Categoriearchief: SF

Blogs die kern van oude slimmefinanciering vormen

TEDx-Leiden, Financing the Future, impressie

Afgelopen vrijdag nam ik deel aan de TEDxLeiden, financing the future. De TEDx in Leiden had als thema een robuust en duurzaam financieel systeem. Het programma bestond uit een groot aantal lezingen en een aantal films. Hier kort wat ik als de hoogtepunten heb beschouwd en mijn persoonlijke reflectie. Te zijner tijd is een video verslag te vinden op www.tedx-leiden.nl. Voor wie het niets zegt, TED staat voor Technology, Education en Design(1).

Tony Greenham, geld

Tony Greenham van the New Economics Foundation (NEF) (link) houdt een lezing over geld. Hij heeft drie vragen: Wat is geld? Waar komt geld vandaan? En wie maakt geld?

Wat is geld? Mijn conclusie naar aanleiding van deze eerste vraag, we zijn helemaal vergeten waarom we geld gebruiken. Typerend is wat er op een briefje van 20 pond staat, ‘de centrale bank geeft in ruil voor dit biljet 20 pond’. Maar wat krijg je dan? Een nieuw briefje, twee briefjes van 10? Geld is in de afgelopen eeuwen steeds meer een doel op zich geworden, een handelswaar. Terwijl het eigenlijk bedoeld is om waarden en vertrouwen uit te kunnen wisselen. Of zoals Tony Greenham het zegt, geld moet de maatschappij helpen bij enorme problemen.

Waar komt geld vandaan? Voor 97% is geld afkomstig van private banken. Deze kunnen uit het niets geld scheppen door leningen te verstrekken die niet gedekt zijn. Korte termijn winst is daarbij de drijfveer. Het geld kost de bank niets terwijl ze wel rente krijgen over de verstrekte lening, dat is makkelijk verdienen. Wij komen hier later nog een keer op terug want hadden al eerder besloten dit onderwerp verder uit t diepen.

Wie maakt geld? Volgens Tony Greenham kunnen we allemaal geld maken en moeten we ons dus vooral niet afhankelijk opstellen ten opzichte  van banken. Kort door de bocht is zijn recept, breng zaken bij elkaar, materialen, opgaven, mensen, tijd etc. en zorg voor vertrouwen. Wanneer je deze zaken onderling wilt uitwisselen dan kan je daar met elkaar iets voor bedenken. Dat heet dan geld. Zolang mensen elkaar vertrouwen werkt dit systeem en heb je geen bank nodig. Anders gezegd, zolang er voldoende grondstoffen, hulpmiddelen, mensen en tijd zijn en er is vertrouwen in elkaar, dan kan geld nooit het probleem zijn om iets voor elkaar te krijgen.

Mijn persoonlijke conclusie na het verhaal van Tony Greenham, geld is niet het probleem, maar hoe we er mee omgaan. Het is een middel om waarden uit te kunnen wisselen terwijl we het steeds meer als doel op zich zijn gaan zien.

Maria Scordialos, Griekenland

Meest indrukwekkende was de slotlezing door Maria Scordialos. We kunnen wel stellen dat het financieel systeem in Griekenland niet meer zo werkt als het ooit bedoeld was. Maria Scordialos laat ons zien wat voor gevolgen dit heeft en wat voor nieuwe initiatieven er ontstaan.

Zij is er uitgebreider op in gegaan, maar hier kort een aantal gevolgen.

  • Een enorme werkeloosheid, vooral onder jongeren
  • Veel daklozen
  • Medische zorg vooraf betalen
  • Voedsel wordt apart weggegooid zodat andere dat eventueel nog kunnen gebruiken
  • Trek van stad naar platteland

Dit gebeurt er dus als een financieel systeem instort. Maria Scordialos geeft aan dat mensen nu een keuze maken tussen liefde en angst. Angst leidt tot het aanhangen van extreem rechts en polarisatie. Liefde leidt tot allerlei nieuwe verbanden en initiatieven. En zo groeit in de crisis ook iets moois. Mensen werken samen, geven belangeloos onderdak aan elkaar, organiseren de keten zelf en schakelen zo de tussenhandel uit.

Ook ontstaat er een nieuwe vorm van crowdfunding. Hier gaat het niet om geld maar om zaken die écht nodig zijn om iets voor elkaar te krijgen. Mensen met tijd en vaardigheden, gereedschappen en materialen worden bij elkaar gebracht om in de openbare ruimte zaken voor elkaar te krijgen (laten we het maar crowdbuilding noemen). Een bevestiging van wat Tony Greenham eerder op de dag al zei, als je de grondstoffen en de juiste mensen hebt, dan kan geld het probleem niet zijn.

Ik heb een belangrijke les geleerd uit het verhaal van Maria Scordialos en zie een parallel met de orkaan Sandy die vorige week over de oostkust van de VS raasde. Als het er echt op aan komt (een natuurramp of het in elkaar storten van een financieel systeem) dan heb je weinig aan geld. Je hebt dan veel meer aan goede relaties in de buurt en een goed sociaal netwerk dat elkaar helpt. Je kunt dat netwerk negatief zien als een soort verzekering tegen rampen maar veel mooier is dat deze verzekering je ook direct wat oplevert in de vorm van een boeiender sociaal leven.

Vele voorbeelden en inspiratie

Tijdens de dag werden verschillende films van eerdere TED-talks vertoond en kwamen diverse initiatieven ter sprake die laten zien hoe je op een andere manier aan maatschappelijke waarden kunt werken. Ik noem er een aantal verpakt in lezingen of als lezing op zichzelf:

  • www.wehelpen.nl (marktplaats voor het vinden en verbinden, organiseren en delen van hulp)
  • Brixton pound (lokale munt in wijk van London, bedoeld om de lokale economie te stimuleren)
  • Energiek Leiden (lokaal initiatief, helpt bij energiebesparing en duurzame energie, www.energiekleiden.nl, site vermoedelijk nog niet af)
  • Nudge(site om duurzame ideeën te delen, te bespreken en te ondersteunen, www.nudge.nl)
  • Crowdfunding (zie eerder artikel)
  • Singelpark Leiden (lokaal initiatief om met de gemeenschap een park aan te leggen langs de singel in Leiden www.singelpark.nl)

Het valt op dat het hier allemaal initiatieven zijn die van onderaf ontstaan. In een tijd dat de overheid zich terugtrekt en vooral bezuinigt is dit natuurlijk heel belangrijk. Maar, ligt hier werkelijk de sleutel voor een robuust financieel systeem?  Ik heb daar niet direct een antwoord op, maar weet wel dat er een hoop geld omgaat tussen bedrijven, financiële instellingen, multinationals en noem allemaal maar op. Bij een robuust financieel systeem moeten we zeker ook nadenken over de plek die deze partijen krijgen.

Tot slot, ik ben hier absoluut  niet volledig geweest en doe waarschijnlijk een hoop mensen te kort. Kijk daarom vooral over circa twee weken naar het videoverslag www.tedx-leiden.nl

Stijn van Liefland

 

(1).Deze organisatie organiseert meerdere keren per jaar evenementen waarop mensen inspirerende ideeën verspreiden. De TEDx is een lokale variant volgens een vaste formule, dat betekent, een aantal films van eerdere TED-talks, lezingen en wat vermaak.

 

 

Financiële denkfout (5): wederkerigheid

Beschrijving

De denkfout van de wederkerigheid betreft een ingebouwde verplichting die we voelen als we iets zomaar voor niets krijgen. Onbewust willen we iets terug doen, iets terug geven, zodat de balans weer wordt hersteld. We vinden het dus niet fijn om bij iemand in het krijt te staan. Als we op deze manier in ‘onbalans’ zijn is het lastig om neutraal, objectief, onbevooroordeeld naar een plan of voorstel te kijken. We zullen onbewust een voorkeur hebben voor die opties die de balans van geven en nemen herstellen.

Voorbeelden

Eerst een voorbeeld van Dobelli dat te mooi is om te laten liggen. Ik moet zeggen dat ik er zo nog niet eerder naar had gekeken. Het gaat over de Hare Krishna volgelingen die je vroeger regelmatig op straat tegen kwam. Je kreeg dan zomaar een bloem op straat aangeboden. Omdat het zulke vriendelijke mensen waren nam je de bloem aan. Eenmaal uit zicht gooide je de bloem dan ergens in de prullenbak. Natuurlijk voelde je je schuldig. Maar weer honderd meter verder stond er een collega Hare Krishna en die vroeg ditmaal om een kleine bijdrage. Volgens Dobelli ging het hier om een bewuste strategie (geven, schuld, vragen) die financieel aantrekkelijk was. In economische termen: (giften zonder bloemen < giften minus kosten aanschaf bloemen).

