Categoriearchief: Overig

Gratis geld voor iedereen: past hier een Social Impact Bond?

Aanleiding

Enkele weken geleden stond er een interessant artikel in de digitale krant ‘De Correspondent’ ‘Waarom we iedereen gratis geld moeten geven‘. In wezen gaat het over de invoering van een basisinkomen voor iedereen of over het opnieuw leven inblazen van een oude discussie.

Mijn eerste gedachte toen ik het las was: dit lijkt alle ingrediënten te bevatten voor de constructie van de ‘Social Impact Bond’, die we hier eerder hebben behandeld en ook nog hier.

Wat ik ga doen is bespreken wat volgens mij de kern is van het betoog van Rutger Bregman en vervolgens nalopen of je het concept van de ‘Social Impact Bond’ hierop toe zou kunnen passen.

Gratis geld voor iedereen

Ik heb tijdens het lezen van het artikel van Bregman voor mezelf een mindmapje gemaakt met eigen aantekeningen. En alvast met het achterliggende idee in mijn hoofd: zit er brood in een constructie? Ik maak gebruik van dat mindmapje door steeds een stukje toe te lichten en op het laatst alles weer samen te voegen. Pak er vooral zelf het originele artikel bij en check of ik essentiële zaken over het hoofd zie.

Wat is eigenlijk het probleem?

ScreenShot341Er is sprake van een maatschappelijk probleem. Er is werkeloosheid, er is sprake van (te grote) inkomensverschillen, er is overlast etcetera. Maar er is ook sprake van hoge kosten die gemaakt moeten worden en van problemen die daar niet of onvoldoende mee worden opgelost. Een mix dus van rechtvaardigheid / ethiek (‘dat past niet bij een moderne samenleving’) en efficiency (te hoge kosten, geen efficiënte aanpak). Kortom: dat kan beter en goedkoper.

Ik heb er als kopje ‘Armoede’ bij geschreven maar dat had ook kunnen zijn ‘werkloosheid’ of ‘onvoldoende benutting van talenten’ of ’te hoge kosten’.

De traditionele benadering

Hoe lossen we deze problemen nu op? Dat noem ik voor het gemak de traditionele benadering. Of de benadering van het indirecte geld.

ScreenShot342Je zou kunnen zeggen: de werklozen (als ik dat even neem als de meest pregnante uiterlijke verschijning van het probleem) krijgen op een indirecte manier geld van de overheid. Het principe is dat je zelf verantwoordelijk bent voor je inkomen. Dus je moet meestal werken. Kan het echt niet anders dan kun je aanspraak maken op een uitkering. Maar ook daarvoor moet je wel wat doen. Je moet aantonen dat je echt je best doet ander werk te vinden. Je moet formulieren invullen. Dat betekent dat er een apparaat in het leven is geroepen om hier uitvoering aan te geven: de uitkerende en controlerende instanties.

Aan de andere kant is er wellicht overlast en criminaliteit. Daar moet weer politie voor worden ingeschakeld, en daar moeten gevangenissen voor worden gebouwd, en daar zijn weer bewakers voor nodig.

De stelling is hier: dat kost allemaal heel veel geld en dat kan veel goedkoper. In het artikel van Bregman wordt als concreet Engels voorbeeld genoemd het van de straat houden van 13 daklozen wat een totaalbedrag van 2,5 mln pond kost aan regelingen en ambtenaren (of dat per jaar is of over een periode en wat allemaal op welke manier wordt mee gerekend, is mij niet bekend, maar boodschap is dus: kost hoe dan ook heel veel geld).

De ‘gratis geld’ benadering

De andere benadering is die van het ‘directe geld’. Dat betekent dat je simpelweg iedereen gratis geld geeft.

ScreenShot343Er is hier sprake van een andere overtuiging, namelijk dat de mensen die het gratis geld krijgen er de juiste dingen mee doen. Het Engelse experiment met betrekking tot de 13 daklozen laat zien dat daklozen niet meer gingen drinken. Integendeel, ze spaarden zelfs een deel van het geld en/of kochten er zaken van die ze verder op weg konden helpen naar het opbouwen van een zelfstandig bestaan. Van het gratis geld van 3.000 pond per persoon (wordt gepresenteerd als een totale ‘life-time’ afkoopsom, wat mij dan weer als laag overkomt) was na een jaar slechts 800 pond opgemaakt.

Maar, dat is het efficiency deel van het verhaal, de totale kosten van de operatie waren nog maar 50.000 pond per jaar aan begeleiding (nog maar? nog best veel om een klein klasje van stuk of 10 daklozen te begeleiden). Ergo: het rendementsvraagstuk van deze investering is een echte ‘no-brainer’.

Basisinkomen

Dit is het anekdotische deel van het betoog. In wezen gaat het hier om de aloude discussie van het basisinkomen. Iedereen, ongeacht leeftijd en status, krijgt een vast bedrag per maand. No questions asked, je doet er maar mee wat je wil en je hoeft helemaal niets te bewijzen of te overleggen. Er zijn vele studies naar verricht, in meerdere decennia en in meerdere landen. Grofweg is de conclusie dat puur economisch bezien de voordelen opwegen tegen de nadelen.

Uiteraard hangt de berekening sterk af van de hoogte van het bedrag van het basisinkomen (en wie je precies zo’n inkomen geeft). En vanzelfsprekend betekent zo’n basisinkomen ook dat allerlei andere regelingen worden afgeschaft. Dus het komt deels in plaats van huursubsidie, kinderbijslag en zo verder. Het besparingspotentieel zit niet alleen in een drastische reductie van het ambtenarenapparaat en hulpverleners, maar ook in een reductie van ziekteverzuim (gezondsheidseffecten) en hogere investeringen in scholing en onderwijs (wat weer leidt tot economische groei en hogere arbeidsparticipatie).

ScreenShot344Bregman maakt de berekening niet helemaal af maar als je deze operatie voor heel Nederland zou uitvoeren ben je zo’n 195 mrd Euro per jaar kwijt (tegen een basisinkomen van € 930 per maand voor 16,8 mln inwoners. Krijgt een gezin met 2 kinderen dan € 3.720 per maand? Dat is natuurlijk veel te hoog voor een basisinkomen.). Daar gaan dan de bespaarde uitkeringen huursubsidie etc van 60 mrd Euro vanaf. Maar daar moeten de verminderde ambtenaren en andere apparaatskosten nog vanaf. Afijn, dit is zeker een onderzoeksvraag maar het is waarschijnlijk dat er onderaan de streep een fors bedrag overblijft.

