Categoriearchief: Opinie

Redenaties over het rendement van energiebesparing

De afgelopen tijd hebben we regelmatig geschreven over het energieneutraal maken van bestaande woningen. Aanleiding daarvoor is een aantal discussies dat wij met andere voeren en de vele brochures, boekjes en sites die over dit onderwerp zijn verschenen. Wij zijn helemaal voor het energieneutraal maken van woningen maar bekijken dat op deze site vooral vanuit een financiële invalshoek. Het valt ons op dat de beredenering en de berekening vaak niet kloppen. En dat stoort ons, want uiteindelijk keert dat zich tegen de mensen die zich inzetten voor energiebesparing.

Wij gaan niet discussiëren over het rendement van afzonderlijke maatregelen. Experts weten heel goed wat extra isolatie van een buitenmuur, een nieuwe ketel etc. kost en wat het oplevert, daar moeten we op vertrouwen. De vraag die vervolgens van belang is, hoe bepaal je dan of zo’n maatregel, of pakket van maatregelen, voldoende rendement heeft? Hiervoor hebben we de afgelopen week een rekentool geïntroduceerd. Daar kan je netjes de hoogte van de investering invullen, wat die jaarlijks oplevert en nog wat variabelen. Zo krijg je precies te zien wat het financieel rendement is ten opzicht van niets doen, je geld op een spaarrekening laten staan.

Als we dan vervolgens een aantal voorbeelden uit de vele sites en boekjes invullen komen we er gewoon niet uit. Bijvoorbeeld, de stelling dat een energierekening van € 1.812,= per jaar voldoende is om een investering van € 41.000,= te verantwoorden. Vul het maar eens in en varieer met de variabelen, je zult zien dat bij redelijke aannames geld op de bank laten staan vrijwel altijd beter uitpakt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen positief rendement is. Wanneer de energieprijzen de komende jaren net zo blijven stijgen als het gemiddelde van de afgelopen jaren, dan leidt deze investering tot een positief rendement, maar het rendement is simpelweg een stuk lager dan het alternatief, niets doen.

Een andere redenering die we tegenkwamen gaat als volgt. Als je € 100.000 op de bank hebt staan en je krijgt 1,5% rente (€ 1.500) en je energierekening is € 2.000 per jaar, dan kan je beter die € 100.000 in je huis investeren, dat levert je jaarlijks € 500 meer op. Dat klopt, je moet je wel bedenken dat je die € 100.000 de komende jaren kwijt bent (het duurt ca. 25 jaar voordat er weer een ton op de rekening staat).

Wat past bij wie?

Zijn de bovenstaande twee redeneringen dan helemaal fout? Ja, als je het puur financieel bekijkt. Maar, als je het vanuit de gebruiker bekijkt dan is het soms helemaal niet zo fout. We hebben geprobeerd in beeld te brengen wat er allemaal speelt bij energiebesparing in relatie tot het financieel rendement. Het maakt immers nogal wat uit of energiebesparing je hobby is of dat je het doet om je huishoudboekje op orde te krijgen. Zo zijn we tot onderstaand beslisschema gekomen.

energiebesparing wat  past bij jou-01

Ook daar valt nog veel meer over te zeggen. Zo blijft het een beetje knagen dat het zo vaak over energieneutraal gaat. Waarom niet 50% of 75% energiebesparing? Dat heeft per definitie een hoger financieel rendement. Stel nou dat je geld teveel hebt en klimaatverandering / energiebesparing heel belangrijk vindt. Dan is een voor de hand liggende gedachte om je hele huis energieneutraal te maken. Maar, zowel financieel als voor het klimaat is het beter dat niet te doen en te gaan voor 50% – 75%. Het uitgespaarde budget (en eventueel ander geld dat je nog hebt) kan je dan veel beter uitlenen aan buurtgenoten die geld te weinig hebben en het gaan gebruiken voor maatregelen in hun eigen woning. Dat leidt voor alle partijen tot een beter financieel rendement en zorgt in totaal ook nog eens voor meer energiebesparing. Tenzij energiebesparing natuurlijk gewoon je hobby is, dan stop je alles in je eigen huis.

Stijn van Liefland

Liegen met cijfers

ScreenShot289Gisteren (14-9-2014) in het VK magazine een mooi voorbeeld van hoe je met cijfers conclusies kunt manipuleren. Of kunt tegendenken natuurlijk.

Het originele krantenbericht meldt: 42% van alle fraudegevallen komt van lager personeel. Het management kan er ook wat van met 38%. De directie komt er met 18% ‘netjes’ vanaf.

Maar: dat is niet eerlijk want er is ook meer lager personeel dus logisch dat daar meer fraude is. Je moet het dus wegen naar de hoeveelheden. Van een gemiddelde organisatie is 94% lager personeel, 5% management en 1% directie. Na die weging blijkt een gemiddeld directielid maar liefst 40 keer meer fraude te plegen.