Voor andere voorbeelden hoeven we niet zo ver te zoeken. In de zakenwereld is het een bekend fenomeen. Je nodigt iemand uit voor een etentje en je verwacht op termijn handel te kunnen drijven. Het is zover ik kan nagaan zelfs het fundament van de aanpak van de vastgoedfraude: eerst een flesje wijn, dan een uitnodiging voor een race wedstrijd, dan een duurder horloge als kerstgeschenk, tot er geen weg meer terug lijkt en je tot elkaar veroordeeld bent. Je hebt geaccepteerd en je moet dus een keer terug geven.

Evaluatie

De oorsprong van de wederkerigheid heeft een economisch fundament. In goede tijden geef je als jager je overschotten weg in de hoop dat je in slechte tijden mee mag delen in de overschotten van anderen. Voor wat hoort wat. Maar onuitgesproken, zonder officiële contracten of afspraken. Het was een gezonde overlevingsstrategie waarbij je samen beter af was dan alleen. Weggeven als economische buffer, een virtuele voorraad aanleggen bij je collega-jagers. De uitvinding van de koelkast heeft flinke deuken geslagen in dit primaire wederkerigheidsprincipe. Zodra je zelf voorraden kunt aanleggen ben je minder afhankelijk van de giften van anderen.

Misschien zou je kunnen zeggen dat de uitvinding van de koelkast en van het geld (het institutionaliseren van overschotten en tekorten) de oorspronkelijke wederkerigheid van de kwetsbare jager overbodig heeft gemaakt, maar dat onze interne systemen zich nog niet hebben aangepast aan die nieuwe werkelijkheid.

Financiering van landschap 11, Streekfonds (voorlopig slot)

Dit is voorlopig de laatste aflevering in de reeks over financiering van het landschap. Gaandeweg in onze zoektocht is het wellicht meer over natuur en landschap gegaan dan alleen landschap. Tja voor een deel bepalen we de inhoud naar aanleiding van vragen die bij ons leven, voor een ander deel door wat er op onze weg komt. We hebben het gehad over de vraag waarom er geld naar het landschap moet, wat je kunt verdienen met het landschap, wat de waarde is van het landschap en over een zakelijke aanpak. Als we de komende tijd verrassende zaken tegenkomen vullen we het dossier verder aan (suggesties of bijdragen zijn altijd welkom).

Wat mij betreft mist er in de serie nog één onderwerp en dat zijn de financieringsconstructies. In mijn ogen zijn in de kern de financieringsconstructies voor het landschap en natuur niet wezenlijk anders dan voor welk ander thema. Een belangrijk verschil is wel dat er een enorme persoonlijke betrokkenheid is bij natuur en landschap, veel meer dan bij andere thema’s. Er is een aantal constructies dat specifiek hier van uit gaat. Ik wil er in deze aflevering drie behandelen: het streekfonds, de streekrekening en nieuwe Malebossen.

Het vakblad Landwerk heeft in 2011 een special uitgebracht over landschapsfondsen. Kort door de bocht een landschapsfonds is een rekening waar allerlei partijen, burgers, ondernemers, overheden etc. geld op kunnen storten en waar de ontwikkeling of het beheer van een bepaald gebied uit gefinancierd wordt. Het gaat feitelijk om het samenvoegen van geld dat al bestemd was voor het landschap (vanuit de overheid) met donaties van verschillende partijen (daar kan ook de overheid weer bij zitten). De eerste indruk is dat het hier niet om heel grote bedragen gaat. Voor het landschapsfonds Amstelland doneren 1100 mensen €  20,=, dat lijkt weinig. Maar, het interessante is dat een fonds het mogelijk maakt om allerlei potjes bij elkaar te brengen. Zo is er een streekrekening gekoppeld aan het landschapsfonds en dat leverde €  15.000,= aan rentedonaties op. Snel rekenend kom je dan al op € 37.000,=. Of dat veel is kan ik eigenlijk niet beoordelen, het is maar net de vraag wat je voor elkaar wilt krijgen. Het landschapsfonds kan ook een belangrijke rol spelen in de communicatie, een duidelijke betrouwbare plek waar geld heen kan en garantie voor goed beheer van dit geld. De landschapsfondsen bestaan nog niet zo lang, mogelijk gaat het meer leven en nemen daardoor de donaties toe. Zeker iets om in de gaten te houden.

De streekrekening is ooit bedacht door de ASN-bank en overgenomen door de Rabobank. In het kort, geld dat op de rekening wordt gestort blijft van de inleggende partij, die ontvangt daarover ook een normale rente. De inlegger heeft de keuze om minimaal 5% (max. 100%) van de rente te doneren aan het streekfonds. De Rabobank doneert nog eens 5% van de inleg in het streekfonds. Alleen zakelijke partijen kunnen deelnemen aan de streekrekening. Persoonlijke mening, het klinkt mooi, is een goed initiatief, maar als je kijkt naar de bijdrage van de Rabobank is die wel erg mager (corrigeer me, ik wordt graag tegengesproken). Een streekrekening leidt vermoedelijk tot extra klanten voor de bank en dus meer winst en omzet.  5% van de gedoneerde rente is maximaal (als iedereen 100% van de rente doneert en het rentepercentage op een hoge 4% staat) 0,2% van het ingelegde kapitaal. Beetje zuinig van de Rabobank. Maar, na deze kritische noot, de streekrekening het Groene Woud leverde in 2010 een renteschenking van € 130.000,= op, de Rabobank kwam met € 30.000,= (is meer dan die eerdere 5%, mogelijk vonden ze het zelf ook wat mager). Met nog een aantal andere donaties kwamen de inkomsten in 2010 daarmee op € 190.000,=. Ik weet nog steeds niet wat je daar precies mee kunt doen, maar het lijkt mij voldoende voor een aantal leuke projecten (ondanks de enorme omvang van het Groene Woud), zeker als je deze inkomsten jaarlijks weet te behouden. Dus, ondanks kritiekpuntje toch een mooie constructie.

Een heel andere constructie is het idee van nieuwe Malebossen. Nog niet in de praktijk toegepast, maar als idee naar voren gebracht in een rapport van InnovatieNetwerk. Vroeger bestonden er Malebossen die in eigendom waren van de lokale gemeenschap. Iedereen kon daar, op basis van regels, gebruik van maken (jacht, houtkap, vruchten, noten etc.). Dit principe kennen we niet meer maar zou je nieuw leven in kunnen blazen. In feite betreft het een andere vorm van eigendom, in plaats van dat een bos in bezit is van de overheid of een natuurorganisatie is het (deels) in bezit van een groep mensen. Mede-eigenaar word je door je eenmalig in te kopen. Het gaat om een flink bedrag, orde van grote ca. € 1000,=, maar kan ook best meer of minder zijn. Vervolgens blijf je levenslang eigenaar en is het eigendom zelfs overerfbaar. Het bos blijft toegankelijk voor mensen die geen eigenaar zijn. Als mede-eigenaar heb je wel bepaalde voordelen, dat zou bijvoorbeeld kunnen zijn gratis kamperen in het bos, brandhout sprokkelen, in de toekomst profiteren van inkomsten uit het vastleggen van CO2 etc. Overigens geven de bedenkers aan dat deze constructie waarschijnlijk niet voldoende oplevert voor de aanleg en het beheer van bosgebieden. Maar er  zijn meer voordelen, zo is de verwachting dat mensen zich meer betrokken voelen bij het gebied. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten door het vrijwillig deelnemen aan beheersactiviteiten waardoor de uitgaven voor beheer weer dalen.

Al deze constructies hebben gemeenschappelijk dat het op lokaal niveau speelt. Zowel burgers als ondernemers vinden het blijkbaar interessant zich te verbinden met natuur en landschap op juist dat lokaal niveau. Daar kunnen we wel wat van leren, ook op andere terreinen (wijkbeheer, zorg) zouden dit soort constructies op lokaal niveau mogelijk moeten zijn.

 

De waarde van natuur: mag dat wel (2)? (Financiering van landschap 10)

Dit is het tweede deel naar aanleiding van de vraag of je natuur wel op een financieel-economische manier mag waarderen. Het eerste deel ging in op een aantal principiële bezwaren met betrekking tot het waardebegrip. Dit deel kijkt naar een aantal aangevoerde praktische bezwaren.

