Categoriearchief: Rendement

5 Tips om je project gefinancierd te krijgen

Veel mensen die wij tegenkomen hebben het meegemaakt. Een goed en duurzaam project, veel enthousiasme, maar er is geen financiering. Hoe pak je dat aan? Hoe zorg je ervoor dat je project gaat lukken? Het is de vraag die ons al 10 jaar heeft bezig houdt, we zetten de vijf belangrijkste tips voor je op een rij.

1. Bepaal het probleem

Het klinkt als een enorme open deur, maar het begint echt met het analyseren van het probleem. Want, een probleem met de financiering kan met veel zaken te maken hebben. In grote lijnen kunnen er drie problemen spelen: onvoldoende rendement; oneerlijke verdeling van het rendement en te weinig kapitaal.

Bij rendement gaat het om de vraag of het project voldoende oplevert. Dat kan financieel zijn, maar ook in de vorm van andere waarden. Hierbij kijken we naar alle partijen die bij een project betrokken zijn. Levert het niet genoeg op, dan moet je eerst het rendement verbeteren, want aan het project met onvoldoende rendement wil niemand een bijdrage leveren.

De verdeling van het rendement kan ook een knelpunt zijn, totale rendement goed, verdeling van dit rendement scheef. Degene die investeren profiteren hier maar beperkt van en anderen die niet investeren profiteren ook. Ook hier, het kan gaan om geld maar ook om andere waarden.

Als het rendement goed is en het verdelingsvraagstuk is opgelost (of is niet van belang), dan moet je geld hebben voor de investering. Als je dan ook zelf nog eens geen geld hebt, dan is er sprake van een financieringsprobleem. Maar, goed nieuws, bij een goed rendement moet dit probleem op te lossen zijn, maar het vraagt wel kennis van financieringsconstructies.Dia8

Kijk dus goed welk probleem je op moet lossen, het rendementsprobleem, het verdelingsprobleem of het geldprobleem.

Hulpmiddel beslisboom slimme financiering.

2. Verbeter het financieel rendement

Je kunt tip 1 ook overslaan, want onze ervaring is dat het bij problemen met financiering in meer dan 80% van de gevallen om een rendementsprobleem gaat. Het project levert gewoon niet voldoende op en zoals gezegd dat gaat niet alleen over geld. Maar, Euro’s rekenen wel makkelijk en iedereen snapt wat financieel rendement is (meer Euro’s overhouden dan je er in stopt). Als je dus kunt laten zien dat het financieel rendement positief is heb je een grote stap gezet. Maar hoe verbeter je het financieel rendement? Heel simpel, je probeert de uitgaven zoveel mogelijk te beperken en de inkomsten zoveel mogelijk te vergroten. Onze ervaring is overigens dat het verminderen van de uitgaven een stuk makkelijker is dan het verhogen van de inkomsten. Belangrijk aandachtspunt is dat je het doel in de gaten rendement 1-01moet houden, waarom ben je ooit met dit project begonnen? Voor je het weet wordt financieel rendement het doel en vergeet je waar het echt om gaat.

Hulpmiddel: matrix met inkomsten en uitgaven per partij.

3. Verbeter het maatschappelijk rendement

Rendement gaat niet alleen over geld. Het is daarom altijd goed om het maatschappelijk rendement bij je project te betrekken, ook als je project financieel rendabel is. Immers, financieel rendement zegt niets over het maatschappelijk rendement. Het maatschappelijk rendement kan als gevolg van allerlei externe effecten zomaar negatief zijn. Voor maatschappelijk rendement geldt hetzelfde als voor financieel rendement, probeer zoveel mogelijk maatschappelijke waarden toe te voegen en zo min mogelijk bestaande waarden te vernietigen. Waar hebben we het over als het gaat om maatschappelijke waarden? Denk aan gezondheid, welbevinden, natuur, een schoon milieu, een betere toekomst, minder criminaliteit etc. Wij vatten het wel eens samen als zoveel mogelijk mensen gezond, veilig en gelukkig. Dat is wat iedereen uiteindelijk wil. O ja, en zoveel mogelijk mensen kan ook betekenen dat het wat oplevert voor mensen buiten Nederland of toekomstige generaties. En voor de mensen die niet zo malen om maatschappelijk rendement: bedenk dat een hoog maatschappelijk rendement vaak ook échte Euro’s kan genereren of je daar bij kan helpen (en dan zijn we weer bij stap 2).

4. Maak de maatschappelijke waarden inzichtelijk

Je kunt nog zoveel maatschappelijke waarden realiseren, het helpt je pas bij de financiering als anderen deze waarden ook erkennen. Dat begint met het inzichtelijk maken welke waarden gerealiseerd worden en voor wie die van belang zijn. Je kunt natuurlijk een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) uitvoeren, maar dat is ingewikkeld en kost veel tijd. Je kunt ook een lijstje maken, wat levert het op? Hoeveel minder kosten voor de gezondheidszorg? Hoeveel hectare nieuwe natuur? Hoeveel mensen met minder geluidsoverlast? Hoeveel gezonde kinderen (die weer beter leren)? Etc. Wij gebruiken waarderendement graphic blanco-04nkaarten om de gerealiseerde waarden (positief of negatief) in beeld te brengen. Hierbij maken we onderscheid tussen harde (financiële) waarden en zachte waarden en tussen private waarden en collectieve waarden. In de kaart kun je de waarden plotten en door middel van de grootte van cirkels het belang aangeven. Een mooi instrument om de discussie mee te voeren.

Hulpmiddel waardenkaart

5. Breng partijen bij elkaar

Partijen bij elkaar brengen is belangrijk om het verdelingsvraagstuk op te lossen. Hiervoor zijn allerlei ingewikkelde methoden en technieken ontwikkeld. Maar waarover gaan al deze methoden eigenlijk? Het belangrijkste is dat je de belangen van de partijen in beeld brengt. Dat is wat anders dan een standpunt. Bij belangen gaat het  er om te achterhalen wat een partij echt wil bereiken. Een groep bewoners die tegen een nieuwe weg is, is vaak niet zozeer tegen die weg maar wil rust, voldoende groen, schone lucht, veiligheid en vul zo maar aan. Degene die de weg wil aanleggen heeft ook een ander doel, betere bereikbaarheid, ontlasting van een ander gebied etc. De discussie verengt zich in dit soort gevallen echter al snel tot vóór of tegen de weg. Afpellen van de achterliggende belangen brengt nieuwe mogelijkheden in beeld. Als je dit gedaan hebt kun je gezamenlijk op zoek gaan naar een oplossing die beide partijen erkennen als beste oplossing.

Hulpmiddel Mutual Gain Approach (MGA), hierover moeten we nog een keer een goed artikel schrijven, voorlopig volstaan we hiermee. Of kijk even op de site van Rudy.

En de financieringsconstructie dan?

En hoe zit het dan met de financieringsconstructie? Onze stelling luidt: als het rendement goed is, dan kan een financieringsconstructie geen probleem zijn. Financieringsconstructies zijn een onderwerp waar vaak heel moeilijk over gedaan wordt en het is ook best ingewikkeld. Maar, ook dit maken we graag eenvoudig, zoveel smaken zijn er namelijk niet. Je kunt geld lenen of het eigendom afstaan. Geld lenen kennen we natuurlijk allemaal, veel constructies (zoals garanties) zijn hier gewoon een variant op. Eigendom afstaan kennen we als huren, lease etc. ook niet echt nieuw, maar ook hier veel varianten. Een derde variant is financiering van onderaf. Denk bijvoorbeeld aan crowdfunding (soms ook weer een vorm van lenen), werken met vrijwilligers en werken met alternatieve valuta, het zijn ook mogelijkheden om een project gerealiseerd te krijgen. Het is interessant om bij jouw eigen project eens na te gaan hoeveel je kunt realiseren zonder geld. Want geld is uiteindelijk alleen maar een middel om iets voor elkaar te krijgen.

Meer lezen,  download gratis ons boek geld is een middel, kijk hiervoor in de rechterkolom.

Samengevat krijgen we dan onderstaand plaatje.

5 tips voor financiering

Stijn van Liefland

 

 

 

 

 

 

 

Financieringsprobleem analyseren met beslisboom

Eén van de eerste dingen die we gedaan hebben toen we met slimmefinanciering.nl begonnen was het maken van een beslisboom. Doel van deze beslisboom is altijd geweest het analyseren van jouw financieringsprobleem. We proberen stapsgewijs te achterhalen waar dit probleem zit en wat vervolgens de stappen zijn dei je moet zetten. Onze beslisboom bestaat inmiddels een jaar of 5, tijd voor een update. We zijn er nog steeds erg tevreden over, maar een paar dingen hebben we altijd gemist bij onze oude beslisboom:

  • Bij een financieringsprobleem maken we onderscheid in het rendementsvraagstuk, het verdelingsvraagstuk en het financieringsvraagstuk. Uiteindelijk zijn dat de drie hoofdvragen in de beslisboom. Is er voldoende rendement? Lukt het je dit rendement eerlijk te verdelen? En zo ja, hoe krijg je dan de financiering voor elkaar.
  • Voor deze drie hoofdvragen hebben we in de loop van de tijd verschillende instrumenten ontwikkeld die we graag een plek geven in de beslisboom. Onze rekentabel om het (financieel) rendement over meerdere partijen in de tijd te kunnen bepalen, ons overzicht met verdienmogelijkheden om het rendement te verbeteren, onze waardekaart om waarden in beeld te krijgen en de mutual gains approach om belangen te fuseren en zo tot een verdeling van het rendement te komen. Voor dit laatste gaan we dit jaar nog wat extra materiaal ontwikkelen.
  • Onze beslisboom is rationeel, maar onze wereld functioneert vaak helemaal niet rationeel. Daarom zijn we begonnen met het beschrijven van denkfouten, ook hier hebben we weer een visueel overzicht voor gemaakt. Een volgende stap was tegendenken, ((  Op deze site is een hele serie blogs onder de titel ‘Tegendenken’ te vinden. Het boek met dezelfde titel van vorig jaar bundelt deze blogs maar geeft daarnaast ook extra toelichting en uitleg. )) zorgen voor een gestructureerd opbouwend tegengeluid om plannen te verbeteren.
  • In workshops en vergaderingen waar de beslisboom ter sprake komt vertellen we er nog veel meer bij dat niet in de oorspronkelijke beslisboom past. We hebben dat met kleine tekstballonnetjes een plek gegeven. Nog steeds geldt, er valt veel meer over te vertellen dan we in één infographic kwijt kunnen.

In de pdf versie zijn verschillende onderdelen aan te klikken, deze verwijzen naar relevante berichten op onze site. Vandaar zul je zelf je weg moeten zoeken binnen onze site, maar we hebben de zoekfunctie op onze site verbeterd.

analyseren financieringsprobleem met behulp van onze beslisboom

We zijn van plan om de komende tijd nog een paar andere ‘klassiekers’ onder handen te nemen zoals ons overzicht met verdienmodellen, onze infographic over crowdfunding en ons overzicht met denkfouten. Strategie voor 2016: 1) back to basics (beslisboom, rendement, constructies, casuïstiek etc), 2) recyclen en updaten klassiekers. Maar ja, die denkfouten hé, zal dus wel anders lopen.

Stijn van Liefland

 

Waarden in beeld, kabelbaan Groningen, deel II (infographic rendement)

We waren al begonnen met een exercitie om tot een infographic te komen die meer inzicht geeft in het rendement van een project en dan vooral het niet financiële rendement. We hebben het dan eigenlijk over de waarden die binnen een project gerealiseerd worden en de kosten die daarvoor gemaakt worden. De casus over de kabelbaan in Groningen kwam dus op een goed moment. Tijd om met een concreet instrument te komen. In deze blog: eerst verkennen we nog maar eens waar rendement over gaat en hoe je daarnaar kunt kijken, vervolgens passen we het toe op de kabelbaan in Groningen, aan het eind hebben we een infographic die je voor je eigen projecten kunt gebruiken. Maar lees eerst even verder!

