Categoriearchief: SF

Blogs die kern van oude slimmefinanciering vormen

5 verdienmodellen voor (gratis) apps

Hoe kun je toch geld verdienen met een gratis app? Dat was gisteren tijdens een uitzending van ‘De rekenkamer’ de leidende vraag. Er was een klip en klaar antwoord in de uitzending: er zijn 5 manieren om geld te verdienen als je een gratis app aanbiedt. Laten we ze eens langslopen.

5 manieren

Het maken van een app kost geld. Waarom investeren ontwikkelaars tijd en geld in het maken van een gratis app? Door het terug te verdienen op een van de volgende 5 manieren:

  • Reclame aanbieden tijdens gebruik van de app.
  • Beperkte omgeving aanbieden, volledige toegang kost geld (freemium model).
  • Merk building.
  • Data verkoop.
  • 2-zijdig business model.

 

1 = het aanbieden van reclame

Je installeert een gratis app. En elke keer tijden het spelen (gebruik) wordt er reclame in beeld getoond. Van alle vertoningen blijkt ongeveer 0,5% op de advertentie te klikken. En per klik betaalt de aanbieder van de advertentie ongeveer € 0,20 – € 1. Stel dat je 1.000.000 advertentievertoningen per dag hebt, dan zal bij een klikpercentage van 0,5% 5.000 keer worden geklikt. En dat betekent bij een ‘cost-per-click’ van laten we zeggen € 0,50 een omzet van € 2.500 per dag. En dus van ruim € 75.000 per maand.

Waarom zou een aanbieder van advertenties willen betalen voor een klik? Iemand die klikt is nog niet iemand die iets koopt. De uitzending ging hier verder niet op in, maar slechts een deel van de 5.000 kliks zal uiteindelijk ook daadwerkelijk iets kopen.

Dit verdienmodel is vergelijkbaar met dat van de commerciële tv-zenders. Je kunt gratis tv kijken maar wordt wel om de haverklap ‘lastig gevallen’ (er zijn mensen die reclame als ideale plasmomenten zien overigens) met reclame die in de regel ook wat luider wordt afgespeeld.

Een variant op dit verdienmodel is het afkopen van de reclame. Je gaat er dan vanuit dat de reclame op zich niet zo veel gaat opleveren, maar dat je je er wel aan gaat storen. Overigens hoeft het hier niet om reclame te gaan, je kunt ook steeds mededelingen als ‘pop-up’ in beeld krijgen. Als je dan lekker aan het spelen bent dan krijg je de gelegenheid de ergernis af te kopen. Het geld gaat dan rechtstreeks naar de app-bouwers.

Ook dit verdienmodel kennen we wel. Vroeger had je op de publieke omroepen geen of minder reclame en betaalde je daarvoor ‘kijk- en luistergeld’. Ook het nieuwe initiatief van ‘De reporter’ gaat een krant zonder reclame uitbrengen (natuurlijk betaal je voor de content, maar meer dan je zou moeten betalen als er ook sprake zou zijn van reclame).

In termen van onze beslisboom is bij dit verdienmodel sprake van ófwel een verborgen behoefte (je blijkt te verleiden tot een aankoop van een product van een reclamemaker) ófwel van verborgen kosten (er is sprake van ergernis en verspilde tijd en bent bereid die af te kopen).

2 = freemium model

Bij een freemium model kun je gewoon gratis de app downloaden. Maar tijdens het spelen blijken bepaalde mogelijkheden te zijn voorbehouden aan zogenaamde ‘premium’ spelers. Om premium speler te worden en dus van alle mogelijkheden gebruik te kunnen maken, moet je bijbetalen. Deze bijbetalingen worden ‘inapp’ aankopen genoemd. Een getrapt model dus, je start met gratis en vervolgens kom je bij afslagen die je verplichten tot betaling. Het geld gaat hier vanzelfsprekend rechtstreeks naar de app-bouwers (los even van de afdracht voor Apple).

Ook dit model kennen we wel. Als je in de supermarkt een gratis stukje kaas krijgt om te proeven, dan is het uiteraard de bedoeling dat je zo enthousiast wordt dat je een groot stuk gaat kopen. Dit verdienmodel gaat uit van een drempel verlaging, het is een manier om gratis kennis te maken met de voordelen van het product. Het heeft ook wel iets van een ‘locked-in’ effect. Als je er eenmaal in zit dan kun je niet meer terug. Vergelijk het met Google en de vele diensten. Allemaal gratis maar je raakt op den duur zo verstrikt in hun web aan faciliteiten dat je eigenlijk niet meer zonder kunt. Er dan een betaald model van maken is natuurlijk een optie.

Het doet me ook wel denken aan de goedkope printers die je een aantal jaren geleden kon kopen. Voor € 49 Euro had je dan een nette printer waarvan je wist dat ze hem voor dat geld niet konden maken. Maar om de 3 maanden werd dan het geld verdiend met de verkoop van cartridges die per stuk ergens rond de € 25 waren (kostprijs van enkele Euro’s).

3 = merk building

Producenten bieden ook gratis apps aan. Het is dan de bedoeling dat je van de producent gaat houden. Je wilt dolgraag hun producten kopen omdat het gebruik van de app en het plezier dat je daaraan beleeft gekoppeld wordt aan het product en het merk.

Het verdienmodel voor de app-bouwer (de producten, de merk-houder) is dan dat voor vergelijkbare producten een hogere prijs kan worden gevraagd. Merkentrouw wordt beloond met een hogere verkoopprijs van het product.

Ook niet nieuw natuurlijk. Volgens mij is dit wat Michelin honderd-plus jaar geleden al deed. Michelin is een bandenmerk. Ooit heeft iemand daar bedacht een ‘Michelin-gids’ te gaan maken. Deze gids geeft dan aan waar je op hoog niveau kunt eten. De gids deelt sterren uit aan de beste restaurants. De gids heeft zo’n enorme invloed op de keuze van bezoekers dat we spreken van ‘sterren-restaurants’ en van ‘sterren-koks’ alleen al door de vermelding in de gids. Misschien is de gedachte ooit geweest dat dit restauranten-bezoek tot extra gereden kilometers leidt en dus tot hogere slijtage aan banden. Maar vooral is het zo (denk ik) dat Michelin als zo’n fijn merk wordt gezien dat je meer over hebt voor een Michelin-band dan voor een willekeurige vergelijkbare band.

Doet me denken aan de denkfout die een beroep doet op de ‘wederkerigheid’. Denk aan de Hara-Krishna’s die je op het station een gratis bloem geven. Waarna een collega Hare-Krishna 25 meter verderop je om een gift vraagt. Het blijkt dan dat je ná een gift eerder bereid bent iets terug te geven. Dit verdienmodel doet dus een beroep op je ingebouwde neiging de balans van geven en nemen te herstellen. Je wilt niet achterblijven met een schuldgevoel.

4 = verkoop van data

De vierde manier om geld te verdienen aan gratis apps is om de gegevens van de gebruiker op te slaan en door te verkopen. De gegevens worden dan alsnog gebruikt om u gerichter van reclame te kunnen voorzien zodat u eerder overgaat tot koop van een product. Theoretisch zou je gevoelige privé-informatie natuurlijk ook kunnen gebruiken om mensen te chanteren, maar deze mogelijkheid laat ik hier verder buiten beschouwing.