Artikel 2007

Op zoek naar een bron vanuit de ‘natuur-hoek’ kwam ik uit op een artikel uit 2007. De auteurs vinden dat de pogingen om de waarde van de natuur te bepalen hun doel voorbij schieten en sterker nog: fundamenteel de aandacht van de kern van de zaak afleiden. Een mooi voorbeeld-artikel dus voor deze uiteenzetting over de waarde van natuur.

Het artikel uit 2007 is hier te vinden: Hoe bepaal je de waarde van natuur?.

Kort de strekking van het artikel. De auteurs, Flip Witte en Arthur Meuleman, zijn niet onverdeeld gelukkig met recente pogingen een waarde toe te kennen aan natuur. De kern van hun betoog houdt verband met een in mijn ogen niet geheel consistente manier van het gebruik van de termen waarde en baten. Baten hebben in hun ogen een relatie met financieel gewin. Waarden zijn soms dermate belangrijk dat ze van levensbelang zijn en dus los staan van baten. De redenering van de auteurs lijkt een beetje op: baten = geld = plat, waarde = belangrijk = hoog.

Door toch zoveel mogelijk geldbedragen (dus ‘baten’ in de termen van het artikel) aan natuur te hangen lijkt natuur financieel profijtelijk maar is het dat in de praktijk niet (de auteurs stellen gekscherend: waarom gaan we als natuur dan zo profijtelijk is niet als de wiedeweerga overals de ecologische hoofdstructuur versterken?). Verder wordt hiermee in hun ogen het begrip natuur uitgehold. Dit zijn hun principiële bezwaren.

Naast principiële bezwaren zijn er nog praktische bezwaren als je dan toch (met tegenzin dus) aan het rekenen slaat met natuur. Dit blog gaat nader in op die geopperde praktische bezwaren.

Bezwaar 1: vermeden kosten zijn geen baten. Voorbeeld: als je een bos in stand houdt dan scheelt dat de waterzuiveringsinstantie kosten die ze anders wel hadden moeten maken. Natuur-rekenaars boeken dit in als een voordeeltje op de rekening van ‘natuur’.

Praktische bezwaar nummer 2 is: je mag niet de baten van allerlei verschillende partijen bij elkaar optellen. En vaak is het voordeel van de een het nadeel van de ander (een hogere huizenprijs betekent dan wel meer OZB voor de gemeente, maar weer minder inkomsten bij het Rijk vanwege een hogere hypotheekrenteaftrek).

Praktisch bezwaar nummer 3 luidt: er is vaak sprake van verdringing, baten op de ene plek leiden soms tot lagere baten op een andere plek (hier meer pannenkoekenrestaurantjes betekent dat er ergens anders minder pannenkoeken worden verkocht).

Bezwaar 1

De auteurs stellen dat je je rijk rekent door te kijken naar zogenaamde alternatieve kosten. Het meest aansprekende voorbeeld is het berekenen van de waarde van onze duinen (waterkering). Alternatieve kosten zijn dan de kosten die je zou moeten maken als je die duinen weg zou halen. Je moet dan een alternatief voor tegengaan van overstroming bedenken zoals het aanleggen van nieuwe dijken aan de kust met een lengte van 110 kilometer. Daar komen dan nog jaarlijkse onderhoudskosten bij die je bij natuurdijken niet hebt. En zo kom je op een bedrag van ruim 1 miljard Euro uit voor de waarde van de bestaande natuurduinen. Onzin zeggen de auteurs, zo kun je helemaal niet rekenen.

Hoe zou een econoom naar zoiets kijken? Een econoom kijkt naar de verschillende alternatieve mogelijkheden die je hebt om een stuk grond te benutten. Je start dus met het inventariseren van wat je allemaal met de onderliggende grond van die dijken kunt doen. Als willekeurige opsomming:

  • Je laat ze gewoon staan.
  • Je haalt ze weg en maakt er een pretpark van.
  • Je haalt ze weg en legt er een snelweg op.
  • Je laat ze staan en zet er nog een pretpark bovenop.

En zo verder. Het is gewoon een opsomming van wat je er allemaal mee zou kunnen. Vervolgens ga je die mogelijkheden een voor een uitdiepen. Wat zijn de voor- en nadelen van al deze opties? Welke partijen zijn er allemaal bij betrokken die er last of juist voordeel van hebben? En is het mogelijk er Euro’s aan te hangen? Of moeten we hier meer kwalitatieve plussen en minnen bij noteren? Per mogelijke invulling ontstaat dan een beeld van de ‘waarde’ van het alternatief, vaak een samenstel van een redelijk harde Euro-waarde en van een wat zachter (maar daardoor niet minder belangrijk) kwalitatief oordeel. Als je alles netjes doet en er een goede discussie over hebt (rekening houdt met partijen en met de wat langere termijn) dan kies je voor het meest waardevolle alternatief.

Hoe zit het dan met de miljarden-kosten van het moeten aanleggen van nieuwe dijken? In bovengenoemde alternatieven 2 en 3 (waar je de bestaande natuurdijken weghaalt) zul je gaan zien dat er betrokken partijen zijn die iets moeten verzinnen om bescherming tegen overstroming te bieden. Misschien zijn dat wel hele nieuwe en ingenieuze oplossingen overigens. Maar hoe dan ook: de kosten die daarvoor gemaakt moeten worden komen wel degelijk op het conto van die twee alternatieven. Omgekeerd zou je dus wel degelijk kunnen stellen: het eerste alternatief van het laten staan van de dijken werpt door zijn hoge ‘vervangingswaarde’ een forse drempel op voor nieuwe alternatieven. Je moet wel met een hele creatieve oplossing komen om die ene miljard Euro te kunnen goedmaken.

Dus ik zie niets verkeerds in zo’n waarderingsaanpak. Maar betekent dat dan dat je jaarlijks (ik noem maar een getal) 100 miljoen Euro baten hebt omdat je die dijken nu eenmaal hebt? Ja en nee. Niet letterlijk in financiële zin natuurlijk, een dijk keert namelijk geen dividend in Euro’s uit. Maar een dijk heeft wel degelijk een jaarlijkse positieve bijdrage aan de maatschappij vanwege de geleverde bescherming. En had die dijk er niet gelegen dan hadden de bewoners inderdaad jaarlijks minder te besteden aan andere dingen omdat ze dan toch eerst die dijk of bescherming zelf hadden moeten aanleggen. Noem dit een veiligheidsdividend dat ons door de natuur is geschonken.

Bezwaar nummer 2

Dit zijn eigenlijk twee verschillende bezwaren. Je mag de voor- en nadelen van verschillende partijen niet bij elkaar optellen is het eerste element. Deze is zonder plaatje lastig te beantwoorden. Maar in zoverre voordelen in harde Euro’s zijn uit te drukken mag je die natuurlijk gewoon optellen. Bij meer kwalitatieve afwegingen is dat een stuk lastiger, maar onmogelijk is het niet. Een genuanceerd antwoord dus, maar ik wil daarvoor verwijzen naar onze beslisboom slimme financiering. Eerst moet het totaalrendement worden bepaald en pas daarna wordt er onderhandeld over een passende herverdeling van de netto baten over partijen en tijd.

Het andere element van dit bezwaar is het OZB-verhaal. We bouwen ergens huizen, we doen er wat groen omheen, de huizen worden meer waard, dus het groen heeft een waarde. Dus de bewoners worden rijker want hun huis is meer waard. So far so good. De auteurs hebben er moeite mee dat de gemeente hier een voordeel krijgt ingeboekt omdat ze hogere OZB-inkomsten krijgen. Want, zo stellen zij, een hogere prijs voor een woning leidt tot gemiddeld een hogere hypotheekschuld en dus tot een hogere hypotheekrente-aftrek en dus tot minder inkomsten bij het Rijk.

Helemaal correct. Het zal nog veel ingewikkelder zijn. Maar bij het beoordelen van je maatregel (en dus bij het waarderen ervan) moet je wel degelijk álle effecten bij álle partijen over zo veel mogelijk perioden in kaart brengen. En inderdaad als het Rijk daardoor minder inkomsten binnen krijgt dan gaat dat van de voordelen elders af. Praktisch een hele klus dit goed te berekenen, maar principieel helemaal terecht lijkt mij.

Bezwaar nummer 3

Dit is eigenlijk een variant op bezwaar nummer 2. Ik parafraseer de auteurs: groen is veel waard omdat er een pretpark kan worden aangelegd want dat betekent meer bezoekers die meer geld uitgeven. Klopt niet, stellen zij, want elders is er ook een pretpark of een restaurant en daar wordt het geld dus niet meer uitgegeven. Het is eigenlijk gewoon een verschuiving in je besteding. Economen spreken dan van een verdringingseffect.

