Categoriearchief: SF

Blogs die kern van oude slimmefinanciering vormen

MKBA (3): luchtvervuiling traditioneel vs MKBA

Laten we als voorbeeld nu eens de casus van luchtvervuiling nemen zoals beschreven in de eerdere MKB-blog.

Er zijn (minstens) drie manieren om aan deze casus te rekenen. Het gaat me nu niet om de getallen zelf maar om de andere manier van rekenen en aanpak.

Manier 1: traditioneel

Stel je bent ondernemer en je wilt investeren in een nieuwe techniek die luchtvervuiling tegen gaat. Wat in zo’n geval normaal is is dat je een zogenaamde ‘business case’ maakt. Een berekening van of je investering voldoende rendement heeft. Een tegenwoordig veel gebruikte tool hiervoor is het ‘business model canvas‘ (BMC), zie hier voor meer achtergrondinformatie.

Je rekent bij BMC en andere financiële tools als het goed is met de zogenaamde ‘Discounted Cash Flow’ (DCF) methode. Een ander woord voor deze rekenmethodiek is ook wel Netto Contante Waarde (NCW) methode. Je kijkt zo’n beetje 5-10 jaar vooruit en schat alle inkomsten en uitgaven in die bij je investering horen. Je brengt deze zogenaamde cashflows terug naar het heden door de bedragen ‘contant te maken’. Hiervoor gebruik je een ‘discontovoet’ die een vergoeding biedt voor je tijdsvoorkeur en het risico dat je met de investering loopt.

De beslisregel is hier: geeft je rekenexercitie een positief saldo (een NCW > 0) dan is de investering rendabel (geeft je meer dan het rendement dat je verwacht) en voer je de investering uit. In dit voorbeeld van luchtvervuiling gaat het bijvoorbeeld om een filtertechniek die je in auto’s kunt installeren zodat de uitstoot van die auto’s minder vervuilend is. De cashflows worden dan gegenereerd door de verkoop van die filters aan autofabrikanten en garages. Dus heel simpel gesteld: als de investeerder inschat dat er voldoende filters tegen de juiste prijs worden verkocht dan is zijn investering lonend.

Wat is er mis met deze aanpak? In de regel zijn investeerders ongeduldig en willen graag snel resultaat zien. Het is niet ongebruikelijk om ongeveer 5 tot maximaal 10 jaar vooruit te kijken. Vanzelfsprekend zul je als ondernemer een voorkeur hebben voor producten met weinig risico en hoge rendementen. Een roetfilter? Waarom zou een autofabrikant zoiets willen installeren in zijn auto’s? Misschien om een schonere auto te produceren? Is daar vraag naar dan? Of willen kopers van auto’s liever een snellere motor? Of een grotere kofferbak? Het wordt pas interessant voor roetfilterontwikkelaars als de overheid wetgeving maakt die paal en perk stelt aan de uitstoot. Op dat moment ben je verzekerd van een flinke afname van je nieuwe techniek en wordt de investering lonend. Vergelijk het met het verplicht stellen van autogordels enkele decennia geleden.

Manier 2: MKBA

Alle producten die volgens de traditionele manier tot stand komen, daar heb je geen omkijken naar. Soms gebeurt het natuurlijk dat een voor jou rendabele investering vervelende gevolgen heeft voor anderen (er is dan sprake van negatieve externe effecten). Een bekend en misschien ook flauw voorbeeld is de productie van kogels (voor pistolen, geweren etc). Je kunt een kogel fabriceren voor een paar dubbeltjes en in de winkel betaal je misschien een Euro. Als je dus voldoende kogels verkoopt tegen een leuke prijs, dan ben je klaar met je DCF- en canvas-verhaal. Dat er af en toe dodelijke ongelukken met die kogels gebeuren: that’s all in the game, niet jouw probleem. Tot het moment dat er rechtszaken en claims gaan komen natuurlijk. In dat geval neem je die verwachte extra kosten ook mee in je berekening en kom je wellicht tot een andere beslissing. Zie meer over dit soort dilemma’s in de bespreking van het werk van Sandel.

Een ander probleem is dat sommig producten maatschappelijk gewenst zijn maar via de traditionele methode niet tot stand komen. Het duurt te lang voor het rendement geeft of de risico’s zijn te groot of mensen kopen toch liever een ander product etc. In zo’n geval hebben we een overheid die met belastinggeld kan beslissen alsnog zo’n product of dienst te lanceren (of wetgeving te maken die dwingt tot aanpassing van die producten). In zo’n geval past de MKBA-methode. De vraag wordt dan gesteld of het belastinggeld voldoende maatschappelijk rendement oplevert. We zijn dan niet per se gebonden aan echte cashflows en aan rendementen die de commerciële markt eist. We kunnen het probleem van luchtvervuiling dan breder bekijken. Luchtvervuiling leidt (bijvoorbeeld) tot x extra doden per jaar en dat leidt tot verlies aan mensjaren en levensvreugde. MKBA bekommert zich dan om de juiste prijs van een mensenleven om zo de beslissing in schone oplossingen te investeren beter te kunnen onderbouwen.

MKBA gaat bij die berekeningen en beprijzingen uit van dezelfde rekenprincipes als commerciele partijen bij de traditionele methode doen. Dus DCF en NCW worden ook bij MKBA gebruikt. De verschillen zitten meer in de langere horizon bij MKBA, een lager rekenrendement bij MKBA en het ook mogen gebruiken van fictieve bedragen (geen echte cashflows) bij MKBA.

Quote: energieneutrale woningen

Toevallig staat er vandaag in de krant (BD, 24 maart 2015) een aardige casus die het bovenstaande nog eens illustreert. De provincie Noord-Brabant heeft besloten dat in 2050 alle 800.000 woningen energieneutraal moeten zijn. Blijkbaar is de markt nog niet met oplossingen gekomen die betaalbaar zijn (lees: zodanig dat de extra kosten voor het energieneutraal maken zichzelf terug verdienen). Daarom worden de eerste 1.000 woningen tot 2017 mede met inzet van provinciegeld energieneutraal gemaakt. ‘Daarna moet de markt het overnemen’.

De gemiddelde ondernemer heeft met het canvasmodel blijkbaar becijferd dat de investering om betaalbare energieneutrale huizen te maken niet loont (of dat alternatieve investeringen meer opleveren). Daarom heeft de provincie met een MKBA (maar niet heus, maar zou kunnen) becijferd dat een publieke investering in het energieneutraal maken van de eerste 1.000 huizen wél loont. Door het goede voorbeeld te geven, zo is de redenering, komt er een proces op gang waarin bestaande ondernemers mee kunnen lopen zodat het ook voor hen interessant wordt deze stappen te gaan zetten (en vergeet ook de strengere regelgeving niet).

Een ondernemer die eerder zelf de stap wilde zetten over waarom het bij hem nog niet gelukt is: ‘Ik kreeg de projectfinanciering niet rond. Banken zijn terughoudend en rekenen de werkelijke kosten van fossiele brandstoffen niet volledig door. Daardoor kom je in hun ogen ongunstig uit met duurzame oplossingen’. Logisch vanuit het perspectief van de bank: met de winst van het beter omgaan met fossiele brandstoffen kunnen ze geen rente over hun uitstaande leningen betalen (of extra bonussen uitbetalen, zelfde verhaal).

In de volgende aflevering (MKBA (4)) methode 3 van onszelf, een aanpak die elementen van zowel traditioneel als MKBA heeft.

Rudy van Stratum

 

MKBA (2): verschillen

Laten we de verschillen tussen de MKBA-aanpak en onze slimme-financierings filosofie eens nader bekijken.