Het verdienmodel aan de kopende kant (de producent) is ook wel duidelijk. De producent kan met deze nieuwe informatie met een beperkter marketing-budget toe om eenzelfde omzet te genereren. Of omgekeerd, kan met eenzelfde marketingbudget tot een hogere omzet en bijbehorende winst komen.

Overigens is de stelling van de rekenkamer dat men zich over het algemeen niet of nauwelijks bewust is van dit verdienmodel. De boodschap is eigenlijk: er is niet zoiets als gratis. Ook hier is sprake van verborgen kosten. Wil je wel dat de app-bouwer zoveel over je te weten komt?

5 = 2-zijdig business model

Wat houdt deze wat cryptische omschrijving in? Het betekent dat de gebruiker gratis de app kan gebruiken en dat er ‘aan de achterkant’ partijen bereid zijn te betalen voor informatie. Neem als voorbeeld een vacature-site als Monsterboard, die met eenzelfde model werkt. Als werkzoekende kun je gewoon gratis inschrijven. De vacature-site ontleent zijn waarde aan het feit dat er veel werkzoekenden zijn ingeschreven. Pas dan is het mogelijk voor een werkgever om snel en efficiënt te zoeken in een database aan geschikte kandidaten voor zijn vacature.

In app-land gaat het dan bijvoorbeeld om een vergelijkingssite. Je bent op zoek naar een nieuwe tv en wilt snel alle informatie zoals prijzen op een rij. Ook wil je graag weten wat andere gebruikers van het product vinden. Je wordt dan doorgestuurd naar een winkel en die betaalt een bedrag aan de vergelijkingssite per verkocht product. Of het gaat om een site die je helpt een reis te boeken. Het verdienmodel is hier dat er een ‘aanbrengfee’ wordt afgerekend. Een vergoeding dus voor de bemiddeling tussen koper en verkoper.

Verdienmodel 5 heeft wel wat weg van nummer 4 (het verkopen van informatie). Maar in dit geval van het 2-zijdig business model is er in de regel sprake van een échte verkooptransactie waarna er pas wordt afgerekend. De informatie sec wordt ook niet (per se) verkocht maar blijft bij de tussenpartij.

Rudy van Stratum

Rendement van zonnepanelen (deel 2)

In het vorige artikel heb ik de rationele kant van een investering in zonnepanelen laten zien. Financieel zeer aantrekkelijk, maar wel onder de voorwaarde dat je het geld niet ergens anders voor nodig hebt. Naast deze rationeel financiële kant spelen ook andere zaken. Als eerste een aantal argumenten dat minder financieel is maar wel van belang, als tweede de vraag of de afweging werkelijk rationeel is of vol met denkfouten zit.

Andere argumenten

Als het rendement zo mooi is en het geld beschikbaar, waarom dan zo lang gewacht? Bij al dit soort investeringen (groot of klein) spelen ook andere overwegingen een rol.

  • Wordt 14 panelen niet heel erg zwaar op een dak? Kan ons dak daar wel tegen? Dat bleek mee te vallen, er was geen extra ballast nodig voor de panelen, dus niet veel extra gewicht.
  • Dan krijg ik weer zo’n installateur over de vloer, moet ik thuisblijven, veel rommel etc.
  • Ik moet allerlei formulieren invullen voor subsidies.
  • Er moet een nieuwe leiding door het huis komen, waar komt die? Hoe gaat dat eruit zien? Hoeveel troep geeft dat?
  • Etc.

 

Je zou dat allemaal verborgen kosten kunnen noemen en proberen te vertalen in financiële argumenten. Maar het gaat eigenlijk om iets anders, heb je er een goed gevoel bij of niet. Vooraf zie je er erg tegenop, achteraf blijkt het allemaal wel mee te vallen. Na een halve dag was de installateur klaar, een paar uur opruimen (één kamer moest i.v.m. een nieuwe kabel leeggemaakt worden) en schoonmaken en dat was het. Is hier een denkfout voor? Ja ik denk het wel, Les 3 uit Rudy z’n lessen psychologie “korte termijn bevrediging is belangrijk, we hebben last van tijdsvoorkeur”. Ook hier, geen panelen is genot op korte termijn of in ieder geval geen gedoe. En, die korte termijn kan zich vervolgens eindeloos herhalen.

Denkfouten

Ik ben zelf natuurlijk de laatste die kan inschatten of ik bij mijn afweging denkfouten heb gemaakt maar ik ga het toch proberen. Eerst iets over de achtergrond van dit project. De gemeente Delft heeft sinds een aantal jaar het project steek energie in je woning om particuliere woningeigenaren te verleiden energiemaatregelen te nemen. Per wijk wordt een campagne georganiseerd en gekeken welke maatregelen passen bij de woningen in die wijk (gezien leeftijd van de woning, type etc.). Zonnepanelen was één van de maatregelen die door de gemeente en een groep bewoners was uitgewerkt.

Samen met een kleine groep bewoners heeft de gemeente een tweetal bedrijven geselecteerd voor dit project (op basis van prijs, kwaliteit, service etc.). Omdat de verwachting is dat er relatief veel deelnemers in een klein gebied zijn bieden deze bedrijven een korting voor de deelnemende huishoudens.

Denkfout 1. De gemeente en bewoners hebben kritisch gezocht naar een goed bedrijf, dat zal dus wel goed zitten. Ik heb nog wel gegoogeld of er geen problemen waren met het bedrijf of de panelen maar heb niets negatiefs kunnen vinden. Denkfout vermeden? Ja en nee. Ik ben op zoek gegaan naar negatieve informatie en heb die niet gevonden. Maar ik ben niet op zoek gegaan naar andere bedrijven. Is er werkelijk geen bedrijf dat het goedkoper of beter kan? Zijn deze bedrijven echt zo goed? Ik ben toch in availability bias en authority bias (gemeente) getrapt. Ik zou me daar nu natuurlijk wel wat zorgen over moeten maken, maar dat doe ik niet. Ik weet op basis van mijn rendementsberekeningen dat het aanbod van dit bedrijf zeer aantrekkelijk is. Dus als er iemand beter is kan het nooit heel veel zijn (maar dat is natuurlijk weer een geval van cognitieve dissonantie, achteraf goed praten / denken).

Denkfout 2. Hoewel het aanbod van zonnepanelen zonder meer aantrekkelijk is heb ik niet naar alternatieven gekeken (afgezien van niets doen en geld op de bank laten staan). Het was natuurlijk beter geweest om te kijken wat het rendement is van een nieuwe CV-ketel, wasmachine of het isoleren van een muur, dak of vloer. Al deze alternatieven leiden ook tot minder CO2 uitstoot en mogelijk ook tot een financieel rendement. Een ander mogelijkheid is investeren in een windmolen, geen idee wat dat oplevert, had ik natuurlijk wel moeten weten… Nog een geval van availability bias, maar ook van de alternatieve paden.

Denkfout 3. De subsidiepot die het rijk beschikbaar stelde voor zonnepanelen was bijna leeg toen ik mijn besluit genomen had. Het ging om een aardig bedrag (15% van de investering). Daarnaast dreigde een importheffing voor panelen uit China. Haast is geboden, zelf denk ik dat ik een weloverwogen besluit heb genomen, of is hier toch sprake van schaarstedwaling?

