzaamheid

Als we alle elementen in onderlinge samenhang bij elkaar brengen krijgen we het volgende:

Dus in dit filosofisch intermezzo is mijn stelling dat we uiteindelijk onze talenten maximaal willen benutten. Om dat te kunnen doen hebben we eten nodig en waardering. Maar tijdens de rit kan er van alles fout gaan en wel zodanig dat onze doelstelling om talenten maximaal te ontplooien in het gedrang komt. We moeten rekening houden met de ongewenste bij-effecten, anders is ons handelen niet vol te houden, niet duurzaam. Voeding en vervuiling zijn dus de begrenzing van wat we maximaal aan talent kunnen ontwikkelen.

Twee vragen die nog leven (nog wel meer, maar deze komen nu bij me op):

  • Is het nu echt zo dat we ‘meer’ willen als we toch voldoende voedsel, rust en waardering hebben? Zijn we als mensen wezenlijk anders dan een leeuw die het dan wel best zou vinden (eten, slapen, sex)? Of wil een leeuw ook meer dan dat? Hij wil sex met méér vrouwtjes, dus moet hij steeds vechten om dat te bereiken. Zo bezien is ook een leeuw nooit klaar? Ik ben benieuwd in de visie van een bioloog. Vanuit de psychologie zal hier ook meer over te zeggen zijn. Een econoom stelt zich ‘neutraal’ op: ‘ik heb hier geen verstand van, vertelt u mij maar wat belangrijk is en dan stop ik het in mijn model’. Input vanuit de biologie of psychologie is data voor het model.
  • Als dit modelletje klopt: zitten we dan onvermijdelijk vast aan groei? Ja en nee. Ja omdat er altijd dynamiek en aanpassing zal blijven. Nee omdat de vraag waarschijnlijk is ingegeven door de verzuchting dat er grenzen zijn aan groei. Maar nergens stel ik dat groei per se gekoppeld moet worden aan materiële welvaart in termen van steeds meer ‘stuff’ (zie Tim Jackson’s boeken). Je kunt ook groeien in steeds minder vervuilende technologieën verzinnen, of in steeds efficiëntere medicijnen bedenken.

Rudy van Stratum

De waarde van natuur: mag dat wel (2)? (Financiering van landschap 10)

Dit is het tweede deel naar aanleiding van de vraag of je natuur wel op een financieel-economische manier mag waarderen. Het eerste deel ging in op een aantal principiële bezwaren met betrekking tot het waardebegrip. Dit deel kijkt naar een aantal aangevoerde praktische bezwaren.

Artikel 2007

Op zoek naar een bron vanuit de ‘natuur-hoek’ kwam ik uit op een artikel uit 2007. De auteurs vinden dat de pogingen om de waarde van de natuur te bepalen hun doel voorbij schieten en sterker nog: fundamenteel de aandacht van de kern van de zaak afleiden. Een mooi voorbeeld-artikel dus voor deze uiteenzetting over de waarde van natuur.

Het artikel uit 2007 is hier te vinden: Hoe bepaal je de waarde van natuur?.

Kort de strekking van het artikel. De auteurs, Flip Witte en Arthur Meuleman, zijn niet onverdeeld gelukkig met recente pogingen een waarde toe te kennen aan natuur. De kern van hun betoog houdt verband met een in mijn ogen niet geheel consistente manier van het gebruik van de termen waarde en baten. Baten hebben in hun ogen een relatie met financieel gewin. Waarden zijn soms dermate belangrijk dat ze van levensbelang zijn en dus los staan van baten. De redenering van de auteurs lijkt een beetje op: baten = geld = plat, waarde = belangrijk = hoog.

Door toch zoveel mogelijk geldbedragen (dus ‘baten’ in de termen van het artikel) aan natuur te hangen lijkt natuur financieel profijtelijk maar is het dat in de praktijk niet (de auteurs stellen gekscherend: waarom gaan we als natuur dan zo profijtelijk is niet als de wiedeweerga overals de ecologische hoofdstructuur versterken?). Verder wordt hiermee in hun ogen het begrip natuur uitgehold. Dit zijn hun principiële bezwaren.

Naast principiële bezwaren zijn er nog praktische bezwaren als je dan toch (met tegenzin dus) aan het rekenen slaat met natuur. Dit blog gaat nader in op die geopperde praktische bezwaren.

Bezwaar 1: vermeden kosten zijn geen baten. Voorbeeld: als je een bos in stand houdt dan scheelt dat de waterzuiveringsinstantie kosten die ze anders wel hadden moeten maken. Natuur-rekenaars boeken dit in als een voordeeltje op de rekening van ‘natuur’.

