Categoriearchief: SF

Blogs die kern van oude slimmefinanciering vormen

Financiële denkfout (10): incentive superresponse neiging

Alweer de 10e aflevering? Nee, eigenlijk niet. Maar de actualiteit gebiedt deze aflevering naar voren te halen. Afgelopen zaterdag (29-9-2012) stond er in de Volkskrant een interessant artikel over de ‘graaicultuur’ van de nieuwe ‘semi-publieke kaste’ van bankiers en corporatie-directeuren onder de titel ‘Geen regels maar waarden’. Mooie gelegenheid om én het artikel samen te vatten én deze denkfout uit te leggen én iets over de inzichten van de economische wetenschap te melden.

Artikel ‘geen regels maar waarden’

Het artikel constateert dat wij als maatschappij geen of minder vertrouwen hebben in bankdirecteuren en semi-publieke managers en directeuren. Vervolgens volgt een verklaring van hoe het zo is gekomen en een oplossingsrichting. Hoe is het zo gekomen? De verklaring maakt gebruik van twee economische verschijnselen: het ‘principal-agent’ probleem en ‘moral hazard’. Ik kom op deze twee verschijnselen hieronder apart terug. Dan de oplossingsrichting. Hoe herstellen we het vertrouwen weer in de semi-publieke sector (waar ik het bankwezen ook maar even onder schaar)? Dat kun je doen door (nog) meer regels te stellen. Dat is de technocratische of instrumentele aanpak. Wat je doet is als het ware van buiten invloed uitoefenen op wat wel en op wat niet mag. De auteur gelooft niet in deze aanpak: het systeem wordt alsmaar complexer en je loopt altijd achter op de werkelijkheid. De auteur pleit daarom voor een oplossing van binnenuit: een herstel van de kernwaarden van de beroepsbeoefenaren (bankdirecteuren etc) en van de organisaties zelf (‘wij willen goed zorgen voor het spaargeld van anderen’).

Economische verklaring

De economie kan de ontstane situatie simpel en rationeel verklaren (altijd achteraf, dat dan weer wel). Op de eerste plaats stelt een econoom dat iemand die zegt dat hij het publieke belang nastreeft dat nog niet automatisch doet. Een econoom gaat uit van een zogenaamde ‘homo economicus’ en die maximaliseert simpelweg zijn eigen doelstellingsfunctie onder van buitenaf opgelegde randvoorwaardes. Iemand zal dus niet het doel van een ander maximaliseren maar dat van zichzelf. Dit is het principaal-agent probleem. De principaal is de opdrachtgever die zegt dat jij iets moet doen (bijvoorbeeld: de publieke taak behartigen) en de agent dat ben je zelf (en die doet gewoon wat goed is voor hemzelf). In het algemeen zullen de belangen of doelstellingen van principaal en agent niet hetzelfde zijn. Dat geldt zowel voor het bedrijfsleven waar managers zeggen de belangen van aandeelhouders te zullen behartigen als voor de (semi-) publieke sector waar managers zeggen voor de publieke zaak te gaan.

Op de tweede plaats zegt de economie dat als de homo economicus niet opdraait voor de risico’s die hij loopt, dat hij dan steeds meer risico opzoekt om zijn beloning te kunnen verhogen. Dit is het ‘moreel risico’ probleem. Voorbeelden liggen hier voor het oprapen. Als je jezelf verzekerd hebt voor autoschade zul je wat ruwer en slordiger gaan rijden. Als je verzekerd bent voor alle medische kosten, dan zul je wat makkelijker naar de huisarts lopen. Als je als bank niet failliet kunt gaan (maar wel de bonussen kunt opstrijken) zul je meer risico nemen.

Denkfout

Eindelijk: de koppeling met de denkfouten van Dobelli. Het gaat om de zogenaamde ‘incentive superresponse neiging’. Het is de denkfout die we maken als we iemand op zijn woord geloven zonder naar zijn echte belangen te kijken. Voorbeeld (van Dobelli): er heerste een rattenplaag, iemand bedacht dat het dus goed zou zijn een beloning uit te loven voor het doden van ratten, wat er gebeurde was dat men extra ratten ging fokken zodat het makkelijker werd ze te doden en zo de beloning op te strijken. Iemand die hier zegt het belangrijk te vinden ratten te willen doden, bedoelt te zeggen: ik vind het fijn de beloning op te strijken die hoort bij het doden van ratten. In deze denkfout kijken mensen naar de prikkels en niet naar de achterliggende doelstellingen.

Eigenlijk komt de waarschuwing die bij deze denkfout hoort er op neer dat je voortdurend de vraag moet stellen: what’s in it for me, what’s in it for him, what’s in it for her? De dokter is geneigd meer medische handelingen te verrichten want dat is waar hij voor is opgeleid, dat is wat hij belangrijkt vindt. De beveiligings-expert zal steeds met een nieuwe beveiligingsmaatregel komen (want dat is waar hij voor is aangesteld). De verkoper van audio-apparatuur zal je die versterker verkopen waar hij de meeste voorrraad van heeft staan en/of waar hij de hoogste marge op heeft.