Terecht punt van de auteurs. Maar geen principieel punt. Bij het beoordelen van je maatregelen (om een pretpark in dat groen te bouwen) moet je je inderdaad niet rijk rekenen. Er is blijkbaar sprake van een benadeelde partij (de restauranthouders in de wijde omgeving) die is betrokken in het spel. Je zult als je het goed wilt doen ook dit effect moeten meenemen/waarderen, waardoor dat pretpark inderdaad minder gunstig (waardevol) zal blijken dan aanvankelijk gedacht.

Samenvattend

Ik pleit voor transparantie bij de besluitvorming van duurzame projecten. Wat je in Euro’s kunt uitdrukken moet je ook in Euro’s uitdrukken. Je moet wel naar het hele plaatje kijken, dus ook naar de verdere toekomst en naar andere dan direct betrokken partijen. En waar niet in geld uit te drukken belangrijke zaken spelen moet je die ook op een kwalitatieve manier meewegen.

In de praktijk zie je wel eens dat een project naar een al genomen beslissing wordt toegerekend. Groen wordt dan al snel een overbodig pretpark terwijl de echte achterliggende waarde van dat groen grotendeels verloren gaat. Helaas moet ik zeggen dat ik daarin wel kan meevoelen met de auteurs. Dit is een persoonlijke mening en hoort daarom niet echt thuis op deze site. Maar als ik door de oogharen naar alle bijdragen van Stijn over het landschap kijk, wat zie ik dan? Ik zie dat er geen geld meer is en dat er dus slimmigheidjes moeten worden verzonnen om het groen in stand te houden. Als je al die slimmigheidjes op een rijtje zet (wat Stijn heeft gedaan) dan zie ik 2 hoofdstromingen. De ene hoofdstroming zet financieel gezien zoden aan de dijk en dat is bebouwing van groen (dus woningen, bedrijven neerzetten). Maar dat is precies het oude verdienmodel dat niet meer werkt (nog los van de vraag hoelang je dat nog volhoudt). De andere hoofdstroming is een verzameling van leukigheidjes (pretparken, restaurantjes) die én financieel geen zoden aan de dijk zetten én de oorspronkelijke doelstelling in het gedrang brengen.

Als die snelle constatering van mij klopt dan is er geen andere mogelijkheid: als je groen of natuur écht belangrijk vindt en niet wilt/kunt bebouwen of ‘verpretten’ dan moet je daarvoor gewoon belastinggeld inzetten want daar is dat voor bedoeld. Maar … en dit is een serieuze ‘maar’ en misschien wel de kern van mijn hele betoog …. als je daar belastinggeld aan spendeert dan concurreert dat wel degelijk met andere belangrijke zaken. Natuur heeft niet het monopolie op dat belastinggeld, je zult zorgvuldig en transparant moeten afwegen met zorg, onderwijs en andere belangrijke zaken die bij vrije marktwerking in het geding (kunnen) komen.

Rudy van Stratum

 

 

 

De waarde van natuur: mag dat wel (1)? (Financiering van landschap 9)

Het vorige deel van deze reeks over financiering van de natuur en landschap gaat in de kern over het waarde-begrip. Het lijkt me zeker voor een site als slimmefinanciering.nl van belang om hier nog eens iets uitgebreider bij stil te staan. Natuur en geld lijken vaak te botsen, met soms emotionele reacties tot gevolg. Soms denk ik dat sprake is van onnodige misverstanden. Ik probeer vanuit een economisch perspectief het begrip waarde van natuur nader te ontleden.

Artikel 2007

Op zoek naar een bron vanuit de ‘natuur-hoek’ kwam ik uit op een artikel uit 2007. De auteurs vinden dat de pogingen om de waarde van de natuur te bepalen hun doel voorbij schieten en sterker nog: fundamenteel de aandacht van de kern van de zaak afleiden. Een mooi voorbeeld-artikel dus voor deze uiteenzetting over de waarde van natuur.

Het artikel uit 2007 is hier te vinden: Hoe bepaal je de waarde van natuur?.

Kort de strekking van het artikel. De auteurs, Flip Witte en Arthur Meuleman, zijn niet onverdeeld gelukkig met recente pogingen een waarde toe te kennen aan natuur. De kern van hun betoog houdt verband met een in mijn ogen niet geheel consistente manier van het gebruik van de termen waarde en baten. Baten hebben in hun ogen een relatie met financieel gewin. Waarden zijn soms dermate belangrijk dat ze van levensbelang zijn en dus los staan van baten. De redenering van de auteurs lijkt een beetje op: baten = geld = plat, waarde = belangrijk = hoog.

Door toch zoveel mogelijk geldbedragen (dus ‘baten’ in de termen van het artikel) aan natuur te hangen lijkt natuur financieel profijtelijk maar is het dat in de praktijk niet (de auteurs stellen gekscherend: waarom gaan we als natuur dan zo profijtelijk is niet als de wiedeweerga overals de ecologische hoofdstructuur versterken?). Verder wordt hiermee in hun ogen het begrip natuur uitgehold. Dit zijn hun principiële bezwaren.

Naast principiële bezwaren zijn er nog praktische bezwaren als je dan toch (met tegenzin dus) aan het rekenen slaat met natuur.

Bezwaar 1: vermeden kosten zijn geen baten. Voorbeeld: als je een bos in stand houdt dan scheelt dat de waterzuiveringsinstantie kosten die ze anders wel hadden moeten maken. Natuur-rekenaars boeken dit in als een voordeeltje op de rekening van ‘natuur’.

Praktische bezwaar nummer 2 is: je mag niet de baten van allerlei verschillende partijen bij elkaar optellen. En vaak is het voordeel van de een het nadeel van de ander (een hogere huizenprijs betekent dan wel meer OZB voor de gemeente, maar weer minder inkomsten bij het Rijk vanwege een hogere hypotheekrenteaftrek).

Praktisch bezwaar nummer 3 luidt: er is vaak sprake van verdringing, baten op de ene plek leiden soms tot lagere baten op een andere plek (hier meer pannenkoekenrestaurantjes betekent dat er ergens anders minder pannenkoeken worden verkocht).

Mijn reactie is tweeledig. Eerst kom ik tot een voorstel voor een 4-deling in waardebegrippen, dat is dus het principiële antwoord. In een volgend artikel geef ik een reactie op de drie genoemde praktische bezwaren.

Mijn vertrekpunt hierbij: Een baat is een eenmalig positief effect voor een betrokken partij. Die baat kan soms in geld worden uitgedrukt en soms ook niet. Een waarde wordt berekend of bepaald door alle (netto) positieve effecten over een langere periode over meerdere partijen bijeen te nemen. Ook voor een waarde geldt: soms kan het in geld worden uitgedrukt maar soms ook niet. Een waarde is dus een optelling van (netto) baten.

1 Intrinsieke waarde

Intrinsieke waarde = niet meetbaar, niet kwantificeerbaar, hij is er gewoon. Deze hoogste vorm van waarde noemen we de intrinsieke waarde. Het is de waarde die er los van mensen of wat dan ook is. Een waarde buiten discussie dus. Je zou deze waarde ook de vóór-waarde kunnen noemen. Eerst komt dit, dan praat je pas verder over de andere waarden. Het is een ‘conditio sine qua non’, zonder dit valt er weinig meer te praten, zonder dit bestaat de rest ook niet.

Op zich is dit verdedigbaar denk ik. Maar dan moet er wel zo’n lijst van vóór-waarden komen. En geldt het echt voor álles van de natuur? Of zijn sommigen soorten dan toch belangrijker dan anderen? En hoe zit het dan met de natuurlijke dynamiek waarbij er soorten bijkomen en afgaan? Je komt in de discussie terecht die Bas Haring in zijn boek Plastic Panda’s heeft gevoerd (en die overigens een storm van kritiek over zich heen kreeg).

Principieel bezwaar dat ik heb bij deze vorm van intrinsieke waarde: het lijkt of je er niet over mag discussiëren, ze staan buiten elke orde, ze zijn door God gegeven. Wie bepaalt dan welke intrinsieke waarden er zijn? Waar staat dat dan? Mijn stelling is: ja, intrinsieke waarde kan zeker bestaan, maar discussie hierover is wel nodig.