Want vergeet ook niet dat mensen gewoon kunnen ‘bijverdienen’ zonder nadelige effecten. Waar ik nu veel mensen hoor redeneren ‘Ik ga voor 200 Euro extra in de maand niet elke dag vroeg opstaan’, is dat nu plotseling lucratief. Het effect zou wel eens kunnen zijn dat meer mensen gaan werken en dat het zwarte circuit grotendeels verdwijnt.

Verborgen kosten?

Maar het is geen nieuw idee. En toch zie je nergens een serieuze discussie om het verder te onderzoeken laat staan om het in te voeren. Dus wat missen we hier, wat zijn de verborgen kosten?

Het economische antwoord zal zijn dat er enorme belangen in het spel zijn. Hulpverleners hebben geen werk meer, ambtenaren worden massaal ontslagen en ook voor politici is het niet duidelijk wat ze er zelf mee opschieten. Maar in mijn ogen nog belangrijker is dat de achterliggende overtuigingen zo tegendraads en anders zijn. Dat je moet werken voor je geld, dat gratis geld alleen maar tot verder verval en luiheid leidt, dat zijn overtuigingen die zo diep zitten dat de rekensom niet meer gemaakt hoeft te worden. En: het is te mooi om waar te zijn, de meeste mensen geloven het gewoonweg niet.

En, eerlijk is eerlijk, Bregman stelt dat het hooguit een klein clubje is dat zal besluiten te stoppen met actief werken. Dat zijn de kunstenaars en schrijvers en andere levensgenieters die genoegen nemen met een bescheiden inkomen. Maar het zou wel eens een aanzuigende werking kunnen hebben. Als andere landen niet voor dit systeem kiezen, wat betekent dit dan aan instroom voor het land dat wél kiest voor deze oplossing? Maar ook hier zijn antwoorden mogelijk (maar die leiden weer tot extra apparaatskosten!).

Het totaalplaatje dat ik had getekend ziet er dan zo uit (download gratisgeld):

ScreenShot345

Social Impact Bond

Maar mijn vraag was: is dit niet een ideaal voorbeeld voor de constructie van de Social Impact Bond? Wat was ook alweer de kern van zo’n constructie?

  • Er moet sprake zijn van een maatschappelijk probleem.
  • Er moet sprake zijn van een besparings potentie of kostenreductie.
  • Er moet een organisatie of aanspreekpunt zijn die deze regeling wil oppakken en uitvoeren
  • waaronder: een investeerder die geld wil voorschieten bij lager rendement en hoger risico
  • waaronder: een goede doelen organisatie die commitment heeft met dit onderwerp en een rol in de uitvoering wil spelen
  • Er moet sprake zijn van meetbare afspraken waartegen de besparingen op termijn worden afgerekend.

 

Laten we deze criteria eens nalopen. Er is sprake van een maatschappelijk probleem. Met name de werkeloosheid in de huidige crisis staat politiek hoog op de agenda. In het kielzog hiervan spelen ook armoede, inkomensongelijkheid, criminaliteit, daklozen en zo verder een rol. Hoe je het ook precies inkleurt, dit lijkt prima te passen.

Is er sprake van een besparingspotentieel? Dat is precies de inzet van het hele verhaal. Per saldo levert de operatie geld op. Dus als er een investeerder is die gelooft in de besparing dan kan die het initiatief nemen tot het oprichten van een ‘service instituut’ waaronder alle afspraken en uitvoeringen vallen en die aanspraak maakt op een deel van de gerealiseerde besparingen. Is er een ‘goede doelen organisatie’ te vinden? Dat kan een vakbond zijn of een ‘Partij voor/tegen de Arbeid’? Tenslotte is ook de meetbaarheid hier geen wezenlijk probleem.

Door de oogharen bekeken: aan alle criteria van een Social Impact Bond lijkt te kunnen worden voldaan.

Dit is nu een mooi theoretisch voorbeeld van een Social Impact Bond casus die in principe aan alle eisen voldoet. Maar daarmee ook meteen een voorbeeld van een praktische onmogelijkheid. Je moet zo’n beetje de controle krijgen over heel Nederland wil dit plan slagen. Je moet als investeerder wel de mogelijkheid krijgen om de bijbehorende ambtenaren (in de uitvoering) te ontslaan. En de macht alle regelingen die nu geld kosten af te schaffen dan wel te verrekenen. Wat ik eerder al stelde: een social impact bond is in de kern een outsourcings constructie. En in dit geval wordt zo’n beetje heel Nederland ‘ge-outsourced’ waarmee de kern van de democratie zo’n beetje om zeep wordt geholpen.

Werd er maar meer discussie over gevoerd!

Rudy van Stratum

 

 

Top 10 lessen psychologie (9): groene nudges

In een aantal korte artikelen voor de Volkskrant legt hoogleraar evolutionaire psychologie Mark van Vugt uit waarom we moeite hebben met duurzaam handelen. Het komt in grote lijnen overeen met het verhaal dat we eerder vertelden in de serie ‘Top 10 lessen psychologie’ delen 1-8.

Brein

De kern is dat ons brein zich heeft aangepast in een miljoenen durende strijd om te overleven. Dit is natuurlijk ook een voorbeeld van de ‘availability bias’ want waar moet je als evolutionair psycholoog anders mee aankomen? Ons brein heeft uit die ‘survival of the fittest’ 5 kenmerken geërfd die ons nu in de complexe overbevolkte wereld van vandaag in de weg zitten:

  • Familie eerst. We kijken bij een beslissing ook en vooral naar ‘what’s in it for me’ (of mijn familie). Dit is dus het egoïstische trekje.
  • De korte termijn verleiding. We waarderen het heden meer dan de toekomst. Uit onderzoek blijkt dat we, meer dan rationeel is te verklaren, gaan voor de korte termijn voordelen ook als daar op termijn een hogere beloning tegenover staat.
  • We zijn statusgericht. Dat betekent dat we gaan voor een hogere plek in de groep. We kijken relatief, naar hoe we het doen in de groep. We verdienen liever € 20.000 per jaar in een groep die gemiddeld € 15.000 verdient, dan € 25.000 in een groep die €30.000 verdient.
  • We apen na, of: we willen ergens bij horen, of: we willen niet buiten de boot/groep vallen.
  • Ons brein qua rekencapaciteit beperkt. We kunnen op een bepaald niveau wel snappen hoe het zit met ‘de wereld op lange termijn’, maar het wordt dan te abstract. We moeten voor een overtuigend begrip ook iets kunnen zien, voelen, ruiken, meemaken.