De kern

Wat is de kern? De kern is dat prikkels en doelstelling op elkaar moeten zijn afgestemd. De belangen moeten onderling matchen. Nu snappen we ook waarom de auteur van de VK het heeft over twee mogelijke oplossingsrichtingen. In economische termen is het weer simpel uit te leggen.

De homo economicus maximaliseert zijn doelstellingsfunctie onder de voor hem gegeven randvoorwaarden. Als daar iets uit komt wat jou als opdrachtgever (klant) niet goed uitkomt, kun je dus 2 dingen doen. Ofwel bouw je nieuwe of andere randvoorwaarden in (nieuwe regels, boetes, toezichthouders) ofwel zorg je dat zijn doelstellingsfunctie overeenkomst met die van jou.

Het eerste komt overeen met de technocratische oplossing en verklaart de roep om meer regels en extra toezicht. Het is als het ware een oplossing van buiten. Het andere komt overeen met het pleidooi van de auteur en vormt een oplossing van binnen. Punt is dat je iemand niet zomaar een andere doelstellingsfunctie kan aanpraten. De eenvoudigste manier om dat voor elkaar te krijgen is het zoeken naar mensen die van nature dezelfde doelstelling hebben als waar jij als opdrachtgever naar streeft. Dus wil je dat de publieke zaak maximaal wordt gediend, neem dan mensen aan die dat belangrijk vinden. Wil je dat je spaargeld zorgvuldig wordt beheerd, zoek dan mensen die zorgvuldigheid van nature omarmen.

En trap niet weer in de denkfout dat mensen die zeggen dat belangrijk te vinden dat ook belangrijk vinden. Het is een oproep om onze leiders op een gefundeerde en zorgvuldige wijze psychologisch te testen en de diepere drives van hun handelen bloot te leggen. En als afsluiting, het gaat hier niet om waarde-oordelen of om een vermanend vingertje. Iemand heeft de doelstellingsfunctie die die heeft. Zo iemand handelt daar dus naar. Niets mis mee, je doet wat je doet, je bent wie je bent. Waar het hier om gaat is dat je randvoorwaarden, prikkels en doelstellingen maximaal met elkaar in overeenstemming moet brengen om tot een zo goed mogelijke uitkomst te komen.

Rudy van Stratum

 

Financiering van het landschap 5, hoge opbrengst

In deze aflevering zeven manieren om veel geld te verdienen aan natuur en landschap. Op basis van de mindmap uit de vorige aflevering heb ik gekeken welke verdienmogelijkheden nou echt substantieel veel opleveren. Met andere woorden zijn er mogelijkheden die in één keer een groot deel van je financiële probleem oplossen? Ze zijn er zeker maar helaas niet overal toepasbaar, het blijft maatwerk. Ander punt is dat deze mogelijkheden wellicht strijdig zijn met de doelen die de natuur- en landschapsbeschermers gesteld hebben.

1. Vrijwillige bijdrage. Is natuurlijk een hele goede mogelijkheid om aan inkomsten te komen. Er zijn verschillende mogelijkheden die al veel gebruikt worden. Een voor mij onbekende wordt in Engeland in het Lake District toegepast. Als je in het Lake District eet of logeert krijg je een rekening die apart de mogelijkheid geeft 10% extra te betalen voor beheer van het landschap. Dat geld gaat naar een landschapsfonds. 70% van de bezoekers betaalt deze vrijwillige bijdrage. Ondernemers in het gebied kost het niets.

2. Eigen horeca. De horeca in mooie gebieden verdient veel geld aan de kwaliteiten van natuur en landschap. Als voorbeeld worden de Weerribben genoemd.  De recreatiesector (is meer dan horeca) heeft daar een omzet van € 80 mljn. per jaar. Aan beheer en onderhoud wordt in dit gebied door de overheid jaarlijks € 4 mjln. uitgegeven. Ik zit nog even aan de 10% vrijwillige bijdrage in de Lake District te denken, het is een simpel sommetje. Met name op landgoederen is horeca (café, theehuis, conferenties, overnachtingen etc.) aanwezig en vaak in eigen beheer. Dit leidt tot substantiële inkomsten die ten goede komen aan het gebied. Landgoed Mariënweerd in Beesd haalt 40% van haar inkomsten uit de horeca.

3. Evenementen. Natuur en landschap vormen een prachtig decor voor allerlei evenementen. Terug naar landgoed Mariënweerd. Een landgoedfair in augustus en een kerstfair in december trekken samen ruim 60.000 bezoekers. Entree en verhuur van stands van deze twee fairs zorgen samen voor 40% van de inkomsten (ter herinnering, ook de eigen horeca zorgde voor 40% van de inkomsten, samen dus voor 80%).

4. Bouwen. Bij de vorige mogelijkheid kwamen natuurdoelen mogelijk in het geding, nog lastiger wordt het bij de nu volgende 4. Bouwen in een gebied kan veel opleveren. Bouwen kan in allerlei varianten, van woningen, kantoren, recreatiewoningen tot complete wellnesscentra. Als we dan op zoek zijn naar verdienmodellen, dan hebben we er hier zeker één te pakken. Opbrengsten kunnen in een fonds dat jaarlijks uitkeert t.b.v. beheer. De crisis maakt ook dit soort ontwikkelingen natuurlijk een stuk lastiger en riskanter. Maar we hebben het hier wel over unieke locaties, dat moet kansen bieden.