2 Nutswaarde

Nutswaarde = meetbaar, maar niet optelbaar. Economen gaan ervan uit dat economische ‘subjecten’ of ‘actoren’ bepaalde dingen fijn vinden en ernaar streven die te bereiken. Die dingen, die ze fijn of belangrijk vinden, zitten in wat economen een nutsfunctie noemen (nutsfunctie is economenjargon en heeft niets te maken met nutsvoorzieningen oid). Het kan dan om echt van alles gaan: schone lucht, groene bossen, diversiteit, vrije tijd, vrede, vrijheid, consumptie van materiële goederen en zo verder. Een nutsfunctie is dan een wiskundig verband dat als input de dingen heeft die je belangrijk vindt en als output een bepaalde hoeveel ‘nutseenheden’. Deze nutseenheden gelden dan voor die ene persoon. Optellen van nut van de ene persoon bij die van een andere is niet zonder meer mogelijk. De totale nutswaarde van een bos laat zich op deze manier dus niet zonder meer in kaart brengen.

Het is een misverstand dat economen denken dat alles wat niet in geld uitgedrukt kan worden niet belangrijk is. Wat NIET in de nutsfunctie zit is bijvoorbeeld: geld, want geld geeft slechts toegang tot die dingen die belangrijk zijn, geld is een middel en niet iets wat op zichzelf waarde heeft. Ook niet in de nutsfunctie zit bijvoorbeeld: werk of arbeid. Arbeid is in de meeste economische modellen een productiefactor (met arbeid kun je dingen maken) die je kunt verkopen aan een producten van goederen. De verkoop van je arbeid levert je dan weer een inkomen op dat je in staat stelt de spullen die je van waarde acht te consumeren.

Het woord nut in relatie tot groen roept vaak een emotionele reactie op: ‘bah, sommige dingen zijn gewoon belangrijk, ook als ze geen nut hebben’. Maar dit mist het punt. Nut is misschien een ongelukkig gekozen woord. Noem het beestje dan anders. Spreek niet van nut en nutsfunctie maar noem het importantie en belangrijkheidsfunctie, als dat beter past bij je wereldbeeld.

Overigens zijn er in de praktijk wel degelijk manieren om erachter te komen wat mensen belangrijk vinden, daar zijn allerlei enquêtes en psychologische testen voor. Zeker niet perfect, maar wel prima voor de discussie en het zegt wel degelijk iets over wat er nu echt toe doet in de ogen van de ondervraagden.

3 Waarde in andere eenheden dan nut en geld

Waarde nummer 3 = meetbaar en ook optelbaar, uitgedrukt in vaste eenheden, maar niet in een abstract begrip als nut en ook niet in een concreet begrip als Euro. Dit waardebegrip heb ik maar even verzonnen omdat ik behoefte had aan een tussenstap tussen waardebegrip nummer 2 en 4. Economen hebben in de loop van de tijd allerlei verdeelsleutels en maatstaven bedacht waardoor je de dingen die echt belangrijk zijn alsnog kunt optellen. Een bekend voorbeeld is de arbeidswaarde-theorie van Marx waarin alle waarden worden herleid tot de arbeidsuren die gemaakt zijn om tot het ding van waarde te komen. Elk ‘ding van waarde’ is dus een potje met gemaakte arbeidsuren, zeg maar gestold bloed, zweet en tranen.

Onnodig te zeggen dat het berekenen van ‘gestolde uren’ ook problemen geeft omdat het ene uur weer niet het andere is. Echt grote geaccepteerde rekensystemen die op dit principe van waarde zijn gebaseerd ken ik niet. Maar of het nu gaat over knikkers, achterhoekers of noppes: in principe kun je hier afspraken over maken en ermee rekenen met alle voor- en nadelen die daar bij horen. Ruilsystemen a la ‘Noppes’ werken overigens vaak met een simpele urenadministratie. Je spaart uren door voor anderen te werken en je kunt jouw opgebouwde uren ruilen tegen uren van anderen.

4 Financiële waarde

Hier gaat het over wat in het algemeen spraakgebruik vaak onder waarde wordt verstaan: hoeveel is iets waard, wat brengt het op, wat schuift het, wat kost het. Financiële waarde of ook wel monetaire waarde genoemd. Het gaat om meetbaar, optelbaar en heel specifiek optelbaar, namelijk in Euro’s of dollars. Euro’s mogen bij Euro’s worden opgeteld, wat de herkomst van die Euro’s ook is.

Het is niet zo economen ervoor pleiten om maar zoveel mogelijk in Euro’s uit te drukken. En het is ook niet zo dat alles wat niet in Euro’s kan worden uitgedrukt dus niet van waarde is. Het is eerder een ingesleten patroon geworden vanuit de praktijk van alledag: omdat we het zo makkelijk of belangrijk vinden om met munten en biljetten te betalen (of alles in banksaldi uit te drukken) dat we zijn gaan denken dat de rest niet meer van belang, van waarde, is.

En laat het helder zijn: als je alles gaat terugbrengen tot Euro’s (baten) (en dat het enige is waar je naar kijkt) dan ga je onvermijdelijk hele belangrijke zaken missen of niet goed tot uitdrukking laten komen. Daar ben ik het dus helemaal eens met de auteurs. Maar omgekeerd: dingen boven de streep zetten (boven de streep: niet voor discussie vatbaar, tot intrinsieke waarde verklaren), dat is niet de oplossing. Dit is in mijn ogen een denkfout.

Denkfout: je maakt altijd keuzes ook als je ze niet wilt maken

Die denkfout is dat je denkt zaken boven de streep als intrinsiek waardevol weg te kunnen zetten zonder dat het iets kost. Maar we leven in een wereld waarin per definitie schaarste bestaat. Van de meeste bronnen is er geen oneindige voorraad, en voor veel dingen moet je moeite doen, sommige dingen sluiten elkaar uit, als je het ene doet kun je niet het andere doen.

Als je natuur belangrijk vindt, dan houdt dat onherroepelijk een keuze in. Je kiest dan namelijk niet voor andere dingen. Impliciet zeg je dan dat al die andere dingen minder belangrijk zijn (zorg, onderwijs etc). Een prachtige illustratie van deze denkfout is recent gegeven door Ira Helsloot in zijn inaugurale rede over doorgeschoten veiligheidsmaatregelen. Stralingsrisico van hoogspanningsmasten moet worden verbannen want het kan mensenlevens kosten. En: een mensenleven mag niet in geld worden uitgedrukt want is onbetaalbaar (hoort dus tot de hoogste waardecategorie, buiten discussie). Hoe zeer ik het ook eens wil zijn met de strekking: logisch denkend is het onmogelijk vol te houden. Als je 5 miljard Euro wil besteden aan het besparen van misschien 1 leven op jaarbasis, dan sluit je andere bestemmingen voor die 5 mrd uit. En daarmee gooi je dus de mogelijkheid weg om via een andere route meer levens te kunnen besparen. Hiermee maak je dat ene leven indirect toch meer waard dan x andere levens.

Afsluitend

Het stellen van prioriteiten, het transparant maken van wat je nu echt belangrijk vindt, is onvermijdelijk. Ook als je beslist over wel of niet (behoud van) natuur, groen of biodiversiteit, maak je de keuze om andere zaken niet te doen. En de auteurs hebben gelijk dat het rekenen aan natuur soms doorslaat en ons op het verkeerde been zet. Als je overal pannenkoeken restaurantjes neerzet om de natuur betaalbaar te maken dan is dat waarschijnlijk niet wat je wilt. Maar de poging om meer vat te krijgen op de waarde van natuur is daarmee niet verkeerd.

De auteurs hebben nog een drietal praktische bezwaren. Daar ga ik in een aparte vervolgblog op in.

Rudy van Stratum

 

 

 

 

Financiële denkfout (21): alternatieve paden (uitstel loont?)

Alweer een sprong in de reeks. Weer om een actualiteit die zich aandient als illustratiemateriaal te kunnen gebruiken bij de denkfout.

Uitstel loont

De aanleiding is een publicatie van Koen van Cann over het rendement van (onder andere) zonnepanelen. De publicatie zelf is te vinden op artikel uitstellen loont en is weer een afgeleide van een eerdere afstudeerthesis (2011) aan de TU Eindhoven.

Een opmerkelijk conclusie van Van Cann is dat investeren in zonnepanelen pas rendeert als je rekenhorizon neemt van langer dan 30 jaar. Ik wil in een aparte bijdrage nog eens dieper op de uitkomsten van dit onderzoek ingaan en heb bij de auteur een verzoek liggen om het achterliggende rekenmodel te ontvangen. Op zich baseert Van Cann zich op betrouwbare bronnen. De conclusie is opmerkelijk omdat de berichtgeving van de laatste jaren tendeert naar ‘een hoger rendement op je dak dan op de bank’. En van alle energiebesparende maatregelen zijn zonnepanelen (na isolatie) nog de snelst renderende.