 

Link naar eerdere blogs

Eerder hebben we op basis van de reeks ’top 10 psychologie’ zelf een plaatje gemaakt dat grofweg hetzelfde beeld geeft:

ScreenShot330Het plaatjes is ten opzichte van de eerdere blog (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2376) wat verfraaid en aangevuld met denkfouten. Als ik nog eens naar de 5 kenmerken die Van Vugt geeft kijk, dan zou ik linksboven het ‘familie-effect’ nog kunnen inplotten. Het 5e kenmerk ‘het brein is beperkt’ zit er ook niet expliciet in en zou ik tekenen als een algemene wolk om de matrix heen: de vier kwadranten spelen zich af binnen een reken machine die te beperkt is voor de complexe wereld om ons heen.

Overigens: we hebben dit plaatje verfraaid en aangevuld als onderdeel van een publicatie/boek dat medio november beschikbaar zal komen. Dit is dus een vooraankondiging, we zitten nu in de fase van de drukproeven.

Wat zijn de aanbevelingen?

Conclusie: ons brein is niet optimaal toegerust voor duurzaam handelen. De geschiedenis laat zien dat wij in staat zijn onszelf te gronde te richten. Van Vugt noemt hier het bekende voorbeeld van Paaseiland, dat overigens fraai is beschreven in het boek van Jared Diamond.

Van Vugt is door de Tweede Kamer gevraagd wat de politiek concreet kan doen om ons brein een stapje te helpen richting ‘meer duurzaam handelen’. Wij hadden zelf al per brein-beperking een tip opgenomen, maar Van Vugt gaat verder en komt met een aanzet tot beleidsaanbevelingen. Zijn aanpak is gebaseerd op de ‘nudges-aanpak’ van Thaler cs. Vandaar de titel van deze blog: groene nudges.

Laten we de aanbevelingen eens doorlopen.

We kijken eerst naar onze familie. We moeten in onze voorlichting de nadruk leggen op de voordelen van een beter milieu voor onszelf en onze familie. Dit is de achtergrond van het inmiddels wat uitgekauwde ‘win-win’ denken. Als je de ander wilt overtuigen moet je vooral zijn taal spreken en zijn voordelen benadrukken.

Korte termijn verleiding. Dit is een lastige. Hier stelt Van Vugt dat onze opvoeding (hoe we opgroeien) van belang is. Als je in een omgeving met echtscheidingen, vandalisme en criminaliteit opgroeit wordt de korte termijn afweging sterker aangezet. Dit is een pleidooi voor veilige, warme, sociaal georiënteerde opvoeding die ons tot betere en verder kijkende mensen maakt.

Statusgericht. Dit betekent dat we groene producten interessant, sexy en statusverhogend moeten maken. Hybride auto’s en bijzondere racefietsen blijken in staat de boodschap af te geven dat je rijk bent en wilt investeren in de toekomst. Mannen blijken, volgens Van Vugt, aantrekkelijker te worden gevonden als ze zich op een dure sportfiets verplaatsen (ten opzichte van wat? denk ik dan. Als je het vergelijkt met een kapotte brommer, geloof ik het wel. Maar hoe zit het als je het met een Porsche vergelijkt?). Een concretere is mensen laten zien dat er wordt ‘meegekeken’. Als mensen om een donatie aan de deur wordt gevraagd, dan blijken ze meer te geven als er een sticker met ogen op de collectebus is geplakt. Als mensen worden gefilmd: idem dito. Volgens mij is dit de achtergrond van het uitdrukking: sociaal gewenst handelen. Hier spelen wel privacy-kwesties natuurlijk.

We apen na. Deze is eigenlijk simpel. Je moet mensen van meer informatie voorzien en duidelijk maken dat ze meer energie verbruiken dan de buren. (in combinatie natuurlijk met het sexy karakter van zuinig met energie omgaan, anders krijg het tegenovergestelde effect).

Ons brein is beperkt qua rekencapaciteit. Ook dit is een concrete. Als mensen in het groen wonen en met foto’s van groen worden geconfronteerd, dan gaan ze ook duurzamer handelen. Kinderen die opgroeien op een school met een groene speelruimte hebben gemiddeld dus een hoger groen bewustzijn.

Slotoverweging

Als ik het stukje nog eens overlees dan bekruipt me een dubbel gevoel. Het lijkt of je in de oplossingen om de beperkingen van het brein te overstijgen een tweedeling kunt aanbrengen. Sommige oplossingen lijken ‘duurzamer’ dan andere. Dat je opgroeit in een stabiele, harmonieuze en groene omgeving, dat is toch van een andere orde dan stickers met ogen op een bus plakken en wedstrijdjes ‘meer energie besparen dan de buren’ en ‘wie heeft de meest sexy racefiets’ organiseren.

Maar mooi dat we meer zicht krijgen op hoe het werkt en wat we eraan zouden kunnen doen. Niet onbelangrijk: Van Vugt eindigt met de zin dat hij zich afvraagt wat de politiek hiermee gaat doen, want ‘de tijdsoriëntatie van veel parlementsleden is niet bijzonder lang’. Het venijn zit in de staart.

Rudy van Stratum

Toolbox financieringsconstructies: interview Frank Mathissen van Agentschap.nl

Ruim een jaar geleden alweer schreven we over de toolbox financieringsconstructies http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1191. De toolbox is een mooi naslagwerk van ruimtelijk-economische verdienmodellen en heeft inmiddels een eigen website gekregen op: http://www.toolboxfinanciering.nl.

Voor ons aanleiding eens contact op te nemen met Frank Mathissen, de man die achter de schermen bij agentschap.nl het initiatief voor de toolbox heeft genomen.

Slimfin: Wat was destijds de aanleiding om te komen tot de toolbox?

Frank Mathissen: We zagen vanuit onze praktijk dat veel gemeentes met dezelfde vragen worstelden. Veel projecten liepen vast en gebrek aan financiële middelen werd door velen als belangrijke oorzaak gezien. Iedereen was op zoek naar andere manieren van financieren omdat de gebruikelijke kanalen van subsidies en bankleningen niet meer werkten. Er was veel behoefte aan informatie over revolving funds, garantiefondsen etc. Onze doelstelling was in die zin bescheiden: inzichtelijk maken wat er aan oplossingen en constructies bekend was en het delen en beschikbaar maken van die kennis.