5. Grond verkopen. Grond verkopen leidt tot eenmalige inkomsten en heeft dus het risico in zich dat er uiteindelijk niets meer overblijft en alles is ‘opgegeten’. Fondsvorming kan dit voorkomen. Door een deel van een gebied af te staan kunnen middelen vrijkomen voor een goed beheer van het bestaande. Het vraagt wel om een heroriëntatie van de gestelde doelen. Als je er financieel echt niet meer uitkomt is de vraag simpel, verkopen we een deel om het overige op een goed kwaliteitsniveau te houden of accepteren we een groter gebied met minder kwaliteit. Hier kom je alleen uit als je duidelijk voor ogen hebt wat je wilt bereiken en laten we eerlijk zijn, je kunt nou eenmaal niet alles.

6. Delfstoffen. Hier hebben we het over het oogsten van grondstoffen uit het gebied. Delfstoffen hebben de nadelige eigenschap dat ze eindig zijn. Je moet dus of jaarlijks niet te veel verkopen of de opbrengsten onderbrengen in een fonds. Hoe dan ook, er valt veel geld mee te verdienen. Maar, het vraagt wel om een bepaalde schaalgrootte en leidt tot aantasting van het landschap. Dus ook hier weer, offer je een klein deel op t.b.v. de rest? Dus toch weer de vraag, wat is ons doel, waarom willen we dit gebied behouden? Waarbij opgemerkt moet worden dat na beëindiging van de activiteiten het gebied opnieuw ingericht kan worden  en wellicht zelfs tot extra kwaliteit kan leiden.

7. De toevalstreffer. Soms zit het mee en ligt een grote inkomstenbron voor het oprapen. Landgoed Vilsteren ligt bovenop een hoofdtransportleiding van de Gasunie. De Gasunie bouwde op grond van het landgoed een compressor- en mengstation. Dat levert jaarlijks € 320.000,= aan pacht op, goed voor één derde van de inkomsten van dit landgoed. We hebben het hier dan wel over gebied van 40 ha. dat verpacht wordt. Ook hier daarom de vraag, wil je zoiets? Stel de buurman klopt aan om het pretpark uit te breiden, grijp je die kans om aan extra inkomsten te komen of hou je vast aan de oude doelen?

Een snelle conclusie tot slot. Heb je een groot bezit, in een dynamische omgeving of met veel horeca, dan liggen er mijns inziens kansen in bovengenoemde mogelijkheden. Voor de wat meer afgelegen gebieden, met weinig horeca ligt het lastiger, een toevalstreffer kan altijd en ook delfstoffen zijn hier wellicht een mogelijkheid. Volgende aflevering komen de verdienmogelijkheden aan de orde die minder opleveren maar samen wellicht veel kunnen betekenen.

Financiering van het landschap 4, waardevol groen

Na het wat pessimistische bericht naar aanleiding van de SWOT analyse bespreken we nu een rapport dat vooral over verdienmogelijkheden gaat. Ook deze is uitgegeven door InnovatieNetwerk, de titel “waardevol groen”. De publicatie gaat in op het particulieren natuurbezit in Nederland en dan vooral over de verschillende financieringsvormen voor natuur en landschap. Aan de hand van interessante praktijkcasussen die kort samengevat worden in verdienmodellen ontstaat zo een beeld van de mannier waarop je geld kunt verdienen met natuur en landschap. Achterliggende gedachte uiteraard dat dit geld weer geïnvesteerd kan worden in de aankoop van nieuwe terreinen en het beheer en onderhoud van bestaande terreinen.

Eerst het goede nieuws. Er zijn wel heel veel mannieren om geld te verdienen aan natuur en landschap. Van het verkopen van jam gemaakt van producten van een landgoed tot de verkoop van gronden en van het heffen van entree tot het verpachten van grond t.b.v. een gasverdeelstation. In de inleiding wordt gesproken van meer dan 100 verdienmogelijkheden. Ik heb ze niet nageteld, maar het zal ongetwijfeld kloppen. Conclusie, er is wat te verdienen.

Dan het slechte nieuws. Er is een beperkt aantal mogelijkheden dat echt substantiële inkomsten genereert. Het overgrote deel leidt tot beperkte inkomsten, wat niet wil zeggen dat je daar niets mee kunt. We zullen later deze substantiële mogelijkheden en beperktere mogelijkheden verder uitdiepen.

We hebben de verdienmogelijkheden die wij al lezend tegenkwamen geordend en in een mindmap geplaatst. Het eindbeeld lijkt veel op het overzicht met verdienmogelijkheden dat we eerder maakte n.a.v. de reeks verdienmodellen van Nederland Boven Water. Gebruik de mindmap om de verschillende mogelijkheden te bekijken, voor meer achtergrondinformatie zal je de publicatie moeten lezen (tip: voer de verdienmogelijkheid als zoekterm in bij het lezen van het pdf document). Hier een korte samenvatting / toelichting.