Doel MKBA en slimfin

MKBA heeft meestal als doel om vanuit een overheidsperspectief te analyseren of een investering goed is besteed. Dus het publieke geld is in principe beschikbaar (of kan beschikbaar worden gemaakt) maar de vraag is of de aanwending van het belastinggeld kan worden gerationaliseerd vanuit een economisch-financieel perspectief. Vanzelfsprekend geldt wel dat als het geld aan het ene onderwerp wordt uitgegeven dat dat ten koste gaat (kan gaan) van een andere aanwending.

Bij ons was destijds de aanleiding: je wilt iets opzetten (of met iets doorgaan) wat door gebrek aan middelen niet langer kan. Hoe krijg je het dan voor elkaar je initiatief of project alsnog rond te krijgen? Dat betekent dat het geld (nog) niet voorhanden is. Het hoeft ook niet over een publiek vraagstuk te gaan. Het is in wezen dus een financieringsvraagstuk. Meestal zit er wel een publieke component in het vraagstuk, anders wordt het een ‘gewoon’ of traditioneel financieringsvraagstuk.

Cashflows

MKBA gaat voor- en nadelen (kosten en baten) op een rij zetten betreffende de (publieke) maatregel. Aan die voor- en nadelen (baten en kosten) worden prijskaartjes gehangen. Soms zijn dat echte prijskaartjes maar soms ook niet. Soms zijn het bedragen die een virtuele waarde van zo’n effect weergeven. Neem als voorbeeld de waarde van een mensenleven of de (ervaren) kwaliteit van een bos. Het is overigens wél de bedoeling dat al die prijskaartjes op één noemer worden gebracht en er een soort eindgetal uitkomt dat bij ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Wij zetten ook de voor- en nadelen op een rij maar het gaat in eerste instantie uitsluitend over echte financiële bedragen. Dus bedragen die je ook werkelijk moet betalen of kan ontvangen. Cashflows met andere woorden. Ook wij tellen die inkomsten en uitgaven in de tijd netjes op zodat er één eindgetal uitkomt dat precies als bij MKBA zegt dat ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Pas in tweede ronde (als de euro-bedragen niet voldoende zijn) zetten we in de matrix ook de kwalitatieve effecten op een rij. We zetten die nog niet om in financiële bedragen maar dat zou wel kunnen. Mocht er in financiële termen een negatief eindsaldo resteren (waardoor het een niet goed uitvoerbaar plan is) dan kun je je de vraag stellen: zijn al deze kwalitatieve voor- en nadelen ons dit (negatieve) bedrag waard? Daar kan dan een discussie over plaats vinden.

Partijen

MKBA zet in de regel alle voor- en nadelen op een rij, waardeert ze tegen geld en telt ze bij elkaar op. Eigenlijk dus alles over één kam. Dat hoeft overigens niet, maar dat is wel wat er vaak gebeurt. Wij splitsen de voor- en nadelen in termen van cashflows over de partijen die het betreft. Dat is in onze opzet cruciaal omdat de vraag of je project wel of niet kan doorgaan onder andere afhankelijk is van de vraag of eventuele voordelen die bij anderen terecht komen in je plan kunnen worden betrokken.

Zo kan het dus gebeuren dat het totaalplan een positief saldo heeft maar dat de ene regel bij die ene partij een positief saldo heeft en de andere regel van een andere partij een negatief saldo. De ene partij wordt beter van het plan, de andere niet. Dit is overigens kenmerkend voor veel vraagstukken die een duurzaamheidscomponent hebben.

Fuseren van belangen

In het verlengde hiervan staat bij slimme financiering het zogenaamde ‘fuseren van belangen’ centraal. Dus als jij als initiatiefnemer je plan wilt doorzetten maar jij komt er financieel niet uit dan kun je de onderhandeling aangaan met de partijen die ook voordeel van jouw plan hebben. Zijn zij bereid een deel van hun voordeel aan jou af te staan? Die derde partijen hebben daar belang bij omdat jij kunt beslissen het plan dan maar niet uit te voeren (waardoor zij hun voordeel dus niet behalen). De onderhandeling tussen partijen is dus wezenlijk onderdeel van slimme financiering. Het mooiste is natuurlijk als de pot juist wordt vergroot door de samenwerking van partijen (dat wordt dan ook wel ‘het vergroten van de koek’ genoemd). Bij MKBA is de onderhandeling meestal tussen subsidiepotten onderling en tussen publieke organen onderling.

Constructies

Als in onze aanpak er sprake is van een positief resultaat én je slaagt in je uitruil van de voor- en nadelen, dan ben je er nog niet per se uit. Soms gebeurt het dat je op het moment van investeren niet de benodigde liquiditeit (in kas) hebt om je project te starten of te continueren. De voordelen komen dan in de tijd later dan de nadelen. Er is dan een hele voorraad aan zogenaamde constructies die kunnen helpen die ‘spanning in de tijd’ te overbruggen of in andere woorden: de voordelen in de tijd naar voren te halen.

Denk daarbij aan het afstaan van eigendom (niet kopen maar huren of leasen bijvoorbeeld). Dat gebeurt bij traditionele financieringen ook overigens. Maar ook meer ongebruikelijke constructies zijn mogelijk zoals het verkopen van voorkeursposities, uitzichtrechten etc. Soms is het op deze manier mogelijk om kwalitatieve voordelen (een mooi uitzicht oid) alsnog om te zetten in een eurobedrag.

Bij MKBA spelen constructies meestal geen rol (maar ook hier geldt: dat is in toenemende mate wel het geval). Als besloten wordt dat de maatregel in MKBA-termen een positief saldo heeft dan kan een wet worden veranderd, een belasting worden geheven enzo verder.

Alternatieve middelen

Als het dan nog niet wil lukken om je ‘zaakje’ rond te krijgen dan kun je nog verder kijken dan Euro’s uit de eerste stappen. Om iets voor elkaar te krijgen gaat het niet altijd om geld maar meer in het algemeen om: voldoende middelen (op het juiste moment). Middelen zijn in toenemende mate naast geld ook de inbreng van uren en spullen. Vrijwilligers hoeven niet altijd geld in het zakje te doen, ze kunnen ook met de inzet van hun uren aan de slag. Of producten onderling ruilen. De ene partij brengt het maken van de website in in ruil voor het doen van de boekhouding door een andere partij. Deze laatste vorm van financiering wordt ook wel ‘financiering van onderaf’ of ‘alternatieve financiering’ genoemd.

Bij MKBA komt deze vorm van (alternatieve) financiering zover mij bekend niet voor.

80/20

MKBA stopt veel tijd en energie in het goed uitrekenen van de financiële bedragen (die horen bij de voor- en nadelen). Er zijn ook bibliotheken met kengetallen beschikbaar om daarbij te helpen. De prijs van een mensenleven uit de vorige blog is daar een mooi voorbeeld van. Er zijn hele studies gewijd aan het bepalen van dat soort bedragen. Maar vergeet niet: het gaat vaak om fictieve getallen, niemand betaalt cash een bedrag voor een mensenleven. Ook is de bandbreedte van de berekeningen vaak erg groot (waar overigens wel rekening mee wordt gehouden). Maar hoe dan ook: een MKBA kost al snel veel tijd en geld om in behoorlijke precisie te worden uitgevoerd. Dat kan ook worden verdedigd vanuit de grote maatschappelijke belangen die met de investeringen gepaard gaan.

Bij ons gaat het meer op de achterkant van een sigarendoosje, gaat het meer om de globale getallen. Meestal lukt het om bij een bepaalde maatregel vrij snel (aantal uren, dagdeel) de belangrijkste getallen grof in kaart te brengen. Je kunt dan al vrij snel zeggen waar in financiële termen de crux van het vraagstuk zit. Nog heel lang doorrekenen en verfijnen gaat de zaak dan hoe dan ook niet oplossen en is meer iets van latere zorg.