Rendement in kaart brengen

Rendement gaat wat ons betreft over meer dan geld alleen. Maar we beginnen meestal bij geld omdat voldoende geld vaak een belangrijke voorwaarde is om iets voor elkaar te krijgen. We noemen dat in onze infographic financieel wat staat voor “financiële waarde”, geld dus. Naast financieel maken we nog onderscheid in economie en gevoel. Bij economie gaat het ook om geld maar dan indirect. Als er iets gebeurt in mijn omgeving waardoor het uitzicht vanuit mijn woning beter wordt dan leidt dat tot een hogere warde van de woning. Dat scharen we onder economie, een mooi uitzicht is geen geld, maar je kunt het vrij eenvoudig vertalen in een economische waarde (namelijk dat wat je huis meer waard wordt, je kunt het incasseren als je het huis verkoopt). Het kan dus ook negatief zijn, als mijn huis minder waard wordt. Dat ik en mijn familie blij worden van dit mooie uitzicht is ook een waarde, maar niet zo eenvoudig in geld te vertalen. We noemen dat hier gevoelswaarde. Dat kan gaan om jezelf goed voelen, bijvoorbeeld omdat je hebt gesport, gezond eet of een goed gevoel hebben bij iets anders. Ik hou er zelf bijvoorbeeld van om heel hard rondjes over een ijsbaan te schaatsen, dat geeft mij een goed gevoel. Helaas kan ik dat niet vertalen naar iets economisch, laat staan financieel. Sterker nog het kost alleen maar geld. Een vermindering van de CO2 uitstoot is ook een voorbeeld van gevoelswaarde. Je kunt dat eigenlijk niet economisch vertalen en je kunt al helemaal niet zeggen dat je de verminderde CO2 uitstoot als je dat zou willen te gelde kunt maken. Het gaat bij de CO2 uitstoot om iets dat heel veel mensen belangrijk vinden (gevoel dus). Op de Y-as hebben we nu dus financiële, economische en gevoelswaarde. Overigens zou dat kunnen veranderen door de handel in CO2 rechten.

Rendement gaat echter niet alleen over wat het mij oplevert. Bij sommige ingrepen is er een individueel voordeel (of nadeel), bij andere profiteren er veel meer. Helemaal links staat privaat, het voordeel is hier voor één private partij (dat kan ook één individu zijn), anderen hebben er verder weinig mee te maken. Als ik een winkeltje begin dan is de winst voor mij. Natuurlijk hebben andere mensen er mee te maken, maar niet met mijn winst. Heel simpel, winst is van mij. Als het goed is levert mijn winkeltje ook waarden voor mijn klanten op, maar dat zal niet winst zijn. Helemaal rechts staat maatschappelijk. We hebben het dan over waarden die de hele maatschappij toekomen. Bij mijn winkeltje zou je kunnen zeggen dat de belasting die ik betaal daar onder valt, maar dat is wel heel eenvoudig en voor de hand liggend, daar hebben we dit model niet voor nodig. Als ik een buurttuin aanleg waar mensen uit de hele stad naartoe kunnen om groente te verbouwen, elkaar te ontmoeten, waar educatieve activiteiten georganiseerd worden dan hebben we het over maatschappelijke (of publieke) waarden. Dat geldt ook voor het al eerder genoemde voorbeeld van minder CO2 uitstoot. Tussen individu en maatschappij staat gedeeld belang. Het gaat om ingrepen die je met elkaar doet, waar je elkaar voor nodig hebt en waar je met elkaar voordeel van hebt, maar ook niet meer dan dat. Als voorbeeld, weer mijn winkeltje, als ik met alle medewinkeliers zorg dat onze winkels en de straat er leuk uitziet dan stijgt hopelijk onze omzet. Met elkaar worden we er dus beter van, maar dit kan je niet echt als een maatschappelijke waarden benoemen. Als de criminaliteit daalt door onze inspanning dan leidt dit ook nog een tot maatschappelijke waarden.

Zo hebben we twee assen benoemd met per as drie ‘niveaus’ en ontstaat er een soort matrix met 9 vakjes. Links onderin financiële waarden alleen voor mij, rechts bovenin gevoelswaarde voor iedereen. Daartussenin nog 7 varianten, een beetje meer of minder van het een of het ander. Nu hebben we een kaart waar we alle waarden die bij een project horen in kunnen zetten, een waardenkaart.

rendement graphic basis-02

 

 

Let op de overeenkomsten met de figuren die Rudy eerder maakte n.a.v. de uitzendingen van Radar extra. In eerste instantie gaat het om het onderscheid tussen wij en ik en het onderscheid tussen hebben en zijn. De cellen zijn een beetje door elkaar gehusseld, maar er is een grote overeenkomst. Links onderin gaat het over ik en vooral over hebben. Rechts bovenin gaat het over wij (en ook nog over zij) en over zijn (voelen).

wijzijn-ikheb

In de tweede afbeelding heeft Rudy op de ene as onderscheid gemaakt tussen geld en waarde en op de andere as tussen publiek en privaat. Waarde gaat dan over gevoel en geld uiteraard over geld. Interessant in het betoog van Rudy is vooral de opmerking dat het doel bovenin  zit (waarde, gevoel, dat waar het echt om gaat) en het middel onderin, maar dat we dat vaak door elkaar halen. Ook voor mijn figuur gaat dat op, doel staat bovenin, middel onderin.

publiekvsprivaat

 

Je kunt in de matrix met tekst aangeven waar de verschillende waarden die bij een project gerealiseerd worden thuishoren. Maar, je kunt ook wat verder variëren en er meer duiding aan geven,  bijvoorbeeld door de waarden met bolletjes weer te geven. Een klein bolletje betekent een waarde die minder zwaar weegt (van minder belang, of kwantitatief gewoon minder), een grote bol betekent een belangrijke waarde. Voor geld is het wel duidelijk, veel geld is grote bol, weinig geld is kleine bol. Voor andere waarden en vooral voor gevoelswaarde is dat natuurlijk lastig. Maar, zie de kaart als een instrument om met elkaar de waarden van een project te bespreken en niet om alles precies te kwantificeren. We kunnen nog meer duiding geven door de bolletjes een kleurtje te geven. Voor de hand liggend is groen voor positieve waarden en rood voor negatieve waarden. En, die kunnen beide overal op de kaart leggen. Een nieuwe weg leidt tot een publieke economische waarde door een betere bereikbaarheid en kortere reistijd (groen bol), het kan echter tot individuele rode bollen leiden (meer overlast voor mij), maar ook tot een negatieve publieke financiële waarde, namelijk de investering die voor deze weg gedaan moet worden. Maar geef hier gerust een eigen interpretatie aan, je kunt de kleuren ook thematisch kiezen (natuur, gebouwde omgeving, water, ondergrond noem maar op).

Waarden in Groningen

Dan komen we nu terug bij de kabelbaan in Groningen. Er is een brochure gemaakt die het mooie verhaal van deze kabelbaan beschrijft. We zijn door deze brochure gelopen en hebben alle waarden aangestreept die genoemd worden. Deze kunnen we vervolgens een plek geven in onze kaart en, we kunnen er zelf bedenken hoe groot de bollen zouden kunnen zijn. Dit laatste is natuurlijk heel subjectief, we hebben er geen onderzoek naar gedaan. Maar, zie het als een basis voor een gesprek. Een belangrijke vraag is natuurlijk of in zo’n brochure alle waarden genoemd worden. Wij denken van niet. Sommige waarden worden benoemd als nauwelijks relevant (overlast bijvoorbeeld), we hebben ze er toch in gezet. Ook dat de kabelbaan een mooi visitekaatje oplevert voor de initiatiefnemers is een waarde, net als het exploitatietekort waarvan wij denken dat het op zal treden. Tot slot is het (volgens ons) dure kaartje een negatieve waarde voor het individu. Het geheel leidt tot het volgende beeld.

 

waarden bij kabelbaan groningen

 

Een paar opmerkingen bij het beeld dat ontstaat:

  • Allereerst dat er een aantal waarden is dat niet genoemd wordt in de brochure. We hebben deze weergegeven met een cirkel met een onderbroken rand.
  • Sommige waarden zijn met elkaar verbonden. Een duur kaartje is een negatieve financiële waarde. Daar tegenover staan de fun factor en het panoramisch uitzicht als positieve gevoelswaarden. Dus, goed gevoel kost geld. Op individueel niveau is de afweging dan ook niet zo ingewikkeld, weegt deze gevoelswaarde op tegen de negatieve financiële waarde. We hebben natuurlijk allemaal wel eens de ervaring dat je je bekocht voelt, het was het geld niet waard. In de taal van deze figuur, achteraf blijkt de rode bol links onderin een stuk groter dan de groene bollen links bovenin (andersom kan natuurlijk ook, “dit was het geld meer dan waard”).
  • Sommige waarden gaan vrijwel over hetzelfde, privacy en inkijk. We hebben deze bollen heel pragmatisch voor een groot deel laten overlappen. Je zou het ook samen kunnen vatten en in één bol op kunnen nemen. Maar voor mensen die de nuance zoeken hebben we toch het onderscheid behouden.
  • Inkijk / privacy wordt als een klein probleem weggezet waar wellicht ook wel een technische oplossing voor is. Maar, mensen ervaren dit soort zaken vaak heel anders dan de situatie feitelijk is. En als het om gevoelswaarde gaat, dan gaat het dus om die ervaring. Als dat gevoel door veel mensen wordt gedeeld dan kan dat uiteindelijk leiden tot een daling van de prijs van een woning, gevoelswaarde heeft zo een effect op de economische waarde.
  • Er worden aardig wat waarden benoemd die voor de hele samenleving van belang zijn. Maar, onze inschatting is dat het hierbij om allemaal waarde met een relatief kleiner belang gaat (de bolletjes moeten wellicht nog kleiner getekend worden). Neem als voorbeeld de vermeende reductie van de uitstoot van CO2. Op zich zelf heel belangrijk, de bijdrage van deze kabelbaan aan het oplossen van deze problematiek is echter zeer gering. Ook als je het bekijkt binnen het domein van het openbaar vervoer. Het zou wat anders zijn als we alle bussen in de provincie Groningen vervangen door een kabelbaan. Hier komt nog bij dat je met de investering waarschijnlijk wel betere projecten kunt bedenken maar dat terzijde.

Hieronder hebben we een blanco kaart opgenomen. Ga zelf aan de slag.

waarden in beeld brengen

Stijn van Liefland

Tegendenken, kritische vragen (kabelbaan in Groningen)

Gisteren stond er in de Volkskrant een artikel over een mogelijke kabelbaan in Groningen. Groningen blijkt niet heel gelukkig te zijn als het gaat om de realisatie van grote projecten zo lezen we in het artikel, hoe zit het bij deze kabelbaan? Tijd voor wat kritische vragen. In het artikel worden wat cijfers gegeven en wordt een ondernemer geciteerd die aangeeft dat het uiteindelijk een positief rendement voor de stad zal hebben. Zo door de oogharen naar de cijfers kijkend krijgen we sterk het gevoel dat er ergens iets niet klopt. We zijn er wat verder in gedoken zo is er een samenvatting van een studie van Arcadis  (download) te vinden die meer inzicht geeft in deze casus. Wat mij betreft is deze casus een mooie oefening in tegendenken. Hierbij gaat het er niet zozeer om dit plan af te kraken, maar wel om op de achterkant van een sigarendoos de zaak nog even na te rekenen en de juiste vragen te stellen. En, het is goed om dat nu eens vooraf te doen want achteraf is dat natuurlijk wel heel makkelijk (zie de casus over Sneek). Meer informatie over het project kabelbaan is hier te vinden, enige relatievering over deze blog aan het einde.

We beginnen met het rekenwerk.

Als eerste de inkomsten, uitgegaan wordt van reguliere gebruikers (inwoners, werknemers) die € 1,20 per rit betalen en bezoekers die € 5,10 (waarom geen € 5 rond? schijnprecisie ..) betalen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verwachtte aantal reizigers. We gaan voor onze berekeningen uit van een lijn met 3 stations, dat is de meest gunstige, de investering is een stuk lager dan een lijn met 4 stations terwijl het aantal reizigers en daarmee de opbrengst weinig verschilt. Als je alles netjes uitrekent kom je op jaarlijkse inkomsten van € 4,8 mln. Hierbij gaan we er van uit dat het aantal reizigers op zondag gelijk is aan de zaterdag (gegevens hierover ontbreken). Als we even doorrekenen blijkt dat volgens de tabel (en de zondag meegenomen) 39% van de inkomsten in het weekend gemaakt worden.

tabel reizigers

Naast de opbrengsten is er een tabel met uitgaven. Hier wordt het lastig want alle uitgaven worden voor 25 jaar bij elkaar opgeteld. Voor alle eenmalige kosten is dat logisch. Het zijn investeringen die je eenmalig doet en in 25 jaar terugverdient. Voor de exploitatiekosten is het lastig. In de tabel staat tussen haakjes jaarlijks, maar wij gaan er van uit dat het om jaarlijkse kosten gaat die zijn gemaakt over 25 jaar. Anders kunnen we namelijk direct ophouden met rekenen (kijk nog even naar de 4,8 mln. opbrengst en je weet genoeg).

tabel kosten opbrengstenSamenvattend de belangrijkste gegevens in de tabel (uitgaande van tracé oranje),

  • Eénmalige investering circa € 60 mln.
  • Totale exploitatiekosten over 25 jaar circa € 69 mln.