Kernvraag is: hoe kunnen we de aankoop en het beheer van natuur en landschap betaalbaar houden? We onderscheiden vier hoofdrichtingen:

Bezuinigen. Minder uitgeven is natuurlijk altijd een goede mannier om iets betaalbaar te houden. Dat kan bijvoorbeeld op arbeid door de inzet van vrijwilligers, gedetineerden, scholieren etc. Maar het gaat daarbij ook om de vraag of je met vast personeel werkt of met inhuur. Een andere mogelijkheid is het bijstellen van je doelen. Als voorbeeld komen in de publicatie ecoducten aan de orde. Die zijn vreselijk duur. Door de doelen bij te stellen, een iets minder robuuste verbinding voor wat minder soorten kan je volstaan met een eenvoudig tunneltje. De kosten dalen enorm en het geld kunnen we uitgegeven aan andere maatregelen. Het is niet voor niets de eerste stap in onze beslisboom om (kritisch) naar het doel te kijken.

Oogsten. Hieronder verstaan we het te gelde maken van bestaande kwaliteiten. Heel voor de hand liggend zijn natuurlijk allerlei grondstoffen en producten die een gebied op kunnen leveren (hout, riet, biomassa, jacht, etc.). Maar het kan ook gaan om de verkoop van grond of vastgoed. Strikt genomen is dat natuurlijk geen oogsten omdat het alleen éénmalig werkt. Door de opbrengst in een fonds te storten kan je daar toch op de langere termijn van profiteren. Ook het verzilveren van waarden is een mogelijkheid, zoals het laten betalen voor een mooie wandeling of het mooie uitzicht.

Nieuwe activiteiten / neveninkomsten. In deze categorie is het aantal mogelijkheden natuurlijk eindeloos, zeker als het verder van de natuurbeleving af komt te staan. We hebben dit soort activiteiten ingedeeld naar de relatie die ze hebben met de natuur en / of het landschap. Natuur kan de kern zijn van een activiteit maar ook dienen als decor. Vooral in deze laatste categorie is natuurlijk van alles mogelijk denk aan een ijsbaan, een autoshow, etc. Interessant is de subcategorie die we toevalstreffer hebben genoemd. Som is er iets in het gebied waar je heel veel geld mee kunt verdienen. Interessante vraag voor iedereen, heb ik ook zo’n mogelijkheid?

Geld krijgen. Onze laatste categorie zou je bijna niet serieus nemen, want in hoeverre is geld krijgen een verdienmodel. Toch laten de voorbeelden uit binnen- en buitenland zien dat ook hier goede mogelijkheden liggen. We komen er nog op terug.

Tot slot, voor alle verdienmogelijkheden geldt dat ze weer een eigen rendement hebben. Ook daar moet je kritisch naar blijven kijken. Wat zijn bijvoorbeeld de kosten voor het heffen van entree (kaartjesautomaat, hek om het gebied, handhaven, minder bezoekers, etc.) en welke inkomsten staan daar tegenover? Wat kost het begeleiden van scholieren bij een maatschappelijke stage en hoeveel werk wordt er verzet? Welke administratiekosten gaan er gepaard met het innen van vrijwillige bijdragen? De vraag is dus steeds of een potentiële verdienmogelijkheid ook in een specifiek geval nog zinvol is.

Volgende aflevering bespreken we de verdienmogelijkheden die relatief veel op kunnen leveren.

Wie verdient er aan bouwgrond?

In opdracht van InnovatieNetwerk hebben we een infographic gemaakt over wie er aan bouwgrond verdient. Het is gebaseerd op het ‘oude verdienmodel’ waarin de grondprijs van agrarische bestemming tot aan de definitieve eindprijs voor de woningkoper vele malen over de kop gaat. Centraal hierbij staat het veel gebruikte maar ook lastige begrip ‘residuele grondwaarde’.

Het is de bedoeling dat de infographic later ook dienst kan doen om verschillende scenario’s te illustreren. Denk daarbij aan vragen als ‘wat gebeurt er als de verwachte verkoopprijs van woningen daalt?’ en ‘hoe kan de ruimtelijke kwaliteit worden geborgd als het oude verdienmodel niet langer meer opgaat?’.

grondwaarde variant groen-01

De infographic is ook te vinden op de site van InnovatieNetwerk:
infographic wie verdient er aan bouwgrond InnovatieNetwerk

Financiële denkfout (4): sunk cost fallacy

Beschrijving

Met een economisch-theoretische bril op is het eenvoudig. Of het zinvol is met iets door te gaan wordt bepaald door alle toekomstige opbrengsten en uitgaven. Als daar een positief totaalsaldo uitkomt dan is het economisch zinvol en anders niet. In de praktijk werkt het dus anders, zo blijkt uit vele voorbeelden en uit onderzoek. Het verleden speelt in onze beslissing om door te gaan wel degelijk een rol. Naarmate we meer hebben uitgegeven, naarmate we ons meer hebben gecommitteerd aan het project, vinden we het lastiger er mee te stoppen. Deze denkfout wordt de ‘sunk cost fallacy’ genoemd, de fout van de reeds gemaakte kosten zou ik in onbeholpen Nederlands zeggen.