Denkfout 4. “En als ik nou de komende tijd wat minder verdien en het zit wat tegen?” “Ja, maar zo erg zal het ons toch niet tegenzitten, wij hebben hier toch goed over nagedacht? In ieder geval beter dan de meeste andere mensen. Trouwens het zou heel goed kunnen dat die panelen veel meer op gaan leveren dan gemiddeld, in het westen schijnt de zon meer en ons dak is perfect ..” Overconvidence-effect?

 

Stijn van Liefland

Rendement van zonnepanelen (deel 1)

Deze week zijn er 14 zonnepanelen op ons dak geplaatst. We hebben een plat dak en in de omgeving geen daken die hoger zijn, een ideale situatie want op een plat dak kunnen de panelen perfect georiënteerd worden. Verder worden de panelen niet gehinderd door schaduw van andere gebouwen. Hoewel de panelen financieel zeker rendabel zijn was het toch een lastig besluit. Het leek mij aardig in het kader van onze series over rendement en denkfouten kort verslag te doen van mijn zoektocht die uiteindelijk tot deze beslissing leidde.

De aanleiding om deze panelen te kopen ligt al ver achter ons. Toen we ruim 5 jaar geleden gingen verhuizen en er behoorlijk wat verbouwd moest worden wilden we dat ook duurzaam doen. Dat viel nog niet mee, maar dat is een ander verhaal. Eén van de ideeën was zonnepanelen op het dak. Maar verhuizing en verbouwing kosten veel geld en zonnepanelen waren duur. Het compromis, bij het vervangen van de dakbedekking in ieder geval zorgen voor een voorziening waarmee je later eenvoudig zonnepanelen op het dak aan kunt brengen. Nu, 5 jaar later zijn zonnepanelen een stuk goedkoper geworden en lijkt een investering in zonnepanelen zeer aantrekkelijk.

Als eerste het rationele verhaal, het financiële rendement. In het volgende deel een aantal andere overwegingen en kijk ik of er geen denkfouten gemaakt zijn.

Rationeel, het rendement

Kort een aantal cijfers:

  • De aanschaf en installatie van de 14 panelen kost in totaal € 4.342,=. Dit is na aftrek van subsidie en korting vanwege collectieve aanpak (daarover later meer).
  • Volgens de leverancier leveren de panelen jaarlijks gemiddeld 3024 kWh op.
  • Bij een kWh prijs van €0,23 is dat jaarlijks € 695,=.
  • Dit leidt tot een terugverdientijd van iets meer dan 6 jaar, niet slecht.

 

Nou is er natuurlijk een alternatief scenario (lees de serie over rendement), in dit geval het geld op de bank laten staan tegen een rente van 1,6%. Daar staat tegenover dat ik de jaarlijkse opbrengst uit de panelen ook netjes op een rekening stort en daar ook 1,6% rente over krijg. Om een lang verhaal kort te maken, het maakt niet veel uit, na een kleine 7 jaar staat er in beide scenario’s evenveel op de bank (komt dus vrijwel overeen met de terugverdientijd). Leuker is het na tien jaar te kijken, dan staat er bij het scenario zonnepanelen € 2.400,= meer op de bank (na 20 jaar is dat zelfs € 10.000,=). Hieronder staan de tabellen met berekeningen.

rendement zonnepanelen

Toch speelt er meer. Voor een zzp-er zijn het onzekere tijden en spaargeld is er ook om moeilijke tijden te overbruggen. Stel nou dat het tegenvalt met het werk, de auto en de wasmachine kapot gaan en dat er een flinke investering in het huis nodig is (lekkage, schilder o.i.d.). Over 5 – 6 jaar is dat geen probleem (of in ieder geval geen groter probleem dan een paar weken geleden), de panelen hebben dan voldoende opgeleverd. Als het over drie weken gebeurt zou ik waarschijnlijk snel spijt krijgen van deze onbezonnen actie (wijsheid achteraf). Het dilemma, hoog rendement maar op korte termijn minder geld beschikbaar heeft steeds door mijn hoofd gespeeld en daardoor heb ik de beslissing steeds uitgesteld. Zo’n twee maanden geleden heb ik een truc bedacht (of constructie) om uit dit dilemma te komen.

Rationeel, constructies

Naast alle betaalrekeningen en spaarrekeningen die ons gezin heeft heb ik ook nog een depositospaarrekening. Hierop staat een flink bedrag voor tien jaar vast met een rente van 4%. We hebben het nooit over dit geld, het valt volledig buiten ons huishoudboekje. Als we iets willen (dure vakantie, auto, verbouwing of wat dan ook) dan kijken we op al onze rekeningen behalve deze. Het is bedoeld voor mijn pensioen dus daar blijven we af. Maar je kunt het wel gebruiken. Als je geld op wilt nemen betaal je een boete van 5% en uiteraard krijg je over het opgenomen bedrag niet meer de mooie rente van 4%.

Het eerste idee was de zonnepanelen van deze rekening te betalen. De 5% opname kosten beschouwen we gewoon als extra investeringskosten. Het alternatieve scenario is dan geld op een rekening laten staan met 4% rente. De jaarlijkse opbrengst storten we weer op een nieuwe depositorekening (voor mijn pensioen), deze levert nu bij dezelfde bank een rente van 3,2% op (looptijd 10 jaar). In dit scenario hebben we na 8 jaar evenveel geld op onze rekeningen staan als in het scenario niets doen en geld op de depositorekening laten staan. Geen slecht scenario, want ook hier geldt, de inkomsten blijven doorlopen en op langere termijn levert het meer op. Feitelijk is deze constructie een lening: van mijn persoonlijke pensioenfondsje aan mijzelf.

Het kan natuurlijk nog slimmer, het geld is er nu wel en het geld van de depositorekening is pas nodig als we heel veel pech krijgen. De constructie wordt dus zonnepanelen betalen uit onze reserveringen voor calamiteiten en de calamiteiten (als die zich voordoen en er niet voldoende geld beschikbaar is) betalen uit de depositorekening en deze vervolgens weer aanvullen met winst uit de zonnepanelen. Waarschijnlijk is dat niet nodig maar het grootste risico is hiermee afgedekt, de constructie wordt daarmee een garantstelling.

Dan blijft er nog één scenario over, namelijk dat alles op korte termijn zo tegenzit en we heel veel geld nodig hebben. Het zou kunnen dat spaarrekeningen en depositie gezamenlijk voldoende waren geweest en dat nu (na deze investering) niet meer zijn. Dat is dan het risico dat we nemen bij deze investering, met de volgende overwegingen:

  • De investering is niet extreem hoog gezien de bedragen op de verschillende rekeningen
  • Het gaat om een beperkte periode die redelijk te overzien is
  • We kunnen altijd onze vrienden en familie nog heel lief aankijken
  • We kunnen tegen die tijd misschien wel weer een nieuwe constructie bedenken. Bijvoorbeeld het verkopen van onze panelen, ze wel op het dak laten staan en jaarlijks een deel van onze uitgespaarde energiekosten aan de koper overmaken. (constructie eigendom afstaan)

 

Stijn van Liefland

 

Groei van crowdfunding

“Het bedrag dat in Nederland wordt opgehaald via crowdfunding stijgt sterk dit jaar” meldt de Volkskrant op 2 augustus. Een wat ouder bericht maar dat krijg je als je op vakantie bent en na afloop nog eens alle oude kranten doorneemt. Ik vind het een interessant artikel gezien de discussies die ik regelmatig meemaak waarin crowdfunding aan de orde komt.