Maar dat is niet het bijzondere aan de studie. Normaal bereken je een rendement door rekening te houden met alle toekomstige kasstromen die bij de maatregel horen en die te vergelijken met de begininvestering. Dat heet de Netto Contante Waarde (NCW) methode. Bij een NCW>0 is de investering economisch zinvol (het verwachte rendement is hoger dan het vereiste rendement). Wat van Cann nu eigenlijk zegt is: zelfs als deze methode tot een positieve beslissing leidt is het nog maar de vraag of de maatregel echt rendeert.

Reële optiewaarde

Hoezo dan? Omdat het er niet over gaat of de investering in absolute zin rendeert. Het gaat er om of de investering voldoende rendeert ten opzichte van alternatieve mogelijkheden. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen kijken naar het rendement van de investering als je een jaar wacht (het alternatief is dan: niet nu investeren maar pas over een jaar). En die benadering heeft Van Cann onderzocht aan de hand van het reële optiewaarde model. Je hebt namelijk de optie (mogelijkheid) om te wachten met de aankoop en met wat formules uit de economische literatuur kun je aan deze optie een waarde toekennen. Het rendement van de investeringsbeslissing wordt nu (beter, nauwkeuriger) bepaald door de som te nemen van de netto contante waarde én de reële optiewaarde. Van Cann laat zien dat onder bepaalde vooronderstellingen het loont om te wachten met de aankoop van zonnepanelen.

Reflectie

Illustratie. Je wilt een machine kopen en die geeft ofwel een opbrengst van 300 per jaar ofwel van 100 per jaar. Als de kansen op beide mogelijkheden gelijk zijn zou je de opbrengst terug kunnen brengen naar een verwachting van 200 per jaar. Je hebt dan rekening gehouden met onzekerheid.

En dit is cruciaal voor de conclusie van Van Cann: stel nu dat je weet dat na x jaar nieuwe kennis beschikbaar komt. Vanaf dat moment is met zekerheid de kasstroom ofwel 300 tot in het einde der tijden ofwel 100 tot in het einde der tijden. Na het beschikbaar komen van die kennis slaat je investering structureel om in ofwel winstgevend ofwel verliesgevend. In dat geval, zo is aan te tonen, is het verstandig te wachten tot die nieuwe informatie bekend wordt. Je weet daarna zeker dat je een goede investering hebt (want als het rendement negatief is investeer je niet) maar je moet daar wel mogelijke opbrengsten voor missen die zich aandienen tussen nu en het moment van de nieuwe informatie.

Van Cann heeft in zijn berekeningen overigens nog geen rekening gehouden met technologische vooruitgang en dus prijsdaling van zonnepanelen. Met die aanname zou ‘uitstellen loont’ nog in verhevigde mate opgaan. Maar nogmaals: ik zou hier graag wat dieper in graven want ik vind de conclusies nog contra-intuitief (bij de elektriciteitsprijs is dergelijke nieuwe cruciale informatie niet te verwachten, het gaat om een trendmatige prijsstijging met inderdaad een onzekere spreiding om die trend heen).

Wel stelt Van Cann dat je bij nieuwbouw dan een huis moet bouwen dat klaar is voor de toekomst. Dat betekent dat je later zonder extra kosten alsnog een energiebesparende maatregel in je huis kunt pluggen. Je bent dan optimaal voorbereid om precies op het goede moment de investering te doen.

Metafoor

Is het nog simpeler uit te leggen? Een poging. Stel je gaat een rondje hardlopen. Ga ik nu starten of wacht ik nog even? Het kan over een kwartiertje gaan regenen en dan word ik nat. Als het over een kwartier nog niet is gaan regenen dan gaat het vandaag niet meer regenen. Dus is het misschien handig even een kwartiertje te wachten en dan te gaan hardlopen. Maar ja, als ik een kwartiertje wacht dan kan ik niet meelopen met mijn hardloopgroepje want die vertrekken op een vaste tijd. Als ik wacht mis ik dus wel het genot van samen lopen met mijn vrienden.

Maar misschien gaat het zodadelijk ook waaien. De helft van het rondje heb ik wind mee en de helft van het rondje heb ik wind tegen. Als ik wat later vertrek kan ik mijn vrienden zelfs nog inhalen. Zij krijgen dan een heel stuk wind tegen en ik juist een stuk wind mee. En zo verder.

Wat Van Cann dus terecht aan de discussie over rendement van duurzaamheid toevoegt is de optimale timing van je investeringsbeslissing. Precies zoals je bij je hardlooprondje rekening kunt houden met de voorspelling van ‘buienradar’.

Alternatieve paden

We moeten bij het berekenen van een rendement niet kijken naar het absolute rendement alleen maar ook naar het rendement van alternatieven, van alternatieve paden. Als we rekenen aan duurzaamheid dan doen we dat onvoldoende. Duurzaamheidsguru’s zijn al blij als ze kunnen aantonen dat er een rendementje van 2% uit de berekening komt. Een projectontwikkelaar zal niet overtuigd zijn als hij met traditionele bouw met minder risico op 8% uit kan komen. De projectontwikkelaar kijkt dus wel naar alternatieve paden.

De denkfout van Dobelli gaat dan ook over iets anders. Niet over de situatie vooraf maar over de situatie achteraf. We kijken naar een succesvol bedrijf en concluderen dat het een slimme investering was. Maar we vergeten wat er allemaal fout had kunnen gaan. Ex ante was het een foute investering (geen rekening gehouden met alternatieve paden), ex post was het een goede investering (‘mijn leven was vol ongelukken, waarvan de meeste niet zijn gebeurd’).

Rudy van Stratum

PS 15-10-2012 Dhr van Cann meldt mij het achterliggende rekenmodel niet ter beschikking te stellen. Een alternatief is het model op basis van de achterliggende thesis zelf te programmeren Dat gaat te veel tijd en moeite kosten in relatie tot het gewenste resultaat.

 

Financiering van het landschap 8, waarden en baten

Tot nu toe hebben we erg op geld gefocust. Hoe kan ik geld verdienen aan groen en landschap en daarmee de kwaliteit in stand houden. Eén van de reacties die we daar op krijgen is dat de waarde van natuur en landschap niet alleen in geld is uit te drukken, dat het ook om andere waarden gaat. Vandaag gaan we in op dit soort waarden.

Welke niet financiële waarden zijn er en wat hebben we daar aan?

Uit de reacties die we kregen naar aanleiding van onze bijdrage in Trouw concludeer ik dat nogal wat mensen het niet eens zijn met het economisch waarderen van natuur en het landschap. Belangrijkste argument, de natuur heeft heel veel te bieden dat niet in geld is uit te drukken. Het is daarom voor ons belangrijk een overzicht te krijgen van deze waarden. Ik dacht snel een mooie lijst te kunnen vinden maar dat is niet gelukt (we houden ons aanbevolen voor suggesties). Daarom ben ik op basis van literatuur, gezond verstand en wat ik zoal hoor een lijst gaan maken. Belangrijke niet financiële waarden zijn:

  • Tot rust komen
  • Recreëren
  • Gevoel van ruimte
  • Gezonde lucht
  • Stilte
  • Opvang van emissies
  • Productie van zuurstof
  • Reiniging van water
  • Vastleggen van CO2
  • Bron van kennis
  • Bestuiving van gewassen
  • Waterregulatie
  • Plaagbestrijding
  • Nutriëntenkringloop
  • Voedsel (vis, jacht)
  • Intrinsieke waarde (de natuur heeft waarde van zichzelf, los van de mens)

Deze lijst is natuurlijk niet compleet maar geeft een aardig beeld waar we het over hebben. We kunnen deze waarden grofweg in drie categorieën indelen:

  • Intrinsieke waarde (de natuur heeft waarde van zichzelf, los van de mens). Je kunt hele discussies voeren of deze waarde wel of niet bestaat. Bas Haring betoogt in zijn boek Plastic Panda’s dat intrinsieke waard onzin is. Tegelijkertijd zijn er veel mensen die vinden dat het wel bestaat.  Wij gaan er verder niet op in, voor ons probleem (financiering) kunnen we er niet veel mee.
  • Economische waarde. Kort door de bocht, alles wat voor ons nut heeft vervult een economische waarde. Daar valt dus vrijwel alles uit bovenstaand lijstje onder. Tot rust komen, frisse lucht, schoon water etc. Dat wil nog niet zeggen dat ze meteen in geld uitgedrukt moeten worden.
  • Financiële waarde, het deel van de economische waarde dat we in geld uit kunnen drukken. Voor ons probleem vertaal ik dat maar snel in: hier zouden we geld mee kunnen verdienen. Dat staat los van de vraag of je dat ook echt wilt.