Verborgen kosten en denkfouten

MKBA is in haar opzet rationeel. Je zet de cijfers op een rij, hangt er een prijskaartje aan, telt ze bij elkaar op, voert de discussie. Natuurlijk chargeer ik nu wat. Wij zijn in de afgelopen jaren steeds meer doordrongen geraakt van de niet-rationaliteiten van beslissingen. Eerst noemden we dat ‘verborgen kosten’.

Neem de beslissing om over te stappen van de ene naar de andere (telecom-) provider. Je kunt dat netjes uitrekenen en daar je beslissing op baseren. Maar vaak speelt een grotere rol dat je de zaak niet vertrouwt, bang bent voor overstapkosten, je geen zin hebt om je in de materie te verdiepen etc. Deels kun je deze kosten overigens ook nog in geld uitdrukken, deels ook niet. Ook in de politiek geldt overigens dat deze niet-rationele componenten een (door MKBA) zwaar onderschatte rol spelen. De ene partij heeft bijvoorbeeld nog een appeltje te schillen met de andere partij (stemmenwinst, reputatie). Of er is nu eenmaal al veel geld gestoken in de voorfase en nu kunnen we niet meer terug (loss aversion). Niet zelden zien we plannen doorgaan die MKBA-technisch slecht uitpakken en omgekeerd zien we plannen niet doorgaan die MKBA-technisch om door een ringetje te halen zijn. Een heel nieuw onderzoeksgebied!

We proberen in onze aanpak waar mogelijk rekening te houden met deze denkfouten. Daar hebben we verschillende tools en technieken voor ontwikkeld (of gejat natuurlijk). Zo hebben we een visualisatie gemaakt (te vinden hier op de site onder ‘infographics’) die de meest voorkomende denkfouten in beeld brengt.

Infographics

Last but not least proberen wij in onze aanpak veel gebruik te maken van simpele overzichten in visualisaties. Om de discussie makkelijker en vruchtbaarder te houden. Een ambitiekaart met daarop de doelen (van de maatregel) waar het nu echt om gaat. Een feitenkaart met daarop de zaken die volgens de deelnemers niet meer ter discussie staan. Een belangenmatrix met daarbij in groen de versnellers en in rood de vertragers (voor de oplossing van het probleem). De beschikbaarheid van deze infographics fungeren in onze ervaring ook als een soort ankerpunt. Het creëert een ‘common ground’ waar je telkens naar kunt verwijzen: dit is wat we willen, hier zouden we het niet meer over hebben, dit zijn de zaken waar het over gaat.

Onze ‘beslisboom slimme financiering’ (ook een infographic) brengt bovenstaand verhaal in woorden in beeld.

MKBA en Slimme financiering - 2

Slimme financiering

flowchart-05042012

Rudy van Stratum

MKBA (1): prijs van luchtvervuiling

Soms wordt ons de vraag gesteld in hoeverre wat wij met onze beslisboom voorstaan nu wezenlijk afwijkt van de veel bekendere MKBA-benadering. MKBA staat voor Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse, een methode die waar mogelijk de voor- en nadelen van een maatregel in geld probeert uit te drukken (om daarbij de besluitvorming over deze vraagstukken rationeler en/of beter te maken).

Om te beginnen: een verwijzing naar een fraaie site die speciaal voor MKBA is opgezet: www.mkba-informatie.nl.

Die vraag komt dan met name als we verwijzen naar onderstaande rekentool:

rendement 1-01De vraag ligt dus redelijk voor de hand want bij MKBA-berekeningen wordt ook van een dergelijke invulmatrix gebruikt gemaakt.

Eerder hebben we de redenering (waarom zou je alles of veel in geld willen uitdrukken en waar loop je dan tegen aan) al besproken in de reeks ‘Rendement’ (nummers 1 tot en met 7). Hier is deel 1 van de reeks terug te lezen.

Maar ik ga in een andere blog uitgebreider op de verschillen en overeenkomsten in. Nu een recent voorbeeld uit de krant.

Schade luchtvervuiling

Concreet was er een tweede aanleiding afgelopen zaterdag in de krant:

ScreenShot630Hoe ga je nu met deze informatie om? En hoe zou MKBA deze kosten meenemen in een rationele afweging. Een aardige casus denk ik.

Wat hier staat is dat onze omgang met verkeersuitstoot ons ongeveer 1 jaar van ons leven kost. We kunnen natuurlijk op de achterliggende onderzoeken afdingen, maar daar gaat het nu niet om. Stel dat het simpele feit dat er door Nederland verkeer raast gemiddeld een jaar van je leven kost. Er van uitgaande dat we dit vervelend vinden, wat zouden we dan over moeten hebben voor een reductie van die dodende uitstoot?

De volgende vraag is dan: wat kost een mensenleven? Daar begint het gedonder al. Een bedrag is er nog wel aan te hangen maar wat zegt zo’n bedrag dan? Eerder hebben we al een aantal berekeningen laten zien over de prijs van een mensenleven. Het is goed erbij stil te staan dat in vele producten al achterliggende becijferingen zitten over de prijs van een mensenleven. Maar laten we eens uitgaan van € 1 mln voor een mensenleven. Ik laat de vraag wat dit getal uitdrukt voor nu achterwege, want dat is nog niet zo’n eenvoudige.

Een mensenjaar kost dan, uitgaande van een leven van gemiddeld 75 jaar, ongeveer € 15.000. Voor heel Nederland hebben we het dan over een totale ‘kostenpost’ van 17 mln x € 15.000 = €  250 mrd. Dit is een voorraadgrootheid, dus deze kosten gelden voor de hele bestaande Nederlandse populatie. Je zou kunnen zeggen: als ik Nederland in de huidige samenstelling vraag wat ze ervoor over hebben om alle uitstoot als bij toverslag weg te halen en dus een jaar langer te leven: € 250 mrd. Dat is dan direct afrekenen ongeacht de leeftijd van de persoon. Feitelijk zou iemand van 20 (die nog 55 jaar te gaan heeft) meer moeten afrekenen dan iemand van 55 (die nog 20 jaar te gaan heeft). Misschien zou je moeten zeggen: gemiddeld hebben mensen nog 35 jaar te gaan en geen 75 jaar (de helft van de schade is al opgelopen en niet meer te repareren) en dus hebben we er maar € 125 mrd voor over. Een maatregel die de luchtvervuiling zodanig zou reduceren dat we een maand langer leven zou volgens deze simpele redenering dus ongeveer € 10 mrd mogen kosten.

Maar elk jaar komen er weer mensen bij, ongeveer 200.000. Stel nu dat deze mensen bij geboorte dat verloren jaar door luchtvervuiling zouden kunnen afkopen (en dus een jaar langer zouden kunnen leven). Dan hebben we het jaarlijks nog eens over een extra bedrag van 200.000 x € 15.000 = € 3 mrd. Dus als zo’n wondermaatregel zeg 30 jaar zijn werk doet dan is er in totaal ook sprake van ongeveer € 100 mrd aan ‘besparingen’.

Kortom, als we zouden investeren in vervuilingsreducerende maatregelen dan zou de besparing (of het rendement) theoretisch kunnen oplopen tot zo’n € 200 mrd of meer. Dus als de investeringskosten minder zijn dan € 200 mrd dan lijkt sprake van een economisch zinvolle beslissing om uitstoot te reduceren. Over de orde van grootte: dit is ongeveer een kwart van wat wij met zijn allen per jaar verdienen (€ 880 mrd).

Samenvattend

Luchtvervuiling heeft een negatief effect op onze maximaal te halen leeftijd. Een mensenleven heeft een (impliciete) prijs. Dus er valt een Eurobedrag aan luchtvervuiling te hangen (nog los van welk bedrag er nu precies wordt becijferd). MKBA wil wat in geld is uit te drukken ook in geld uitdrukken en zal ten behoeve van een betere besluitvorming dit ook doen (denk ik).