Maar het gaat nog steeds om aantallen keren fraude. Dus elke keer als er fraude wordt geconstateerd dan zet je een streepje. Beter is het om te kijken naar de omvang van de fraude per transactie. Lager personeel steelt per keer € 55.000 (? best veel, weet niet wat de aard van de fraude precies is). Een directie-overtreding schrijft € 368.000 op de teller.

Per saldo is de conclusie dat 53% van de totale euro-fraude wordt veroorzaakt door 1% van het totale personeel, te weten de directie. Dat klinkt toch een stuk anders.

Nog meer?

En dan hebben we het alleen nog maar over de geconstateerde of gemeten fraude. Misschien is er wel een categorie fraude boven deze cijfers uit die nergens uit blijkt maar wel degelijk plaats vindt. Dit is alleen het zichtbare of redelijk aan te nemen deel van de fraude. Hier is (per definitie) geen cijfermateriaal over.

Rudy van Stratum

Prijs van een mensenleven (3), kosten van de zorg

Op 16 augustus was er een interessante aflevering van éénvandaag met als centrale vraag, wat is een mensenleven ons waard. In de dagen daarna scheef Wouter Bos een column in de Volkskrant en verscheen er nog een ingezonden brief. Een mooie aanleiding om weer eens verder na te denken over het onderwerp ‘de prijs van een mensenleven’. Omdat ik net terug was van vakantie was het er tot nu toe nog niet van gekomen er een stukje over te schrijven. Vorige week stond er een column van Rutger Bregman in de correspondent die over hetzelfde onderwerp ging, hoogste tijd dus voor een bijdrage op slimme financiering.


In de uitzending en de krant ging het vooral over de vraag of je grenzen mag stellen aan een medische behandeling. Zo ging het bijvoorbeeld om een medicijn tegen een bepaalde vorm van kanker dat € 80.000 per behandeling kost maar dat bij slechts één op de vijf personen werkt. Ik vond het niet een hele sterke uitzending, maar de dilemma’s werden goed in beeld gebracht:

  • De zorg kost steeds meer geld, dat loopt een keer vast, je moet keuzes maken

  • De individuele patiënt wil de beste zorg die mogelijk is

  • De arts wil geen keuze maken op basis van fianciële argumenten

  • Artsen vinden wel dat er een limiet gesteld moet worden aan de kosten

  • Er spelen allemaal dogma’s, kort samengevat, een limiet stellen aan zorgkosten, dat hoort niet.

 

De argumenten

Ik heb een mindmap gemaakt waarin de belangrijkste argumenten terugkomen die in de uitzending en de artikelen worden genoemd. Een paar opvallende zaken licht ik kort toe.

zorgkostenmm-02

Sommige medicijnen zijn in het buitenland veel goedkoper dan in Nederland. Het eerder genoemde medicijn tegen kanker kost in Portugal de helft. In de uitzending van Eénvandaag werd betoogd dat het prijsmechanisme bij veel medicijnen gebaseerd is op de vraag wat men er voor over heeft en niet op wat de kosten zijn. Het instellen van een prijsplafond voor medische behandelingen zou als effect kunnen hebben dat de prijzen van de dure medicijnen gaan dalen. Daar staat tegenover dat goedkopere medicijnen wellicht duurder worden. Enerzijds om de verliezen op de duurdere medicijnen te compenseren, anderzijds omdat er blijkbaar een bepaald budget beschikbaar is.

Als je voor een prijsplafond kiest, dan is vervolgens de vraag hoe je dat plafond bepaalt en hoe je vervoglens de afweging maakt. In het Verenigd Koninkrijk werken ze met het concept van de QALY (quality-adjusted life year). Dit is een berekening van het aantal verwachte levensjaren maal de kwaliteit van leven. Stel iemand heeft kanker en er is een medicijn dat het leven met 6 jaar verlengd maar de kwaliteit van leven is 50% dan heeft dat een ‘waarde’ van 3 QALY’s. Dit klinkt redelijk objectief. Herbert Rolder betoogt in de Volkskrant van 19 augustus echter dat hier ook nogal wat haken en ogen aanzitten. Stel dat de kwaliteit met 10% verbetert, wat mag dat dan kosten en is zo’n verbetering wel goed te meten? Conclusie, als je voor een prijsplafond en een rationele afweging kiest dan moet er wel eerst een heldere en transparante methode liggen.

Ethisch gaat het om veel verschillende zaken, maar bijzonder argument is dat het niet alleen om cijfers gaat. Je kunt allerlei methoden en afwegingen maken, uiteindelijk gaat het ook om gevoel, emotie en een morele afweging. Dit is al in een eerder artikel ter sprake gekomen. Het is prima om gevoel en emotie mee te laten spelen, maar dan wel op basis van een goede analyse van de feiten.