Voorbeelden

De voorbeelden liggen voor het oprapen. Dobelli noemt het zogenaamde ‘Concorde-effect’. Bij het ontwerp van de beroemde Franse straaljager liepen de kosten enorm uit de hand. Eigenlijk was het iedereen wel duidelijk dat dit toestel nooit meer renderend zou kunnen worden. Het weerhield de toenmalige betrokken landen er niet van door te gaan met dit project. Maar wij hebben hier natuurlijk de Betuwe-lijn en de hoge snelheidslijn. En wat te denken van het Euro-project en het steunen van landen die achterblijven. We hebben er nu al zoveel in gestoken, nu kunnen we niet meer terug. Maar het speelt ook in kleiner verband en op het persoonlijke vlak. Ik ben nu al twee jaar bezig met de opleiding, het is dan beter om het toch maar af te maken. We hebben nu al zoveel geïnvesteerd in onze relatie, het is beter om door te gaan. Op onze eigen blogs is het inmiddels roemruchte Parkstad-verhaal al vaak aan de orde gekomen. Hier werd de fout zelfs bewust ingezet om de voortgang af te dwingen.

Evaluatie

Rationeel gaat het dus alleen om het nu en om de toekomst. Waarom kijken we dan toch naar het verleden? Dat heeft te maken met onze wens consistent te zijn. Als we niet consistent handelen hebben we daar geen goed gevoel over en lijden we naar onszelf en de buitenwereld gezichtsverlies. En misschien zit hier dan toch een stukje rationaliteit achter. Immers als de buitenwereld (al dan niet terecht) denkt dat we niet consistent handelen dan lijden we inderdaad gezichtsverlies en komen we minder krachtig en besluitvaardig over en worden we niet herkozen. Zo kan niet-rationaliteit via de achterdeur toch weer een rationaliteit afdwingen. Via verwachtingsvorming van ‘de anderen’ komt het verleden dan toch weer terecht in mijn toekomst. Het gaat voor nu te ver, maar we moeten hier in de eindevaluatie maar wat langer bij stilstaan. Het is in essentie wat Keynes beschreef als de ‘beauty contest’. Vertaald naar de wereld van beleggingen: het gaat er niet om wat ik denk dat het meest renderende aandeel is, maar het gaat om mijn inschatting van wat anderen het meest renderende aandeel vinden (want door het feitelijke aankoopgedrag van anderen wordt dat dan ook het meest renderende aandeel).

Verwante denkfout

Een dreigend gezichtsverlies (reputatieschade, verlies aan geloofwaardigheid) en de wens om consistent te handelen komt bij de denkfouten meerdere malen als thema terug. Zo is er het ‘endowment effect‘ (te behandelen onder nummertje 12 in deze reeks) waaruit blijkt dat we gehecht zijn/raken aan spullen die we al hebben of die we al kennen. Het is lastig afscheid te nemen van iets wat we al kennen waardoor we bij eventuele afstand een te hoge prijs willen (kijk naar de huidige huizenmarkt waar het lastig is een prijsdaling te accepteren).

Rudy van Stratum

Financiering van het landschap 3, SWOT analyse

Naar aanleiding van onze reeks over landschap en natuur kreeg ik de tip op de site van InnovatieNetwerk te kijken. Het eerste rapport dat ik wil bespreken is een “SWOT analyse van de Natuursector”. Dit rapport geeft weliswaar geen antwoord op onze vraag (hoe gaan we natuur en landschap financieren) maar geeft wel een mooi overzicht van waar we nu staan. Deze analyse is natuurlijk belangrijk als je naar een oplossing wilt werken.

Het rapport begint met een kort overzicht van de natuur in Nederland, het bezit, de verschillende typen, en een aantal trends. Vervolgens wordt een onderscheid gemaakt in een aantal diensten (productie, regulerende, cultureel en ondersteunend) die de natuur kan leveren. Per dienst wordt dit verder uitgesplitst. Bij productie gaat het onder andere over hout, biomassa en riet. Elk onderdeel (bijv. hout) wordt weer verder uitgewerkt. Hoeveel oogsten we nu, wat is de vraag, wat levert het op, wat is de kwaliteit, wat is de potentie, hoe functioneert de markt. Daar volgt een SWOT analyse voor het betreffende onderdeel. Een kans voor hout is bijvoorbeeld de stijgende vraag, een bedreiging het negatieve imago van houtkap, een sterkte de duurzaamheid en een zwakte de slechte logistiek.

Omdat we het hier over diensten hebben ligt de vraag voor de hand wat deze diensten dan op kunnen leveren. Kan je hiermee het beheer van natuur en landschap financieren. Als je voor alle diensten de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen door de oogharen bekijkt dan ontstaat er bij mij een beeld van deze mogelijkheden. Helaas een nogal somber beeld. Het positieve is dat natuurproducten en natuurbeleving uniek zijn en hoog gewaardeerd worden. Daarmee hebben we dan ook wel de belangrijkste positieve punten gehad.

Als we het beheer van natuur en landschap willen financieren vanuit diensten die de natuur levert, dan zijn er in eerste instantie vooral veel dilemma’s. De belangrijkste wellicht, de natuur en haar diensten zijn nu gratis, dat vinden we heel normaal en dat moet vooral zo blijven. Maar er zijn er meer, bijvoorbeeld dat diensten die echt wat op kunnen leveren (houtkap, jacht) een slecht imago hebben.  We hebben de diensten en de dilemma’s in een schema gezet. Zie het als een korte samenvatting van de SWOT analyse. Daarmee doen we het rapport overigens te kort, dat geeft namelijk ook zeer gedetailleerde informatie over opbrengsten van de verschillende diensten.