In 2012 werd met behulp van crowdfunding € 14 mln. opgehaald, in de eerste zes maanden van 2013 maar liefst € 13 mln. Het lijkt er dus op dat het bedrag dat door middel van crowdfunding binnengehaald wordt dit jaar zal verdubbelen. Daarbij moeten we er ook nog rekening mee houden dat er in 2012 een zeer succesvol project was dat verantwoordelijk was voor meer dan de helft van het geld (de Windcentrale) . Het achterliggende onderzoek is uitgevoerd door Douw&Koren die er een mooie infographic bij gemaakt hebben.

douwenkoren

€ 13 mln. in een half jaar is een hoop geld, maar tegelijkertijd,  het is minder dan € 1,= per Nederlander. Het is dus veel, zeker gezien de bedragen die in de voorafgaande jaren werden binnengehaald, maar het is in mijn ogen ook weinig. Stel dat het de komende jaren 10 keer zo veel wordt dan is het op de hele economie nog steeds weinig. Wat niet wegneemt dat het voor de afzonderlijke projecten natuurlijk heel veel op kan leveren.

Van de € 13 mln. van de eerste helft van dit jaar ging maar liefst € 10 mln. naar ondernemingen die geld nodig hebben voor investeringen. € 3 mln. ging naar ideële doelen zonder winstoogmerk (kunst, milieu, wijken etc.). Dat laatste is natuurlijk wel heel weinig (maar voor een project kan het voldoende zijn).

Nu naar de discussies die ik regelmatig voer. Daar gaat het over het algemeen over het financieren van een ontwikkeling die in de categorie ideëel valt of in ieder geval algemeen belang (natuur, monumenten, groen in de stad etc.). De vraag is vrijwel altijd, hoe komen we aan voldoende middelen? Crowdfunding wordt de laatste tijd dan vaak genoemd als mogelijkheid. Ik ben dan wat sceptisch, je moet er ook een hoop voor investeren (publiciteit en dergelijke) en het resultaat is onzeker. Dit artikel bevestigt voor mij dat veel geld ophalen met crowdfunding voor ‘ideële doelen’ niet zo vanzelfsprekend is. Er gaat tot op heden maar weinig geld in om en lijkt mij daarom op het eerste gezicht niet heel kansrijk.

Maar er is ook een andere analyse mogelijk. Ondernemers hebben de weg van crowdfunding weten te vinden en halen daar in absolute zin een flink (maar relatief gezien klein) bedrag mee op. De non profit sector is nog niet zo ver (of er zijn teveel sceptici zoals ik…) en moet werken aan een inhaalslag, dan kan ook deze sector flink wat geld ophalen. Zeker als crowdfunding zo blijft groeien als de afgelopen jaren.

Stijn van Liefland

 

 

 

De Rekenkamer: het rendement van een spaarlamp

Een prima aflevering van de fantastische reeks ‘De Rekenkamer’, over het rendement van een spaarlamp. Ik kan hier de link naar uitzending gemist opnemen maar die in binnen enkele maanden ongetwijfeld niet meer werkend.

Beslisboom

Dit is nu een mooie casus om de beslisboom aan te toetsen. Ik haal de belangrijkste kengetallen uit de aflevering van 25 juli 2013 naar voren voor het rekenvoorbeeld.

Een gewone lamp kost bij aanschaf € 1 en gaat ongeveer een jaar mee. Een goede spaarlamp kost ongeveer € 9 en gaat ongeveer 10 jaar mee. De besparing op de energiekosten is uiteraard afhankelijk van de energieprijs en het verbruik op jaarbasis, maar gemiddeld komt een gewone lamp op een energielast van € 9,20 per jaar terwijl een spaarlamp het doet voor € 1,84 per jaar.

Over een periode van 10 jaar is de totaallast van een gewone lamp daarmee € 102 (10 keer de lamp + energiekosten/jr) en die van een spaarlamp € 27,40 (1 keer de aanschafprijs + 10 keer de energiekosten/jr). Op jaarbasis bespaar je dus €7,46 per spaarlamp.

Door met de ratio

Maar we hebben natuurlijk niet 1 lamp in ons huis. Gemiddeld is sprake van 44 lampen in een huis waarvan er ongeveer 28 gloeilampen zijn. Een spaarlamp heeft technisch wat beperkingen (met name de opstarttijd van 10 seconden) waardoor niet overal een spaarlamp kan worden toegepast. Laten we daarom eens uitgaan van 15 zinvolle vervangingen per huishouden, hetgeen de som oplevert van een besparing van € 111 per jaar voor een gezin.

Dan is er nog een kleine correctie nodig. Oude gloeilampen zetten een flink deel van hun energie om in warmte. Dat betekent dat bij vervanging door spaarlampen dus iets meer gestookt moet worden om dezelfde temperatuur in huis te krijgen. De rekensom leert dat het hier gaat om ongeveer 11 kuub gas à € 0,65 oftewel € 7,15 op jaarbasis. Brengt het totaalvoordeel na correctie van stookkosten op € 103,85 per jaar per gezin.

Maar ….?

Toch worden lang niet alle lampen (in Nederland) vervangen door spaarlampen. De beslisboom laat overtuigend zien dat de rationele som een financieel voordeel oplevert. Is er dan sprake van verborgen kosten? Of van denkfouten? Wat zien we over het hoofd?

In de aflevering worden de volgende nadelen genoemd:

– een langere opstarttijd van spaarlampen. Dat argument hadden we al meegenomen. Daarom vervang je in een trapportaal de gloeilamp niet door een spaarlamp.

– de andere (mindere) kwalitatieve eigenschappen van spaarlampen. Dit is wel een belangrijk argument. Spaarlamplicht staat bekend als ongezellig, minder sfeervol en kleuren komen niet goed tot hun recht. Ook werken onder een spaarlamp is wellicht minder productief. Het is dus een beetje appels met peren (ja, leuk) vergelijken.

– dan heb je nog de mogelijk andere negatieve eigenschappen van spaarlampen voor het milieu. In spaarlampen zit kwik en dat is giftig. Als een spaarlamp thuis kapotvalt dan moet je dat heel voorzichtig volgens voorschrift opruimen, dat is ongemak. En verder worden de spaarlampen als het goed is gerecycled, maar dat kost wel moeite van wegbrengen. Ik neem aan dat de kosten van het recyclen zelf al zijn verwerkt in de aanschafprijs van de spaarlamp zelf.

De belangrijkste nadelen hebben we nog niet genoemd. En die gaan richting categorie denkfouten:

– Een spaarlamp is dan wel goedkoper op jaarbasis maar het gaat wel om een hogere aanschafprijs in de winkel. En niet zo’n klein beetje hoger, maar liefst 9 keer zo hoog. Je kunt dus 9 gewone lampen in je karretje laden in plaats van 1 spaarlamp. Uit de serie denkfouten weten we dat we zijn geprogrammeerd om voor de korte termijn voordelen te gaan. Het moeilijke rekensommetje maken we pas achteraf. Het kost dus moeite om dit denksysteem te overrulen met argumenten.