 

Discussie is een taboe

Als reactie op het artikel van Rutger Bregman in De Correspondent schrijft Renske Leijten van de SP dat geen enkele politieke partij het idee van een maximumprijs omarmt. Ook Wouter Bos zegt dat hij in zijn tijd als minister deze discussie niet aandurfde. Juist doordat het al snel zo persoonlijk wordt is het lastig hier een besluit over te nemen. Ik heb geprobeerd mijn gedachten in een systeem weer te geven dat hopelijk meer inzicht geeft in hoe de discussie loopt.

zorgkosten

Als ik nu de dynamiek bekijk snap ik ook hoe de discussie loopt. De discussie start, dan dreigt er een keuze gemaakt te worden en komen mensen in opstand. Dan blijkt het allemaal erg gevoelig te liggen, er wordt geen besluit genomen. De publiciteit (‘over mensen buitensluiten’) wordt minder, maar de zorgkosten blijven stijgen. Na enkele jaren herhaalt de hele cyclus zich weer. Oplossing? Ik zou het niet weten.

 

Stijn van Liefland

Tegendenken met Taleb (1)

Ik ben druk aan het lezen in het boek ‘Antifragiel’ van ‘zwarte-zwanen’-Taleb. Hoe dan ook is het boek een voorbeeld van tegendenken en moet het hier dus meer aandacht krijgen. Ik weet nog niet hoe we dat precies gaan doen. Er zijn meerdere invalshoeken die nu bij me opkomen (en een link met deze site slimmefinanciering hebben):

  • Tegendenken aan de hand van voorbeelden/anekdotes en casuïstiek. Sommige voorbeelden komen meerdere malen terug (steeds in een ander jasje, dat is interessant). Misschien zien we hier wel een patroon?
  • De visie die Taleb heeft op economen, op bankiers en op (financiële) modellen (tipje van de sluier: die komen er verdomd slecht vanaf). (over economie op deze site, zie bijvoorbeeld deze blog).
  • Visie van Taleb op de moderne maatschappij, de wetenschap, het onderwijs, de verregaande neiging alles te willen organiseren en controleren en te rationaliseren.
  • Het gebruik door Taleb van een aantal denkfouten (zoals hier eerder besproken, maar vooral met verwijzing naar het werk van Kahneman).
  • De visie van Taleb op ondernemerschap. (over ondernemers op deze site, zie bijvoorbeeld deze blog).

 

Anekdotes

Ik moet het nog allemaal laten bezinken (en het boek nog uitlezen). Maar om een beeld te geven van wat ik met zo’n anekdote bedoel. Taleb zegt het in een bijzin, zo even terloops: ‘Wat gezond wordt genoemd is meestal ongezond. Eigenlijk net zoiets als ‘sociale netwerken’ die in de regel anti-sociaal zijn en de ‘kennis-economie’ die in de regel onwetend is’.

Dat laatste punt had ik recent al gezien in een artikel in de New-Yorker dat gaat over het valse taalgebruik in economisch jargon (en waarbij de economen er wederom van langs krijgen). Het gaat om taal die bewust wordt ingezet om waar het echt om gaat te verbloemen.

Zo was een hedge-fonds oorspronkelijk bedoeld om risico in te dammen. Je deed een ’tegentransactie’ om je ‘exposure’ (het risico waaraan je door een andere actie bent bloot gesteld) te laten verdwijnen. In de praktijk betekent ‘hegde-fonds’ inmiddels vooral dat je veel risico loopt en veel geld kan verliezen.

Inflatie, ook zo’n mooi woord en nog een beter voorbeeld. Inflatie betekent eigenlijk dat iets steeds groter wordt. Een ballon die wordt opgeblazen, die heeft last van inflatie. Maar in de praktijk betekent inflatie nu juist het omgekeerde: je geld wordt steeds minder waard.

Krediet, dat betekent eigenlijk dat je iets tegoed hebt. Je hebt krediet bij iemand. Maar ook hier is inmiddels sprake van een omkering. Als je veel krediet bij de bank hebt, dan betekent dat simpelweg dat je veel schuld hebt en in de problemen gaat komen (er hoeft maar iets te gebeuren en …).

(Misschien zou je het toenemend gebruik van het ‘canvas-model’ ook een voorbeeld kunnen noemen van verhullend economisch taalgebruik? Maar zie ook onze eerdere blog over MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen).

Komende weken

De komende weken zal ik de verschillende invalshoeken op het boek van Taleb verder uitwerken. Ik denk dat het de moeite waard is. Taleb is een mooi icoon van hedendaags tegendenken. Dus hoe doet die man dat? Welke aanpak hanteert hij?

Misschien dat we ‘Zwarte zwanen’ er ook weer bij halen. Stijn en ik hadden er destijds al wat infographics van gemaakt maar op de een of andere manier waren we toen niet tevreden en hebben we er niks mee gedaan. Afstoffen die boel dus.