In onze rekentool die we gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiebesparing kunnen we dit invoeren, we moeten wel wat aannames doen. Voor de rente op geleend geld gebruiken we 5% dat wordt in de tabel ook gebruikt voor het berekenen van de netto contante waarde, voor de rente op spaargeld nemen we 1%, voor de prijsstijging gaan we voorlopig uit van 2%, en de planhorizon is 25 jaar.

Wij gaan er van uit dat er geld geleend wordt om dit systeem aan te leggen, voor het gemak gaan we er verder van uit dat er geen extra geld geleend hoeft te worden, er is dus direct voldoende geld om de exploitatie (energie, personeel etc.) uit te betalen.

Omdat de exploitatiekosten over een periode van 25 jaar (( In de tabel is waarschijnlijk uitgegaan van een horizon van 30 jaar. Zie verderop. De conclusies die we hieronder obv 25 jaar horizon trekken veranderen er niet wezenlijk door. )) worden berekend is het lastig de kosten per jaar (in periode 0 bijvoorbeeld) te herleiden. Daarom zetten we een iets andere redenering op.

Stel dat je een lening afsluit van € 60 mln met een rente van 5% die je over 25 jaar helemaal afgelost moet hebben. Hoeveel moeten dan je jaarlijkse netto opbrengsten zijn? We vullen nu steeds wisselende bedragen in voor de post ‘opbrengsten per jaar’ net zolang tot helemaal onderaan bij ‘Investeren geld lenen’ ongeveer € 0 resteert. Na wat uitproberen krijgen we:

kabelbaan investering

Oftewel: als we elk jaar ongeveer € 3,5 miljoen aan ‘netto omzet’ (bedoeld wordt: bruto omzet minus exploitatiekosten) realiseren, dan kunnen we precies de lening terugbetalen inclusief rente. Aangezien we weten wat de bruto omzet in de becijferingen uit het rapport zijn (€ 4,8 miljoen per jaar), is de logische conclusie dat de exploitatiekosten (onderhoud, lonen etc) in jaar 1 maximaal ongeveer € 1,3 miljoen mogen zijn. Hoger: dan hebben we een restschuld, lager: dan houden we iets over aan dit verhaal.

Je kunt ook zeggen: € 3,5 miljoen is een belangrijk cijfer waar voorbij iets ‘omslaat’ of ‘van teken verandert’ (je mag het een ‘break-even’ punt noemen). Stel dat de omzet tegenvalt met 10% (en dus ongeveer € 4,3 miljoen is) dan hebben we voor de exploitatie nog maar € 800.000 per jaar beschikbaar. Anders gezegd: een daling van de omzet met 10% zorgt voor een daling van de maximaal toegelaten exploitatiekosten van circa 40%! En dan, nogmaals, hebben we nog steeds niets verdiend aan het hele verhaal.

Maar we weten nog meer uit het rapport. De auteurs stellen dat je aan dit project onderaan de streep € 10,2 miljoen kunt overhouden aan het einde van de 25-jarige horizon. Dat betekent dus ruim € 10 miljoen extra op de bank voor diegene die het aandurft in dit project te stappen. Wederom kunnen we aan de hand van onze rekentool nu becijferen welke ‘netto omzet’ er jaarlijks ingeboekt moet worden om aan het eind dat bedrag van € 10 mln op de bank te krijgen. Enig uitproberen levert op: de netto omzet dient in dat geval circa € 3,7 mln te zijn. Dan kunnen we de investering terugbetalen (en rente) en kunnen we jaarlijks wat opzij zetten voor onze winst aan het einde van de periode.  Aangezien we uitgingen van een bruto omzet van € 4,8 mln houden we in het eerste jaar dus nog  € 1,1 mln over voor de exploitatie. Intuïtief zou je zeggen dat dat voldoende moet zijn.

investeringtabel 2

Maar dat is toch mooi: € 10,2 mln overhouden! Zeker. Maar stel dat je op dit moment € 60 miljoen aan spaargeld hebt liggen dan zou je zelfs bij een rente van 1% na 25 jaar ongeveer € 77 mln op je rekening zien staan (dat is de 60 mln. investering plus de 16,9 mln. in de cel achter niets doen). Dat is een toename van maar liefst € 17 mln. Dus zonder risico en bij een lage rente verdient de spaarder dus zomaar meer dan de NCW van dit risicovolle project (toegegeven, je moet dat geld dan wel toevallig hebben).

We hadden al gezien dat de uitkomsten van deze kabelbaan sterk afhankelijk zijn van de omzet oftewel de kaartverkoop. Dat is ook logisch natuurlijk. Maar juist daarom is het absoluut noodzakelijk dat zo’n rapport ook de effecten laat zien van enkele (tegenvallende) scenario’s in de omzet. Een prijs van € 5 per kaartje (oftewel € 20 voor een gezin) is aan de forse kant (dat zou volgens mij de redenering van een ondernemer als Hennie vd Most zijn, het moet op de achterkant van een bierviltje en op gevoel kunnen!).

Maar laten we eens naar een paar andere gevoeligheden kijken en er vanuit gaan dat de investering en de exploitatielasten gelijk blijven.

De prijsstijging voor de kaartjes is nu op 2% aangenomen. Dat betekent dat een kaartje over 25 jaar ongeveer € 8,20 kost. Zou best kunnen, maar laten we eens een stijgingspercentage van 1% aannemen, hoe pakt het dan uit? De berekening volgens ons spreadsheet laat zien dat de NCW dan geen € 10,2 miljoen is maar bijna minus/negatief € 10 miljoen! Iets minder inflatie en je bent zwaar de klos!

Dan eens proberen hoe de rente op de lening de zaak beïnvloedt. We hebben nu 5% aangenomen, dat lijkt redelijk gezien de lage rente op spaarrekeningen. Maar gezien de hiervoor geschetste toch wel aanzienlijke gevoeligheden zou ik best 6% willen voor mijn centjes. Wat houdt de ondernemer in dat geval over? We gaan weer uit van 2% inflatie maar ditmaal van 6% rente. De positieve NCW van € 10,2 mln wordt in dat geval minus/negatief ruim € 13 miljoen!

Overigens zit er nog wel een addertje onder het gras. In de tekst wordt gesproken over 25 jaar, in de tabel staat 2014 en 2044.  Je kunt het interpreteren dat alles wordt teruggerekend naar 2014 (naar het heden, ervan uitgaande dat de berekening in 2014 is gedaan) en dat er met een periode van 30 jaar is gerekend. Maar dat laatste is in tegenspraak met de tekst. Als je uitgaat van 30 jaar is de businesscase natuurlijk gunstiger dan bij 25 jaar. Maar nog steeds geld dat bij een prijsstijging van 1% i.p.v. 2% de businesscase negatief wordt. Dat geldt uiteraard ook voor minder bezoekers, hogere rente etc.

Vervolgens nog een aantal kritische vragen

  • Het aantal reizigers is voor ons moeilijk in te schatten. Maar vooral het aantal bezoekers van buiten de stad lijkt ons erg hoog en gaan die een kaartje van ruim 5 euro betalen? Voor dat geld kan je een hoop andere leuke dingen doen.
  • Wij zijn uitgegaan van investeringskosten van 60 mln. maar, dat kan natuurlijk ook hoger uitpakken. Dit is een project waar we in Nederland geen ervaring mee hebben. Alleen daarom al zou je de risico’s op overschrijding van de kosten en de bouwtijd (kost ook geld) ruim moeten nemen.
  • De 60 mln startinvestering is nog conservatief, er is meer nodig, er is werkkapitaal nodig om het eerste jaar door te komen.
  • 25 jaar is een lange periode (laat staan 30 jaar ..). We weten allemaal wat er met het winkelbestand in Nederland aan de hand is. Hoe ontwikkelt zich dat? Een kabelbaan is dan een weinig flexibele vervoersmethode, een bus rijdt makkelijk een andere route.
  • Geen kosten voor de overheid. Die kennen we, als het ding niet werkt, in de weg staat, het imago van stad beschadigt en noem allemaal maar op, komt de gemeente dan echt niet met geld over de brug?
  • Er is in ieder geval in de Volkskrant en in de samenvatting van Arcadis geen rekening gehouden met externe effecten. Wat is het gevolg voor de busdiensten en de inkomsten voor de OV bedrijven, wat zijn de gevolgen voor winkels die op looproutes liggen etc. Maar goed dit is een hele andere discussie. Er kunnen ook heel veel positieve kanten aanzitten. Dat Groningen inderdaad een nieuwe attractie krijgt en mensen daarom naar Groningen gaan, de omzet in winkels stijgt etc.

Tot slot een tweetal opmerkingen over de samenvatting van Arcadis. Als eerste wordt het woord reëel wel heel vaak gebruikt. Er is een reële bepaling van het aantal te verwachten bezoekers gemaakt en ook de berekening voor inkomsten en uitgaven zijn reëel ingestoken. Kan iemand ons uitleggen wat het alternatief is? Onrealistische cijfers gebruiken? Hieruit blijkt al hoe gevoelig dit soort cijfers liggen. Zeggen dat het reële cijfers zijn zegt natuurlijk niet zoveel, wat zijn de achtergronden, wie was de onderzoeker, wat is wel en niet meegenomen, welke risico’s zijn meegenomen etc.

Ten tweede geeft de samenvatting ook al een eerste inzicht op wat er nog kan komen. Het kan best dat deze businesscase heel lucratief is. Wij hebben zitten rekenen met beperkte gegevens en wellicht zijn de cijfers uit de samenvatting afkomstig uit een worst case scenario. We willen hier dus niet te veel over oordelen. Maar, we willen afsluiten met een citaat:

In de nadere uitwerking is bij een fasering van de planvoorbereiding en realisatie nog een gunstiger business case te bepalen. Middels marketing en door creatieve inkomsten te initiëren zijn nog meer inkomsten te genereren. Deze zijn in deze business case niet meegenomen, maar vormen daarmee de mogelijkheid om extra inkomsten te genereren.

Dus vrij vertaald, als het financieel niet uit kan dan gaan we wat bedenken, bijvoorbeeld inkomsten uit reclame op de cabines, horeca bij de opstappunten, combinatietickets etc. Met andere woorden, uiteindelijk weten we er altijd wel een verhaal bij te vertellen dat het een lucratief project is.

Enige relativering

Tijdens het schrijven van deze blog stelden wij elkaar de volgende vraag: wat als één van onze opdrachtgevers bij ons zou komen met het volgende verhaal. “We hebben een initiatiefnemer met een heel duurzaam plan, een innovatieve manier om mobiliteit te organiseren. Willen jullie voor ons eens meedenken (betaald natuurlijk) over dit plan? Oh ja, het gaat om een kabelbaan.” Natuurlijk zouden we meteen meedoen. We zouden kritisch naar de cijfers kijken en eens flink doorvragen naar het doel van dit project. Maar uiteindelijk zouden we willen weten hoe je dit project voor elkaar kunt krijgen. Laten we daar eerlijk in zijn. We zouden alle maatschappelijke waarden gaan benoemen, belanghebbenden en mogelijk kostendragers zoeken, noem maar op allemaal. Wat kunnen we hiervan leren? Ten eerste, vraag tijdig een buitenstaander om naar het onderzoek te kijken, betaal die buitenstaander een vast bedrag ongeacht de bevindingen en vertel er meteen al bij, dat hij / zij de komende jaren geen opdrachten meer krijgt, ook dit ongeacht de uitkomst. Met andere woorden zorg dat er geen enkel belang is om met een gewenst antwoord te komen. Ten tweede dat het voor ons makkelijk is om kritiek te leveren omdat we er zelf niet bij betrokken zijn en dat we zo’n casus dus graag misbruiken om te laten zien hoe goed wij kunnen tegendenken.

En dan als allerlaatste, we realiseerden ons ook dat we nu alleen naar financieel rendement kijken. Wij vinden dat rendement om veel meer gaat dat dan alleen geld (zo’n beetje de rode draad van van deze hele site slimmefinanciering). Er komt dus een vervolg waarin we nog eens kijken naar allerlei andere waarden, positief of negatief.

Stijn en Rudy

Geld is een middel gratis downloaden

Ruim twee jaar geleden hebben we het boek geld is een middel laten drukken. Inmiddels hebben we er aardig wat van verspreid en zijn we door onze voorraad heen. We hebben gemerkt dat het zelf verspreiden een hoop gedoe is (envelop, postzegels, factuur etc.), de kosten wegen niet op tegen de baten, kortom onvoldoende rendement. Vandaar dat we het boek vanaf vandaag online beschikbaar stellen voor iedereen die er in geïnteresseerd is. Ga je het voor eigen gebruik downloaden, wat ons betreft geen enkel probleem. Ga je het gebruiken als cursusmateriaal of onderdelen voor een reader of zoiets, ook geen probleem maar laat het ons dan wel even weten. En, geef aan waar het vandaan komt en verwijs naar www.slimmefinanciering.nl.