 

Financiële denkfout: intermezzo en praktijkcasus

Gisteravond was de tweede aflevering van dit seizoen van de slag om Nederland. Casus, een nieuw stadion voor VVV. Aanleiding om hier een aflevering aan te wijden, de gemeente gaat een lening aan van € 45 miljoen om het stadion te kunnen bouwen. Vervolgens zal zij dit verhuren aan voetbalclub VVV. Hoewel de programmamakers hier niet heel expliciet in zijn kun je niet anders dan concluderen dat hier geen goede businesscase ligt (kijk hier de aflevering terug). Kijkend naar het programma zag ik een groot aantal denkfouten de revue passeren, een mooie aanleiding voor een kort intermezzo met vier denkfouten in de praktijk.

Maar eerst, ook de volkskrant heeft een serie over denkfouten (overigens, wij waren eerder ;-)). Afgelopen week ging het over de beschikbaarheidsfout. Het artikel sluit af met “en wie nu opeens overal beschikbaarheidsfouten ziet, weet in elk geval hoe het komt”. Wat zoveel wil zeggen dat als je eenmaal ergens over gelezen hebt of je er in verdiept hebt, je dat vanzelf overal gaat zien. Met andere woorden, het is niet meer dan logisch dat je overal denkfouten ziet als je op een website een serie over denkfouten maakt. Dit ter relativering, wellicht zijn er bij de casus VVV helemaal geen denkfouten gemaakt en zijn wij de enige die ze zien. Maar, dat zou me verbazen.

Het overconfidence effect (artikel 2, 27 aug. 2012). Overschatting van jezelf. Lijkt mij hier zeker van toepassing. Terwijl overal clubs uit het betaalde aan het infuus liggen en stadions onrendabel zijn is men er in Venlo van overtuigd dat ze het beter kunnen. Wel veel bezoekers, wel veel evenementen, wel een rendabele exploitatie. Lijkt mij een geval van zelfoverschatting, ze zijn vast niet dommer dan al die andere, maar waarschijnlijk ook niet veel slimmer.

De confirmation bias (artikel volgt later).  In het kort, vaak zoeken we vooral bevestiging van ons (goede) idee. We gaan dus praten met mensen die er ook in geloven en negeren mensen die er niets in zien. Jan Smeets (organisator van Pinkpop) zat in een adviesoverleg omdat het stadion ook voor evenementen en concerten gebruikt moet worden. Pinkpop is natuurlijk een prachtig voorbeeld van een succesvol evenement in Limburg dat heel veel bezoekers trekt. Jan Smeets is kritisch, Pinkpop is geen goed voorbeeld, het heeft 40 jaar geduurd voordat het de huidige omvang kreeg en er komen weinig Duitsers (één van de doelgroepen voor het stadion). Jan Smeets wordt niet meer uitgenodigd voor het overleg.

Groupthink (artikel volgt later). Ik vraag me af, hoe kan het dat het college en driekwart van de raad hier positief tegenover staat? Van de supporters hoeft het niet, bewoners zijn tegen en de businesscase lijkt niet echt houdbaar. Is hier sprake van groupthink? Als iemand niet dwars wil liggen in het college of in de fractie en wellicht ook onzeker is over de eigen argumenten, dan kan zwijgen en instemmend knikken het gevolg zijn. Als veel mensen zo doen, dan is het resultaat dat er besluiten genomen worden die niemand ziet zitten. Rolf Dobelli (auteur “de kunst van het heldere denken”) geeft aan dat een hechte groep hun eigen illusies creëert en daar zelf in gaat geloven. De wil (of het belang) om bij deze hechte groep te blijven is groter dan de wil om kritisch te blijven denken.

Tot slot zie ik al een toekomstige denkfout aan de horizon gloren. Als het stadion gerealiseerd is, de exploitatie niet sluitend blijkt te zijn en er publiek geld bij moet wordt waarschijnlijk de “sunk cost fallacy” fout gemaakt. “We hebben er nu al zoveel geld aan uitgegeven, het zou wel heel dom zijn om nu te stoppen”. En zo gaat er nog een aantal miljoen in een bodemloze put. Meer over deze fout volgt later.

Stijn van Liefland

Financiering van het landschap 2, tegendenken

Laat ik beginnen met te vertellen dat ik erg van het landschap hou en er graag doorheen fiets of wandel. En, dat is ook de reden dat we vanaf het volgende artikel op zoek gaan naar mogelijkheden voor behoud van ons landschap. Maar, ik vind ook dat we op wat afstand de vraag moeten beantwoorden waarom dat nodig is. Ik wil hierbij kritisch zijn en noem dat maar even ‘tegendenken’. Moeten we echt zoveel geld uitgeven aan landschappelijk kwaliteit? Kan het met minder? Kan het misschien zonder geld? Eigenlijk is het dus de vraag, kan het niet gewoon wat minder met dat landschap? Ik weet het niet, want ik voel me toch te veel een leek als het om de inhoudelijke kant van landschapsbeheer gaat. Toch wil ik hier drie punten naar voren brengen.