Wat zijn de ervaringen na het ruim 1-jarige bestaan van de toolbox?

De toolbox heeft inmiddels een eigen plek op internet gekregen. Het gaat hier om een testsite die geen onderdeel is van de officiele infrastructuur van agentschap.nl. We hebben zo’n 500 bezoekers per maand. De inhoud van de toolbox is verder aangevuld en verfijnd, juist ook vanuit de gebruikers en diverse adviesbureaus. In die zin zijn we geslaagd in onze doelstelling om de beschikbare kennis bij elkaar te harken en te delen.

Maar we weten natuurlijk ook dat het aanbieden van 160 pagina’s koude bibliotheek niet voldoende is. Daarom zijn we bij een aantal gemeentes op bezoek geweest om in een interactieve sessie met behulp van de toolbox maatwerk te kunnen leveren.

Wat zijn de toekomstplannen?

Naar mijn mening zijn we na een jaar wel een stap verder in ons denken. Maar op een andere manier dan je zou denken wellicht. Het is niet zo dat er binnenkort een superdeluxe verbeterde versie van de toolbox komt. Ik zei het eerder al, gebrek aan financiële middelen wordt vaak als belangrijk knelpunt gezien maar er zijn op dit moment veel meer veranderingen en onzekerheden. We zijn door al onze bezoeken en gesprekken tot het besef gekomen dat de toolbox één van de instrumenten is die nodig zijn bij een groter overkoepelend vraagstuk.

Overkoepelend vraagstuk?

Ik spreek hier over een transitievraagstuk. Het heeft er alles van weg dat oude manieren van denken niet langer meer werken. Een oude manier van denken is bijvoorbeeld denken vanuit de traditionele planningscyclus: je maakt een prognose van de bevolkingsgroei, daar komt een woningbehoefte uit, je plant vanuit r.o. stukken grond in, je koopt die aan, maakt een voorlopig ontwerp, een ontwikkelaar maakt daar woningen bij en uiteindelijk leidt dat tot tevreden bewoners, gemeenten en ontwikkelaars. Er zijn nog steeds gemeenten die er van uitgaan dat deze oude manier van denken weer terugkomt.

Maar, er is ook een beweging van onderop aan het ontstaan, een nieuwe manier van denken. Wij denken dat er sprake is van een transitie van iets ouds naar iets nieuws zonder dat we weten wat dat nieuwe nu precies inhoudt. Wel herkennen we een patroon, geen grote investeerders, initiatieven van onderaf en samenwerking met andere partijen. Een mooie kreet die hierbij past is de whisdom of the crowd. We regelen het met elkaar op basis van de waarden die wij met elkaar belangrijk vinden.

Er zijn daarbij 3 vragen van belang:

  1. Is er inderdaad sprake van een transitie als het gaat om ruimtelijke ordeningsvraagstukken?
  2. Wat voor transitie is dat dan en waar leidt die toe?
  3. En wat betekent dat dan voor de rol van de Rijksoverheid?

 

De toolbox is vanuit deze optiek een transitie-instrument, dus een hulpmiddel om die transitie te ontdekken en vorm te geven. Ik zie het als een belangrijke uitdaging om dit ’transitie-vraagstuk’ bij ons op de agenda te krijgen.

Welk instrument uit de toolbox past volgens jou goed in die transitie?

Ik vind de ‘social impact bonds’ wel een mooi voorbeeld. Hierbij neemt een partij (of meerdere) een taak van de overheid over om deze beter en efficiënter uit te voeren. Belangrijk verschil met traditionele aanbesteding of outsourcing is dat het hier partijen betreft met een maatschappelijke doelstelling (ideële partijen). Eigenlijk gaat het daarbij dus om een aanpak van onderop, want dit soort organisaties heeft vaak een grote achterban met gemeenschappelijke waarden. Het mooie van de social impact bonds is dat het in Engeland al heel goed werkt, het is dus een bewezen instrument dat heel goed aansluit bij de ontwikkelingen in deze tijd.

Voor wie meer wil lezen over ‘Social Impact Bonds’ zie bijvoorbeeld onze eerdere blogs http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1094 en http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1196.

Naschrift

Je zou er een matrix van kunnen maken. Je hebt een ‘oude’ en een ‘nieuwe’ manier van werken (als het gaat over stedelijke vernieuwing of over ontwikkeling kantoorlocaties). En je hebt ‘oude’ en ‘nieuwe’ instrumenten.

ScreenShot307Stijn van Liefland / Rudy van Stratum

 

Top 10 lessen psychologie (8): N.U.D.G.E.S. (of D.U.T.B.A.K.?)

Thaler en Sunstein komen in hun boek ‘Nudge’ uiteindelijk tot een aanpak hoe je beslisfouten zoveel mogelijk kunt vermijden. Op een wat gekunstelde manier weten ze hun stappenplan te reduceren tot de letters in het woord ‘nudges’

N.U.D.G.E.S.

Een acroniem dus dat je helpt de stappen te onthouden. Waar staan de letters voor?

  • De N van ‘iNcentives’. Je moet achterhalen wat het doel is van de casus of het probleem. Achterhaal met andere woorden welke prikkels er in het spel zijn. In popie-jopie taal zou je kunnen zeggen: follow the money. of cui bono (wie wordt er beter van?).
  • De U van ‘Understanding mappings’ oftewel het begrijpen van de feiten in relatie tot het probleem of vraagstuk. Een ‘mapping’ is hier het leggen van de relatie tussen wat je ziet en hoort en weet (feiten) enerzijds en het probleem anderzijds.
  • De D staat voor ‘Defaults’ oftewel de standaard keuzes. Hier wordt mee bedoeld dat het probleem moet worden voorzien van een aantal elementaire kernkeuzes. Laten we het versimpelen tot: maak een multiplechoice (mpc) van de mogelijke oplossingsrichtingen van het vraagstuk (de auteurs spreken van het aanbieden van ’ticket boxes’, invulvakjes).
  • De G staat voor ‘Give feedback’ oftewel het geven van feedback of terugkoppeling. Dit laat zien in hoeverre de realiteit ook daadwerkelijk zich voltrekt zoals je had gehoopt of verwacht. Feedback zorgt dus voor tussentijdse informatie die in staat stelt om te leren en bij te sturen.
  • De E staat voor ‘Expect Error’ oftewel: ga er vanuit dat het fout zal gaan. Als je je mentaal voor bereid op het ‘fout gaan’ dan maak je je casus sterker en heb je nog de tijd om tot verbeteringen te komen.
  • De S staat voor ‘Structure complex choices’ oftewel structureer het vraagstuk. Deze S lijkt erg op de D van defaults. Maar hier gaat het om het structureren van het vraagstuk zelf, om het terug brengen tot de kern van ‘waar gaat dit vraagstuk nu in essentie over’. De D van defaults gaat over de mogelijke oplossingsrichtingen die je ook weer tot de kern samenvat en waar ook een keuze mogelijk is.