ScreenShot257

En dat brengt me op …

Tegendenken dus. Meer weten over tegendenken? Bestel dan alvast dat boek waar we mee bezig zijn. En waar we nog wat hulp bij kunnen gebruiken. We hebben een aparte site gemaakt die het boek over ‘De kunst van het tegendenken’ centraal zet.

Rudy van Stratum

PS Met dank aan Guus Hustinx die het boek onder mijn aandacht heeft gebracht.

 

 

Zomergast Freek de Jonge

Hoort u ook tot de uitstervende groep die het nog kan volhouden een aflevering van Zomergasten uit te zitten? (Een interessant verhaal over ons groeiende ongeduld en afnemende aandachtsboog is te vinden onder ‘Life is a pitch‘). Ik geef eerlijk toe: afgelopen zondag ben ik bij Reinbert de Leeuw ergens halverwege afgehaakt. Reinbert had ontdekt dat Zomergasten het interessantst waren als ze een enkel thema bij de kop pakten. Dus had hij het alleen over muziek.

Maar wat volgens mij miste (en wat wél nodig is om het voor mij boeiend te maken) is een betoog dat langzaam wordt opgebouwd en tot een conclusie leidt. Uiteraard niet verteld met lange uiteenzettingen maar met passende video-fragmenten (en de nodige persoonlijke gossip, iets waar Reinbert de Leeuw ook weigerde aan mee te werken).

Freek de Jonge deed dat in mijn ogen in de aftrap van dit seizoen Zomergasten. Hij had een duidelijke boodschap die zich gedurende de avond ontvouwde.

Slimme financiering?

En wat dit in hemelsnaam nu weer met slimme financiering te maken heeft? Ik heb daar natuurlijk wel een verhaaltje bij bedacht. Een slimme manier van financieren is het ontwikkelen en te gelde maken van je eigen talenten. Zo benut je je eigen potentieel ten volle en pluk je daar ook de vruchten van. Dat vertaalt zich in klinkende munt of in extra aandacht en waardering. Dat is ook de reden waarom hier op deze site pogingen zijn gedaan meer te snappen van ondernemerschap.

En dat was precies waar de avond van Freek de Jonge over ging: over het wel of niet slagen in het leven, het wel of niet realiseren van je dromen en ambities. Ik vat het betoog van Freek voor u samen en maak je er dan een typisch ‘slim-fin’ plaatje bij (commerciële boodschap: houd voor meer ‘slim-fin’ plaatjes ons nieuwe boek in de gaten).

Betoog van Freek

Freek en zijn vrouw Hella werden gebruikt als tegenpolen in het verhaal. Freek zelf heeft een warme opvoeding gehad en is daarmee vanaf zijn jeugd in het bezit van 100% zelfvertrouwen. Daar staat/stond tegenover dat hij geen discipline had (hij deed maar wat). Hella heeft een andere opvoeding/jeugd gehad en heeft/had nauwelijks zelfvertrouwen maar daarentegen juist heel veel discipline en doorzettingskracht.

Freek kwam pas op een (succesvol) pad nadat hij Bram Vermeulen ontmoette. Bram speelde destijds op hoog niveau volleybal en draaide er zijn hand niet voor om om 6 uur per dag met een bal tegen een muurtje te oefenen. De moraal: je kunt nog zoveel talent en zelfvertrouwen hebben, zonder eindeloos herhalen en oefenen kom je er niet. Dit is de bekende 10.000 uren regel (van de Beatles met hun ‘bierkeller’ optredens, van Bill Gates met zijn knutselhok etc).

Maar dat eindeloos herhalen hou je alleen vol als je een duidelijk doel voor ogen hebt en als je daarmee focus aanbrengt in je aandacht. Freek vertelde dat hij bij het maken van een nieuwe voorstelling continue bezig is met die voorstelling in zijn hoofd. Hij geeft eerlijk toe dat hij nauwelijks hoort wat een ander dan tegen hem zegt en nauwelijks ziet wat er om hem heen gebeurt (in de auto bijvoorbeeld, zomaar 50 kilometer verder). Focus is, zo vertelde Freek, steeds meer intensiteit op steeds minder. Tot je op het laatst 100% focus hebt op helemaal niets. Dan kom je in een tijdloze toestand van flow terecht.

Visualiseren en doen alsof

Een mooi fragment om het betoog te illustreren ging over een groep vrouwen van oorlogsveteranen. Ze hadden (in afwezigheid van hun mannen) weinig zelfvertrouwen. Iemand besloot dat ze samen een voorstelling konden maken voor als hun mannen zouden terugkeren. De leider (zangpedagoog, dirigent) liet op een fraaie manier zien hoe het proces van (meer) zelfvertrouwen en focus kan verlopen.