We zien graag een wederdienst voor deze download, laat een reactie achter of gebruik de social buttons om een like of tweet de wereld in te sturen. (klik op de afbeelding voor downloaden).

 

omslag boek

Overigens hebben we voor dit voorjaar als doel gesteld om een aantal infographics uit dit boek grondig te herzien en onze ervaring van de afgelopen jaren er in te verwerken.

Stijn en Rudy

 

De grootste show op aarde (deel 1)

Met veel plezier heb ik de afgelopen dagen gelezen in het nieuwe boek van Koen Haegens: De grootste show op aarde (de mythe van de markteconomie). Ik zal het boek hier (op mijn manier, dus inclusief een interpretatie hier en daar) bespreken.

ScreenShot067

Algemeen: het is een boek dat mooi past in deze tijdsgeest van economische crisis die nog steeds aanhoudt sinds 2008. Het leest plezierig en behandelt de materie op een originele en inspirerende manier. Gewoon lezen dus.

Mindmap ‘De grootste show op aarde’

Ik heb een mindmap gemaakt van hoe ik de kern van het boek zie en wat ik eruit haal. Dus dit spoort (helemaal) niet met de inhoudsopgave van Haegens zelf.

Om welke vragen gaat het in dit boek?

  • Wat is eigenlijk het probleem?
  • Hoe (wanneer, waarom) is dit een probleem geworden?
  • En dan de oplossing of hoe het dan wél moet (of zit).

De laatste arm van de mindmap heb ik ‘een beetje van Maggi’ (en een beetje van mezelf) genoemd. In de volgende blog (deel 2) reflecteer ik verder op het boek en wordt het (nog) meer mijn feestje. Maar laten we eerst de auteur en zijn boek volgen.

Wat is het probleem?

Ik moet zeggen: nu ik dit boek heb gelezen luister ik nog weer anders naar de radio. Gister zat ik in de auto en er stond een of ander politiek praatprogramma op de achtergrond te draaien. Nu valt het me pas op hoe vaak de uitdrukking ‘de markt zegt dat ..’, ‘de markt reageert met …’ wordt gebruikt. Door iedereen. Door de journalist, door de politicus, door de vakbond, door de leraar. Verbazingwekkend zo vaak. De markt is in dit taalgebruik een soort autonome kracht die boven ons zweeft die van alles voor ons bepaalt. Tja, de markt, niets aan te doen. De belangrijkste boodschap van dit boek is dan ook: dé markt bestaat helemaal niet. Het is een mentaal construct dat te pas en te onpas (bewust en onbewust) wordt gebruikt om van alles te moeten of niet te mogen of niet te kunnen.

Als dat woord ‘markt’ wordt gebruikt dan wordt bedoeld: de vrije markt. Dat is de manier waarop prijzen in een ideale wereld tot stand komen. Er is sprake van volledige informatie en transparantie, iedereen weet wat er te koop is, wie wat wil op welk moment en ‘de markt’ is een mechanisme dat ervoor zorgt dat er precies die prijs tot stand komt die de markt ‘ruimt’. Als de prijs lager zou zijn dan zouden nog meer mensen het product willen kopen maar dan zijn de aanbieders niet meer bereid het product te maken of te leveren. Als de prijs hoger zou zijn dan zijn er te weinig mensen die bereid zijn die prijs te betalen ondanks dat de producenten staan te trappelen het aan te bieden. Niets van dit alles: de prijs is precies goed, vraag en aanbod sluiten perfect op elkaar aan. Het mechanisme hoe dat dan gaat, die coördinatie van al die (potentiële) vraag en aanbod, is grotendeels onbegrepen, ook in de economische wetenschap. Het is een black box: het gebeurt allemaal vliegensvlug en zonder noemenswaardige kosten. Ineens is die beste prijs er, onafhankelijk en objectief. Pats. De metafoor van de veiling en de veilingmeester wordt hier vaak gebruikt.

Er zijn hier meerdere problemen. Op de eerste plaats, en daar gaat het boek van Haegens het meest uitgebreid op in, heeft deze ideale vrije markt nooit bestaan. Dus hij bestaat nu niet en heeft ook in de geschiedenis nooit bestaan. Bij de Egyptenaren werkte de markt zo niet, bij de Romeinen niet, in de middeleeuwen niet en nu zelfs op onze paprikamarkt op de veiling niet. Aan die Nederlandse paprikamarkt wijdt Haegens een heel hoofdstuk. In het algemeen is sprake van: onderlinge afspraken, uitsluiting van partijen, een partij is groter (heeft meer macht) dan de anderen, handjeklap, fraude en ga zo maar door. We komen hier nog op terug.

Dus: de ideale markt bestaat niet. Nou en? Is dat erg? Ja dat is erg omdat het een theoretisch ideaalplaatje is waar voortdurend naar wordt verwezen: niet inmengen, de markt zijn gang laten gaan, zo gaat dat nu eenmaal. Een ideaalplaatje dus dat als legitimatie dient: het is nu eenmaal niet anders, er is geen alternatief. En dat terwijl er wel degelijk alternatieven zijn, sterker nog: die zien we ook volop om ons heen, elke dag. Maar ook daarover later meer.

Maar het is nog erger dan dat het ideaalbeeld als een soort geloof of ideologie werkt. Kenmerk van een ideologie is (onder andere) dat er geen vragen worden gesteld, het is een onomstotelijke waarheid. Nu zou je kunnen denken: prima, je bent vrij om te geloven (of aan te nemen) wat je zelf wilt. Maar daar houdt het natuurlijk niet op. Op het moment dat het taalgebruik (op de radio en in de kranten, zie hierboven) samenvalt met de ideologie en het virus zich in je brein vast nestelt: dan wordt het handelen (je gedrag, de politiek, het beleid) ook anders. Zo hebben economen al meer dan honderd jaar vooral aandacht voor het ‘verbeteren’ van de denkmodellen die zich houden aan de wetten van de ideale vrije markt. Andere problemen waar economen zich ook mee bezig zouden kunnen houden (armoede, machtsconcentraties, fraude, ga zo maar door) krijgen daardoor minder aandacht. En door de vele wetenschappelijke publicaties wordt de ideologie nog krachtiger. Hele generaties burgers, studenten, journalisten worden zo beïnvloed en gaan de werkelijkheid naar dat gedachtegoed vormgeven.  Regels om banken te controleren worden om die reden afgeschaft of verminderd. Belastingen moeten omlaag want ‘het verstoort de markt’, ‘anders zijn we niet meer concurrerend’. Haegens laat zo zien dat via economen als Smith en Ricardo het denkkader steeds meer wordt ingeperkt. Tot het via Samuelson in de grote lesboeken terecht komt. Die vervolgens worden gelezen door Reagan (en zijn adviseurs), Thatcher etc die vervolgens weer de maatschappij gaan inrichten, hervormen langs diezelfde denklijnen.

 

ScreenShot062

 

Wat is de oorzaak?

Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom zijn er mensen die tot dit gedachtegoed komen en waarom zijn er ook mensen die dit gedachtegoed aannemen en gaan geloven? Deze vraag is (naar mijn mening) niet zo goed uitgewerkt in het boek als het simpele feit dat de ideale markt niet bestaat. Maar ik vind de vraag naar het waarom zeker zo boeiend. Als econoom en voormalig modellenbouwer heb ik me hier ook schuldig aan gemaakt. Een ideale vrije markt is zo mooi om te modelleren. Alles klopt wiskundig zo mooi, het loopt allemaal netjes ‘rond’. Perfecte markten hebben van zichzelf een soort esthetica, alle lelijke hoekjes zijn weg. En ook hier geldt een zichzelf versterkend effect. Als je als wetenschapper/econoom verder wilt met je carrière dan doe je er verstandig aan ’to jump on the bandwagon’. Dus met rare verhalen over afwijkende situaties publiceer je niet zo makkelijk in grote internationale tijdschriften. Nog los van dat zo’n afwijkende markt met randjes heel lastig in de verplichte wiskunde is te vatten. Dus je sluit je gewoon aan bij de gangbare mainstream en gaat op detailniveau verfijnen. ((Eigenlijk geldt hier toch weer een economische wet: waarom zou je als econoom moeilijk doen (zelf iets verzinnen, smeken om publicatie, gevaar de risée te worden van je beroepsgroep) als het makkelijk kan (volstoppen met wiskunde, aansluiten bij de mainstream)? ))

Er is een prachtig proefschrift uit de jaren tachtig van Bert Hamminga die een empirisch onderzoek doet naar hoe economen tot hun inzichten en modellen komen. Hij heeft toen een bepaalde ‘stelling’ in de tijd in de literatuur gevolgd (het zogenaamde Stolper-Samuelson theorema) en is gaan turven en meten. Een van de conclusies was destijds: economische wetenschap is waarover economen schrijven en economen schrijven vooral over die dingen waar ‘de grote economen’ (Samuelson dus) in de ‘grote tijdschriften’ (Econometrica etc) over schrijven. Het is dan zaak dicht op die publicatiestroom te gaan zitten en hele kleine wijzigingen door te voeren. Het lijkt op een soort wedstrijdje: kijk mij eens tot dezelfde (neo-klassieke) conclusies komen met nog minder (wiskundige) vooronderstellingen. Wiskunde is een must, want het werken met formules laat zien dat de economische wetenschap net zo strak kan redeneren als de natuurkunde. Hamminga concludeerde daarmee ook: of zo’n inzicht de werkelijkheid helpt (of er een echt probleem ‘van buiten’ wordt opgelost) speelt geen of nauwelijks een rol. Het is een vorm van interne navelstaarderij in combinatie met een wedstrijdje hogere wiskunde.

De reactie van de economen was (zover ik me herinner) zeer terughoudend, misschien wel afwerend. En dan te bedenken dat dit nu juist wél wetenschap is: gewoon kijken, turven, tellen en tot conclusies komen. Met andere woorden: er speelt van alles en nog wat in de naam van wetenschap en vooruitgang. Ik denk dat ik hier dus een nieuwe conclusie à la Haegens aan toe kan voegen: de ideale (economische) wetenschap bestaat niet echt. Zoals er bij echte markten sprake is van handjeklap en onderlinge afspraken, zo is er bij economische wetenschap (in dit voorbeeld van Hamminga althans) sprake van het meeliften op bestaande (abstracte) theorema’s en het kopiëren van wat de grootmeesters doen. Eerder op deze site schreef ik hier al over dit fenomeen.

In het verlengde van esthetica heeft het pure economische denken over vrije markt waarschijnlijk ook een intrinsieke verleidelijkheid. Dus niet alleen voor de economische wetenschappers, maar ook voor burgers en buitenlui. Het lijkt op wat Richard Dawkins een ‘meme’ noemt. Een aantrekkelijke verleidelijke gedachte die zich viraal verspreidt. Denk aan dat populaire popdeuntje

ScreenShot066

dat je toevallig op de radio hoort en maar niet uit je hoofd wil gaan. De wereld wordt weer hanteerbaar met zo’n concept van perfect werkende markten in je hoofd. Tja, als je niet wordt aangenomen, dan zul je wel te duur zijn. Dan moet je maar zakken met je loon(-eisen), dan word je vanzelf weer aangenomen. Je hoeft het probleem dan ook niet op te lossen, het lost zichzelf op (of niet maar dan ligt het gewoon aan jezelf). Afijn, dit staat niet te lezen in Haegens boek (net zomin als het argument van Hamminga) dus …

… terug naar de kern van het boek van Haegens. En dat vind ik een interessante. Ik maak het nu wat groter dan te lezen is bij Haegens maar de belangrijkste reden waarom we nu allemaal in ideale markten lijken te geloven heeft te maken met een groots complot van kapitalisten. En nee, Haegens nuanceert dit terecht, het is niet zo dat een aantal lieden ergens bij elkaar zijn gaan zitten om dit idee uit te broeden. Maar toch. Haegens begint zijn verhaal bij de reis van de Fransman De Tocqueville door de prille Verenigde Staten (zeg maar toen de migranten nog in gesprek waren met de Indianen). Er zat vrijheid en democratie in de lucht. Er was iets groters gaande waarbij het gewoon onderdrukken van de massa niet langer meer zou werken. Eigenaren (van kapitaal, van slaven) zaten niet te wachten op het afstaan van hun geld en macht. Democratie kon wel eens fout voor hen aflopen. Er moest dus iets komen dat de vrijheid van handelen in stand hield en bemoeizucht (van de massa, van de politiek) tegen ging. Geleidelijk aan is toen dat verleidelijke idee ‘in het leven geroepen’ en steeds verder verfijnd in de collectieve exercitie van economen, filosofen en zo verder. Waarschijnlijk valt er ook nog een linkje te leggen naar de nieuwe inzichten uit de biologie van Darwin. Als je de markt zijn gang laat gaan dan komt het beste boven drijven. Helemaal vanzelf, zonder iets te doen, zo is de natuur nu eenmaal. En als het beste boven komt drijven dan wordt uiteindelijk iedereen daar beter van. Het zogenaamde ’trickle-down’ effect (de welvaart van de rijken sijpelt door naar beneden). Laat de markt nu maar zijn werk doen. Bemoeizucht van de overheid met regels houden de goede initiatieven maar tegen en leiden tot ‘verstoringen’ en ‘imperfecties’. Greed is juist good! (( Deze economische versie van Darwin gaat volgens sommigen uit van een negatief mensbeeld. De mens hoeft niet altijd in concurrentie met elkaar te opereren. Toevallig schreef Rutger Bregman hier gisteren een heel verhaal over op De Correspondent’. Ik kom op dit mensbeeld van de calculerende economische agent terug in deel 2. )) Een geniale vondst, een loterij zonder nieten, iedereen beter af, wat wil je nog meer.