 

Terug naar ‘slimfin’

Zoals vreemd genoeg bij de bespreking in deze reeks van het boek van Roos Vonk al bleek: als je de tips onder elkaar zet op een logische manier dan ontstaat als vanzelf een aanpak die erg lijkt op wat wij bij ‘slimme financiering’ al jaren doen.

En, waarempel, ook nu zou je op basis van het acroniem ‘NUDGES’ een aanpak kunnen afleiden door de stappen in een iets andere, meer logische, volgorde te zetten.

 

ScreenShot300

 

Helemaal vooraan staat ‘urgentie’. Thaler en Sunstein noemen dit niet zo expliciet. Maar in mijn ogen is dit misschien wel de belangrijkste. Als een probleem niet echt urgent is voor iets of iemand, dan zal een oplossing er ook niet komen. De urgentie van een probleem verken je met de vraag ‘Nou en?’. Of met ‘So what’? Wat gaat er met andere woorden mis als we hier niets aan doen? En voor wie is dat een probleem? En waar blijkt dat dan uit? Iemand (meestal diegene die het meeste last heeft van dit probleem) neemt dan het voortouw en is de trekker van het vraagstuk.

Als de urgentie dan helder en gedeeld is, dan worden de feiten in kaart gebracht. Een feit is gedefinieerd als ‘alles wat voor dit vraagstuk van belang is en waar ‘in principe’ geen discussie over is’. Thaler noemt dat dus ‘understand mappings’. Dan gaan we door met het in kaart brengen van de belangen. Dit kun je uiteraard pas doen als je alle spelers die er voor dit vraagstuk toe doen hebt verkend. Per speler ga je dan na wat het belang of de prikkel is. In termen van Thaler: de N van incentives. Wat wij dan vervolgens doen is een compacte visuele weergave maken van het vraagstuk inclusief de feiten en de spelers/belangen. In termen van Thaler: structure complex choices. Het visualiseren wordt bij Nudges niet genoemd maar is een toevoeging die wij graag maken (beter en algemener is: structureer de informatie op een zodanige manier dat de doelgroep hem optimaal ontvangt, desnoods ga je op je kop staan, dat mag allemaal natuurlijk).

Dan een hele belangrijke: tegendenken, of ‘expect error’. Bij Kahneman kwamen we de fraaie term ‘postmortem’ al tegen. Ga denkbeeldig vooruit in de tijd, doe alsof het project al bijna is afgerond, kijk terug op dat (bijna afgeronde) project en vraag je af: wat gaat er allemaal fout? wat is er fout gegaan? hoe zou je het anders hebben gedaan? Hoe meer vragen je stelt, hoe kritischer je je als het ware opstelt, hoe beter het besluit uiteindelijk wordt. Op zich niet nieuw natuurlijk en ook herkenbaar uit vele andere aanpakken en technieken. In NLP termen wordt dit bijvoorbeeld de ‘ecologie check’ genoemd (in NLP-termen is deze hele aanpak grofweg te herkennen in de zogenaamde ‘Disney strategie’. Disney trok verschillende talenten heel uitdrukkelijk uit elkaar om ze op verschillende momenten bewust in te zetten. Zo kan de ‘criticus’ alle aandacht en waardering krijgen als hij werd gevraagd naar ‘wat er allemaal mis zou kunnen gaan’).

Nieuw voor mij/ons is de toevoeging: maak een mpc voor een beperkt aantal gewenste/mogelijke oplossingsrichtingen. Oftewel, structureer ook de oplossingsrichting (en niet alleen het probleem). De D van defaults dus. En dan neem je op basis van deze hele trits dus een besluit. En dan gaat de fase in van de realisatie en verwerkelijking. Dat levert nieuwe feitelijke informatie op en die kan je helpen om je plan bij te stellen en te verbeteren. Dit is de fase van de Testing waarin feedback (error correctie) wordt gegenereerd.

Prijsvraag voor een nieuw Nederlands acroniem

Tja, en dan ga je wat zitten puzzelen. Kan ik op basis van de Nederlandse stappen een ander acroniem verzinnen? Laten we eens beginnen met het op een rij zetten van de Nederlandse woorden per stap:

  • Urgentie op Noodzaak.
  • Feiten of Aannames.
  • Belangen of Prikkels.
  • Visualisatie of Kaart.
  • Tegendenken of Doorvragen.
  • (Keuzes voorleggen.)
  • Testen.

 

En hier, beste mensen, houdt het zo’n beetje op (ook met deze reeks lessen overigens). Thaler en Sunstein hebben zich er wat makkelijk vanaf gemaakt door ook andere letters dan de beginletter toe te staan. Maar zelfs dan kom ik tot niks.

Een D.U.T.B.A.K. van Doorvragen, Urgentie, Testen, Belangen, Aannames, Kaart?

Wie weet er iets pakkenders dan DUTBAK of BUDKAT? We verzinnen een passende beloning voor de gelukkige winnaar ….

Rudy van Stratum

10 oktober 2013 Cursusdag Slimme Financiering

Op 10 oktober 2013 organiseren wij een cursusdag slimme financiring. De dag is bedoeld voor iedereen die kwaliteit wil realiseren (in de stad, het onderwijs, de zorg, de natuur etc.) maar tegen financiële barrières aanloopt.Tijdens deze cursus leert u de instrumenten van slimme financiering in de praktijk toe te passen. Klik hier voor meer informatie.

Update 23 september 2013. Vanwege onvoldoende aanmeldingen gaat de cursus niet door. Mocht je geïnteresseerd zijn in de cursus, laat het ons weten, als er voldoende geïnteresseerden zijn organiseren we t.z.t. alsnog een cursusdag.