Misschien goed om later in deze MKBA-serie een aantal echte MKBA-onderzoeken erbij te halen: hoe vindt daar de besluitvorming plaats en in hoeverre zouden wij dat ook op die manier doen?

Rudy van Stratum

 

 

 

Nieuwe businessmodellen (Jonker cs) (2e deel)

In de vorige blog heb ik een overzicht proberen te geven van de aanpak van Jan Jonker in zijn nieuwe boek ‘Nieuwe Business modellen’. De grootste eye-opener voor mij was dat het organiseren van ‘economie’ via markten ook maar een manier is (een keuze is). En een keuze, zo is het betoog van Jonker, die de stap naar duurzame ontwikkeling wel eens flink in de wielen kan rijden.

Maar constateerde ik ook: Jonker lijkt te kiezen voor een ware of juiste richting die we ‘met zijn allen’ op moeten. Want het gaat nu fout en ‘het moet anders’. Ik constateer daarbij meteen dat wij hier van slimme-financiering voor een andere aanpak hebben gekozen. Minder normatief, minder van weten welke kant het uitmoet. Meer vertrekkend vanuit de bestaande situatie: kijken hoe je vanuit de bestaande imperfecties als je vastloopt in het systeem en in het (tekort aan) geld toch verder kunt komen.

Laat ik die verschillen in aanpak nog eens nader proberen te duiden.

Een nieuwe indeling (nieuwe business modellen)

Als econoom denk ik vanuit resources. Een vervelend woord, maar ‘bronnen’ is het ook niet helemaal. En ook vervelend omdat er zo’n naar economisch sausje omheen hangt. Het denken in alleen maar economie en wat je eraan kunt verdienen: dat heeft ons ook in de problemen gebracht. Toch ben ik te veel econoom om het hele instrumentarium weg te gooien. Het is toch onze manier van kijken hier op de site én ik denk dat de oude economen als Smith en Keynes geen recht wordt aangedaan als we zo makkelijk overboord gooien. Economie hoeft niet per se via de markt te worden georganiseerd. Het gaat om het bepalen van de doelen en hoe je de schaarse middelen (resources, talenten, dat wat je tot je beschikking hebt) zo slim of handig mogelijk inzet om die doelen te bereiken. Je kunt alle doelen kiezen die je wilt, je kunt alle vormen van middelen gebruiken die je hebt en je kunt het organiseren zoals je goed dunkt. De economie als discipline doet daar ‘as such’ geen uitspraken over.nieuwe business modellen - 4Onze zoektocht naar ‘slimme financiering’ is er een die juist is gericht om andere middelen dan geld in te zetten en om andere manieren van organiseren te vinden. Wij hebben dat ‘financiering van onderaf’ in onze beslisboom genoemd. Recentelijk is daar zelfs ‘sparen van onderaf’ aan toegevoegd als reactie op een pleidooi van Robin Fransman om minder te sparen op de institutionele manier (via banken en pensioenfondsen).

Maar naast onze alternatieve financierings voorbeelden, was ons pleidooi altijd om eerst en vooral te kijken naar je doelen (wat je nu écht wilt): hoe je effectiever kunt zijn, misschien door te kiezen voor een alternatief pad. Maar als je doel dan echt bepaald is: hoe je dat doel beter kunt bereiken door een efficiëntere inzet van middelen (verlagen van kosten, verhogen van opbrengsten).

Hierboven heb ik dus op de assen gezet: horizontaal de inzet van middelen, verticaal de manier van organiseren. Als je alleen in geld rekent (ééndimensionaal, enge interpretatie van waarde) én je maakt alleen gebruik van de huidige manier van organiseren via markten en instituties, dan krijg je dan huidige niet-duurzame situatie. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de lange termijn effecten én er is volop mogelijkheid (en prikkel zelfs) om af te wentelen (op een ander, op de maatschappij etc).

Maar je kunt zonder de markt en de instituties weg te gooien, toch met meer rekenen dan geld alleen. Je kunt werken met puntensystemen, met urensystemen etc. Er zijn volop alternatieve betaalsystemen (LETS) die zo werken. Eerder noemden we ook het voorbeeld van caire.nu waarin je je diensten in de zorg kan aanbieden in ruil voor toekomstige zorg voor jezelf. Met behulp van een systeem dat bijhoudt en ondersteunt maar zónder dat het collectief is.

Én je kunt iets voor elkaar krijgen door de bestaande instituties achter je te laten (te omzeilen) maar toch eendimensionaal te blijven denken in geld. Een mooi voorbeeld daarvan is het gezamenlijk opzetten van een coöperatieve energiemaatschappij of een broodfonds voor zzp’ers. En broodfonds is weliswaar een community in de zin dat je samen iets organiseert buiten de gewone markten om, maar het is een zakelijke transactie en er moet dus gewoon worden betaald in geval van ziekte van een van de aangesloten leden (deelnemers, whatever).

Kijk je dan naar de verschillen tussen wat wij hebben gedaan en het betoog van Jonker dan kan ik dat in bovenstaand plaatje als volgt aangeven:

nieuwe business modellen - 5Jonker vertrekt vanuit de huidige ongewenste situatie via ‘dat moet anders’ naar het gewenste streefbeeld. Over dat streefbeeld heb ik voldoende gezegd.

Wij vertrekken ook vanuit de huidige situatie maar die is wat die is. Het start met een probleem: we willen iets voor elkaar krijgen en dat lukt onder de huidige condities niet, wat zijn onze alternatieven of opties? Niet ‘het moet anders’ maar: ‘het kan anders’. Te beginnen bij eens goed te kijken naar de huidige situatie en die te optimaliseren omdat daar de kans op succes het grootst is (laaghangend fruit). Pas dan op zoek naar andere vormen van financiering (pijl 2) of andere vormen van organiseren (pijl 3).

Evaluatie nieuwe business modellen

Samenvattend: een inspirerend en origineel boek. Minder praktisch dan ik vooraf had gedacht. Ik geloof ergens gelezen te hebben dat Jonker van huis uit filosoof is, dan denk ik dat terug te kunnen zien. Ik mis dan de economische blik die denkt vanuit schaarste en pragmatiek. Maar dat zal net zoveel zeggen over mijn eigen verwrongen geest die overal schaarste in denkt te zien.

Wel apart voor een wetenschapper vind ik de normatieve inslag en de snelle stappen die gezet worden van ongewenst heden naar gewenste collectieve waardecreatie. Hier zou ik toch meer een systeemblik willen zien die met verwondering kijkt naar hoe het nu is en wat het maakt dat het blijft zoals het nu is.

Jonker ziet dat zelf ook wel. Een aantal malen in het boek zegt hij ook dat de transitie niet zomaar tot stand zal komen. Dat er te veel gevestigde belangen zijn die het willen houden zoals het is. En dus dat verandering van onder moet komen. En dan krijg je toch de paradox van het boek: een mooi gelaagd betoog maar toch in zijn uitwerking en visie van een onhoudbare simpelheid (of naïviteit). De transitie zal inderdaad niet zomaar tot stand komen. En dat is veel ingewikkelder en complexer dan alleen maar belangen die in stand worden gehouden. Ik kan daar wel wat voorbeelden van geven.

Historisch: de markten zijn een relatief recente uitvinding. Ongetwijfeld zal het denken langs sjablonen als ‘markt’, ‘actor’, ‘concurrentie’ ons hebben vervreemd van waar het werkelijk om draait. Maar altijd is al sprake geweest van oorlog, van vernietiging, van verspilling, van uitbuiting, van eendimensionale waarde-maximalisatie. Niet altijd natuurlijk, dat is overdreven, maar dan toch wel verdomd vaak en als hardnekkig patroon. Neem een Paaseiland ruim 1000 jaar geleden (mooi boek van Jared Diamond): met het volle verstand en met inzicht in de urgentie van de problematiek (geen gebrek aan kennis) is men samen naar de afgrond gelopen. Het had te maken met eer, met status, met wraak, wat niet al.