Hieronder draaf ik iets door door het in een plaatje te zetten. Ik maak gebruik van de gelegenheid (weer niet te vinden in Haegens, mag je dit nog een boekbespreking noemen?) om nog een geniale list uit de geschiedenis van de rijken aan dit verhaal te koppelen. Eerder schreef ik over een geweldig artikel van (ook een beroemdheid) econoom Mancur Olson. Olson spreekt over de ‘roving’ en de ‘stationary bandits’. Dit is echt geschiedenis in ferme stappen snel thuis. Vroeger had je plunderaars die van dorp naar dorp vrouwen verkrachtten, de zaak leeg roofden en de boel af fikten. Best een hoop gedoe, elke keer maar weer opnieuw ten strijde trekken en het risico lopen dat je zelf ook manschappen verliest. Al die onrust en onzekerheid! Dus op enig moment kwam er iemand van de plunderaars op het geniale plan gewoon ergens te blijven. Maar hoe dan aan inkomsten te komen zonder er zelf iets voor te hoeven doen? Nou simpel, je zegt gewoon dat alle grond hier van jou is, je verzint de constructie ‘eigendom’. Maar je bent de kwaadste niet dus de (bestaande) boeren mogen hun ding op jouw land blijven doen maar dan moeten ze wel elk jaar 10% van hun oogst afstaan. Afstaan aan jou als eigenaar en in ruil bescherm je ze voor kwade invallers (die plunderaars van vroeger, weet je wel). En ook hier geldt: men gaat vanzelf in dat idee en die nieuwe werkelijkheid geloven. Eigendom is heel natuurlijk en vanzelfsprekend. Sterker nog: je noemt jezelf als eigenaar hertog, prins, graaf of koning, jij staat ook dichter bij God dan de massa en gaat het na een tijdje zelfs geloven. Het geweldige (vind ik) van het artikel van Olson is dat hij deze overgang van reizende naar ‘blijvende’ plunderaars vertaalt in een slimme micro-economische aanpak, Olson ‘framet’ het in termen van een economische optimalisatie.

Dus na de list van het eigendom kwam de list van de vrije markt. In beide gevallen gaat het om een bedenksel of een construct dat specifieke belangen dient. In beide gevallen zijn de bedenksels een eigen leven gaan leiden en zijn fundamentele discussies daar over niet meer aan de orde en wordt de werkelijkheid naar de ideeën vorm gegeven (en worden andere ook mogelijke werkelijkheden uitgesloten). Of het zo gegaan is weet ik natuurlijk niet. Ik baseer me in wezen op Olson en Haegens 🙂 . Don’t shoot the messenger.

ScreenShot057

Conclusies

Tijd voor de conclusies van het boek. De belangrijkste hadden we al: de ideale vrije markt bestaat niet (nu niet, nooit niet), het is slechts een bedenksel, een mentaal construct. In het echt werken ‘markten’ op andere manieren. Maar het gaat verder, zo blijkt uit de historische verkenning van Haegens. Markten (ook niet de ‘imperfecte’) ontstaan in de regel niet vanzelf door spontane interacties van handelende lieden. En als ze al vanzelf ontstaan dan is het in de regel een zooitje, een chaos, een druk en inefficiënt gedoetje op een fysieke (markt-)locatie. Het is nog weer sterker: markten ontstaan alleen via interventies en regels van bovenaf. Juist de neiging om de zaken te willen regelen (ingrijpen, vaak door de staat) creëert goed werkende markten. De staat gaat met andere woorden aan de markt vooraf. Beiden hebben elkaar nodig. Markt of overheid is dus een schijn dilemma, het is altijd markt én overheid. Haegens geeft een keur aan voorbeelden uit de geschiedenis waarmee deze stelling wordt onderbouwd.

Ook mooi aan dit boek is dat het positief eindigt en perspectief biedt. Je zou kunnen denken: de ideale markt bestaat niet, het is een list van kapitalisten en wij trappen er in en omdat het zo verleidelijk is moeten we er ook wel in trappen. Pech, deal with it, zorg dat je zelf een kapitalist wordt of zo. Of organiseer een revolutie, zoals daar ook historische voorbeelden van zijn. Maar nee, gelukkig eindigt het boek niet zo. De markten zoals die in de kranten en op de radio bedoeld worden, dat is maar een klein stukje van onze werkelijkheid. Een markt is een metafoor voor een zogenaamd coördinatiemechanisme. Zo’n mechanisme beschrijft langs welke lijnen we onderling met elkaar interacteren. Ruil (van goederen tegen geld) is maar een bepaalde vorm van interactie. Er zijn vele vormen van coördinatie en interactie. Gewoon om ons heen, dagelijks. Haegens beschrijft een gemiddelde dag uit zijn leven en laat zien welke ‘coördinaties’ zo op zijn pad komen.

Er is uitruil (verkeerd woord!) tussen man en vrouw, tussen jou en je gezin, tussen jou en je collega en ga zo maar door. Er is sprake van liefde, van vrijwilligerswerk etc. Het gevaar van de ideologie van de markten is dat alle interacties worden bezien vanuit de bril van ‘economische uitruil’, dat de taal ons als het ware dwingt in dat schaarste discours. Dat is vermoedelijk wat Jesse Klaver met ‘economisering’ bedoelt (boek niet gelezen nog overigens). We zien dat al decennia om ons heen en economen en consultants dragen daar flink aan bij. Alles is een markt en in een markt heb je diensten en consumenten. Een (zieke) patiënt is dus een consument met een vraag en jij moet daar als aanbieder (zorgverlener) een passende propositie bij maken die marktconform is. Mag ik een teiltje? Ik merk in dit kielzog nog maar eens op dat we het effect van leren werken met het zogenaamde ‘canvas-model’ aan hele generaties jongelingen ook niet moeten onderschatten.

Ik ga in de volgende blog deze zaak iets nuanceren. Er is mooi economisch werk gedaan waarin met de bril van schaarste en markt naar andere vormen van interacties tussen mensen wordt gekeken. Ik denk dat dat tot nieuwe verfrissende inzichten kan leiden en heeft geleid. Ik denk dan aan het werk van bijvoorbeeld Gary Becker die zo’n beetje de hele wereld vanuit dit paradigma kon beschrijven. Fysiek aantrekkelijke mensen hebben op de ‘huwelijksmarkt’ dan ook meer kans op een goede ‘match’ met een rijke of eveneens fysiek aantrekkelijke partner. De ‘zoektocht’ gaat dan ook door op die markt tot de beste match is bereikt en verder zoeken niet meer loont. We hebben het hier misschien eerder over de ideologie van de ‘homo economicus’. Maar kom ik dus op terug.

Ook iets waar ik nog op terug kom is misschien wel een van de sterkste voorbeelden van een bekende ‘markt’ die anders werkt dan het theorieboekje: de interne markt van bedrijven. Eerder schreef ik hier al over: binnen bedrijven gelden andere wetten dan tussen bedrijven onderling. Binnen bedrijven zijn er (meestal) geen markten die voor evenwicht tussen vraag en aanbod zorgen. Binnen bedrijven wordt druk ingegrepen, gepland en ge- of verboden. Er zijn volop regels, voorschriften, procedures en wat niet al. Een medewerker gaat niet elke dag onderhandelen over zijn salaris, ook al is hij op dat moment wat schaarser dan een paar dagen geleden. Heel apart: hét toonbeeld van efficiëntie, namelijk ‘het bedrijf’, werkt zelf als een kleine staat. Ook hier: ik kom er in de volgende blog op terug.

De positieve boodschap van Haegens is dat je met andere brillen (dan de marktbril) naar onze werkelijkheid kunt kijken. En je ziet dan zoveel meer. Omdat het om een construct gaat, kunnen we dus ook kiezen voor andere constructen. Het begint met dit inzicht en dan kan de discussie over wat we nu werkelijk willen pas goed gevoerd worden. De ideologie van de vrije markt ontneemt ons het zich op wat er nog meer mogelijk is en hoe we het liever of anders zouden willen (inrichten). Ik hoop (waarschijnlijk met Haegens) dat dit boek een bijdrage levert aan die discussie.

Er valt nog zoveel meer over te zeggen, wordt vervolgd.

Rudy van Stratum

Top 10 milieu: Elektrische auto 2, intermezzo 2 (afl. 9a)

Toen ik de LCA van de elektrische auto bestudeerde realiseerde ik me al snel dat alleen kijken naar de milieuaspecten van auto’s niet voldoende is bij een LCA. Ik volg daarbij dezelfde redenering die we ook bij rendement volgen. Je hebt een idee waarvoor een investering nodig is en kijkt vervolgens of dat voldoende rendement oplevert (binnen een bepaalde periode over meerdere partijen etc.). Als het rendement dan positief is dan zou je zeggen “moet je doen”. Maar, er is altijd nog een andere weg, namelijk kijken naar de alternatieven. Zijn er andere mogelijkheden om het gestelde doel te bereiken. Als we kijken naar de elektrische auto zou het hogere doel kunnen zijn een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering. De stappen zijn dan:

  • Kijken of een elektrische auto over de gehele levensduur inderdaad tot minder CO2 uitstoot leidt. Dat hebben we gedaan, conclusie is ja mits je gebruik maakt van duurzaam opgewekte stroom.
  • Kijken of investeren in een elektrische auto voldoende rendement heeft. Hierbij mag je alles meenemen. Jij bent degene die de auto gaat kopen. Allereerst kijken we naar financieel rendement, maar als het jou een eigen parkeerplek in een drukke stad oplevert mag je dat natuurlijk ook meenemen. Als we ons beperken tot financieel rendement en het is positief kan je in principe tot de investering overgaan.
  • Kijken of er een alternatief is. Als de elektrische auto duurder is (dat weten we nog niet, maar we vermoeden van wel), dan kan je die extra investering ook ergens anders voor gebruiken. Bijvoorbeeld voor een investering die ook een bijdrage levert aan het hogere doel van het tegengaan van klimaatverandering. Dus we kijken niet alleen of de elektrische auto tot minder CO2 uitstoot leidt, tot voldoende rendement leidt, maar ook of het verstandig is in relatie tot allerlei alternatieven.

We noemen dat ook wel opportunity costs. De kosten van het uitsluiten van allerlei alternatieven doordat je je geld hebt uitgegeven. We hebben daar in ons boek over tegendenken (link) uitgebreid over geschreven met onderstaande figuur als samenvatting.

Figuur_fig 50

Ik beperk met hier tot de uitstoot van CO2, maar je zou dit voor alle milieuaspecten kunnen doen, maar ik ga ervan uit dat in het geval van auto’s klimaat het belangrijkste is. Als eerste kijken we naar de CO2 uitstoot van een elektrische en benzineauto, vervolgens kijken we naar de kosten van beide auto’s. Dan kijken we hoeveel CO2 we uitsparen en wat dat kost. Als laatste kijken we naar een alternatief om de meerkosten voor een elektrische auto in te investeren. Met andere woorden, kunnen we met een benzineauto blijven rijden en ons geld ergens anders in investeren. Rest aan het einde nog een discussie.

Uitgangspunten

Ik hou zoveel mogelijk de uitgangspunten van de LCA aan die we in het vorige intermezzo gebruikten. De auto gaat 10 jaar mee en in die 10 jaar wordt er 150.000 kilometer mee gereden. De LCA gaat uit van de Nissan Leaf, een elektrische auto en vergelijkt die met een aantal andere auto’s. Ik neem ter vergelijking de Nissan Note. Volgens mij is dat gewoon dezelfde auto, alleen met een andere motor. De leaf is elektrisch (E), de Note rijdt op benzine (B). De LCA hanteert eigen gebruikscijfers voor de auto’s, je kunt natuurlijk ook kijken naar wat de fabrikant opgeeft. Zo kom ik aan vier varianten voor auto’s:

  • Leaf (E) LCA: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 5,8 km/kWh
  • Leaf (E) fabr.: De Nissan Leaf, elektrisch aangedreven, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 6,7 km/kWh
  • Note (B) LCA: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die in de LCA gebruikt worden. Dat is 14,6 km/liter
  • Note (B) fabr.: De Nissan Note, rijdt op benzine, met gebruikscijfers zoals die door de fabrikant gegeven worden. Dat is 21,3 km/liter

Er zitten grote verschillen in de cijfers, dat komt doordat in de LCA met een ander type auto gerekend wordt. Dat is best lastig en voor mij (in mijn vrij tijd) is het teveel werk dit tot op de bodem uit te zoeken. Bovendien het gaat me om de grote lijn en die wordt zo wel duidelijk.