 

Eten van de overwaarde

We hebben er al eerder over geschreven maar het is een constructie die actueler is dan ooit. Je hebt een eigen huis dat grotendeels is afgelost (met een kleine resterende hypotheekschuld) en/of met een grote overwaarde, maar aan spaargeld heb je niet veel. Je bent met andere woorden voor veel (toekomstige) regelingen vermogend maar toch heb je geen geld.

Vaak wordt dan gezegd dat je je huis moet opeten. Maar dat is nog niet zo makkelijk. Je kunt je huis natuurlijk verkopen en dan gaan huren. Maar het huis verkopen in deze tijd is lastig. En goedkoop huren is zo mogelijk nog lastiger.

Een constructie die we eerder beschreven zou je een variant op het ‘sale and lease-back’ principe kunnen noemen. Je verkoopt je huis ‘op termijn’ aan een willende partij. Tot die tijd mag je als (ex-) eigenaar gewoon in je eigen huis blijven wonen en betaalt daar dan per maand een huurbedrag voor. Dat huurbedrag betaal je niet elke maand zoals dat gebruikelijk is maar het wordt op het moment van overdracht/koop verrekend in de totaalafrekening.

Er is nu een bedrijf dat deze optie, helemaal juridisch uitgewerkt, concreet aanbiedt om je overwaarde te verzilveren. En dat is, zover ik kan nagaan, nieuw. Meer informatie is te vinden op de www.lommerhuizen.nl

Rekenvoorbeeld

Je komt in aanmerking als je ouder bent dan 55, geen of nauwelijks meer hypotheekschuld hebt, en je huiswaarde in de categorie tussen € 200.000 en € 1.000.000 valt.

Een rekenvoorbeeld. Stel je hebt geen hypotheekschuld meer en je huis kan bij verkoop €300.000 opbrengen (of de overwaarde is € 300.000). Er wordt dan gerekend met 90% van de taxatie-waarde, dus met € 270.000.

Je krijgt nu uitgekeerd de helft van dit bedrag (met aftrek van kosten) dus € 135.000. De andere helft wordt op het bedrag ingehouden als vooruitbetaalde huur. Het huurbedrag per jaar is 4% van de taxatiewaarde, dus € 10.800 per jaar, of € 900 per maand. Je kunt voor dit bedrag dus 12,5 jaar in je eigen huis blijven wonen en hebt dan (nauwelijks nog) maandlasten behalve kosten voor gas, water en licht. Onderhoudskosten zijn voor rekening van de overnemende partij. Per maand heb je, als je bedrag op een spaarrekening zet en netjes uitsmeert over die 12,5 jaar, ongeveer € 1.000 extra per maand te besteden.

Wat gebeurt er na afloop van de rekenperiode? Er zijn meerdere opties. Ofwel blijf je gewoon in je eigen huis wonen en moet je maandelijks een huurbedrag gaan betalen aan de nieuwe eigenaar. Dan moet je natuurlijk wel geld (over) hebben. Ook kun je in een ander huis gaan wonen en daar de (wellicht lagere) huur voor gaan betalen. Of je gaat naar een verzorgingstehuis en wordt daar lager aangeslagen omdat je geen vermogen meer hebt. Of je laat je huis verkopen en deelt (zo mogelijk) alsnog in een deel van de gerealiseerde overwinst.

Vragen

Op zich een mooie constructie. Nu kunnen we in ieder geval zeggen dat er een reële mogelijkheid is je huis op te eten. Maar, zoals economen zeggen, there is no such thing as a free lunch. Wijs geworden door eerdere lessen uit de kredietcrisis vragen we ons af wat er zoal mis kan gaan:

  • Hoe wordt de taxatie-waarde bepaald? Ik ga er maar vanuit dat die conservatief zal worden ingestoken.
  • Er wordt gerekend over 90% van deze taxatie-waarde. Er is dus sprake van 10% risico-buffer voor de overnemende partij.
  • Diverse eenmalige kosten worden direct al verrekend. Hoe hoog zijn deze kosten en waar staan ze voor?
  • Een huurbedrag van 4% van de taxatie-waarde. Dat betekent bij 50/50, dat je 12,5 jaar in je huis kunt blijven zonder lasten behalve gas, water, licht. Je kunt overigens de huurperiode op voorhand verlengen door toch een (lager) maandelijks bedrag te betalen. Je kunt dat bedrag natuurlijk ook sparen en daar later zelf een huur- of koopbestemming voor zoeken. Die 4% lijkt goed gekozen, € 900 huur per maand voor een woning van een kleine € 300.000 is redelijk. Bovendien: hoe lager de taxatiewaarde, hoe lager de huur.
  • Voor tussentijds overlijden en andere calamiteiten worden regelingen getroffen. Ga er maar vanuit dat ook hier kosten voor in rekening zullen worden gebracht.

 

Ik zou graag een échte deal uitgewerkt willen zien. Misschien is er iemand die al gebruik van deze optie heeft gemaakt en weet hoe de financiële stromen feitelijk lopen. Reacties graag naar info@slimmefinanciering.nl . De gegevens zal ik dan geanonimiseerd verwerken in een nieuwe bijdrage.

Rudy van Stratum

Financiële denkfout (22): de jij-bak

Beschrijving

Voor de mensen die de tel in deze reeks aan het kwijt raken zijn: de serie had een geplande bespreking van 20 denkfouten. Dobelli beschijft er meer, maar ik heb me vooral geconcentreerd op denkfouten die een relatie hebben met ‘slimme financiering’ (hoe krijg je zaken toch voor elkaar als de middelen ontoereikend zijn). Maar soms komt er een nieuwe denkfout voorbij uit de actualiteit die ik de lezer niet wil onthouden.

Dat is nu ook het geval. Susanne Weusten schrijft elke woensdag in de Volkskrant over het ABC van denkfouten (zoals de naam al doet vermoeden, een reeks van 26 items). Lijkt toeval dat we beiden hetzelfde doen, maar ook Weusten is (naar mijn inschatting) door Dobelli op dit spoor gebracht. Afijn, doet er ook niet toe, vandaag bespreekt ze onder de letter Q de denkfout ’tu quoque’, oftewel de jij-bak.