Veel vrouwen durfden niet hardop te zingen (uit schaamte, gebrek aan zelfvertrouwen). Wat deed de dirigent? ‘Dames, hier heb ik een aantal toverhoeden met zelfvertrouwen, ik deel ze uit, en zet de hoed maar op’. ‘Doe maar alsof je dit nummer al heel lang kent en het heel makkelijk heel goed zingt’. De dirigent deelt dus letterlijk zelfvertrouwen uit en visualiseert een succesvolle toestand (waarin je al goed bent in wat je nog gaat leren). Een prachtig fragment waarin je ziet hoe de vrouwen in de loop van weken steeds beter gaan zingen en vooral meer zelfvertrouwen krijgen.

Dat visualiseren en ‘doen alsof’ is iets wat Freek ook doet bij het ontwikkelen van een nieuwe voorstelling. Als hij in de auto zit (en niets hoort en ziet van de omgeving) spreekt hij in zijn hoofd de nieuwe grappen uit en doet hij alsof hij in de zaal zit en luistert naar de grap, om vervolgens te doen alsof hij de reactie bij de volle zaal ziet. En dan maar aanpassen en verbeteren, net zolang tot de zaal de gewenste reactie geeft).

In een plaatje

ScreenShot250

Rudy van Stratum

 

Voorpublicatie 2: Top 5 regrets of the dying

Onlangs (15 juli 2014, ‘Een tweede leven’) een interessant artikel in de Volkskrant over iemand die een aantal jaren geleden hoorde dat hij nog maar even te leven had. Zijn leven stond op zijn kop. Alles regelen om zijn geliefden goed achter te laten. Achteraf bleek het gelukkig om een inschattingsfout te gaan. Nu, jaren later, leeft Huub, de hoofdpersoon van dit verhaal, nog.

Bijna-dood ervaring

De roerige periode rond zijn ‘bijna dood ervaring’ had Huub niet willen missen. Op de een of andere manier was het voor hem een ‘wake up call’. Was het inderdaad (nog) zo belangrijk dat hij nóg een boek ging schrijven? Zijn 41e boek zou dat dan worden.

Nog niet zo lang geleden verscheen er een boek van stervensbegeleidster Bronnie Ware. Zij heeft de ‘lessen’ van stervende mensen iijdens haar werk gehoord en geturfd en daar een top 5 van gemaakt. Ware constateerde dat de (bijna dood) mensen in de regel van dezelfde dingen in/tijdens hun leven spijt hadden. Wat hadden ze beter of meer moeten of kunnen doen? Ook Huub neemt deze blijkbaar universele lessen, nu in zijn tweede leven, ter harte.

Post-mortem

Op basis van de inzichten van Bronnie Ware hebben wij eerder een oefening beschreven die je kan inzetten bij je lopende project (dat misschien niet helemaal lekker loopt). Zo krijgt ook je project een ’tweede leven’: verander het nu het nog kan!

Nieuw boek over tegendenken

Wij zijn (zoals gezegd) volop bezig een nieuw boek te schrijven over ’tegendenken’. Een flink deel is hier op deze site al in de vorm van blogs gepubliceerd. Maar er is gelukkig ook nieuw materiaal. We gaan de komende maanden dingen uit de krant pikken die we zullen gebruiken als kapstok om iets over het nieuwe boek te laten zien.

De oefening van ‘het tweede (project-) leven’ is ook in het nieuwe boek te vinden.

Stijn van Liefland

Rudy van Stratum

Tegendenk strategie: Bregman over democratie

Ik ben inmiddels een fan van correspondent-correspondent Rutger Bregman. Zie vandaag het verhaal:

Waarom politieke partijen steeds meer op elkaar lijken

Nieuw boek tegendenken in de maak

Je moet het zelf maar lezen. Vanuit onze serie ’tegendenken’ raken we ook meer en meer geïnteresseerd in hoe tegendenken eigenlijk plaats vindt. We zijn daar nu een boek over aan het samenstellen. De komende maanden willen we kleine stukjes uit de actualiteit halen om ons boek te toetsen. En om de belangstelling ervoor aan te wakkeren natuurlijk (voorbestellen is al mogelijk hoor).

Mindmap

Dus iets minder over de inhoud en meer over de manier waarop Bregman zijn betoog opbouwt. Hoe ‘denkt hij tegen’? In ons boek komen daar meer voorbeelden van omdat we op zoek zijn naar patronen.

In bijgaande mindmap heb ik zijn betoog weergegeven.

ScreenShot234

Het is een snelle versie, want ik wil me aansluiten bij de actualiteit. Wellicht komen we er nog op terug als er een betere versie ontstaat uit onze onderlinge discussies.

Stap 1 van het tegendenken hier is een populaire wijsheid ter discussie stellen en zelfs helemaal omdraaien. Een kloof in de politiek? Zwevende kiezers? Geen sprake van.