CO2 uitstoot

Deze tabel laat de CO2 uitstoot zien in de gebruiksfase. Ook windenergie leidt tot een geringe uitstoot van CO2, en ook dat moeten we meenemen. Vergeleken met grijze stroom is windenergie ongeveer een factor 8 beter.

co2 uitstoot gebruikWe moeten natuurlijk ook naar de productiefase kijken en alles wat daarmee samenhangt. Deze is voor de elektrische auto iets meer dan 15 ton CO2 en voor de benzineauto een kleine 8,5 ton CO2. We hebben in de vorige aflevering al gezien dat vooral de accu’s een flinke impact hebben.

Totaal komt de CO2 uitstoot daarmee op:

co2 uitstoot levensloopWe wisten het al, maar nu hebben we het tot in de detail verwerkt, de elektrische auto op windenergie is beter voor het klimaat dan een benzineauto. Een kanttekening is dat je wel altijd groene stroom moet gebruiken. Als je onderweg ’tankt’, op vakantie, het werk of bij vrienden ben je daar natuurlijk niet zeker van. Maar goed, nu de vraag wat dat kost en wat het rendement is.

Financieel rendement

De Leaf (E) kost € 24.110, de Note (B) kost € 14.140. Een flink verschil. Dit is alleen nog maar de aanschaf. Bij de Leaf (E) moet je er een accupakket bij huren. Je hebt er dan geen omkijken naar, maar bijkomende kosten € 79,= per maand. Dan moeten we nog belasting betalen. Voor een elektrische auto is dat momenteel € 0,= voor de Nissan Note (B) € 528 per jaar.

Tot slot moeten we benzine en elektriciteit kopen. Voor elektriciteit ben ik uitgegaan van € 0,23 voor benzine van € 1,50. Het kan goedkoper, maar langs de snelweg is het veel duurder, ik zie het voor een gemiddelde als je goedkoop tankt maar zo af en toe ook langs de snelweg tankt. We gaan hier weer uit van in totaal 150.000 km en een levensduur van 10 jaar (belangrijk i.v.m. huur accu’s en belasting).

Het plaatje ziet er als volgt uit:

kosten e autoDit vraagt om een grafiekje.

grafiek auto

Conclusie de elektrische auto is een stuk duurder. Het kruipt wat meer naar elkaar toe als je die 150.000 km in 5 jaar zou rijden. Het huren van de accu valt dan een stuk goedkoper uit, maar ook de belasting wordt lager. Dus ook dan, elektrisch rijden blijft duurder.

Er zijn nog wel een paar kanttekeningen te maken. Ik heb onderhoudskosten, de restwaarde, eventuele kortingen etc. niet meegenomen. Ik verwacht dat de onderhoudskosten bij de benzine auto wat hoger zijn, distributieriem vervangen en dat soort zaken. Daar staat tegenover dat als er veel elektrische auto’s komen we daar ook gewoon belasting voor moeten betalen, daar wordt nu al over gesproken. Dus of je 10 jaar van dit belastingvoordeel kunt profiteren is nog maar de vraag.

Een ander punt is de benzine en de elektriciteitsprijs. Fluctuaties in de elektriciteitsprijs zullen het beeld niet echt veranderen. Kijk naar de grafiek en stel je voor wat er gebeurt als de prijs per kWh halveert, dat maakt voor het plaatje weinig uit. Anders is het met de benzineprijs, die we op € 1,50 hadden gesteld (actuele prijs). Wat gebeurt er als die naar € 1,80 gaat? Dat betekent een verhoging van 20%. Dat rekent makkelijk, de elektrische auto wordt dan € 2.000 – € 3.000 duurder over de gehele periode van 10 jaar.

Alternatief

De elektrische auto heeft een duidelijk milieuvoordeel maar is een stuk duurder. Het financieel rendement is dus negatief. Nu kun je zelf gaan bepalen of je dit voldoende rendement vindt. Neem alles mee, de parkeerplek, het ongemak van de beperkte actieradius, de indruk die je maakt bij vrienden en collega’s etc. En vergeet natuurlijk niet dat je hiermee een flinke bijdrage levert aan het oplossen van het klimaatprobleem.

Stel nu dat je tot de conclusie komt dat je een elektrische auto de moeite waard vindt, vooral omdat tot minder CO2 uitstoot leidt. Dan ben je dus blijkbaar bereid daar geld aan uit te geven. Over een periode van 10 jaar gaat het om een bedrag van tussen de 5.000 en 10.000. In ieder geval zal je 10.000 extra moeten betalen om in het bezit van de auto te komen. Daarmee realiseer je dan een CO2 reductie van 12 tot 21 ton (afhankelijk van de aannames). De vraag is nu, die 10.000 kan ik die ook op een andere manier in CO2 reductie investeren en leidt dat tot meer CO2 reductie en wellicht ook tot een beter financieel rendement?

Voor € 10.000 koop je 22 zonnepanelen en laat je deze op je dak installeren. Uitgaande van een optimale helling en oriëntatie leveren deze jaarlijks 4.840 kWh op, in 10 jaar 48.400 kWh. Helaas ook zonnestroom is niet helemaal schoon, productie en transport van de panelen moeten we meenemen, dit leidt in die 10 jaar tot een uitstoot van 3,4 ton CO2 (70 gram per kWh). Grijze stroom leidt tot een uitstoot van 526 gram per kWh. Om een lang verhaal kort te maken met mijn zonnepanelen kom ik op een CO2 reductie van 22,1 ton in 10 jaar.

auto versus zon

Zelfs in het meest gunstige scenario is de CO2 reductie van de elektrische auto kleiner dan de CO2 reductie als gevolg van zonnepanelen. Het mooie is dat de panelen zich terugverdienen. Zonder rekening te houden met rente en allerlei ingewikkelde berekeningen. Staat er na 10 jaar € 11.000 op de bank. Interessant, ik kan nu mijn Nissan Note inleveren, alsnog een Nissan Leaf kopen en daar de € 10.000 die gewoon weer op mijn bank staat aan besteden. Ondertussen blijven mijn panelen gewoon stroom produceren. Het is te hopen dat de brandstofprijzen in die periode omhoog gaan en de prijs voor een elektrische wagen naar beneden, anders is ook over 10 jaar het advies om gewoon weer zonnepanelen te kopen in plaats van een elektrische auto.

Kanttekeningen?

Ja natuurlijk, je moet een eigen dak hebben met genoeg ruimte voor 22 panelen (dat is heel veel). Om er 23 cent per kWh aan over te houden moet je alle stroom zelf gebruiken. Je kunt het natuurlijk expres op gaan maken door een jacuzzi te nemen o.i.d. Maar het financiële rendement haal je alleen als je nu al 4.840 kWh per jaar gebruikt (gemiddeld is het gebruik voor een huishouden 3500 kWh). Maar, als zonnepanelen tot meer CO2 reductie leiden dan een elektrische auto, dan vermoed ik dat investeren in windenergie of iets anders duurzaams ook een hoger rendement heeft. Bovendien we moeten natuurlijk werken volgens de trias energetica (afl 7). Dus de vraag is ook hoeveel CO2 reductie je bereikt als je 10.000 investeert in bijvoorbeeld isolatie van een woning en een betere CV installatie. Vermoedelijk nog weer meer dan je investering in zonnepanelen.

Waarom dan toch zo enthousiast over elektrische auto’s?

Veel mensen zijn heel enthousiast over elektrische auto’s. Lees dit (hele lange maar ook hele leuke) artikel op de site waitbutwhy.com over de Tesla eens door. Niet alleen hebben ze een zeer originele invalshoek ze geven ook een aantal argumenten waarom elektrische auto’s (of in ieder geval de Tesla) duurzamer is. Overigens staan er meer leuke artikelen op deze site. De productie van accu’s leidt tot een flinke CO2 uitstoot. Tesla heeft een plan liggen om een enorme fabriek te bouwen voor de accu’s die volledig op zonne- en windenergie en geothermie draait. We hebben gezien dat de productie van accu’s aardig meetelt in de totale CO2-uitstoot. (zie vorige aflevering) Op deze manier is er dus aardige winst te boeken. Ook zullen de accu’s daardoor een stuk goedkoper worden. Maar let wel, dit is een plan de fabriek staat er nog niet.

We kunnen dus beter zonnepanelen kopen dan een elektrische auto. Maar hoe zat dat 10 jaar geleden? Toen was het kopen van zonnepanelen niet heel slim. Het financieel rendement was waardeloos en het is vrijwel zeker dat je met een investering in bijvoorbeeld een windmolen of in energiebesparing zowel een beter financieel rendement zou hebben gehad als meer CO2 reductie. Omdat mensen eigenwijs waren en toch panelen kochten en dit gesubsidieerd werd zijn zonnepanelen nu goed betaalbaar en hebben ze een goed rendement. De verwachting is dat het met elektrische auto’s ook zo zal gaan. We moeten dus veel mensen aanmoedigen een elektrische auto te kopen, maar het zelf vooral nog even uitstellen.

Als laatste, niet onbelangrijk, de elektrische auto is een zegen voor onze drukke steden en dorpen. De motor maakt nauwelijks geluid en er is nauwelijks uitstoot van fijn stof en NOx op de locatie zelf.

 

Bronnen

 

 

 

MKBA-casus (3): de waarde van onderwijs (brede school)

Alweer even geleden ben ik gestart met de reeks MKBA (maatschappelijke kosten-baten analyse). Eerst een aantal algemene afleveringen (5 afleveringen) over de begrippen om daarna te vervolgen met het oppakken van enkele in de literatuur uitgewerkte MKBA-cases. Eerder behandelde ik als casus een aflevering over de toegevoegde waarde van een sportevenement en over de waarde van een museum. Ditmaal gaan we dieper in op de toegevoegde waarde (in MKBA-termen) van onderwijs, en meer specifiek op de toegevoegde waarde van een ‘brede school’.

MKBA in het kort

Een MKBA staat voor een maatschappelijk kosten-baten analyse. Een MKBA kijkt breder naar het begrip rendement. Het bekijkt de voor- en nadelen van een maatregel of investering over een langere termijn en over meerdere partijen. En het neemt ook de ‘zachtere’ effecten van de maatregel mee. Desondanks worden ook die zachtere effecten uitgedrukt in Euro’s hetgeen optelling van alle effecten in een eenduidige uitkomst mogelijk te maken. Waarom zou je kort door de bocht een MKBA doen?

  1. Om een investering die je met publieke middelen doet beter te onderbouwen zodat een transparante discussie hierover kan plaats vinden. Van publieke investeringen mag je (soms, meestal?) verwachten dat ze verder gaan dan het realiseren van een korte termijn financieel rendement voor een enkele partij (zeg maar: ‘winstmaximalisatie’).
  2. Als een ‘reguliere’ investeerder verder wil kijken dan naar het korte termijn financiële rendement en zijn eigen voor- of nadeel.

Verwachting vooraf

Als er iets is waar je een hoog (publiek) rendement van verwacht dan is dat van investeringen in onderwijs. Er is veel literatuur beschikbaar waaruit blijkt dat een investering in een betere/hogere opleiding zichzelf op termijn ruim terug verdient. Je zou hier in deze casus dus ook op voorhand hoge financiële resultaten verwachten. Ik moet de pret echter op voorhand drukken. De studie die ik voor deze blog heb uitgekozen gaat niet sec over de effecten van onderwijs maar over de effecten van het ánders organiseren van onderwijs. Het gaat over de mogelijke effecten van het opzetten van een zogenaamde brede school ten opzichte van het organiseren van regulier onderwijs. De studie die ik heb gekozen als basis is hier te vinden. Zoals gebruikelijk in deze reeks baseer ik me puur op de studie zelf en doe (vooralsnog) geen moeite de bronnen waar de studie zich op baseert te controleren.