Denkfouten. De evolutie heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn. Ooit is onze overlevingsmachine aangepast aan nieuwe omstandigheden. Inmiddels zitten we met eigenschappen die niet langer functioneel zijn. Dus ook zonder markt, zonder geld. Die denkfouten geven ons een sterke voorkeur voor de korte termijn en voor onze eigen plek in de kleine groep waarin we verkeren. En vaak past dat gedrag ‘rationeel bezien’ niet bij een duurzame ontwikkeling. We realiseren ons dat maar kunnen er niet altijd naar handelen. Het is alsof je de rokende dikzak vertelt dat roken en vet eten niet goed voor hem is: ja dûh. Ik mis met andere woorden de geweldige inzichten van gedrags-economen en psychologen als Kahneman en Ariely. Kijk ook nog eens naar de analyse van het hardnekkig gevecht dat de spaarlamp heeft moeten voeren.

Eigenlijk is er een eenvoudige empirische test mogelijk. Gaat het hier om een bittere noodzaak? Gaat het om iets wat sowieso in de lucht hangt en onvermijdelijk gaat gebeuren? Gaat het om passie en gedrevenheid? Gaat het om irritatie en boosheid op de grote instituten? Laten we iets wat relatief succesvol is als het broodfonds nemen. Ik voorspel een aantal dingen:

  • De grote maatschappijen zien hier een gat in de markt en nieuwe (kritische) doelgroep. Ze passen hun advertenties wat aan en meten zich een ‘van onderop’ gezicht aan. Met de wet van de grote getallen en wat nieuwe regelgeving, komt er een passend aanbod. Een deel van de potentiële broodfondsers zal in dit aanbod stappen.
  • Mocht de economie weer wat aantrekken de komende jaren (wat niet zonder meer voor de hand ligt overigens) én veel van de zzp’ers daarvan gaan profiteren, dan is het gedaan met de broodfondsen. Het wordt weer business-as-usual, gewoon elke maand premie betalen, er verandert helemaal niets. De kans is groot dat we deze voorspelling nooit kunnen toetsen, het oude groeipad met alsmaar stijgende huizenprijzen en hausses op de beurs is voorlopig niet meer aan de orde (if ever).
  • Mocht de economie dus voorlopig blijven zoals die nu is (kwakkelen, beetje zus, beetje zo), dan zal er wel een professionalisering van de huidige broodfondsen komen. Er zal een flinke kern van bewust kiezende zzp’ers overblijven die gaan voor een broodfonds van onderop. Maar het zal absoluut niet zover komen dat deze vorm van energieke samenleving de nieuwe vorm gaat worden.

 

Kortom, als mijn verwachting klopt, dan is hier niet sprake van een transitie maar van een tijdelijke door omstandigheden gedreven nieuwe manier van werken. Energie uit nood (help, ik heb geen geld), eerder dus dan vanuit passie en energie. Ho even: dit is niet wat ik zou willen, dat is wat ik om me heen voel en merk. Mensen zijn wel boos op het systeem en klagen over graaiers, maar wat zouden ze toch graag weer zien dat de huizenprijzen weer gingen stijgen en dat ze weer van die oude opdrachtenstroom konden aftappen. Wat willen ze toch graag reclame om zich weer nieuwe en nutteloze producten te laten aansmeren (deze is off-topic natuurlijk, sorry, maar kijk naar de discussie over de concurrentie tussen zorgverzekeraars zo einde van het jaar, enorme advertentiecampagnes, die staan voor een mogelijke reductie van de premie van ongeveer € 20 per maand). Dat verklaart denk ik ook de aanpak waar wij hier op slimme financiering voor kiezen, we zien de broodfondsen etc als aanvullende mogelijkheid en niet als een fundamentele transitie.

De laatste paradox die ik toch echt kwijt moet: een echte instituten-man met een universiteit en een bult aan subsidies achter zich, laat zich betalen om een pleidooi te houden voor een volstrekt ander systeem van onderaf. Het woord ‘revolutie’ wordt nergens genoemd omdat ’transitie’ een stuk salonfähiger klinkt? En dan moet ik als zzp’er van onderaf met eigen middelen aandacht vragen voor het grotere systeem? Het grotere systeem dat Jonker zijn inkomen en status verschaft?

Toch is het boek ook sympathiek. Omdat de auteur vaak relativeert met opmerkingen als ‘we prutsen maar lekker door’. Dat dan weer wel.

Rudy van Stratum

 

Nieuwe business modellen (Jan Jonker en crowd)

Vandaag mag ik, zo vlak voor de kerstdagen, een geweldig nieuw boek bespreken. Een boek van Jan Jonker met de titel ‘Nieuwe Business Modellen’ (NBM). Een paar nuanceringen. Geweldig? Jazeker, ik verwelkom elk nieuw boek over deze materie (omdat er nog steeds relatief weinig informatie over het onderwerp beschikbaar is). En jazeker omdat ik er ook een paar nieuwe inzichten uit haal én er ook wel wat op te mekkeren heb. De tweede nuancering: Jan Jonker? Ja, dat is het brein achter dit boek maar het boek is deels geschreven door een grotere groep mensen, dus Jan Jonker als aanjager en (eind-)redacteur.

De opzet van het boek over nieuwe business modellen

Het boek is liggend uitgevoerd in een iets kleiner dan A4-formaat met harde kaft. Het is rijkelijk voorzien van illustraties en kaders die uitleg en voorbeelden geven. De ondertitel is: ‘samen werken aan waardecreatie’. Dat samen werken is hier wel heel letterlijk genomen en maakt het boek of project alleen daarom al uniek. Het tweede deel van het boek is namelijk geschreven door een grotere groep mensen ‘van onderop’ via crowdthinking of crowdwriting. Ergens in 2013 is via een openbare oproep een grotere groep mensen bij elkaar gekomen met de vraag een bijdrage te leveren aan dit boek. Dat schijnt er vrij strak aan toe te zijn gegaan (‘dat we maar niet de illusie hadden helemaal zelf aan de gang te kunnen, aan het kader viel niet te tornen’) en vrij snel besloot een deel van de groep alsnog niet mee te doen.

Het eerste deel bevat dus dat strakkere regievoerende theoretische kader. Dat deel is wel geschreven door Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen). Dat kader is niet zomaar bij dit boek geschreven maar heeft zich geleidelijk gevormd in de afgelopen jaren.

De twee delen van het boek, theorie en praktijk, zijn genoemd: ‘bibliotheek’ en ‘werkplaats’.

Deel 1: de theorie of ‘De bibliotheek’

Laat ik maar met de deur in huis vallen. Een flink aantal pagina’sl van deel 1 zijn nodig om ons in de wakker-stand te zetten. Dus vooral hoe erg het nu is en vooral dat het dus anders moet. Onze planeet is eindig, we hebben de grenzen van de groei bereikt en als het zo doorgaat dan gaat het helemaal fout. Ergens vind ik dat jammer. Enerzijds omdat deze diagnose voor veel mensen wel helder is (en voor wie dat niet helder is zal ófwel dit boek niet lezen ófwel sowieso niet overtuigd worden) en anderzijds omdat het mij naar de strot grijpt, ik krijg het gevoel geen kant meer uit te kunnen, het ontneemt een deel van mijn vrijheid in denken.

Het boek heeft daarom ook wel iets van een pleidooi, van een oproep, van een gewenste denkrichting, van mijn part van een ideologie. Dat is best vreemd te lezen van een hoogleraar die bij een universiteit werkt. Die zou op enige afstand mogelijke toekomsten moeten schetsen en voorzien van voor en tegens en meerdere scenario’s ontvouwen zodat wij als intelligente lezers op basis van feiten en eigen afwegingen een oordeel kunnen vellen (en actie kunnen ondernemen). Maar ik geef toe dat dat ook maar een beperkt en wellicht achterhaald idee is van ‘hoogleraar’ en ‘universiteit’. En hou met ten goede: het is niet dat ik de urgentie van het vraagstuk niet herken.