Stap 2 is het populaire beeld laten leven. Bregman neemt hiervoor een citaat van bekende Nederlander Wientjes. En het media-circus (de Frits Westersen van deze wereld) doet vrolijk mee.

Stap 3 is de omdraaiing: ho eens even, stop, de feiten zijn anders! Nu worden er bronnen bijgehaald die het tegendeel beweren. Een onderzoek, een boek, een citaat. Politicologen, wetenschappers. Betrouwbaar dus.

Stap 4 is dieper ingaan op deze cijfers en een ander nieuw beeld laten ontstaan. Hier zie je voorbeelden van argumentatie terugkomen die je vaker ziet: – historische reeksen (vroeger was het helemaal niet/wel zo ..), – relatief maken (ja, is wel weinig, maar als je vergelijkt met … dan valt het weer mee), – perceptie veranderen (niet de kiezer zweeft, de partijen lijken op elkaar), – benoemen van een denkfout (dit is het beschrijven van een dynamiek: politici volgen peilingen, go with the flow wordt beloond).

Stap 5 is een tussenstap. Hier volgt een duiding en verdere inhoudelijke uitwerking van hoe het dan wél (en anders) is. Een verdere detailling zou je het ook kunnen noemen. De hoofdstelling wordt opgesplitst in 3 deelstellingen en die worden weer onderbouwd met feiten (denkstrategie is wederom: de feiten kloppen niet met wat er wordt beweerd).

Stap 6 tenslotte is een uitsmijter lanceren zodat het beeld dat is geschetst (de nieuwe waarheid die wordt gedeponeerd) beter blijft hangen. Onze democratie is een supermarkt en we zitten op een tanker die voort stoomt (waarbij tegenspraak wordt bestraft).

Tegendenken-tekort

De conclusie is (volgens mij) dat tegendenken nauwelijks meer een plek heeft in onze maatschappij. Afwijken van de middelmaat is gewoon niet slim. Iedereen hobbelt zo achter elkaar aan en het gaat alleen nog over de details.

Tijd dus om meer aandacht te vragen voor tegendenken.

Rudy van Stratum

 

 

 

Crowdfunding op maandbasis voor kunstenaars-pensioen?

Een leuke constructie in de actualiteit:

zie hier de site van tekenaar Matthijs Booij

Stapel tekeningen

Je kunt je tekeningen natuurlijk gewoon verkopen als kunstenaar. Voor ergens tussen de € 500 en € 1.000 per stuk. Of je laat ze in je la liggen. Waarschijnlijk heeft Matthijs deze zaken allemaal afgewogen.

In de la laten liggen is zonde. Dan heb je noch geld noch eer van je werk.

Ze verkopen voor de genoemde prijzen? Dat lijkt mij het voorkeursscenario. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Dan moet je een expositie organiseren, alles achter een glaasje plakken en dan aantrekkelijk ophangen. Te duur, hoop gedoe?

Verzin een list!

Idee is dat je pensioen wilt voor later. Matthijs zal wel zzp’er zijn. Je kunt bij hem een tekening kopen of leasen of welke term je voorkeur heeft: je krijgt de tekening thuis gestuurd, hoeft hem niet meer terug te geven en in ruil daarvoor betaal je elke maand tot 2050 € 1 via automatische incasso.

Hij heeft ongeveer 150 tekeningen verkocht in de afgelopen 3 maanden volgens deze formule. Dus elke maand al een bedrag van € 150 in de pocket. Hij wil tot de 1.000 stuks gaan en heeft nu al de publiciteit die hij ongetwijfeld had gehoopt te krijgen. Geniaal.

Voor de koper klinkt het interessant. Elke maand een euro merk je toch niet. Hier wordt goed gebruik gemaakt van een denkfout (veel geld nu = duur, elke maand een beetje = goedkoop). En bovendien als je oud bent en nu instapt dan betaal je helemaal weinig (hebt er dan ook minder lol van natuurlijk). Per saldo betaal je in deze formule maximaal flink minder dan € 500 (12 x 36 maanden een euro en dan nog contant maken) voor je tekening.

Alle tekeningen zijn even duur, dat werkt ook fijn.

Meer mogelijk

Matthijs kan er ook elke maand zuinig van gaan leven. Een soort basisinkomen van € 1.000 per maand. Hij zal waarschijnlijk wel wat belletjes moeten plegen als deze en gene Euro na verloop van tijd achterwege blijft. Maar mag de pret niet drukken.

Het totaal opgebouwde pensioen ná verkoop van 1.000 stuks? Elk jaar € 12.000 maal 36 jaar te gaan maakt € 432.000. Maar met rente op rente (te lui het precies uit te rekenen) gaat dat naar misschien wel het dubbele. Matthijs zegt het geld niet eerder te willen aanspreken dan op zijn 65e. hij denkt 72 jaar te worden (kunstenaars!) dus dat betekent elk jaar daarna een tonnetje te besteden. Lijkt mij niet slim maar het is zijn feestje.