Wat houdt de jij-bak in? Ik denk dat dat weinig uitleg behoeft. Je bent het ergens niet mee eens (ziet het graag anders) en zegt daar wat van. Vervolgens krijg je als antwoord terug: ja maar jij dan, jij deed toen en toen ook iets fouts, dus wie ben jij om mij iets te verwijten. Zoals Weusten terecht opmerkt gaat het hier om een afleidingsmanoeuvre met als resultaat dat het bezwaar aan de kant wordt geschoven en de ‘beschuldigde’ weer door kan gaan met zijn (al dan niet foute) zaak.

Achtergrond

Hoewel Weusten de denkfout netjes uitlegt, gaat ze naar mijn mening niet echt in op de achtergrond. Wat is hier aan de hand? Waarom zijn we geneigd een jij-bak in te zetten? Naar mijn idee is de denkfout dat inhoud en persoon door elkaar worden gehaald. Soms bewust, soms onbewust. Jij bent het ergens niet mee eens, en wilt daar dus een punt van maken. Ik ga ervan uit dat het punt een inhoudelijk punt betreft. De ontvanger van dit inhoudelijke punt voelt zich in de praktijk vaak persoonlijk aangevallen. Zijn conclusie is: dus ik voldoe niet, ik ben niet goed genoeg?

Het is dan een natuurlijke reactie dat je jezelf wil beschermen. Leven met een slecht zelfbeeld is lastig en weinig productief. Je gaat je dus verdedigen. Je wilt weer een balans in het systeem krijgen en dat kun je doen door de ander omlaag te halen naar jouw niveau. Dus kom je met een jij-bak: ja maar jij doet ook veel fout! Je zou vanuit dit mechanisme natuurlijk ook jezelf weer omhoog kunnen halen: ja daar heb je een punt, maar wat ik wél heel goed doe … . Maar dat zie je in de praktijk dus niet zo vaak gebeuren.

Het gevaar van deze denkfout is dat het in no-time persoonlijk wordt. Een foute inhoudelijke zaak zal dan koste wat kost worden doorgezet. Juist om te bewijzen dat jij het bij het rechte eind had. Zo kunnen bij projecten miljoenen Euro’s ‘down the drain’ gaan. Grote ego’s gaan hun bewijs halen, tegen beter weten in.

De oplossing is om inhoudelijke opmerkingen te scheiden van persoonlijke zaken. Iemand zegt iets over de zaak en niet over jou als persoon. Dat is één. Vervolgens: als iemand al iets over jou zegt, dan gaat het over je gedrag (en niet over je ‘hele wezen’) van dat moment en is het feedback die je krijgt. Zie het als een systeemreactie: jouw gedrag roept blijkbaar een andere reactie op, dat is wat feedback wil zeggen. En het is aan jou wat je met die feedback doet. Je kunt hem naast je neerleggen maar je kunt je ook afvragen hoe je jezelf en de zaak er een voordeel mee kunt doen. Tenslotte: elk gedrag heeft een positieve intentie, dit wil zeggen: iemand stopt ergens energie in om daarmee iets goeds voor zichzelf te bereiken. Dat is de reden waarom je jezelf wil verdedigen (positieve intentie = jezelf beschermen). Maar zo heeft diegene die ‘kritiek’ op jou (jouw gedrag) heeft ook een positieve intentie. Vraag jezelf dus af: wat wil die ander bereiken voor hemzelf door dit op deze manier tegen mij te zeggen?

Op deze manier ontstaat weer ruimte om het over de inhoud te hebben. En om tot verbeteringen te komen die zaken die voorheen niet mogelijk waren alsnog te realiseren (en dat is ons onderwerp, slimme financiering, de cirkel is weer rond).

Rudy van Stratum

Deltaplan herstel woningmarkt

Vandaag (9 augustus 2012) een interessante bijdrage in het Brabants Dagblad van redacteur Ton de Jong. Een delta-plan voor herstel van de woningmarkt. Het stuk loopt de belangrijkste spelers op de markt na en maakt voor hen de balans op. Anders dan je vaak ziet in dit soort stukken worden hier ook kritische kanttekeningen geplaatst.

Over projectontwikkelaars bijvoorbeeld: ‘Projectontwikkelaars staan weer met beide benen op de grond. Sluw als zij zijn, zullen zij proberen hun verliezen af te wentelen op de overheid en banken. Ik zou zeggen: lekker in hun vet gaar laten smoren’.

Voor de rest van het artikel zie: artikel bd

Rudy van Stratum

Leegstand kantoren en Duitse fondsen

Er is de laatste maanden veel aandacht geweest in de media over de leegstand van de kantorenmarkt. Er komt zo steeds meer kennis over de achtergronden en mechanismen die hier spelen. Deze week publiceerde de Volkskrant een eigen onderzoek waarin de leegstaande panden op volgorde van grootte op een rij werden gezet met vermelding van hun eigenaren. Zoals we al wisten stond het kantoor van KPMG in Amstelveen op een hoge tweede plaats met als eigenaar een Duitse belegger.

We snappen nu ook beter waarom leegstaande kantoren niet (sneller) worden afgewaardeerd op de balansen van hun eigenaren. Veel kantoren zijn gekocht met geleend geld en afwaardering zou betekenen dat de lener geld moet bijstorten omdat het onderpand voor de lening niet meer volstaat. En als dat geld er niet is kan dat betekenen faillissement voor bijvoorbeeld de vastgoedontwikkelaar (als lener). Alles wijst er op dat de druk om toch af te moeten waarderen toeneemt waardoor ook banken en pensioenfondsen nog wat voor hun kiezen gaan krijgen.

Bijzonder hierbij is de situatie van Duitse (pensioen-) fondsen op de Nederlandse markt. Uit genoemd onderzoek van de Volkskrant blijkt dat Duitse fondsen ongeveer 25% van de leegstaande kantoorpanden in bezit hebben. Wat ik in ieder geval niet wist is dat Duitse fondsen een zogenaamd open karakter hebben. Dat betekent dat inleggers/investeerders binnen randvoorwaarden hun geld kunnen opeisen. Het besef van de niet reële balanswaarde begint bij de Duitser door te dringen en het vertrouwen in vastgoedbeleggingen is sterk gedaald. Om aan geld te komen dat de inleggers nu opeisen (noem het een ‘bankrun’) moeten de fondsen nu gedwongen hun vastgoed verkopen.