Praktische bezwaar nummer 2 is: je mag niet de baten van allerlei verschillende partijen bij elkaar optellen. En vaak is het voordeel van de een het nadeel van de ander (een hogere huizenprijs betekent dan wel meer OZB voor de gemeente, maar weer minder inkomsten bij het Rijk vanwege een hogere hypotheekrenteaftrek).

Praktisch bezwaar nummer 3 luidt: er is vaak sprake van verdringing, baten op de ene plek leiden soms tot lagere baten op een andere plek (hier meer pannenkoekenrestaurantjes betekent dat er ergens anders minder pannenkoeken worden verkocht).

Bezwaar 1

De auteurs stellen dat je je rijk rekent door te kijken naar zogenaamde alternatieve kosten. Het meest aansprekende voorbeeld is het berekenen van de waarde van onze duinen (waterkering). Alternatieve kosten zijn dan de kosten die je zou moeten maken als je die duinen weg zou halen. Je moet dan een alternatief voor tegengaan van overstroming bedenken zoals het aanleggen van nieuwe dijken aan de kust met een lengte van 110 kilometer. Daar komen dan nog jaarlijkse onderhoudskosten bij die je bij natuurdijken niet hebt. En zo kom je op een bedrag van ruim 1 miljard Euro uit voor de waarde van de bestaande natuurduinen. Onzin zeggen de auteurs, zo kun je helemaal niet rekenen.

Hoe zou een econoom naar zoiets kijken? Een econoom kijkt naar de verschillende alternatieve mogelijkheden die je hebt om een stuk grond te benutten. Je start dus met het inventariseren van wat je allemaal met de onderliggende grond van die dijken kunt doen. Als willekeurige opsomming:

  • Je laat ze gewoon staan.
  • Je haalt ze weg en maakt er een pretpark van.
  • Je haalt ze weg en legt er een snelweg op.
  • Je laat ze staan en zet er nog een pretpark bovenop.

En zo verder. Het is gewoon een opsomming van wat je er allemaal mee zou kunnen. Vervolgens ga je die mogelijkheden een voor een uitdiepen. Wat zijn de voor- en nadelen van al deze opties? Welke partijen zijn er allemaal bij betrokken die er last of juist voordeel van hebben? En is het mogelijk er Euro’s aan te hangen? Of moeten we hier meer kwalitatieve plussen en minnen bij noteren? Per mogelijke invulling ontstaat dan een beeld van de ‘waarde’ van het alternatief, vaak een samenstel van een redelijk harde Euro-waarde en van een wat zachter (maar daardoor niet minder belangrijk) kwalitatief oordeel. Als je alles netjes doet en er een goede discussie over hebt (rekening houdt met partijen en met de wat langere termijn) dan kies je voor het meest waardevolle alternatief.

Hoe zit het dan met de miljarden-kosten van het moeten aanleggen van nieuwe dijken? In bovengenoemde alternatieven 2 en 3 (waar je de bestaande natuurdijken weghaalt) zul je gaan zien dat er betrokken partijen zijn die iets moeten verzinnen om bescherming tegen overstroming te bieden. Misschien zijn dat wel hele nieuwe en ingenieuze oplossingen overigens. Maar hoe dan ook: de kosten die daarvoor gemaakt moeten worden komen wel degelijk op het conto van die twee alternatieven. Omgekeerd zou je dus wel degelijk kunnen stellen: het eerste alternatief van het laten staan van de dijken werpt door zijn hoge ‘vervangingswaarde’ een forse drempel op voor nieuwe alternatieven. Je moet wel met een hele creatieve oplossing komen om die ene miljard Euro te kunnen goedmaken.

Dus ik zie niets verkeerds in zo’n waarderingsaanpak. Maar betekent dat dan dat je jaarlijks (ik noem maar een getal) 100 miljoen Euro baten hebt omdat je die dijken nu eenmaal hebt? Ja en nee. Niet letterlijk in financiële zin natuurlijk, een dijk keert namelijk geen dividend in Euro’s uit. Maar een dijk heeft wel degelijk een jaarlijkse positieve bijdrage aan de maatschappij vanwege de geleverde bescherming. En had die dijk er niet gelegen dan hadden de bewoners inderdaad jaarlijks minder te besteden aan andere dingen omdat ze dan toch eerst die dijk of bescherming zelf hadden moeten aanleggen. Noem dit een veiligheidsdividend dat ons door de natuur is geschonken.

Bezwaar nummer 2

Dit zijn eigenlijk twee verschillende bezwaren. Je mag de voor- en nadelen van verschillende partijen niet bij elkaar optellen is het eerste element. Deze is zonder plaatje lastig te beantwoorden. Maar in zoverre voordelen in harde Euro’s zijn uit te drukken mag je die natuurlijk gewoon optellen. Bij meer kwalitatieve afwegingen is dat een stuk lastiger, maar onmogelijk is het niet. Een genuanceerd antwoord dus, maar ik wil daarvoor verwijzen naar onze beslisboom slimme financiering. Eerst moet het totaalrendement worden bepaald en pas daarna wordt er onderhandeld over een passende herverdeling van de netto baten over partijen en tijd.