Constructie?

Hoe heet zo’n constructie nou? Leasekoop voor de (bijna) eeuwigheid? Kan.

Ik vind het een vorm van crowdfunding. Want er zit toch een gunfactor in met een hoog aaibaarheidsgehalte. En het is een incident omdat ik niet geloof dat dit gaat werken als 10.000 kunstenaars dit geen doen. Ook het zoeken en vinden van de media: past bij crowdfunding.

Het is alleen crowdfunding op abonnementsbasis. Repeterende crowdfunding. Zoiets.

Rudy van Stratum

Tegendenken (25): ondernemende medewerkers

Ondernemerschap is de laatste jaren een toverwoord in veel discussies geworden. Hadden we maar meer ondernemerschap, dan hadden we ook meer innovatie, meer groei en meer welvaart. Ik ga dat natuurlijk niet ontkennen maar kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat het een modewoord is geworden dat ons een beetje ontslaat van nadenken over echte oplossingen.

De ondernemende medewerker

Sla eens een willekeurige krant open en kijk eens naar de teksten van de personeelsadvertenties. Bijna alle medewerkers die gezocht worden moeten creatief, flexibel en vooral ondernemend zijn. Maar dat kan toch niet waar zijn? Hoe moet een goede en betrouwbare administratie worden gevoerd? En wat te doen met al die ideeën en initiatieven als er geen mensen zijn die de voortgang bewaken? En laten we eerlijk zijn, we zijn nu eenmaal niet allemaal ondernemend hoe sociaal-wenselijk de gedachte ook is.

Maar eigenlijk is dat niet eens mijn punt. Stel nu eens dat we allemaal ondernemender worden en dat we gaan voor onze creativiteit. En misschien ook wel voor ons gewin waar dat mogelijk is. Wat zou er dan gebeuren? Of misschien zelfs: wat gebeurt er nu al om ons heen? Dus laten we eens aannemen dat veel mensen die nu voor bestaande bedrijven werken het licht zien en hun ondernemerschap ontdekken.

Een bedrijf: wat is dat eigenlijk?

Een bedrijf is eigenlijk een raar iets. Een bedrijf stelt zich concurrerend op, moet betere producten bieden dan zijn concurrenten of in ieder geval een lagere prijs hebben voor dezelfde kwaliteit (of een beter verhaal etc). En om al die mooie producten te kunnen maken heeft dat bedrijf vooralsnog medewerkers nodig. ‘In the end’, zo luidt een stelling in de economie, kan een bedrijf alleen winst maken als de beloning van medewerkers lager is dan de marginale productiviteit van die medewerkers. Oftewel: medewerkers leveren de producent net wat meer op dan ze hem kosten. Logisch nietwaar?

In een scherpe markt waar iedereen met elkaar concurreert is hier iets raars aan de hand. Medewerkers onderhandelen blijkbaar niet dagelijks met hun werkgever om het laatste dubbeltje meerwaarde. Binnen een bedrijf gelden blijkbaar andere regels dan die voor de grote buitenmarkt gelden. Als medewerker voer je gewoon een opdracht uit, ook al zou je daar die dag nog een slaatje uit kunnen slaan. Op termijn zul je best meer gaan verdienen (dat heet promotie), maar dat is een kwestie van jaren en niet van dag-op-dag.

In de economie heet dat de interne markt van een bedrijf. Er staat een schutting rondom het bedrijf waar het net wat anders toegaat dan daarbuiten. De producent biedt risico-mijdende werknemers een soort verzekering aan die hen stabiliteit van dag op dag biedt. Een vast salaris ook als je een keer ziek bent of wat minder productief bent.

Adverse selection

Enter de ondernemende medewerker die hier een kans ziet. Deze gaat om zich heen kijken en denkt: wat die baas van mij kan dat kan ik ook en dat beter en goedkoper. Mijn stelling is dat de beste en meest productieve medewerkers als eerste de stoute ondernemers-schoenen zullen aantrekken.

We hebben hier weer een voorbeeld van het eerder besproken ‘adverse selection’ effect. In een tijdsgewricht waar de interne markten worden afgebroken blijft een bedrijf op termijn zitten met de meest zekerheidszoekende en/of minst productieve medewerkers. Meer ondernemerschap leidt dus tot de selectie van de ‘verkeerden’, vandaar ‘adverse selection’. Dat bedrijf kan vervolgens geen goede producten meer maken en dus wordt het voor nog weer meer losse medewerkers interessant zelf de concurrentie aan te gaan met dat bedrijf. We komen in een vicieuze cirkel terecht tot het bedrijf in kwestie failliet gaat.

Dus: als de bedrijven echt de mensen krijgen waar ze in de advertenties om vragen dan zou dat op termijn wel eens de ondergang van diezelfde bedrijven kunnen betekenen.