Verwend. Zijn we niet gewoon erg verwend? Ik was vorige week bij een bijeenkomst over ruimtelijke kwaliteit, dat kost geld en dat geld is er niet meer. Iemand stelde dat het dan eigenlijk heel normaal is om opnieuw te kijken welk minimaal niveau gewenst is en vervolgens dat als doel te stellen. Dat geldt ook voor het landschap, dan maar wat minder landschap, dan maar wat minder mooi. Blijkbaar vinden we dat minder belangrijk dan een goede baan, goede zorg en kinderopvang. Als we over een aantal jaar allemaal vinden dat de kwaliteit van het landschap niet goed is, dan komt dat vanzelf als verkiezingsitem naar voren. Het is natuurlijk geen leuk verhaal maar hier ligt wel een enorm besparingspotentieel.

Economie. Het landschap zoals we dat nu kennen en mooi vinden is vaak niets anders dan het gevolg van economische activiteit. Door turfwinning, houtkap (en aanplant), kleiwinning, landbouw en allerlei andere activiteiten ontstond het landschap zoals dat er nu ligt (plassen, heide, agrarisch gebied etc.). Houtwallen en hakhout bosjes hadden vroeger een functie en werden daarom in stand gehouden. Het resultaat vinden we over het algemeen een mooi landschap, maar door economische activiteit en gebrek aan onderhoud verandert dit en ziet het er dus anders uit. Dat vinden we minder mooi en dus willen we het oude behouden. Er komt echter ook weer wat anders voor terug, grote kans dat mensen over 100 jaar dat juist weer heel mooi vinden. Ik ben er overigens niet helemaal uit, de schaalgrootte van de hedendaagse landbouw is zo enorm dat het wellicht wel heel erg eentonig wordt. Maar we zouden iets minder angstig kunnen zijn. Als er wat weggaat komt er zeker wat voor terug en dat hoeft niet altijd minder te zijn.

Verhaal. Ik denk dat landschap voor een deel ook een verhaal is. We hebben mooie verhalen over het landschap en het landgebruik zoals dat vroeger was. Waarom geen nieuwe verhalen maken? Verhalen waardoor mensen kunnen genieten van een heel ander soort landschap? Bas Haring beschrijft in zijn boek Plastic Panda’s hoe een oud collega zich verdiept in de hoogspanningsmast, steeds meer kennis vergaart en zo de schoonheid van hoogspanningsmasten ziet. Als je er meer van weet wordt het interessanter is de boodschap. Kunnen we geen nieuwe verhalen maken rondom veranderingen in ons landschap. “Deze houtwal ziet er niet meer uit zoals vroeger, daar is een reden voor, het onderhoud werd te duur. Nu laten we de natuur z’n gang gaan, kijk eens wat een verandering, sommige soorten verdwijnen, andere komen er voor terug etc.”. Het is natuurlijk ook een beetje hoe je het verhaal brengt, maak er een positief en spannend verhaal van! Het is één van de denkfouten (zie serie over denkfouten) die we verder niet behandelen, maar in het kort komt het er op neer dat een mooi (beladen) verhaal veel mensen overtuigt. Kunnen we dat niet inzetten om mensen op een andere manier naar het landschap te laten kijken en zo tot een minder duur landschap te komen?

Mijn conclusie, ook aan de bovenkant van onze beslisboom, doel en efficiency liggen mogelijkheden. Waarbij opgemerkt dat ik niet de juiste persoon ben om te bepalen wat daarvan wel en niet mogelijk is. Volgende artikel starten we met het verkennen van verdienmogelijkheden en constructies.

 

Stijn van Liefland

 

Financiële denkfout (3): social proof

Beschrijving

Deze fout wordt veroorzaakt door groepsdruk. Onze oordeelsvorming wordt beïnvloed door de groep waarin wij verkeren. Wij zijn genegen ons naar de mening van de groep te richten, het is lastig je eigen mening overeind te houden als die afwijkt van die van de groep. Hier is uitgebreid psychologisch onderzoek naar gedaan. Iemand die vooraf in isolatie vrij zeker weet wat het goede antwoord is, gaat aan zichzelf twijfelen als er zoetjesaan nieuwe mensen binnen komen die een duidelijke andere mening hebben (allemaal toneelspelers zonder dat de proefpersoon dit weet).

Hoe is dit verschijnsel te verklaren? Het volgen van de groep heeft ons in het evolutionaire verleden veel gebracht. Als de hele groep in een keer een bepaalde richting uitholt, dan was het verstandig daar niet te lang over na te denken maar die groep maar gewoon snel achterna te lopen. Waarschijnlijk was er ergens een roofdier dat jij nog niet gezien had. Mensen die te onafhankelijk waren (eerst maar eens kijken of hier sprake is van een reële dreiging) hebben het niet overleefd en zijn niet meer in ons midden. Het is een eigenschap die past in de context van een gevaarlijke omgeving waarin snelle actie geboden is. Tegenwoordig dreigen andere gevaren waar kritische nadenken vaak een beter antwoord op is, de context is veranderd maar het gedrag nog niet.