We begonnen met niet financiële waarden, maar kijkend naar het lijstje en de drie categorieën concludeer ik toch dat het in de meeste gevallen uiteindelijk toch gewoon over financiële waarden gaat. We zouden die ook kunnen berekenen. Wat heb je over voor rust? wat kost het reinigen van water? wat levert het bestuiven van gewassen ons op? Klinkt eenvoudig, in de praktijk natuurlijk verdraaid lastig.

Nu terug naar onze probleemstelling, financiering van landschap en natuur. Wat kan ik nou met deze waarden? Eigenlijk niet zo veel. Dat iets een (financiële) waarde heeft betekent nog niet dat er inkomsten zijn die je nuttig kunt gebruiken. Als ik een waardevolle gouden ring heb, dan is dat mooi, maar het levert me pas wat op als ik die verkoop, meer werk binnenhaal omdat ik er mooi uitzie of de ring kan verhuren aan anderen. In het licht van onze probleemstelling betekent dit dat er twee wegen zijn:

  1. Ik kan ze als argument in de strijd gooien en de politiek erop wijzen dat natuur en landschap heel belangrijk zijn, “kijk eens wat we er aan hebben”. Eigenlijk zeg ik dus, “kijk eens wat de natuur ons oplevert”.
  2. Ik kan proberen die waarden te kapitaliseren, iemand of een groep profiteert ervan en we moeten zorgen dat er voor betaald wordt.

Eigenlijk is er weinig verschil tussen beide punten, in het eerste geval vragen we de hele maatschappij om mee te betalen (middels belasting en subsidie), in het tweede geval bepaalde groepen.

Conclusie, dat natuur en landschap allerlei waarden hebben die lastig economisch zijn uit te drukken is helder. Als ik echter een concrete financieringsvraag heb (waar haal ik geld vandaan?) zal ik die waarden toch op de een of andere manier moeten vertalen in financiële cijfers.

Wel of niet economisch waarderen.

Los van onze vraag (ik heb geld nodig voor mijn gebied) is er een discussie over het al dan niet waarderen van natuur en landschap. Veel is geschreven over ecosysteemdiensten. Vrijwel alle bovengenoemde waarden zou je onder kunnen brengen in een aantal diensten die ecosystemen voor ons vervullen. Met name rondom ecosysteemdiensten speelt de vraag of je deze nu wel of niet economisch moet waarderen. Hieronder een aantal argumenten.

Voor:

  • Het helpt bij bewustwording
  • Het geeft het belang aan
  • Het helpt bij de besluitvorming
  • Het helpt bij het verkrijgen van financiële steun
  • Het is nodig om uiteindelijk in een of ander verdienmodel tot inkomsten te komen

Tegen:

  • Er is niet één duidelijke methode, alle methoden hebben beperkingen
  • Keuzes in waardering zijn soms arbitrair
  • Ecosystemen zijn complex, kan je alles wel goed waarderen?
  • Het laat kansen onbenut, bepaalde waarden komen niet terug

Met name de nauwkeurigheid / transparantie is een wezenlijk probleem. Wanneer je ecosysteemdiensten een plek wil geven in bijvoorbeeld een belastingsysteem (voor bepaalde grondstoffen, voor aantasting natuur, voor luchtvervuiling), dan moet er een heldere methode zijn. Daar kan je overigens ook weer over discussiëren, hoe accijnzen voor bijvoorbeeld tabak en alcohol bepaald worden is ook niet helder. Voor ons probleem vind ik dit echter minder relevant, wij zoeken financiering en kijken wie er profiteert van natuur en landschap. De opgave is dan niet zozeer om dat heel precies in beeld te brengen, maar wel om met elkaar te constateren dat er inkomsten zijn die wellicht op een andere / betere manier verdeeld kunnen worden. Een verdeling die uiteindelijk voor alle partijen meer waarde oplevert.

Tot slot, meer lezen:

Casus, financiering van onderaf

Pas achteraf realiseerde ik me dat we vandaag slimme financiering in de praktijk hebben gebracht. Financiering van onderaf zien we als één van de mogelijkheden om een wens gerealiseerd te krijgen. Wij  hadden ook een wens, ons verdiepen in een nieuwe instrument BREEAM-NL gebiedsontwikkeling. Het instrument is de afgelopen jaren ontwikkeld en hier te vinden. Wij wilden graag meer weten over het instrument, wat houdt het in, waar kan je het voor gebruiken en is het iets voor ons of onze opdrachtgevers?

We hadden er voor gekozen de beoordelingsrichtlijn goed te lezen en vervolgens te bespreken in een team waar we veel mee samenwerken. Vervolgens kwam het idee daar anderen bij aan te laten sluiten en een uitnodiging te versturen voor deelname. Gevolg positieve reacties en een klein aantal geïnteresseerden. Uiteindelijk hebben we vandaag bij InHolland in Delft met twee docenten, twee ambtenaren en twee adviseurs een interessant gesprek gehad over BREAAM. Zie het als een leesclub die een boek leest en gezamenlijk probeert het boek beter te begrijpen. Het resultaat is wat mij betreft buitengewoon goed, niet alleen meer inzicht in het instrument maar ook meer inzicht in het nut dat het instrument kan hebben voor mij en voor anderen. Oké, er kwamen ook weer nieuwe vragen, maar dat getuigt m.i. eerder van een succes dan van falen.

Waarom is dit nu een vorm van SlimmeFinanciering? Slimme financiering draait wat ons betreft om het rendement, een doel behalen met zo min mogelijk middelen. In dit geval:

  • Het doel is ruimschoots gehaald
  • Het heeft niemand iets gekost (afgezien van reiskosten en tijd)
  • Iedereen is er wijzer van geworden
  • Overcapaciteit is benut / gebruikt (een leeg lokaal bij InHolland)
  • Het netwerk is versterkt, nieuwe contacten zijn ontstaan

Terugkijkend durf ik te beweren dat dit een veel efficiëntere mannier is om kennis van instrumenten, nieuwe nota’s en plannen te vergaren dan het bezoeken van allerlei symposia. Ons voornemen is in ieder geval om de komende tijd nog een paar keer van dit soort bijeenkomsten over andere onderwerpen te organiseren. Het model daarbij, klein gezelschap (maximaal 10 personen), iedereen is gelijkwaardig en levert een actieve inbreng, één persoon bereidt het ten behoeve van het gesprek wat beter voor. Maar, mijn advies, wacht niet op ons maar organiseer zelf wat! (en nodig ons eventueel uit ;-))

Stijn van Liefland

P.S. één van de deelnemers heeft aangeboden de bevinden kort in een verslagje te zetten, t.z.t. komen we terug op de inhoud van de bijeenkomst.

 

Financiering van landschap 7, geld verdienen vraagt zakelijke aanpak

[Dit artikel is een uitgebreidere versie van onze bijdrage aan de opiniepagina van Trouw op 4 oktober 2012]
Voorpaginanieuws in de Trouw: “Natuurclubs gaan hun eigen geld verdienen”. Wij vinden dat goed nieuws. De afgelopen jaren is gebleken dat de afhankelijkheid van overheidsgeld de sector erg kwetsbaar maakt. Blijkbaar hebben wij op dit moment als samenleving minder geld over voor natuur en dat uit zich in een kleinere bijdrage van de overheid. De natuurorganisaties willen graag de natuur in Nederland behouden en zelfs versterken, het geld moet dus ergens anders vandaan komen. Naar aanleiding van het artikel in Trouw zien we twee belangrijke vragen: Wat voor natuur willen we in Nederland? en, wat valt daarmee te verdienen?

Wat voor natuur willen wij in Nederland?

Het valt ons op dat natuurorganisaties nogal wat willen. Grofweg gaat het om drie zaken: geld binnenhalen bij het grote publiek; verdubbeling van de biodiversiteit en allerlei neveninkomsten genereren. De experts moeten zich maar buigen over de inhoudelijke vraag of dat allemaal samengaat. Vanuit het financieringsvraagstuk willen we het zakelijk bekijken. Wil je geld krijgen van het publiek, dan moet je ze wat bieden. Wil je  neveninkomsten genereren dan heeft dat invloed op de kwaliteit van je gebied. Simpeler gesteld, het vraagt van natuurorganisaties dat ze marktgericht gaan werken. Zie de natuur als een product of dienst waar mensen graag voor betalen.