– En deze is zeker zo belangrijk. Het gaat dan wel om een echte besparing maar het gaat om zo’n € 100 per jaar. Op het totale budget van een gezin is dat peanuts. Verder is het ook geen sexy product, het is niet top of mind. Een hoop gedoe om voor iets onbelangrijks honderd euro per jaar te besparen, en dan ook nog met minder gemak en een lagere kwaliteit.

Toch doorzetten

Dus er is een financieel voordeel op rationele gronden, maar als we alles meerekenen inclusief denkfouten dan valt de beslissing nadelig uit. Althans, het gaat niet zo hard als je wellicht zou verwachten. Maar toch moest de lamp er komen. Wat zit daar dan achter?

Natuurlijk de voordelen voor het milieu. Hoewel we de kwik hebben (lang niet opgelost, omdat in de praktijk lang niet alle lampen worden gerecycled). En hoewel we weten dat het in totaal weer niet zo heel veel zoden aan de dijk zet. Hadden we met dezelfde publieke inspanning niet een veel hoger milieu-resultaat kunnen bereiken?

Vermoedelijk wel. Dus wat zijn we dan nog vergeten? We hebben nog niet naar de belangen gekeken. Zoals in de uitzending al wordt gesteld: ‘de producenten van spaarlampen zullen op de tafel hebben staan dansen bij het verbod op productie van oude gloeilampen.’ Er is dus een belang voor Philips die zijn oude machinepark voor gloeilampen al heeft terugverdiend, en nu een concurrentie voordeel kan behalen door de productie van spaarlampen op te voeren en versneld de reeds gedane investering in het nieuwe machinepark terug kan verdienen. De latere toetreders, landen in het verre oosten die 10 jaar geleden nog hele nieuwe fabrieken hebben neergezet om oude lampen te maken, hebben het nakijken.

Ex-minister Cramer ontkent dit niet, maar buigt de vraag om naar ‘win-win’. Philips heeft er dan een voordeel bij, maar wij als maatschappij ook. Het woord lobby neemt ze daarbij overigens niet in de mond. Ja, ze heeft vroeger voor Philips gewerkt. ‘Maar daarom weet ik ook zo goed wat er allemaal speelt in die wereld’.

Epiloog

En zo hebben we de hele beslisboom doorlopen. Rationeel de getalletjes op een rijtje gezet. Geconstateerd dat de aanschaf van een spaarlamp economisch rendabel is. Toen de verborgen kosten en denkfouten op een rij gezet. En geconcludeerd dat er nog bezwaren overblijven die verklaren waarom de verkoop en productie van spaarlampen maar beperkt van de grond komt/kwam.

En toen verklaard waarom de overheid een zetje heeft gegeven (een ‘nudge’) om de productie van oude gloeilampen te verbieden. Waardoor we nu toch aan de spaarlamp gaan en we de komende 10 jaar zullen meemaken dat de kwaliteit (en gezelligheid) omhoog zal gaan omdat investeringen in die richting lonend zijn geworden.

Rudy van Stratum

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (4): nawoord, verdienmogelijkheid niets doen

Gaandeweg een onderzoek komen er altijd nieuwe gezichtspunten, vragen en ideeën naar voren. Zo ook bij ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. In de zijlijn van ons onderzoek speelden twee vragen. Als eerste de vraag wat is natuur in Nederland eigenlijk? Afgeleid daarvan, hoe zijn natuurgebieden in Nederland ontstaan en wie bepaalt uiteindelijk wat natuur is? Voor ons onderzoek was dit niet van belang. Immers een hoop gebieden hebben het etiket natuur gekregen (een gegeven) en voor ons was de enige vraag hoe ga je het beheer in de toekomst financieren. De tweede vraag die regelmatig opkwam was waarom het beheer van natuur eigenlijk zoveel geld kost, waar wordt dat geld eigenlijk aan uitgegeven?

Om met de eerste vraag te beginnen, wat is natuur in Nederland eigenlijk en hoe is dat zo gekomen? Ik vertel niets nieuws, maar natuurgebieden zijn uiteindelijk gewoon de gronden waar we niets mee konden. De heidevelden, de zandverstuivingen, de Oostvaardersplassen, de bossen op de Veluwe hebben met elkaar gemeen dat er in het verleden geen geld mee te verdienen viel en we er ook geen geld aan wilden uitgeven. Gevolg was dat we ze lieten liggen en de natuur haar gang kon gaan. Nu vinden we dat prachtige gebieden en willen we vooral wat er is in stand houden of wat er vroeger was (zand en heide) weer terugbrengen. Vervolgens noemen we het een natuurgebied en krijgt het een beschermde status. Het is niet uit te sluiten dat we over 50 of 100 jaar een aantal nieuwe natuurgebieden hebben, verlaten dorpen, bedrijventerreinen of kantoren waar de natuur uiteindelijk wel raad mee weet.

Waarom kost beheer van natuur dan zoveel geld? We hebben dat niet uitgezocht, maar zo voor de vuist weg kom ik op het volgende:

  • Het moet veilig zijn. Dat betekent dat allerlei vormen van beheer nodig zijn, afrasteringen om te voorkomen dat groot wild over de snelweg loopt, bomen kappen of snoeien die om dreigen te vallen, bossages verwijderen die de waterafvoer belemmeren etc. Je zou kunnen zeggen min of meer noodzakelijk onderhoud.
  • We willen graag dat wat wij natuur noemen (met al haar soorten) behouden zoals het nu is (of vroeger was). Dat betekent dat we de heide af moeten plaggen of laten begrazen, dat we bossen uitdunnen, graslanden maaien, dat we proberen te voorkomen dat een moeras verandert in een bos etc. Ik vermoed dat hier het meeste geld naartoe gaat.
  • We willen een mooi landschap. Dat is heel duidelijk bij landgoederen, daar is de beeldkwaliteit wellicht belangrijker dan de natuurwaarden. Maar ook in andere gebieden speelt dit, denk aan houtwallen, open gebieden etc.

Samenvattend natuurgebieden zijn plekken waar we niets aan konden verdienen en niets aan uit wilden geven, nu kosten deze gebieden een hoop geld omdat we ze willen houden zoals ze zijn. Een nieuw verdienmodel dient zich hiermee aan, laat de geschiedenis zich herhalen. De natuurgebieden van nu leveren te weinig op en kosten te veel. Waarom niet een tijdje niets doen, de natuur haar gang laten gaan en vervolgens als er geld is (maar ook als dat er niet is) zien we over een aantal jaar wel wat er van geworden is. Ongetwijfeld hebben we dan iets heel anders dan we nu hebben, maar is het daardoor minder waardevol of minder natuur? Laten we maar eens kijken hoe we er dan over denken.

Mijn stelling is dat niets doen in veel gebieden een prima verdienmogelijkheid is. Uitzonderingen zijn altijd mogelijk, veiligheid van bezoekers is belangrijk en we kennen natuurlijk een aantal gebieden die zo uniek en bijzonder zijn dat we daar wellicht wel door moeten gaan met het beheer. Maar voor het overige, laat maar gaan en we zien wel wat er gebeurt. Natuurlijk kan het zo zijn dat de natuurliefhebber het hier niet mee eens is of misschien wel de meerderheid van Nederland. Dat komt er dan vanzelf wel uit, als we het echt belangrijk vinden wordt het een verkiezingsitem, groeien de ledenaantallen van natuurorganisaties en zullen er meer donaties komen. Met andere woorden volgens mij is een tijdje niets doen een hele goede verdienmogelijkheid en mocht ik er naast zitten dan komen andere mogelijkheden vanzelf weer in beeld.