Terug naar de inhoud. We zijn dus niet goed bezig, we putten de aarde uit. Dat komt door ons lineaire systeem van productie. We nemen wat spullen (inputs, grondstoffen), doen daar van alles mee (transformeren de inputs in een fabriek met machines) en krijgen dan bruikbare goederen (outputs) die we kunnen consumeren. En zo begint elke dag weer een nieuwe ronde, alsof er geen einde aan komt. Lineair: de spullen komen nooit terug, maar worden opgemaakt of weggegooid.

Het gaat niet goed omdat de spullen aan de voorkant eindig zijn en een keer opraken (daar is natuurlijk een hele literatuur over, het is lang niet altijd zo, en nog belangrijker: het proces van prijsvorming leidt tot afgedwongen innovatie en substitutie van grondstoffen. Dit boek laat deze beschouwingen bewust achterwege). Dan komt een eerste generatie duurzaamheidsdenken: je kunt het slimmer doen door afval te hergebruiken. Die benadering heet eco-efficiency. Het blijft lineair denken omdat het hergebruik binnen de fabriek plaats vindt. De volgende generatie duurzaamheidsdenkers komt dan met échte recycling over de hele keten heen. Een voorbeeld van dat denken is C2C (cradle to cradle). Dat is geen lineair denken meer maar cyclisch denken. Het gaat dan niet meer om eco-efficiency maar om eco-effectiviteit.

De volgende stap in het duurzaamheidsdenken is volgens mij de kern van de Jonker-school. Voor mij een eye-opener omdat ik er zelf ook te weinig over na heb gedacht. Hoe cyclisch en duurzaam ook, zowel eco-efficiency als eco-effectiviteit blijven gedreven door de bestaande principes van organiseren in markten en gedreven door het maximalieren van de (bedrijfs-) winsten. Het zijn visies die het huidige systeem met de huidige instituten (‘van bovenaf’) als uitgangspunt blijven nemen. En dan kom je tot de constatering dat markten met hun ‘bedrijven’ en hun ‘consumenten’ ook maar een vorm van organisatie zijn. En dus betekent dat dat je ook op andere manieren kunt organiseren (van onderaf, of hoe dan ook op een manier die we nog niet eens hebben bedacht). Die andere manier van organiseren en voortbrengen noemt Jonker ‘eco-innovatie’.

Business model en verdienmodel

Dan wordt het belangrijke onderscheid gemaakt tussen een business-model en een verdienmodel.

Een business-model geeft aan hoe je waarde creëert, op welke manier je dat organiseert, hoe je dat voor elkaar krijgt. Het oude denken (eco-efficiency etc) pakt daarbij dus onze bestaande manier van organiseren via fabrieken, kantoren, markten, winkels, arbeiders, beurzen als vanzelfsprekend uitgangspunt. De nieuwe manier van denken stelt dat je op andere manieren waarde kunt creëren, een andere manier van voortbrengen kunt kiezen. Jonker neemt hier (zover ik kan zien te snel) het uitgangspunt dat die andere manier van voortbrengen en organiseren er eentje is van onderop, er eentje is van samen en collectief (ik denk dat er nog andere manieren van organisatie zijn behalve markt en collectief).

Je hebt dus organiseren van waarde via de markt (oud) en via collectief (nieuw).

Dan heb je nog het begrip verdienmodel. Het verdienmodel zegt iets over hoe je de organisatie of voortbrenging ‘afrekent’ of ‘waardeert’. Wanneer doe je het goed? Wat zijn je criteria? Het oude en niet-duurzame denken hanteert hier een eendimensionale waarde door alleen te kijken naar de Euro’s (het geld). De nieuwe en duurzame(re) manier kiest hier voor een meervoudig waardebegrip en sterker nog (volgens Jonker, ook hier weer een stap te snel) voor een collectief waardebegrip.

Ik heb voor mezelf het volgende kwadrant getekend waar het oude en nieuwe denken in termen van business-model en verdien-model wordt geïllustreerd:

nieuwe business modellen - 1Er valt nog veel meer over te zeggen maar de bespreking loopt nu al uit de hand. De gewenste duurzame richting van Jonker behelst een aantal principes of tendensen zoals:

  • van lineair naar circulair
  • van uitsluitend (markten) naar inclusief (collectief, zelforganisatie)
  • van top-down naar bottom-up
  • van alleen geld naar meer dan geld (van eendimensionale naar collectieve waarde)
  • van bezit (eigendom) naar toegang (huur, lease, lenen etc)

 

Nogmaals: of al deze eigenschappen per se (noodgedwongen) horen bij een houdbare toekomst vind ik te voorbarig. Een bekende constructie als Design-Build-Maintain-Finance in de bouw kan het principe van eigenaarschap en markten in stand houden en toch insluiten dat duurzaam wordt georganiseerd en gebouwd (of is er dan nog steeds afwenteling mogelijk? verzin er dan nog een letter bij die die afwenteling ook meeneemt?).

Deel 2: de theorie of ‘de werkplaats’

In dit tweede deel komen dus de praktische handvaten, uitwerkingen en voorbeelden aan bod. Naar mijn mening belooft de titel ‘werkplaats’ meer dan het waar maakt. Er zijn slechts weinig voorbeelden te vinden en die worden qua essentiële werking of principe dan niet voldoende uitgewerkt. Het tweede deel is in mijn ogen dus ook meer filosoferend, tekenend, inspirerend, verkennend van karakter. Misschien doe ik het nu te kort omdat er wel degelijk stappenplannen staan beschreven. Maar die stappenplannen hebben dan het karakter van: eerst moet je een idee hebben, dan moet je een pilot uitvoeren, dan heb je een proof of concept etc. Dergelijke schetsen zijn in mijn ogen te generiek of te ‘waar’ en behoeven verdere uitwerking en verdieping om praktisch bruikbaar te zijn.

Ik haal er een paar voorbeelden uit die ik dan wél concreet vind. Er komen in de nieuwe benadering van Jonker natuurlijk praktische vragen als: hoe moet ik nu vastleggen of meten of we op de goede weg zitten (zeg maar: hoe doe je in de nieuwe wereld wat de huidige slechterikken de boekhouding noemen)?

nieuwe business modellen - 2Bovenstaand zie je een illustratie uit het boek hoe de nieuwe boekhouding er uit kan zien. Zo’n boekhouding kan tot stand komen door elkaar zogenaamde ‘ware facturen’ te sturen. De term was hierboven al te zien in het getekende kwadrant. Een voorbeeld van een ware factuur zoals in het boek te vinden is:

nieuwe business modellen - 3Maar misschien moeten we wel constateren dat het hele idee van boekhouden, vastleggen, factureren niet meer bij de nieuwe situatie past en ons dwingt in niet-duurzame kronkels?

Wij hebben hier op deze site eerder iets ontwikkeld dat een soortgelijk doel diende: inzichtelijk maken wat je nog mist in je boekhouding. Zie hiervoor de serie ‘bepalen van rendement’ in meerdere afleveringen.

nieuwe business modellen - 3

Ho ho ho

.. de bespreking is nog niet af. Maar wijkt daarna wezenlijk af van wat er in het boek zelf te vinden is. Ik ga in de volgende aflevering dan ook maar eens een pot denken en verkennen over wat wij nu eigenlijk hebben gedaan de afgelopen jaren. Waar zitten verschillen en overeenkomsten tussen Jonker+crowd en slimme financiering. Want laten we wel zijn: al bijna 4 jaar blogs en artikelen schrijven en dan nergens genoemd worden in dit nieuwe standaardwerk, zelfs niet in een voetnoot … Dat is natuurlijk geen mooi uiteinde van 2014.