Een goede ondernemer zou in zo’n geval een marktonderzoek doen, vervolgens het product optimaliseren en tot slot een reclamecampagne organiseren. Hoewel de natuurorganisaties geen ondernemingen zijn kan het geen kwaad dit soort ‘ondernemersvragen’ te stellen. Wij hebben het gevoel dat het op dit punt niet helemaal lekker gaat. Het product is feitelijk al gedefinieerd, natuur met meer biodiversiteit, maar wij vragen ons echt af of mensen in Nederland daarop zitten te wachten? Gaan ze meer betalen voor extra biodiversiteit of juist liever voor ruimtelijke kwaliteiten, een mooi plaatje, zichtbare natuur en natuur die spannend is?

Natuurlijk is het belangrijk een aantal bijzondere gebieden te behouden en de soorten daar te beschermen. We zijn er zelfs toe verplicht. Maar in andere gebieden kan het wellicht wat minder. Dat betekent minder geld uitgeven aan verhoging van de biodiversiteit, wat meer aan aantrekkelijkheid en op die manier minder uitgeven en meer inkomsten genereren. Zie de natuurbeleving maar als een grote markt en natuurgebieden als producten en kom zo tot differentiatie, kijknatuur, biodiverse natuur, doe-natuur, dierennatuur, productienatuur, etc.

Waar ga je aan verdienen?

In Trouw wordt gesproken over verbreding richting gezondheidszorg, waterveiligheid en energievoorziening “niet alleen kan daar veel geld worden verdiend dat ten goede komt aan de natuur, ook laat de verbinding zien dat natuur andere waarden heeft dan alleen recreatie”. Wij kunnen dat alleen maar bevestigen en hebben daar al eerder over geschreven. Het lijkt eenvoudig, geld verdienen met de natuur de praktijk is echter weerbarstig.

Gezondheidszorg. Het rustgevende karakter van de natuur wordt hier ingezet om mensen te genezen. We kennen natuurlijk al de zorgboerderij, maar zo zou je ook kunnen denken aan de zorgnatuurwerkplek en vroeger hadden we al de sanatoria. Maar vergis je niet, er liggen al diverse zorginstellingen in groene gebieden, met name in de psychische zorg. De vraag is dus of er behoefte is aan meer ruimte in het groen? Is hier nog een markt voor? Wat zijn hier nou de werkelijke mogelijkheden? Welke instellingen / patiënten hebben behoefte aan natuur en willen daar voor betalen? Maar allereerst zal je aan moeten tonen dat natuur ingezet kan worden in de zorg, dat natuur beter en goedkoper is dan andere middelen en dat er uiteindelijk voor de natuurbeheerder een positief rendement te halen is.

Waterveiligheid. In het verleden is hier natuurlijk rondom de grote rivieren een enorme slag geslagen. Meer ruimte creëren voor de rivieren en tegelijkertijd ruimte voor de natuur. Maar hier ben je wel gebonden aan een locatie. Wij hebben toch de indruk dat je hier bijvoorbeeld in een gebied als de weerribben niet zo veel mee kunt en ook op de zandgronden is waterveiligheid minder relevant. Ook hier dus een hoop vragen. Waar is waterveiligheid relevant? Kan natuurontwikkeling op die plekken een bijdrage leveren? Werkt dat beter of goedkoper dan andere maatregelen? En, net als bij de zorg, blijft er uiteindelijk nog een positief rendement over voor de natuurbeheerder?

Energievoorziening. Op de website van InnovatieNetwerk staat een aardig filmpje dat laat zien hoe je windturbines in het bos beleeft. Boodschap, eigenlijk zie je ze niet, je moet ze echt zoeken en pas als je heel dichtbij bent kun je ze zien. Wellicht ligt hier een mogelijkheid, ook zonne-energie (bijvoorbeeld in bufferzones) zou een mogelijkheid kunnen zijn. Biomassa uit de natuur lijkt zo voor de hand liggend maar blijkt over het algemeen niet echt rendabel, het is te nat, gebieden zijn niet goed ontsloten en het ligt ver van centrales die het kunnen gebruiken. Maar, de techniek staat niet stil mogelijk dat kleinschalige toepassingen een deel van de problemen weg kunnen nemen. Echter, wil je echt geld gaan verdienen met energie uit de natuur dan heeft dat absoluut gevolgen voor hoe die natuur eruit ziet en functioneert.

Drinkwater, afvang van CO2, waterzuivering, de zogenaamde ecosysteemdiensten. Tot nu toe wordt hier niet of weinig voor betaald terwijl deze diensten zeer waardevol zijn. Hier zal toch vooral een lobby richting overheid nodig zijn om op langere termijn tot inkomsten te komen.

 Conclusie

  • Met het oog op het genereren van nieuwe inkomsten is een heroriëntatie op de doelen van natuur in Nederland gewenst. Je kunt niet alles en moet dus een keuze maken.
  • Simpele oplossingen zijn niet voor handen. De voorbeelden die in Trouw genoemd worden lijken mooi maar de praktijk is weerbarstig. Er zijn zoveel factoren die bepalen hoe en wat er verdiend kan worden, de ligging, de karakteristieken, de omgeving etc. dat alleen maatwerk kan volstaan. Als voorbeeld de windmolens in een bos. Dit is wellicht een goede mogelijkheid, maar als er geen weg ligt en geen kabels wordt het heel lastig.
  • Naast creativiteit is ook een kritische blik noodzakelijk. Een kritische blik op de doelen voor natuurgebieden en een kritische blik op het rendement van nieuwe verdienmogelijkheden.

Financiering van landschap 6, welke verdienmogelijkheid past?

Na de grote klappers uit aflevering 5 vandaag een aflevering over de kleinere verdienmogelijkheden (kijk hier voor alle vorige afleveringen). Maar eerst nog even terugkijken op de vorige afleveringen en het vervolg. We krijgen op de site, via de mail en in gesprekken reacties op onze artikelen en zo ook over de reeks over groen en landschap. Zo af en toe geeft iemand aan dat we iets vergeten zijn of wellicht te snel een conclusie hebben getrokken. Nou streven wij niet naar het ultieme naslagwerk maar we willen dat wat we opschrijven wel zo goed mogelijk doen. Aan het einde van deze reeks willen met een soort samenvatting komen. Een beslisschema, een mindmap o.i.d., hoe het er precies uit gaat zien weten we zelf ook nog niet. Alle reacties, aanvullingen, kritiek etc. zijn daarom welkom en gaan we gebruiken voor dit laatste eindplaatje. Zover is het echter nog niet, dus terug naar de verdienmogelijkheden.

Het is best lastig iets zinnigs te zeggen over de kleinere verdienmogelijkheden, wat is de kern, is er een patroon te vinden, kan je iets zinnigs zeggen over de toepassing? Uiteindelijk hebben we er voor gekozen om alle verdienmogelijkheden in een grote tabel te zetten en op een aantal dimensies te scoren om vervolgens te kijken of er een onderscheid te maken valt. Deze hebben we vervolgens vertaald in een beslisboom die uit moet wijzen waar welke verdienmogelijkheid het beste past. Dit allemaal op basis van ons gezond verstand, onze ervaring en literatuur maar niet op basis van gedegen wetenschappelijk onderzoek. Wat valt op:

  • Vrijwel alle verdienmogelijkheden hebben bijkomende kosten en risico’s. Soms zijn de risico’s financieel, maar ook andere risico’s zoals bijvoorbeeld een slecht imago (bijv. a.g.v. jacht) zijn van belang. Voor wat betreft de kosten, die gaan vaak voor de baten uit. Een goede kosten baten analyse is dus essentieel waarbij ook aandacht gegeven moet worden aan  een worst case scenario.
  • Verdienmogelijkheden hebben zelden een positief effect op de doelstellingen (meer natuurwaarde, mooi landschap) waarbij opgemerkt moet worden dat veel verdienmogelijkheden ook niet strijdig zijn. Tegelijk, als je maar genoeg verdient kan je dat natuurlijk weer  besteden om je doelen dichterbij te brengen.
  • Onderscheidend voor de verdienmogelijkheden is vooral, het aanbod aan groen in een regio (groen schaars vs. groen niet schaars), het aantal bezoekers en het al dan niet ter discussie stellen van natuurdoelen.
  • Risico’s zijn al eerder genoemd. Voor een aantal mogelijkheden geldt weliswaar dat deze risico’s er zijn, maar dat deze alleen in de plan en realisatiefase van belang zijn. Het bouwen en verkopen van woningen is een risicovolle activiteit. Na verkoop zijn de risico’s op langere termijn echter gering.

Al met al heeft dit geleid tot de volgende beslisboom. De tabel die we gemaakt hebben is hier te downloaden. We zijn benieuwd naar reacties en aanvullingen om zowel beslisboom als tabel te verbeteren.