Rudy van Stratum

 

Tegendenken (24): Disney strategie II, oefening

Dilts schrijft in zijn boek de strategie van Disney (zie vorige artikel) verder uit en geeft een voorbeeld voor een oefening. De oefening gaat uit van vier verschillende plekken. De plekken voor de dromer en de realist liggen redelijk bij elkaar in de buurt, de plek voor de criticus heeft wat meer afstand. Daarnaast is er een plek voor de metapositie, een plek om het geheel te aanschouwen. De plekken kunnen in één ruimte zijn, maar net zo goed een eigen ruimte hebben.

Kern van de oefening is het onderscheid tussen de drie rollen, dromer, realist en criticus. Volgens Dilts moeten we ons daarom eerst inleven in de betreffende rol, in de juiste houding op de daarvoor bestemde plek los van de inhoud. De plek en de rol moeten een geheel worden, het aannemen van een vaste houding per rol helpt daarbij. Het moet als het ware logisch zijn dat je op die plek een criticus, respectievelijk dromer of realist bent.

Inleven in de rollen
De dromer moet zich concentreren op een visie, het resultaat moet je voor je zien. Om je in te leven ga je terug naar een moment waarop je werkelijk vrij kon denken, onbelemmerd, zonder afleiding. Je houding pas je hier op aan, Dilts zegt dat je net als Disney je hoofd een beetje omhoog moet draaien en een beetje naar boven moet kijken, dan kan je net wat verder zien (voor je visie). Of deze houding werkt moet je zelf bepalen, maar steeds een vaste houding aannemen voor je rol als dromer helpt zeker.

De realist moet zich richten op de uitvoering en precies beschrijven wat het resultaat wordt en hoe je dat gaat bereiken. Om de goede mindset te krijgen concentreer je je op een moment waarop je zeer effectief was en echt dingen voor elkaar kreeg. Hele concrete dingen waar mensen echt wat mee konden. Je kiest hiervoor een andere plek, niet te ver van de plek van de dromer.

Om je in te leven in de rol van criticus kies je een plek die wat verder afligt van de dromer en de realist. Dilts stelt voor de ergste criticus waar je ooit mee gewerkt hebt als voorbeeld te nemen. Als je dat een beetje te pakken hebt kan je je nog eens verplaatsen in de grootste tegenstander van jouw project / idee op dit moment. Probeer de houding over te nemen, de motoriek, de manier van denken en formuleren, wordt die criticus die altijd zo vervelend is.

Als je je de plekken en rollen eigen hebt gemaakt ga je aan de slag met het inhoudelijke vraagstuk.

dlg-03

 

Vraagstuk behandelen
Bij elke rol leef je je steeds weer even kort in.

Als je de ‘mindset’ van de dromer hebt concentreer je je op de inhoud. Je leeft je in in het vraagstuk en probeert het eindresultaat voor je te zien. Disney ging visualiseren, hij was immers filmmaker,  maar de kern is dat je het resultaat moet beleven. Stel dat het gaat om een organisatorische verandering, dan is dat moeilijk te zien, maar je kunt er wel een gevoel bij krijgen. Hoe gaan de zaken lopen, wie doet wat, waarom is dat beter? Het gaat er hier om een visie te krijgen op het eindresultaat. Het oplossen van alle problemen die je tegenkomst om deze visie te realiseren komt later aan de orde.

Vervolgens ga je naar de plek van de realist. Als je de juiste mindset bereikt hebt ga je aan de slag met jouw project. Bepaal hoe je te werk gaat om je droom te realiseren. Welke stappen moet je doorlopen, wie heb je daarbij nodig? Je kunt een metafoor gebruiken, misschien heb je Einstein nodig om je droom te realiseren of superman. Maar het kan ook gewoon een collega zijn die je er bij moet betrekken. Deel het hele traject op in kleine stukjes en probeer die in te vullen. Maak voor jezelf duidelijk hoe je te werk gaat en zorg dat het eindresultaat ’tastbaar’ wordt.

Tot slot ga je naar de plek van de criticus. Je leeft je in en aanschouwt wat de dromer en de realist hebben bedacht. Wat vind je hiervan? Gaat dit werken? Leidt dit tot het bereiken van jouw doel? Verplaats je ook in anderen, hoe kijkt de doelgroep hier tegenaan? Wordt die hier enthousiast van? Is dit waar de doelgroep op zit te wachten? Benoem de punten die onvoldoende zijn en geef suggesties voor verbetering die de dromer kan gebruiken.

Vervolgens ga je terug naar de plek van de dromer. Je verbetert de droom op basis van wat de criticus zojuist gezegd heeft. Wederom is het belangrijk de droom te beleven, hoe voelt het, hoe ziet het eruit? Zo doorloop je de verschillende rollen steeds opnieuw. De metapositie gebruik je voor een moment van rust, om even aantekeningen te maken