Brede school

Een brede school betekent dat meerdere instellingen en functies in een wijk samenwerken. Soms is dat op een zelfde fysieke locatie waar meerdere instellingen en functies worden gehuisvest (in dat geval wordt van een multifunctionele accommodatie of MFA gesproken) maar soms gebeurt de samenwerking ook vanuit ieders eigen plek (en is sprake van een brede school in een netwerk opstelling). Voorbeelden van samenwerkende functies: onderwijs, dagopvang, sportfaciliteiten, buurthuis, gezondheidszorg etc. Het achterliggende idee achter een brede school is dat het zorgt voor meer cohesie in de wijk/buurt en dat het leidt tot betere leerprestaties (door minder schooluitval). Een brede school kan betrekking hebben zowel op het primaire onderwijs als op het secundaire onderwijs. Over de échte effecten van een brede school ten opzichte van meer traditioneel onderwijs is nog weinig bekend en ook deze MKBA-studie moet het hebben van het doen van veel aannames aangevuld met gegevens uit de literatuur en uit interviews. Op het eind van de studie wordt wel een gevoeligheidsanalyse gedaan op de meest cruciale factoren in de berekeningen.

Meest cruciale factoren

De uitkomsten worden in hoge mate bepaald door de mate van ‘achterstand van de wijk’ (hoe meer sprake is van een probleemwijk hoe meer positieve effecten een brede school wordt verondersteld te hebben) en van de grootte van de school (hoe groter de school hoe groter de positieve effecten voor de MKBA). In de studie worden dan ook meerdere gevallen naast elkaar uitgewerkt. Om het niet nodeloos ingewikkeld te maken, focus ik me hier uitsluitend op een brede school MFA rond het primaire onderwijs, waarbij sprake is van een grote school met 1.000 leerlingen in een achterstandswijk. Dit is tevens het scenario waarin de meest positieve uitkomst van de MKBA wordt becijferd.

Ik begin maar bij de conclusie: het rapport stelt dat het totale voordeel van een brede school in dit gunstige scenario ruim € 4,5 mln positief is ten opzichte van het nulalternatief (geen brede school). Het gaat hier om een contante waarde over een periode van 40 jaar berekend. De discontovoet waartegen is contant gemaakt ligt zo rond de 5% (voor de kosten is een andere voet gehanteerd dan voor de baten, vandaar dat ik de term ‘rond’ gebruik). Overigens is naast de al genoemde factoren (achterstandswijk en grootte van de school) ook deze discontovoet van grote invloed op de totaaluitkomsten.

Ik zie het als mijn belangrijkste taak in deze blog om deze ’totaalscore’ van € 4,5 mln uiteen te rafelen naar de onderdelen. Voor wie en waarom is er sprake van een voor- of een nadeel en hoe groot is dat voor-na-deel dan? Ook met het rapport in de hand is dat nog best een puzzel om een beetje simpel na te vertellen …. Ik houd ook niet de volgorde van het rapport aan omdat ik er de voorkeur aan geef de effecten te bespreken naar de stakeholder die het betreft (en niet naar het soort effect waar de studie vanuit gaat).

De leerlingen

Het grootste effect van de brede school zit bij de leerlingen. De studie vertrekt (in het door mij uitgekozen scenario van achterstandswijk en schoolgrootte van 1.000 leerlingen) van een verminderde uitval van 5% en van 2% meer doorstroming naar een hoger onderwijstype. Nogmaals: deze aanname van 5% (en 2%) is niet hard bewezen en bepaalt in hoge mate de uitkomsten van de MKBA. Op basis van arbeidsmarktgegevens en wat mensen bij een bepaalde opleiding gemiddeld verdienen, berekent de studie dat sprake is van sprake is van een NCW van € 6,5 mln door meer werk en hogere inkomens over een periode van 40 jaar van alle cohorten leerlingen.

De ouders

De ouders van de leerlingen (in een probleemwijk) worden geacht door de betere beschikbaarheid van dagopvang en scholing makkelijker te kunnen participeren in de maatschappij. Dat betekent dat ze een hogere kans op het vinden van werk hebben én gemiddeld meer krijgen betaald (dan zonder de nu geboden faciliteiten van de brede school). Er wordt netjes rekening gehouden met de bevolkingsopbouw in zo’n wijk (opleiding, leeftijd, man/vrouw etc). Op basis van enkele literatuurstudies worden beperkte effecten op de arbeidsmarktparticipatie verwacht voor de ouders. De berekende NCW is ruim € 100.000.

De bewoners in de wijk

Omdat de brede school zorgt voor minder uitval in het onderwijs hebben de omwonenden minder overlast van rondhangende jongeren. Niet alleen is de uitval minder, de leerlingen zitten ook nog eens langer (meer jaren) op school, dus tel uit je winst. In dit geval gaat het niet om een echte kasstroom maar om een subjectief effect dat via enquêtes kan worden bepaald. Het gaat dan om een vraag als: hoeveel heeft u ervoor over als er minder overlast zou zijn? Dat bedrag per huishouden wordt dan vermenigvuldigd met het aantal huishoudens in de buurt. Voor zo’n grote school in een achterstandswijk komt de studie op een NCW van een kleine € 500.000.

De maatschappij

Dan een hele brede categorie waaronder ook de effecten van het Rijk en gemeente vallen. Je zou al kunnen stellen dat het Rijk meer inkomstenbelasting genereert op basis van de extra werkgelegenheid die hierboven bij leerlingen en ouders is bepaald. Dat effect kan ik in de studie echter niet terug vinden. De lagere uitval van de leerlingen leidt wel direct tot vermeden kosten. Die kosten betreffen o.a. minder uitkeringen en scholingstrajecten voor anders werkloze jongeren. De studie becijfert hier een NCW van ongeveer € 500.000. Verder komen minder jongeren in aanraking met justitie (minder criminaliteit). Dat betekent minder rechtsgangen, minder gevangenissen etc. De kosten van het in aanraking komen met justitie zijn redelijk goed bekend. De NCW van deze besparing is € 220.000. Dit bedrag is een echte kasstroom. Tenslotte hebben we als maatschappelijk effect nog de toename in de sociale cohesie van de wijk waar de brede school zich bevindt. Dit effect is verre van eenduidig en bovendien geen echte kasstroom. Het gaat met name om een verhoogd gevoel van veiligheid en een verbetering van de leefbaarheid in de wijk. De effecten worden wederom gebaseerd op subjectieve waarderingen uit enquêtes en komen neer op een NCW van € 380.000.

In totaal hebben we daarmee een NCW voor de maatschappij van ruim € 1.000.000. Ruim de helft van dit bedrag is geen echte kasstroom (daar staat tegenover dat een deel van de echte toegenomen belastinginkomsten niet is meegenomen).

De school en andere samenwerkende organisaties

Last but not least: wat is het effect van de samenwerkende organisaties? Veel mensen denken dat een brede school (en dan met name een MFA) tot efficiencyvoordelen leidt. Meerdere instellingen delen immers eenzelfde gebouw en dat scheelt in de bouwprijs en leidt tot een hogere bezetting van de panden. De studie constateert dat dit een misvatting is. Een brede school leidt in de regel tot een hogere bouwprijs omdat de besluitvorming een stuk complexer is. Daar staat dan weer tegenover dat de levensduur van een brede school naar verwachting hoger is (60 ipv 40 jaar). Per saldo neemt de studie aan dat dit aspect van de brede school (de bouw) kostenneutraal is.

Het venijn zit hem in de staart. Een brede school heeft meer personeel en meer onderhoud nodig. Er moet meer worden afgestemd en gecoördineerd, dat leidt met name tot hogere kosten voor personeel. In totaal gaat het om ongeveer € 250.000 extra kosten per jaar die een NCW over 40 jaar oplevert van € 3.700.000 negatief. Er staat weer een klein positief effect tegenover van extra werkgelegenheid van personeel dat anders niet aan werk zou zijn gekomen, becijferd op een NCW van € 160.000 (dit effect kan eventueel ook bij de maatschappij worden opgeteld in plaats van hier bij de organisaties).

Ik heb nog even zitten puzzelen waarom de grootte van de school zo bepalend is voor de uitkomsten. Logisch dat een school van 1.000 leerlingen een groter effect heeft dan een school van 300 leerlingen. Maar voor veel effecten geldt een grofweg gelijk bedrag per leerling of (wijk-) bewoner. De echte vraag is of 3 keer een school van 300 leerlingen zoveel anders is dan 1 keer een school van 900 leerlingen. De grootste verschillen worden bepaald door het schaalvoordeel dat een grotere school heeft bij het uitsmeren van een aantal posten in de vaste-kosten-sfeer. Het totale effect per leerling is dus niet zo heel veel anders voor een kleine versus een grote school en ik vind dat de studie onterecht de indruk wekt dat ‘groter is beter’.

In totaal

Als we zo alles bij elkaar optellen, dan hebben we:

  • Leerlingen: € 6.500.000
  • Ouders: € 100.000
  • Bewoners: € 500.000
  • Maatschappij: € 1.000.000
  • Organisaties: -/- € 3.500.000

Maakt een totale NCW van positief € 4.600.000 hetgeen overeenkomt met het bedrag dat ik in de inleiding al noemde. Van die € 4.600.000 is ongeveer een kleine € 1.000.000 niet als kasstroom aan te merken. We houden dus een harde verdienste over voor alle partijen over een periode van 40 jaar over van ruim € 3.500.000. Let wel: bij een grote school in een achterstandswijk.

Als ik het hele verhaal plat sla zou ik het volgende willen concluderen. Ik zie even af van de subjectieve effecten en beperk me tot de grote bedragen die het totale effect bepalen.

De organisaties moeten ongeveer € 3.500.000 extra uitgeven aan personeel. De positieve effecten daarvan slaan met name neer bij de leerlingen zelf voor een (groter) bedrag van € 6.500.000.

Alle andere effecten (ouders, bewoners en zelfs de maatschappij) zijn nauwelijks bepalend voor de totaalsom.

Maar er zijn nog enkele complicaties

Eerst de gevoeligheidsanalyse. De uitkomsten hangen in hoge mate af van een aantal veronderstellingen. We hebben al gezien dat het bedrag van € 6.500.000 van de extra werkgelegenheid van de leerlingen sterk bepalend is. Dit bedrag wordt in de sommen bepaald door het aangenomen mindere percentage uitval van de leerlingen van 5%. Het omslagpunt van de berekeningen ligt ongeveer bij 2% minder uitval. Dat is ook de reden waarom er bij niet-achterstandswijken nauwelijks een voordeel voor de brede school wordt becijferd. Onder die 2% uitvalvermindering is er dus sprake van negatieve maatschappelijke effecten! Daar staat tegenover dat de gehanteerde discontovoet van met name deze baten van de leerlingen sterk bepalend is. Er is gerekend met een voet van 7% die ten tijde van het uitvoeren van de studie (2007) wellicht te verdedigen was. Nemen we een meer realistische voet van bijvoorbeeld 5% dan levert dat zomaar een extra NCW van bijna € 8 mln op.

De belangrijkste complicatie is wellicht nog het verdelingsvraagstuk waar ook in de studie (in de oplossingsgerichte sfeer) niet bij wordt stil gestaan. Stel al even dat een brede school een flink positief financieel effect heeft. En dus een zeer wenselijk maatregel of investering is. Dan is het een fors probleem dat de investeerder (de school, de kinderopvang, de sportorganisatie etc) elk jaar € 250.000 extra moet uitgeven zonder daar zelf ooit de revenuen van terug te zien. Het zijn de leerlingen die ooit in de toekomst meer gaan verdienen die het rendement zullen ontvangen van deze investering.

Rudy van Stratum

 

 

Wat is rendement 2.0 (deel 2 van een zoektocht)

Wat is rendement? Ik heb de vraag de afgelopen week regelmatig gesteld en meestal is de reactie, maar dat weet je toch wel? Dat is toch logisch! Dat stelt gerust, ware het niet dat op de vraag verschillende antwoorden kwamen. Dus waar iedereen het heel vanzelfsprekend vindt is het nog maar de vraag of we allemaal hetzelfde bedoelen. Logisch dat je zo een discussie over rendementsdenken krijgt.

Googelen

Googel op rendement en het gaat over heel veel onderwerpen. Het rendement van een CV-ketel, het rendement van een motor, ik kwam zelfs het rendement van een blik verf tegen. Om met die laatste te beginnen, het rendement zegt iets over het aantal vierkante meters dat je met een liter van die verf kunt schilderen. Ik denk dan al snel een paar stappen verder: Maar dan moet je toch ook weten of je één of twee lagen nodig hebt? Dan moet je toch ook weten hoe lang die verf blijft zitten? Met andere woorden je verft niet alleen om het verven, het heeft een doel en het is belangrijk dat mee te nemen. Uiteraard komen er bij google ook veel verwijzingen naar financieel rendement langs, daarover later meer.