Rudy van Stratum

 

 

Leven van je rente? Grafische tool.

Een gastbijdrage van Sjaak Adriaanse. Leuk omdat het gaat om een grafisch hulpmiddel, misschien ook iets voor het onderwijs?

Rente. We hebben het er vaker over, maar over welke bedragen gaat het eigenlijk? Om daar een gevoel voor te krijgen vind je in de bijlage een eenvoudig hulpmiddel, een nomogram. Druk het af en pak er een potlood en liniaal bij.

Hoe werkt het?

Je hebt een vrij kapitaal van 3 ton (300.000 euro) en dat staat uit tegen 4,2 procent rente per jaar. Hoeveel moet je dan per maand opmaken om te zorgen dat je kapitaal niet verder groeit?

Trek een lijn door 3.0 in de bovenste schaal en 4.2 in de onderste schaal. De lijn snijdt de middelste schaal bij ongeveer 1040. Je kunt dus ongeveer € 1040 per maand opmaken zonder dat je kapitaal daar onder lijdt. Als je minder opmaakt groeit het kapitaal verder aan, en moet je de volgende maand nog méér opmaken om stabiel te blijven.

Als je je kapitaal niet in tonnen maar in miljoenen meet (tot tien miljoen) moet je een 0 achter het gevonden bedrag zetten. Iemand met 3 miljoen tegen 4,2 procent moet dus per maand ongeveer € 10.400 verstoken, anders groeit zijn kapitaal nog verder. En de volgende maand weer, enzovoort. Wat een leven… Ach, was het rentepercentage maar 0,8 , dan bleef de maandelijkse schade tenminste beperkt tot ongeveer € 2000 (ga dit zelf na).

(Bij de berekening ben ik uitgegaan van maandelijkse uitbetaling van de rente, en natuurlijk rente op rente.)

Sjaak Adriaanse

rentenierenMaandelijks2

Redenaties over het rendement van energiebesparing

De afgelopen tijd hebben we regelmatig geschreven over het energieneutraal maken van bestaande woningen. Aanleiding daarvoor is een aantal discussies dat wij met andere voeren en de vele brochures, boekjes en sites die over dit onderwerp zijn verschenen. Wij zijn helemaal voor het energieneutraal maken van woningen maar bekijken dat op deze site vooral vanuit een financiële invalshoek. Het valt ons op dat de beredenering en de berekening vaak niet kloppen. En dat stoort ons, want uiteindelijk keert dat zich tegen de mensen die zich inzetten voor energiebesparing.

Wij gaan niet discussiëren over het rendement van afzonderlijke maatregelen. Experts weten heel goed wat extra isolatie van een buitenmuur, een nieuwe ketel etc. kost en wat het oplevert, daar moeten we op vertrouwen. De vraag die vervolgens van belang is, hoe bepaal je dan of zo’n maatregel, of pakket van maatregelen, voldoende rendement heeft? Hiervoor hebben we de afgelopen week een rekentool geïntroduceerd. Daar kan je netjes de hoogte van de investering invullen, wat die jaarlijks oplevert en nog wat variabelen. Zo krijg je precies te zien wat het financieel rendement is ten opzicht van niets doen, je geld op een spaarrekening laten staan.

Als we dan vervolgens een aantal voorbeelden uit de vele sites en boekjes invullen komen we er gewoon niet uit. Bijvoorbeeld, de stelling dat een energierekening van € 1.812,= per jaar voldoende is om een investering van € 41.000,= te verantwoorden. Vul het maar eens in en varieer met de variabelen, je zult zien dat bij redelijke aannames geld op de bank laten staan vrijwel altijd beter uitpakt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen positief rendement is. Wanneer de energieprijzen de komende jaren net zo blijven stijgen als het gemiddelde van de afgelopen jaren, dan leidt deze investering tot een positief rendement, maar het rendement is simpelweg een stuk lager dan het alternatief, niets doen.

Een andere redenering die we tegenkwamen gaat als volgt. Als je € 100.000 op de bank hebt staan en je krijgt 1,5% rente (€ 1.500) en je energierekening is € 2.000 per jaar, dan kan je beter die € 100.000 in je huis investeren, dat levert je jaarlijks € 500 meer op. Dat klopt, je moet je wel bedenken dat je die € 100.000 de komende jaren kwijt bent (het duurt ca. 25 jaar voordat er weer een ton op de rekening staat).

Wat past bij wie?

Zijn de bovenstaande twee redeneringen dan helemaal fout? Ja, als je het puur financieel bekijkt. Maar, als je het vanuit de gebruiker bekijkt dan is het soms helemaal niet zo fout. We hebben geprobeerd in beeld te brengen wat er allemaal speelt bij energiebesparing in relatie tot het financieel rendement. Het maakt immers nogal wat uit of energiebesparing je hobby is of dat je het doet om je huishoudboekje op orde te krijgen. Zo zijn we tot onderstaand beslisschema gekomen.

energiebesparing wat  past bij jou-01

Ook daar valt nog veel meer over te zeggen. Zo blijft het een beetje knagen dat het zo vaak over energieneutraal gaat. Waarom niet 50% of 75% energiebesparing? Dat heeft per definitie een hoger financieel rendement. Stel nou dat je geld teveel hebt en klimaatverandering / energiebesparing heel belangrijk vindt. Dan is een voor de hand liggende gedachte om je hele huis energieneutraal te maken. Maar, zowel financieel als voor het klimaat is het beter dat niet te doen en te gaan voor 50% – 75%. Het uitgespaarde budget (en eventueel ander geld dat je nog hebt) kan je dan veel beter uitlenen aan buurtgenoten die geld te weinig hebben en het gaan gebruiken voor maatregelen in hun eigen woning. Dat leidt voor alle partijen tot een beter financieel rendement en zorgt in totaal ook nog eens voor meer energiebesparing. Tenzij energiebesparing natuurlijk gewoon je hobby is, dan stop je alles in je eigen huis.

Stijn van Liefland

Rekenmodule rendement

Vandaag presenteren we op de site een rekentool die je kunt gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiemaatregelen, kijk rechts bovenaan.

Vanaf het begin van deze site houdt de vraag wat rendement is ons bezig. Het antwoord lijkt zo makkelijk. Rendement gaat over geld en tegelijkertijd ook over zo veel meer, geluk, waarde, kwaliteit etc. Zaken die niet zo makkelijk te meten en te berekenen zijn. Maar zelfs als het alleen over geld gaat, financieel rendement dus, blijkt het voor veel mensen lastig om dat rendement te bepalen. Op sites die adviseren over energiebesparing komen we de raarste adviezen tegen. Bijvoorbeeld dat het rendement op energiemaatregelen hoger is dan de rente op spaargeld en dat je dus beter al je geld in energiemaatregelen kunt investeren. Het valt ons op dat bij energiemaatregelen wel heel makkelijk het financiële rendement als argument voor investeringen wordt aangevoerd.

Wij winden ons daar regelmatig over op maar willen ook een poging doen helderheid te scheppen bij het berekenen van rendement. Wij denken dat onze rekenmodule dat doet.

Het werkt heel simpel, bovenaan vul je de verschillende variabelen in, onderaan volgt het resultaat. We hebben gekozen voor een manier die volgens ons iedereen kan begrijpen. Een bedrag wordt geïnvesteerd in energiebesparing, dit leidt tot een lagere energierekening waarmee de investering wordt terugbetaald. Vervolgens rekenen we drie scenario’s door:

  1. Wat gebeurt er als je niets doet, dit geld gewoon op de bank laat staan en jaarlijks rente krijgt?
  2. Wat gebeurt er als je je geld van de bank haalt, investeert in maatregelen en vervolgens al het uitgespaarde geld weer op de bank zet (en daar weer rente over krijgt)?
  3. Wat gebeurt er als je geld leent, dit investeert in maatregelen en het uitgespaarde geld gebruikt voor rente en aflossing?