Het andere element van dit bezwaar is het OZB-verhaal. We bouwen ergens huizen, we doen er wat groen omheen, de huizen worden meer waard, dus het groen heeft een waarde. Dus de bewoners worden rijker want hun huis is meer waard. So far so good. De auteurs hebben er moeite mee dat de gemeente hier een voordeel krijgt ingeboekt omdat ze hogere OZB-inkomsten krijgen. Want, zo stellen zij, een hogere prijs voor een woning leidt tot gemiddeld een hogere hypotheekschuld en dus tot een hogere hypotheekrente-aftrek en dus tot minder inkomsten bij het Rijk.

Helemaal correct. Het zal nog veel ingewikkelder zijn. Maar bij het beoordelen van je maatregel (en dus bij het waarderen ervan) moet je wel degelijk álle effecten bij álle partijen over zo veel mogelijk perioden in kaart brengen. En inderdaad als het Rijk daardoor minder inkomsten binnen krijgt dan gaat dat van de voordelen elders af. Praktisch een hele klus dit goed te berekenen, maar principieel helemaal terecht lijkt mij.

Bezwaar nummer 3

Dit is eigenlijk een variant op bezwaar nummer 2. Ik parafraseer de auteurs: groen is veel waard omdat er een pretpark kan worden aangelegd want dat betekent meer bezoekers die meer geld uitgeven. Klopt niet, stellen zij, want elders is er ook een pretpark of een restaurant en daar wordt het geld dus niet meer uitgegeven. Het is eigenlijk gewoon een verschuiving in je besteding. Economen spreken dan van een verdringingseffect.

Terecht punt van de auteurs. Maar geen principieel punt. Bij het beoordelen van je maatregelen (om een pretpark in dat groen te bouwen) moet je je inderdaad niet rijk rekenen. Er is blijkbaar sprake van een benadeelde partij (de restauranthouders in de wijde omgeving) die is betrokken in het spel. Je zult als je het goed wilt doen ook dit effect moeten meenemen/waarderen, waardoor dat pretpark inderdaad minder gunstig (waardevol) zal blijken dan aanvankelijk gedacht.

Samenvattend

Ik pleit voor transparantie bij de besluitvorming van duurzame projecten. Wat je in Euro’s kunt uitdrukken moet je ook in Euro’s uitdrukken. Je moet wel naar het hele plaatje kijken, dus ook naar de verdere toekomst en naar andere dan direct betrokken partijen. En waar niet in geld uit te drukken belangrijke zaken spelen moet je die ook op een kwalitatieve manier meewegen.

In de praktijk zie je wel eens dat een project naar een al genomen beslissing wordt toegerekend. Groen wordt dan al snel een overbodig pretpark terwijl de echte achterliggende waarde van dat groen grotendeels verloren gaat. Helaas moet ik zeggen dat ik daarin wel kan meevoelen met de auteurs. Dit is een persoonlijke mening en hoort daarom niet echt thuis op deze site. Maar als ik door de oogharen naar alle bijdragen van Stijn over het landschap kijk, wat zie ik dan? Ik zie dat er geen geld meer is en dat er dus slimmigheidjes moeten worden verzonnen om het groen in stand te houden. Als je al die slimmigheidjes op een rijtje zet (wat Stijn heeft gedaan) dan zie ik 2 hoofdstromingen. De ene hoofdstroming zet financieel gezien zoden aan de dijk en dat is bebouwing van groen (dus woningen, bedrijven neerzetten). Maar dat is precies het oude verdienmodel dat niet meer werkt (nog los van de vraag hoelang je dat nog volhoudt). De andere hoofdstroming is een verzameling van leukigheidjes (pretparken, restaurantjes) die én financieel geen zoden aan de dijk zetten én de oorspronkelijke doelstelling in het gedrang brengen.

Als die snelle constatering van mij klopt dan is er geen andere mogelijkheid: als je groen of natuur écht belangrijk vindt en niet wilt/kunt bebouwen of ‘verpretten’ dan moet je daarvoor gewoon belastinggeld inzetten want daar is dat voor bedoeld. Maar … en dit is een serieuze ‘maar’ en misschien wel de kern van mijn hele betoog …. als je daar belastinggeld aan spendeert dan concurreert dat wel degelijk met andere belangrijke zaken. Natuur heeft niet het monopolie op dat belastinggeld, je zult zorgvuldig en transparant moeten afwegen met zorg, onderwijs en andere belangrijke zaken die bij vrije marktwerking in het geding (kunnen) komen.

Rudy van Stratum