De fondsen mogen uitbetaling twee jaar opschorten en ook is de verkoopprijs in fasen aan een bepaald minimum gebonden, maar hoe dan ook is het een kwestie van tijd voordat de panden versneld in de verkoop komen. De gevolgen laten zich raden: een verdere prijsdaling van vastgoed (en bijbehorende huren). Daar staat tegenover dat dalende huren deels een oplossing kunnen zijn juist voor de gewraakte leegstand. Nederlandse fondsen worden minder onder druk gezet omdat veel van onze fondsen geen ‘open’ karakter hebben (inleggers kunnen hun geld niet opeisen).

Rudy van Stratum

 

Agrarische herbestemming Millheeze

Gisteren hoorde ik op BNR nieuwsradio een item over agrarische herbestemming in het Brabantse Millheeze. Aan het woord waren een varkensboer en zijn makelaar. De varkensboer was min of meer gedwongen op te houden met zijn bedrijf (zag dat zelf ook wel in, onvoldoende rendabel bij de huidige schaalgrootte en uitbreiding was geen optie) maar had dan geen pensioen. De gemeente ziet de boer ook het liefst verdwijnen en wil niet tegen leegstaande stallencomplexen aankijken.

Een variant op leegstand kantorenmarkt wellicht, maar dan in het klein en op de lokale agrarische markt.

De makelaar had een oplossing bedacht. Hij is naar de gemeente gestapt en heeft gevraagd of de agrarische bestemming eraf mocht zodat er huizen gebouwd zouden kunnen worden. De marktpartijen zouden dan verder zorg dragen voor de sloop en afvoer van gevaarlijke stoffen etc.

Ik was eens benieuwd naar hoe de constructie er uit ziet en hoe de financiële stromen ongeveer lopen. Ik heb er wat cijfers aangehangen. De casus gaat over Millheeze maar de getallen zijn verder fictief, puur ter illustratie en om het hopelijk duidelijker te maken. Het enige dat in het interview werd meegegeven was dat er 8 huizen op de lege stalruimte zouden komen.

Oude situatie

Ik ga ervan uit dat er stallen staan op een plak grond van 20 bij 80 meter, dus een oppervlakte van 1.600 vierkante meter. Laat de agrarische grondprijs nu eens € 25 per vierkante meter zijn. De gemeente zou de agrariër (ik gebruik hierna weer boer, is toch korter) dus kunnen compenseren voor de grond ter waarde van 1.600 x € 25 = € 40.000. Als de panden dan vervolgens gesloopt moeten worden dan kost dat nog eens (stel) € 40.000. De gemeente zou in dit geval kwijt zijn € 80.000 (€ 50 per vierkante meter) om de grond terug te geven aan de natuur. Nog los van de vraag of de boer bereid is voor € 40.000 zijn grond te verkopen want het probleem blijft dat hij dan nog steeds geen acceptabele pensioenvoorziening heeft. En zoals we al stelden: de gemeente zal geen € 80.000 ‘over’ hebben voor deze transformatie.

In een plaatje ziet het er als volgt uit:

Nieuwe situatie

Nu dan naar de oplossing waarvoor gekozen is. Er komen 8 huizen op de grond te staan. Laten we zeggen dat per huis een plak grond is gereserveerd van 10 x 20 meter, oftewel per huis een oppervlakte van 200 vierkante meter waarop huis en een stukje tuin komen. Ik ga ervan uit dat zo’n huis een prijs VON op de markt zal doen van € 200.000. Het bouwen van het huis (kosten van arbeid, materiaal en een winstmarge voor de bouwer) kost zeg € 140.000.

De residuele grondwaarde is dan € 200.000 – € 140.000 = € 60.000. Dit wil zeggen dat wil het huis voor de marktprijs verkocht kunnen worden, dat je dan maximaal € 60.000 voor de grond kunt/mag betalen. Per vierkante meter is de residuele grondprijs dan € 300. Wat blijft er dan aan geld  ‘over’ op deze lap grond met 8 huizen? In principe dus 8 keer € 60.000 maar daar gaan vanaf de kosten van sloop (€ 40.000) en de kosten van het bouwrijp maken (zeg voor het gemak ook € 40.000). De deal die hier wordt voorgesteld heeft dus een ‘windfall profit’ van € 400.000 (namelijk € 480.000 minus 2 keer € 40.000 voor sloop en bouwrijp maken).

In een plaatje:

Evaluatie

Deze deal heeft de situatie omgetoverd van een dreigend tekort van de gemeente van € 80.000 bij geen pensioenvoorziening van de boer, naar een situatie van een te verdelen overschot van € 400.000 waarbij ook nog winst wordt gemaakt door de bouwer en de toeleveranciers, werkgelegenheid ontstaat en woonruimte voor gezinnen beschikbaar komt.

De kernvragen zijn: waar komt de winst vandaan en wat is een redelijke verdeling van de ontstane winst?

De winst ontstaat doordat de gemeente een (kunstmatige) beperking op de mogelijkheden van gebruik opheft waardoor nieuwe lucratieve aanwendingen van die grond mogelijk worden. Het instrument van het wijzigen van het bestemmingsplan (in handen van de gemeente) kan dus zomaar voor gratis geld zorgen. Verder is natuurlijk van belang dat de verkoopprijs van een huis van deze omvang op deze locatie een bepaalde prijs ‘doet’. In wezen is er sprake van een raar fenomeen, namelijk dat de kale bouwprijs van een object lager is dan wat men ervoor wil betalen. Dat is precies wat die residuele grondwaarde weergeeft.

Waar gaat die winst nu naar toe? Het antwoord weet ik natuurlijk niet feitelijk. Maar ik schat zo in dat de boer zijn pensioenvoorziening krijgt van € 300.000 en dat de makelaar in zijn rol als projectontwikkelaar de resterende € 100.000 toucheert (of dat geld verdeelt met een andere projectontwikkelaar die verder het risico van bouw en verkoop neemt). Mijn inschatting is dat de gemeente blij is van een probleem verlost te zijn (mooi huizen bouwen en geen € 80.000 kwijt zijn) en geen geld ontvangt voor deze wijziging in bestemming.

Feitelijk gaat het hier echter om een speltheoretisch concept waarbij de gemeente vooraf kan uitonderhandelen wat de optimale afroming van het surplus is zodat alle partijen aan de marge nog bereid zijn aan de deal mee te werken. Een gemiste kans? Of een goede zaak? BNR gaf de makelaar in ieder geval een platvorm zijn spullen nu al aan de man te brengen. Over de verdeling van de winst en waar die vandaan komt is met geen woord gesproken.

Rudy van Stratum