Stijn van Liefland

 

 

 

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (2): belang van verdienmogelijkheden

Dit is het tweede artikel naar aanleiding van ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Vandaag bespreken we de verdienmogelijkheden in algemene zin. Centrale vraag: wat is het belang van de vele verdienmogelijkheden die genoemd worden. In het derde en laatste artikel komen de verdienmogelijkheden afzonderlijk aan de orde. Meer informatie over ons onderzoek in het vorige artikel of in ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Onder verdienmogelijkheden verstaan wij manieren om geld te verdienen (dat je vervolgens vrij kunt besteden) of manieren om geld te besparen (waardoor je meer kunt doen met minder geld). In ons onderzoek naar verdienmogelijkheden zijn we gestart met het terugbrengen van ruim 100 verdienmogelijkheden tot 14 hoofdcategorieën. Om tot deze 14 categorieën te komen waren feitelijk twee criteria van belang:

  • Het vermoeden dat het hier om een substantiële verdienmogelijkheid gaat
  • Het vermoeden dat deze verdienmogelijkheid op meerdere plekken toepasbaar is

 

Het gaat hier om vermoedens maar, uiteraard gebaseerd op ervaring, literatuur etc. Een mogelijkheid die we bijvoorbeeld niet meegenomen hebben is het verpachten van grond voor een gasverdeelstation waar een landgoed veel geld mee verdient. Het gaat hier weliswaar om een substantiële verdienmogelijkheid, maar deze is echter op een zeer beperkt aantal plaatsen (mogelijk slechts één) toepasbaar. De 14 mogelijkheden zijn vervolgens verder onderzocht door middel van een enquête en literatuurstudie en gesprekken met experts.

Na dit onderzoek hebben we het aantal categorieën nog verder ingedikt tot 7. Veel verdienmogelijkheden uit de eerdere 14 bleken bijvoorbeeld samen te hangen met natuurbeleving. Het verkopen van apps, activiteiten gericht op natuurbeleving en sponsoring appelleren allemaal aan de ‘liefde’ voor de natuur. De mogelijkheden die samenghangen met de verkoop van grond voor andere activiteiten werden als minder gewenst gezien en hebben we in het vervolg buiten beschouwing gelaten.

De overgebleven verdienmogelijkheden hebben we verder onderzocht door middel van gesprekken met experts en aanvullende literatuur. Om het belang van deze overgebleven verdienmogelijkheden duidelijk te maken hebben we het resultaat in een grafiek afgebeeld. Hierin laten we zien wat de mogelijkheid voor Nederland als geheel kan betekenen en voor de individuele terreineigenaar of beheerder.

De grafiek laat drie zaken zien:

  • Op de verticale as de opbrengst voor heel Nederland, anders gezegd, wat kan deze verdienmogelijkheid de natuursector opleveren. Hoe hoger in de grafiek hoe meer de mogelijkheid oplevert.
  • Op de horizontale as het aantal hectaren waar de mogelijkheid toegepast kan worden , naar mate de mogelijkheden verder naar rechts staan kan de mogelijkheid op een groter oppervlakte of in meer gebieden toegepast worden.
  • Tot slot geeft de grootte van de bollen de verdiencapaciteit per hectare weer.

rankinggroen slimfin_grafiek 5

Het valt op dat de meeste verdienmogelijkheden voor de natuursector als geheel niet heel veel opleveren. Mogelijkheden als horeca, natuurbegraafplaatsen en crowdfunding worden de laatste tijd veel genoemd als het gaat om verdienmogelijkheden. Voor de sector als geheel leveren deze echter relatief weinig op. Wat niet wegneemt dat een goede crowdfundingsactie of een natuurbegraafplaats voor een specifiek gebied wél veel zoden aan de dijk kan zetten. Vandaar de relatief grote bollen.

Minder sexy en al wat oudere mogelijkheden als efficiency door samenwerking en oogsten (uitgesplitst in twee vormen, hout en overig) kunnen de sector wel veel opleveren. Voor beide mogelijkheden geldt dat het al gebeurt maar dat er verder geoptimaliseerd kan worden.

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (1): introductie en geldstromen

In de eerste helft van dit jaar hebben wij in opdracht van InnovatieNetwerk onderzoek uitgevoerd naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Aanleiding van dit onderzoek was allereerst het boek “Waardevol Groen”. Hierin wordt welliswaar een groot aantal verdienmogelijkheden benoemd maar ontbreekt het aan een waardering van deze mogelijkheden. Zo wordt niet duidelijk wat de verschillende mogelijkheden opleveren en op welke schaal deze toepasbaar zijn. Een tweede aanleiding zijn (dreigende) bezuinigingen voor de natuursector. Een belangrijke vraag waar de sector mee worstelt is hoe het beheer van natuurgebieden de komende jaren gefinancieerd kan worden. (Nieuwe) verdienmogelijkheden bieden wellicht een oplossing.

De opdracht was om door middel van een kort onderzoek meer richting te geven aan het grote aantal verdienmogelijkheden dat in diverse publicaties genoemd wordt. Belangrijkste 2 vragen:

  • Wat kan een verdienmogelijkheid opleveren voor de natuursector als geheel in Nederland?
  • Op welke schaal zijn de verdienmogelijkheden toepasbaar, vrijwel overal in Nederland of alleen op specifieke plekken?

Uitgangspunt bij het onderzoek is dat de verdienmogelijkheden moeten helpen bij de financiering van het beheer, bijvoorbeeld om een mogelijke bezuiniging op te vangen. Een jaarlijks terugkerende geldstroom is daarbij dus van belang. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de website van Innovatienetwerk. In een serie van 3 artikelen gaan we hier kort op het rapport. In dit eerste artikel komen de geldstromen in de natuursector aan de orde, in de volgende twee artikelen komen de verdienmogelijkheden aan de orde.

Geldstromen

Gedurende het onderzoek ontstond er behoefte om meer duidelijkheid te krijgen over de geldstromen in de natuursector. Immers als we een verdienmogelijkheid vinden die zeg € 10 miljoen oplevert voor de natuursector, dan willen we graag weten of dat veel of weinig is. Het viel ons op dat een totaaloverzicht van de geldstromen in de natuursector niet te vinden is. Of laten we het zo stellen, wij hebben het niet kunnen vinden, als het er is, dan is het goed verstopt. Er zijn wel veel lijstjes met uitgaven, subsidiestromen, begrotingen etc. te vinden maar wij waren vooral geïnteresseerd in het totaalplaatje.

Het blijkt nog niet mee te vallen om al deze cijfers bij elkaar te krijgen en vervolgens met een consistent verhaal te komen. Om een voorbeeld te geven, er gaat vanuit de overheid veel geld naar de natuur, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies voor aankoop en beheer van gebieden, voor natuurorganisaties en voor agrarisch natuurbeheer. Maar er gaat ook geld naar de natuur in de vorm van compensatie voor andere activiteiten zoals de aanleg van de tweede Maasvlakte of het uitdiepen van de Westerschelde. Dan gaat er ook nog geld naar natuur doordat natuurontwikkeling meelift op andere ontwikkelingen zoals waterveiligheid.