Er zit ook een economische kant aan dit handelen. Het is een makkelijke (goedkope) manier van besluitvorming. Waarom alles zelf uitzoeken als een ander dat al gedaan heeft? Als iedereen het doet moet er toch een kern van waarheid in zitten? Het is een afweging die je onbewust maakt: ik kan wel alle folders en testen erbij halen om die nieuwe koelkast aan te schaffen, ik kan ook eens kijken wat mensen om me heen hebben gekocht (die zullen dat uitzoekwerk ook al gedaan hebben, toch?). Soms kan het een prima strategie zijn.

Voorbeelden

Social proof heeft een grote rol gespeeld bij de alsmaar stijgende aandelen- en huizenprijzen, bij het ontstaan van de financiële bubble. Het speelt op grote schaal in de kledingmode, bij managementtechnieken, bij het ontstaan van hits en bestsellers. De reclame maakt bewust gebruik van dit effect door gewone herkenbare mensen een product te laten aanprijzen. In veel tv-series wordt om precies deze reden gebruik gemaakt van een lachband zodat je weet wanneer je moet lachen (namelijk als de anderen lachen).

In ons vak speelt het vanzelfsprekend ook. Een aantal jaren geleden was subsidie als fenomeen heel gewoon, in deze tijd van marktwerking en outsourcing klinkt het als een vloek. Iedereen moet zijn eigen broek ophouden of op zijn minst in staat zijn te zorgen voor ‘co-financiering’.

Evaluatie

Als het om belangrijke beslissingen gaat (veel geld, grote impact) moeten we kritische vragen blijven stellen. Wat is de kern van het voorstel, waarom is het goed of niet goed, wie zegt dat en waarom? Wat zijn de alternatieven en waarom vallen die af? Wat is er eerder over gezegd? Wat zien we over het hoofd?

Verwante denkfouten

In het boek van Dobelli worden nogal wat denkfouten genoemd die sterke gelijkenis vertonen met groepsdruk of kuddegedrag. Zo is er de authority bias die in deze serie onder nummertje 7 wordt behandeld (als een belangrijk iemand iets zegt zal het wel waar zijn). Zo is er groupthink die in deze serie onder nummertje 13 wordt behandeld (bij groupthink zoeken mensen die hetzelfde vinden elkaar op). En zo is er social loafing die in deze serie niet expliciet aan de orde komt (social loafing houdt de neiging in om je in een groep wat reactiever op te stellen (‘je snor te drukken’) maar betreft ook het fenomeen dat groepen sneller geneigd zijn om grotere risico’s te nemen).

Rudy van Stratum

 

Financiering van het landschap 1, Introductie

De afgelopen maanden zijn we regelmatig geconfronteerd met het dilemma van de financiering van ons landschap. Reden om ons daar verder in te verdiepen en over onze zoektocht te berichten op slimmefinanciering.nl. Vandaag daarom het eerste bericht in een reeks over financiering van het landschap. Een korte verkenning, de aanleiding en ons doel met deze serie.

In 2009 werd ruim 1 miljard euro uitgegeven aan ontwikkeling en beheer van landschap en natuur. Daar stonden ook inkomsten tegenover, in 2009 85 miljoen euro, afkomstig uit terreinbeheer, zoals bijvoorbeeld de verkoop van hout. Een groot deel van deze uitgaven (ca. 650 mljn) wordt gedaan door overheden en dan hoofdzakelijk door het rijk en de provincies. We zouden dit het oude model kunnen noemen. Natuur en landschap wordt belangrijk gevonden en bijzondere plekken en gebieden willen we graag behouden. Daarvoor is geld nodig en een groot deel daarvan komt van buiten het gebied, een zak geld van het rijk of de provincie. In het kader van de crisis en het nieuwe natuurbeleid wordt er fors bezuinigd op de uitgaven voor natuur en landschap. Het oude model, de zak geld van buiten, werkt daardoor niet meer zo goed als vroeger. De vraag is dus, wat komt er voor in de plaats, wat is het nieuwe model?

Wij merken dat veel mensen en organisaties zoeken naar een oplossing, een nieuw model, en willen daar graag een bijdrage aan leveren. Dat betekent dat we in deze reeks op zoek gaan naar deze modellen en oplossingen voor het in stand houden van landschappelijke kwaliteit. Het is daarbij vrijwel uitgesloten dat we met het ei van Columbus gaan komen. Er zijn talloze gerenommeerde instanties die zich met deze problematiek bezighouden. Als er een fantastische oplossing is, dan hadden we dat wel geweten.  Wat we wel willen doen is een overzicht maken van mogelijkheden, hier structuur in aanbrengen en vervolgens kijken of we tot een instrument kunnen komen. Een checklist, een beslisschema of iets dergelijks. Een instrument dat kan helpen bij het analyseren van het probleem en een eerste oplossingsrichting kan geven. Maar wellicht is dit er al, dan gaan we het zoeken en laten we het hier zien. Tegelijkertijd zullen we de problematiek van financiering van het landschap naast instrumenten leggen die we al eerder ontwikkeld hebben, de beslisboom slimme financiering en het overzicht met verdienmodellen.

De volgende aflevering in deze reeks besteden we aan tegendenken, is het eigenlijk wel nodig geld uit te geven aan het landschap? Eigenlijk de eerste stap van onze beslisboom, het bepalen van het doel en het beantwoorden van de waaromvraag? Daarna gaan we echt aan de slag met oplossingen, verdienmodellen etc.