Het is interessant naar rendement in relatie tot energie te kijken, we hebben het dan over zonnepanelen, CV-ketels, motoren etc. en het energetisch rendement. Rendement is dan, de energie die je er nuttig uitkrijgt ten opzichte van de energie die er in is gegaan (dat heeft in dit geval niet te maken met terugverdientijden o.i.d.). Dus in het geval van een zonnepaneel, de energie die vanaf de zon op het paneel valt vergeleken met de elektriciteit die uiteindelijke geproduceerd wordt. En bij een CV-ketel, de energie in de vorm van gas die er in gaat vergeleken met de hoeveelheid nuttige warmte die het oplevert. Het rendement is dus altijd lager dan 100%, bij een zonnepaneel iets onder de 20% bij een goede ketel rond de 90%. In een formule ziet het er zo uit:

Wat er nuttig uitkomt / Energie die er in gaat   = rendement

Dit was overigens ook het antwoord van mijn dochters tijdens mijn vragenronde. Blijkbaar hebben ze goed opgelet bij natuurkunde. “Rendement is wat je nuttig overhoudt als je ergens wat instopt”, de eerste associatie had dus niets met geld te maken. Volgens mijn dochters kan het over energie gaan maar ook over aardappels. Rendement is dan de hoeveelheid aardappel die op je bord komt in relatie tot de hoeveelheid die je gekocht hebt. Ik legde dit aan Rudy voor en we hadden direct een discussie over aardappels en rendement. Ook hierover, later meer.

 

 

Het valt op dat we in het dagelijkse ‘normale’ leven blijkbaar tevreden zijn als er wat overblijft. Bij een CV-ketel met een rendement van 90% blijft 90% over, maar je zou ook kunnen zeggen dat 10% verloren gaat. In financiële termen zouden we het over een rendement van -10% hebben en dan zijn we helemaal niet tevreden.

rendement energie en geld-02Verder vragen

We zijn nog eens verder gaan vragen. Dit was zo’n beetje wat er uitkwam:

  • Als het je helpt je doel te bereiken
  • De efficiency waarmee je je doel bereikt
  • Het beste wat iets kan opleveren
  • Dat het meer oplevert dan je erin stopt
  • Het meest gunstige
  • Dat wat je nuttig overhoudt als je ergens wat in stopt
  • Dat wat je extra overhoudt als je ergens wat instopt

En een beetje googelen leidt tot het volgende:

  • De verhouding tussen de output en de input in een bepaald proces
  • De opbrengst van een belegging of investering over een bepaalde periode, uitgedrukt in een percentage van de daarvoor gemaakte kosten.
  • Rendement is de opbrengst of winst van een door iemand gedane investering.
  • Je kan het zien als de “winst”
  • Rendement staat voor opbrengst en opbrengst is meestal minder dan wat je erin stopt.

Ik had een leuke discussie tijdens het fietsen toen één van mijn fietsmaatjes zei: “Rendement is wat je extra overhoudt als je ergens wat instopt”. Hoe zit dat dan bij fietsen vroeg ik? “Dan krijg je energie, een goed en voldaan gevoel etc.” Maar dat is niet altijd zo, soms ga je fietsen en heb je vooraf geen zin, gaat het slecht en voel je je na afloop nog belabberd ook. “Dat is het risico,” zei hij, “rendement is altijd verbonden aan risico”. Met andere woorden, je kunt vooraf bedenken dat je een positief rendement gaat halen, maar zeker weten doe je het nooit. Dit leidde wel tot een nieuwe vraag, is rendement echt altijd verbonden aan risico? Of kan ik ook rendement halen zonder risico? Hoe zit dat bij die pot verf? Zit daar ook een risico aan vast? De moeite waard om nog eens verder over na te denken. Dus, voor dit onderwerp, misschien later meer.

Financieel en geld

Hoe zit het dan met rendement in relatie tot geld. Bij onze beperkte steekproef was dat in ieder geval niet het eerste waar mensen aan denken. Maar, zoals je kunt zien, als je gaat googelen komt geld wel heel duidelijk naar voren. En, dan lijkt rendement zo’n beetje hetzelfde te zijn als winst. Rendement is dan het percentage financiële winst, bijvoorbeeld 5 %. Als we dat vergelijken met de meer technische, natuurwetenschappelijke benadering dan zouden we het een rendement van 105% noemen. Immers, 100 ingestopt, 105 nuttig uitgekregen.

Maar wat mij vooral boeit is de verschillende manieren waarop over rendement wordt gedacht. Kunnen we de beredenering die natuurkundigen hebben rondom energie toepassen op financiële issues? Kijk eens naar het volgende citaat:

“Energie wordt niet altijd omgezet in een energiesoort die nuttig is. Bij een brandende lamp wordt de elektrische energie die uit het stopcontact komt omgezet in licht (=stralinsenergie) maar ook in warmte. Deze warmte-energie is eigenlijk ‘verloren’ energie. Het percentage wat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

En laten we eens kijken wat er gebeurt als je energie vervangt door geld. Vrij vertaald krijg je ongeveer dit:

“Geld wordt niet altijd omgezet in iets dat nuttig is. Als je iets koopt wordt een deel van het geld besteed aan de kosten voor materialen en arbeid, een deel wordt omgezet in winst, bijvoorbeeld voor de aandeelhouders. Deze winst is eigenlijk ‘verloren’ geld. Het percentage van je geld dat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

Ook hierover kreeg ik een hele discussie, dus ook hierop komen we later terug. De discussie maakte wel dat ik ’s avonds nog eens op een andere manier naar deze tekst keek. Je zou het ook anders kunnen vertalen:

“Geld wordt niet altijd omgezet in iets dat nuttig is. Als je iets koopt wordt een deel van het geld besteed aan de kosten voor materialen en arbeid, een deel van die materialen en arbeid gaan verloren, bijvoorbeeld in de vorm van onnodige handelingen, inefficiënties, afval of verspilde uren. Dit verlies is eigenlijk ‘verloren’ geld. Het percentage van je geld dat wel nuttig wordt omgezet wordt ook wel het rendement genoemd.”

Met andere woorden, het rendement zegt dan iets over de efficiency waarmee je iets doet, dat staat dan los van winst. We hebben dit vaak genoemd in onze artikelen over verdienmogelijkheden, bijvoorbeeld in relatie tot natuur. De eerste (en wellicht de beste) verdienmogelijkheid waar je naar moet kijken is de vraag of je niet efficiënter kunt werken. Bijvoorbeeld door samen te werken, door zaken te combineren etc. Kijk dit komt al een beetje in de buurt van rendementsdenken. En daar zit ook een deel van de pijn. Als je de heide zo efficiënt mogelijk door schapen wil laten begrazen, dan laat je een vrachtwagen met schapen komen, zorg je voor een tijdelijke afrastering met schrikdraad en laat je de schapen een aantal dagen hun gang gaan. Een stuk efficiënter dan een herder met honden lopend naar de heide te laten gaan en daar de kudde in bedwang laten houden. In dit geval gooi je met de efficiencyslag ook wat weg, maar dat is natuurlijk niet altijd zo. (zie deze artikelen 1 en 2)

Samenvattend, als ik naar het rendement van iets wil kijken, bijvoorbeeld een nieuwe fiets kan ik dat op drie manieren. Hoeveel nut levert het me op wat heb ik er aan, krijg ik veel plezier etc. Dat is gewoon wat het voor mij doet. Ik kan ook kijken naar welk deel van mijn geld werkelijk in de fiets gaat zitten (incl. transport, reclame etc., dat wil ik allemaal meenemen) en welk deel in de keten als winst is uitgekeerd. Ik zou ook nog kunnen kijken of mijn fiets wel op de meest efficiënte manier tot stand is gekomen en in de winkel (of mijn schuur) is beland.

rendement energie en geld-03

Overigens ga ik hierbij dan uit van het rendement dat het voor mij heeft, een fietsenfabriek zal er natuurlijk heel anders naar kijken. Zo ontstaan nog veel meer manieren om naar rendement te kijken.

Conclusie

  • Het heeft te maken met het omzetten van iets. Van aardgas in een warm huis. Of van geld naar veel fietsplezier, of van een zak aardappels naar een maaltijd.
  • Rendement is iets positiefs. Dat wat je overhoudt, dat wat het je extra oplevert etc. Hoe zit dat dan met een rendement van -10%? Nou, dat is niet voor niets een negatief rendement.
  • Rendement gaat over nut. Dat je ergens iets aan hebt, het heeft iets te maken met het doel dat je wilt bereiken.
  • Financieel zien we rendement al snel als iets extra’s, natuurkundig vooral als wat er overblijft.

Stijn van Liefland

Rendementsdenken, goed of fout?

Het afgelopen half jaar had ik veel werk bij de gemeente Delft en dat vroeg veel tijd. Daarnaast hadden we ons boek en zo nog een aantal zaken. Blogs schrijven voor slimmefinanciering schoot er bij in. Nu is het tijd om de draad weer op te pakken. Bij Delft hield ik me bezig met de uitvoering van energiebeleid. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat woningeigenaren gaan investeren in energiebesparing en hoe krijg je zonne-energie projecten van de grond. Het gaat dan vaak over geld, we hebben daar al regelmatig over geschreven (bijvoorbeeld hier). Als je daar dan mee bezig bent komt er van alles op je af, woningconcepten, innovatieve aanpakken, subsidies etc. Ik hoop daar de komende tijd nog wat meer over te gaan schrijven. En dan vooral over de vraag of dat nou wel of niet rendeert.

Iets anders dat me het afgelopen half jaar is opgevallen is dat rendement niet mag. Niet zozeer in energieland, maar in de zorg en in het onderwijs. “Wij zijn tegen het rendementsdenken” stond er regelmatig in de krant en iedereen ook politici sluit zich daar dan snel bij aan.

Wat heeft dat met energiebeleid te maken? Eigenlijk niet veel, behalve dat het allemaal met rendement te maken heeft. In energieland wordt juist snel met allerlei fantastische rendementen gezwaaid die volgens mij vaak niet kloppen. In andere domeinen mag je het niet eens over rendement hebben. Een interessante tegenstelling. Daardoor ben ik me de afgelopen maanden wel af gaan vragen wat rendement nou eigenlijk is. Rudy heeft er een mooie definitie voor, “de mate waarin de inspanning je dichter bij het doel brengt”. Met deze definitie kan je niet tegen rendementsdenken zijn, je wilt immers je doel bereiken.

Je kan rendementsdenken ook op een andere manier interpreteren. Even een korte casus (15 regels) uit het blad “Wageningen World”, een blad voor alumni van de universiteit. In het artikel “zonneweide biedt kansje voor boer” gaat het over de vraag of zonnepanelen meer opleveren dan het telen van gewassen. De onderzoeker concludeert: “een hectare zonnepanelen kan een akkerbouwer meer opleveren dan een hectare graan of aardappelen”. Mooi, kom maar op met die zonnepanelen denk je dan of toch even verder lezen? De investering “is alleen terug te verdienen met een stroomprijs van meer dan 10 cent per kWh, terwijl momenteel 4,5 cent wordt betaald”. Ik concludeer dat het dus een goed rendement heeft als aan alle voorwaarden voor een goed rendement is voldaan, mooie cirkelredenering. Maar zonder dollen, dit is precies wat er volgens mij bij heel veel zaken rondom energie mis gaat. Rendement (in dit geval financieel) wordt gewoon niet serieus genomen. Zo was ik met iemand in gesprek over het renoveren van bestaande woningen naar nul op de meter woningen. Gemiddeld over een jaar netto geen energiegebruik voor alles wat samenhangt met het gebouw (verwarming, installatie etc.). Een forse investering die je door besparing op energiegebruik gaat terugverdienen zo is de gedachte. Ik zei dat dit volgens mij financieel nog niet haalbaar is. De energierekening is te laag of de investering te hoog, het is maar hoe je het bekijkt. Klopt was het antwoord, maar de komende jaren wordt dat veel goedkoper dus dat komt wel goed. Maar, dat weten we dus nog helemaal niet. Misschien wordt het goedkoper, maar voorlopig lijkt het erop dat ook de energieprijzen naar beneden gaan. Het (financieel) rendement blijft dan laag of negatief.

Hoe dan ook we hebben inmiddels twee vormen van rendementsdenken te pakken. Aan de ene kant rendementsdenken wat ‘niet mag’, bijvoorbeeld als het gaat om onderwijs of zorg. Aan de andere kant rendementsdenken wat ik in ieder geval niet wil, naar een positief rendement toe denken. Mijn belangrijkste vraag is eigenlijk, waarom zijn mensen tegen rendementsdenken in de eerste variant? Gewoon netjes op een rijtje zetten wat de uitgaven en de opbrengsten zijn, wat is er op tegen? We gaan op zoek naar het antwoord en dat begint bij nog eens opnieuw nagaan wat we eigenlijk met rendement bedoelen. We hebben al eerder over rendement geschreven, kijk bijvoorbeeld hier of hier. Toen ging het vooral om rekenen, nu gaat het vooral om de vraag wat we ermee bedoelen.

 

Stijn van Liefland

rendementsdeneken 2-02