Wij hebben ons beperkt tot de gelden die als hoofdoel natuur en een min of meer structureel karakter hebben. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om middelen voor de aankoop en het beheer van gebieden. Uiteindelijk ligt de focus bij de geld dat beschikbaar komen voor beheer. Ons onderzoek naar verdienmogelijkheden gaat immers ook over de financiering van het beheer van natuur. De belangrijkste geldbronnen zijn subsidies, charitas en economische activiteiten.

De cijfers hebben we vervolgens verwerkt tot onderstaande diagram dat een beeld geeft van de geldstromen.Hierin is ook een bezuiniging opgenomen en laten we zien hoe je deze bezuiniging op kunt vangen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was zal er op details vast wat op aan te merken zijn, aan de grote lijn die deze figuur laat zien zal dat weinig afdoen.

rankinggroen slimfin_stromen a3

Stijn van Liefland

Waardering en financiering van de Nederlandse natuur

Onlangs bracht de raad voor de leefomgeving en infrastructuur het advies “onbeperkt houdbaar” uit over de vernieuwing van het natuurbeleid en de financiering hiervan. Op de site van het rli is ook een aantal onderliggende studies beschikbaar. Eén daarvan trok mijn aandacht, “Waardering en financiering van de Nederlandse natuur”.

Het onderzoek is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen en heeft als ondertitel “Argumenten voor grootschalige innovatie in private financiering van natuur, onder blijvende eindverantwoordelijkheid van het Rijk”. Daarmee is de conclusie al duidelijk, want argumenten tegen komen blijkbaar niet aan de orde, maar dat terzijde. Het is een publicatie die bij snelle lezing nogal rommelig overkomt, een verzameling argumenten, maar er staan wel interessante dingen in. Ik bespreek niet de hele publicatie maar alleen een aantal zaken die voor mij nieuw of verrassend zijn.

5 markten voor natuur

De onderzoekers maken een indeling in 5 markten voor natuur. De eerste markt is die van de ecologie of biodiversiteit. Het gaat hier voor een groot deel om ethische argumenten. Veel mensen maken zich zorgen om het uitsterven van soorten. 97% van de in de EU ondervraagde burgers geeft aan dat ze het voorkomen van verlies aan biodiversiteit als een morele plicht zien. Deze zorgen uiten zich echter verschillend, op lokaal niveau kan je vanwege economische motieven tegen bescherming zijn (en bijvoorbeeld voor de aanleg van een weg) terwijl je je wel zorgen maakt over het uitsterven van soorten elders. Dan zijn er drie markten voor beleving, lokaal, regionaal en nationaal. Tot slot is er de vijfde markt van indirecte diensten (ecosysteemdiensten, etc.). Het verschil van deze laatste markt met de eerste vier is dat het hier niet om de natuur zelf gaat maar om wat de natuur oplevert. De auteurs zeggen het niet, maar eigenlijk lees je: deze diensten zijn mogelijk ook op een andere manier te krijgen.

Het onderscheid tussen de drie belevingsmarkten is van belang omdat de onderzoekers constateren dat recreanten op verschillende plekken recreëren (logisch) maar dat de inkomsten op die plekken daar niet gelijk mee opgaan. Als voorbeeld komt een zeiler op de Waddenzee aan bod. De boot ligt in Lelystad, droogvallen op de Waddenzee kost niets en incidenteel wordt een haven op een waddeneiland aangedaan. De inkomsten van het Waddengebied zijn derhalve gering, het meeste geld voor deze recreatieve activiteit (liggeld, onderhoud boot, inkopen etc.) wordt uitgegeven in Lelystad. Heel Nederland is tegenwoordig zeer mobiel en bezoekt overal in het land natuur, tot heel veel uitgaven in het gebied zelf leidt dit niet. Als ik voor me zelf spreek, wanneer ik nog een uur moet rijden ga ik liever uit eten in mijn eigen woonplaats (je kunt er dan een fles wijn bij drinken, bent na afloop lekker snel thuis etc.) dan naast het natuurgebied.

Extra economische pijlers zouden tot meer inkomsten in en rondom gebieden kunnen leiden. Denk aan een skipiste, een kartbaan of hotel met zwembad. De onderzoekers stellen dat dit weinig met de natuur te maken heeft maar economisch interessant kan zijn. Maar tegelijkertijd leidt het op een hoger niveau tot sub-optimalisatie. De natuur is beter af zonder deze attracties en de mensen die deze attracties bezoeken wonen veelal in de stad. Ergo, zet ze dan daar neer waar ze het beste tot hun recht komen. Probleem is wel dat de inkomsten dan niet meer terecht komen bij de natuur. Daarom een pleidooi voor de rijksoverheid als verantwoordelijke die voor verdeling van middelen zorgt en niet de provincies.

Waardering van natuur

De onderzoekers besteden veel aandacht aan de vraag hoeveel waarden mensen aan natuur hechten. Eén van de trucs is kijken waar hele rijke mensen wonen. Miljonairs wonen relatief vaak (meestal) in het groen, conclusie, als je een vrije keuze hebt kies je voor groen. Een andere manier waarop de waarde die mensen aan groen hechten wordt geïllustreerd is aan de hand van het aantal recreatieve overnachtingen. Het blijkt dat mensen met weinig groen in de omgeving jaarlijks 4,5 meer recreatieve overnachtingen hebben ten opzichte van mensen die in een groene omgeving wonen. Conclusie, mensen zoeken compensatie voor een gebrek aan groen. Ik vraag me dan wel meteen af of hier een storende factor meespeelt (zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat mensen die in een minder groene omgeving wonen rijker zijn en zich dus meer overnachtingen kunnen permitteren). Maar ik zie ze niet direct. Blijkbaar hebben we er dus heel wat voor over om in of nabij de natuur te zijn. In totaal gaat het om ca. 20 miljoen extra overnachtingen, kosten € 500 mln. Daarmee heeft overigens ook en plaatselijk gebrek aan groen een waarde voor de economie, want dat leidt tot meer recreatieve overnachtingen, dus meer omzet in die sector, dus meer economische groei.

De onderzoekers constateren dat natuur bijna niets kost en, dat de kosten die gemaakt worden vooral het gevolg zijn van negatieve externe effecten van andere activiteiten, bijvoorbeeld compensatie voor stikstofdepositie, ontwatering of de doorsnijding met infrastructuur. Met andere woorden, “de verhogende kosten voor natuurbeheer worden aanwijsbaar veroorzaakt als zij-effect (…) in het proces van economische waardecreatie van anderen”. Eigenlijk wisten we dat wel, economische activiteiten hebben externe effecten en iets of iemand anders heeft daaronder te leiden. Maar, hier leidt het bij mij toch tot een nieuw inzicht want we beheren dus niet alleen omdat we bepaalde soorten zo graag terug willen laten komen of in stand willen houden, maar ook (om het maar bot te stellen) omdat anderen er een rotzooi van maken. Met ons belasting- en subsidiestelsel knopen we dan de eindjes weer aan elkaar. Een pleidooi dus om subsidies te laten bestaan, één van de aanbevelingen in het rapport.

