Deze verdienmogelijkheid wordt door de auteurs van ‘Nederland boven Water’ grondsaldering genoemd. Lezing van de tekst wekt bij mij de indruk dat de term ‘verlies nemen’ passender is. Wat is er aan de hand? Gemeentes hebben jarenlang grond aangekocht, bouwrijp gemaakt en later weer doorverkocht. Dat ging altijd tegen forse winsten die weer andere dingen in de begroting mogelijk maakten. Dit oude verdienmodel van alsmaar stijgende grondprijzen (en dus duurdere panden en/of hogere huren) is sinds de crisis ten einde gekomen. Het spelletje is uitgewerkt. Gemeenten hebben deze manier van inkomsten generen desondanks voor jaren naar de toekomst alvast ingeboekt. De verkoop van de grond bij deze (steeds hogere) tarieven stagneert en daarmee de locale bouweconomie.
Wat is de oplossing dan? Erkennen dat dit niet meer mogelijk is. Gemeenten (en projectontwikkelaars) moeten hun verlies nemen en dus de grond afwaarderen naar een meer reële economische waarde. Dat opent dan de mogelijkheid dat grond tegen een lagere prijs verkocht mag worden en daarmee kan de bouw verder rendabel worden. Op zich een prima gedachte wat mij betreft. Maar het is slechts een eerste stap. De auteurs stellen vrolijk dat bij eventuele toekomstige waardestijging van woningen en bedrijfsgebouwen het verlies weer kan worden gecompenseerd. Maar dat is natuurlijk het alsnog ontkennen van de nieuwe realiteit. Wat als die waardestijging er gewoonweg niet meer gaat komen? Wat gebeurt er met een projectontwikkelaar die zijn balans op deze manier opschoont? Krijgt die nog een lening van de bank als er zich een echt rendabel project voordoet? De gemeente zal bij de opgeschoonde balans gedwongen zijn de tering naar de nering te zetten, het mes in de uitgaven te zetten. Welke gevolgen heeft dat voor de economie?