De natuurconsument

Tot slot houden de onderzoekers een pleidooi om meer inzicht te krijgen in het gedrag en de wensen van de natuurconsument. Ze spreken zelfs over een “customer relationship management systeem” voor de natuur. Albert Heijn weet door de bonuskaart heel goed wat de wensen zijn van de consument. Wat de natuurconsument doet en wat hij / zij wil is veel minder bekend. Welke gebieden worden gewaardeerd en waarom? Welke wensen heeft de natuurconsument? Hier is uiteraard al onderzoek naar gedaan, maar te weinig en vooral onder te weinig mensen. Een aardig initiatief is de hotspotmonitor waar iedereen aan kan geven welke natuur hij of zij waardeert en waarom.

Op basis van deze kennis kan je vervolgens het beheer aanpassen en efficiënter uitvoeren. Dat is weer een aardige brug naar de eerdere discussie over de schaapsherder. Het gaat er vanuit deze optiek helemaal niet om welke begrazingsmethode duurder, goedkoper of efficiënter. Eerst moet de vraag beantwoord worden wat de natuurconsument wil en vervolgens kijk je wat daarbij de best passende oplossing. Bij die laatste vraag mogen de kosten natuurlijk ook een rol spelen.

 

Stijn van Liefland

 

 

 

Rendement (6), niet financiële kosten en baten

Ik had deze aflevering willen beginnen met mijn eigen hobby, schaatsen en de aanschaf van een paar nieuwe dure schaatsen. Maar we hebben het in de vorige twee afleveringen over de schaapsherder gehad en het zal inmiddels duidelijk zijn, rendement gaat niet alleen over financiële kosten en baten. Rendement kan ook in andere kwaliteiten zitten, als het om mijn schaatsen gaat bijvoorbeeld meer comfort, betere bocht kunnen rijden, stabieler op het ijs, etc. Voor de schaapskudde zit dat in de hogere belevingswaarde  van het landschap en een goed gevoel voor heel veel mensen.

De voorbeelden, Rudy zijn versterker (vorige aflevering), mijn schaatsen en de schaapskudde op de heide laten allemaal zien dat we niet uitsluitend investeren om er financieel beter van te worden. Soms is dat heel duidelijk zoals bij een paar schaatsen, maar soms is het schimmig. Stel we gaan een nieuwe woonwijk aanleggen en extra investeren in een groene omgeving. Waarom doen we dat dan? Vinden we het gewoon belangrijk dat er meer groen komt? Of is er een financieel motief, woningen in een groene omgeving leveren meer op en kunnen we dus met meer winst verkopen? In de praktijk loopt dit nogal eens door elkaar.

Zo starten projecten soms met het idee dat het financieel rendeert, als dat dan niet zo is dan halen we er allerlei argumenten bij om het idee er alsnog door te krijgen. De zonnepanelen zijn inderdaad niet rendabel, maar ze dragen wel bij aan het imago van uw bedrijf. Andersom gebeurt het ook, we willen iets omdat we dat gewoon belangrijk vinden (bijvoorbeeld natuur of een paar nieuwe schaatsen) en proberen er vervolgens een financieel kloppend verhaal van te maken. Daar zit natuurlijk een risico in, anderen zullen ook met financiële argumenten komen, je moet dus stevig in je schoenen staan. En, als je begint met financiële argumenten is het natuurlijk raar om aan het eind van de rit een negatief financieel rendement goed te praten door allerlei bijzondere waarden op te voeren.

Voorbeeld

Stel dat we een groot project hebben met meerdere partijen, bijvoorbeeld de uitkoop van een agrarisch bedrijf zodat de natuur meer ruimte krijgt. We kunnen dan eerst eens kijken wat dit voor alle partijen over een langere periode aan inkomsten en uitgaven betekent. Het uitkopen en de herinrichting kosten geld, inkomsten zijn er ook, agrariërs in de omgeving kunnen hun bedrijf juist uitbreiden en mogelijk is er een toename van recreanten door mooie nieuwe natuur. We kunnen dat allemaal in een grote tabel zetten en vervolgens net als in de tweede aflevering het totale resultaat over alle partijen berekenen. De kans is vrij groot dat we dan tot de conclusie komen dat dit financieel een slecht plan is. Maar, een deel van de partijen zijn nooit voor financieel rendement met dit project begonnen. In dit geval zal het doel eerder op het vlak van natuur en landschap liggen. Tijd dus om niet financiële waarden (of inkomsten en uitgaven) in beeld te brengen.

Even voor de vuist weg, aan de inkomstenkant zou kunnen staan een mooier uitzicht, meer biodiversiteit, een betere waterkwaliteit, een goed imago voor de streek, gezondere burgers etc.. Mogelijk zijn er ook uitgaven of kosten die we niet direct financieel doorrekenen. Mogelijk moeten mensen omrijden door nieuwe natuur en wordt een aantal ondernemers juist belemmerd in hun uitbreidingsmogelijkheden.  Vervolgens kijken we of het bij deze kosten en baten om een van de deelnemende partijen gaat, of het om een nieuwe partij gaat of dat het om (een deel van) de maatschappij gaat. We kunnen dat vervolgens allemaal netjes in ons schema zetten. Daarmee hebben we in ieder geval transparant gemaakt wat de  investering voor de diverse partijen oplevert.

rendement site-07Twee vragen zijn vervolgens van belang. Als eerste is het goed de vraag te stellen of het hier werkelijk om niet financiële kosten en baten gaat of dat het uiteindelijk toch gewoon om Euro’s gaat? Best lastig, maar ik noemde gezondere burgers. Die zullen zich prettiger voelen en dat is lastig te vertalen in euro’s. Maar, als ze minder vaak ziek worden dan wordt het een ander verhaal, minder ziekteverzuim, minder kosten voor medische zorg etc. Hier kunnen we wel degelijk een prijskaartje aan hangen. Ook een mooier uitzicht kunnen we financieel vertalen. Een woning met een mooi uitzicht is meer waard dan een woning zonder mooi uitzicht. Maar, lastig punt, iemand die helemaal niet van plan is de woning te verkopen zal er niets aan verdienen en moet het uitsluitend doen met de niet financiële baten, het mooiere uitzicht (mogelijk gaat deze persoon zelfs een hogere OZB betalen, maar dat terzijde). Uiteindelijk zijn veel van de niet financiële baten uiteindelijk toch te vertalen in concrete geldstromen. Dit even los van de vraag of dat altijd wenselijk is.

De tweede vraag is of alle ingrepen en investeringen voldoende bijdragen aan de realisatie van het doel. We hebben het hier in de eerste aflevering al over gehad, bij de start van een project is er als het goed is een duidelijk doel (harder schaatsen, mooier geluid, mooier landschap etc.). Als we het over rendement hebben draait het uiteindelijk om de vraag welke bijdrage de investering levert aan het realiseren van dit doel. Je zou het ook anders kunnen stellen als er rechts onderin de figuur een negatief getal staat, moeten de partijen gezamenlijk dat bedrag bij elkaar brengen om de waarden die in de tabel staan te realiseren. De vraag is dus eigenlijk, zijn al die gerealiseerde waarden me dat geld waard. In ons voorbeeld is het dus de vraag of het mooiere uitzicht, het beter imago, de gezondere burger etc. € 100.000 waard is.

Omgekeerd moet je dit natuurlijk ook doen bij een investering die wel financieel rendeert. Wat kost deze ingreep alle relevante partijen. In euro’s komt er een positief bedrag uit (het rendeert immers), maar weegt dat op tegen alle schade die deze ingreep veroorzaakt?