Voor alle drie de scenario’s laten we de verandering van het banksaldo zien na een gekozen periode. Dat kan ook negatief zijn. De drie bedragen geven dus aan hoeveel je rijker of armer bent geworden na afloop van de gekozen periode.

Voor meer informatie en uitleg kijk op deze pagina.

Rudy van Stratum

Stijn van Liefland

Liegen met cijfers

ScreenShot289Gisteren (14-9-2014) in het VK magazine een mooi voorbeeld van hoe je met cijfers conclusies kunt manipuleren. Of kunt tegendenken natuurlijk.

Het originele krantenbericht meldt: 42% van alle fraudegevallen komt van lager personeel. Het management kan er ook wat van met 38%. De directie komt er met 18% ‘netjes’ vanaf.

Maar: dat is niet eerlijk want er is ook meer lager personeel dus logisch dat daar meer fraude is. Je moet het dus wegen naar de hoeveelheden. Van een gemiddelde organisatie is 94% lager personeel, 5% management en 1% directie. Na die weging blijkt een gemiddeld directielid maar liefst 40 keer meer fraude te plegen.

Maar het gaat nog steeds om aantallen keren fraude. Dus elke keer als er fraude wordt geconstateerd dan zet je een streepje. Beter is het om te kijken naar de omvang van de fraude per transactie. Lager personeel steelt per keer € 55.000 (? best veel, weet niet wat de aard van de fraude precies is). Een directie-overtreding schrijft € 368.000 op de teller.

Per saldo is de conclusie dat 53% van de totale euro-fraude wordt veroorzaakt door 1% van het totale personeel, te weten de directie. Dat klinkt toch een stuk anders.

Nog meer?

En dan hebben we het alleen nog maar over de geconstateerde of gemeten fraude. Misschien is er wel een categorie fraude boven deze cijfers uit die nergens uit blijkt maar wel degelijk plaats vindt. Dit is alleen het zichtbare of redelijk aan te nemen deel van de fraude. Hier is (per definitie) geen cijfermateriaal over.

Rudy van Stratum

Financiering van onderaf: tuinderij De Es in Haaren

Via de mail kreeg ik een suggestie eens te kijken naar het initiatief van Zorgtuinderij De Es in Haaren Noord-Brabant (www.tuindees.nl). Het gaat hier om een vorm van financiering van onderaf. We spreken van deze vorm van financieren als het bijvoorbeeld niet lukt bij een traditioneel kanaal als een bank aan geld te komen. Op deze site zijn diverse voorbeelden te vinden (onlangs schreven we bijvoorbeeld nog over zzp’ers die elkaar helpen in geval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid).

Het probleem

Tuinderij De Es is een sociale onderneming zonder winstoogmerk. Naast het telen van groente en fruit, is de tuin ook een zorgtuin. Een zorgtuin waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten om onder begeleiding weer structuur in hun leven aan te brengen. Afijn, ga vooral op de site kijken voor meer uitleg en informatie.

Het vraagstuk zoals ik het zie is dat de tuin eigendom is/was van iemand of iets die tot verkoop wil overgaan. Huur bij deze eigenaar is dus geen optie meer. Als je je onderneming wilt voortzetten, wat zijn dan je opties? Je kunt wellicht weer gaan huren maar dan van een nieuwe eigenaar. Maar dat is onzeker. Wil die nieuwe eigenaar wel verder met dit bedrijf? En hoe zal het gaan met de toekomstige huurprijs?

Een andere mogelijkheid is om zelf (als gebruiker/onderneming) de grond te kopen. Maar ja: hoe kom je aan dat geld? Het gaat hier om een oppervlakte van 2 ha (20.000 m2) met een geschatte waarde (2013) van € 263.000. Je kunt naar de bank gaan, maar laten we maar gerust aannemen dat je die deal niet rond zult krijgen.

Het idee van De Es is nu om de grond op te knippen in 250 eigendomsdelen. De trekkers van het initiatief die de dagelijkse operatie runnen kopen zelf 50 porties. De overige 200 porties zijn voor een ieder die belangstelling heeft te koop. De prijs? € 1.000 voor een portie van 800 m2 (= 20.000 m2 oppervlakte gedeeld door 250 porties), dus een redelijk marktconforme prijs van € 12,50 per m2. Het spreekt vanzelf dat de nieuwe eigenaren aka portiehouders geen invloed hebben op de bedrijfsvoering (dus je kunt geen tent op je eigen stukkie zetten in de zomer!).

What’s in it for me?

Voor de huidige bedrijfsvoering lijkt me het voordeel van deze constructie wel helder. Je kunt door met je bedrijf en (komen we nog op) tegen lagere kosten. Maar is het ook interessant om zo’n aandeel in dit bedrijf (de grond) te kopen?

Je krijgt je inleg in principe niet meer terug. Het is immers een (risicodragend) aandeel en geen lening. Je kunt je aandeel wel weer doorverkopen. Wat je daar in de toekomst voor krijgt is een inschatting die je zelf mag maken (er is geen ‘markt’ voor dus je zult in je omgeving de nieuwe koper moeten vinden). Wat is je jaarlijkse vergoeding?

Ofwel krijg je een jaarlijkse uitkering in cash/euro’s van 1,5%, dus elk jaar € 15 per aandeel/portie. Ofwel mag je jaarlijks meedoen met het ‘portiehoudersdiner’ ter waarde van € 45 (een niet monetair rendement van 4,5%). Ofwel mag je jaarlijks voor € 30 uitzoeken aan groente en fruit in de winkel.

Is de maaltijd met dat feestje ook écht € 45 waard? En is die € 30 aan groente vergelijkbaar met wat je in de supermarkt voor dat geld kunt kopen? Ik weet het niet, dat mag je ook weer zelf inschatten.

Hoe zit het met de risico’s? Stel dat iedereen kiest voor uitbetaling in cash? Dan moet er jaarlijks 1,5% van € 200.000 worden uitbetaald. Dat is € 3.000 op een jaaromzet van ruim € 100.000. Dat zou geen probleem moeten zijn, hoewel ik geen zicht heb op de jaarlijkse kosten. Ik neem aan dat er betaalde krachten rondlopen? Dat er onderhoud moet plaats vinden? Dat er machines moeten worden gekocht en vervangen? Ik weet eigenlijk ook niet wat er precies met die € 250.000 wordt gedaan: is dat ook precies het bedrag wat naar de huidige eigenaar gaat?

Afijn, ik heb eens rondgevraagd bij wat kennissen. Zou je zoiets doen en waarom wel/niet? Het beeld dat ontstaat is dat je dit niet gaat doen vanuit een puur financieel motief. Het risico is gewoon te groot dat je je geld niet of niet helemaal terug krijgt. (NB mocht de grond ooit verkocht gaan worden bijvoorbeeld vanwege een andere bestemming, dan is het wel degelijk mogelijk dat je een hogere prijs zult krijgen). Het financiële rendement is aardig (vergelijkbaar met een spaarrekening) maar kon mijn kennissen niet over de streep halen. Je doet dit omdat je het een sympathiek initiatief vindt en je een lokale betrokkenheid met deze tuin en plek hebt.

Maar …. hier merkte ik toch wat ongemak. € 1.000 is dan gewoon wat veel. Iemand zei letterlijk tegen me: als het een portie van € 100 zou zijn dan zou ik het gewoon doen. ‘Dan zie ik het als een donatie en alles wat ik er dan voor terug krijg is meegenomen’. Maar € 1.000 lijkt voor veel mensen toch een grote sprong. Misschien zijn er (kosten-) technische redenen om de maat van € 1.000 per portie aan te houden? € 100 is gewoon te veel gedoe? Ook dat is mij niet bekend.

Hoe dan ook!

Het gaat hier om een innovatieve en creatieve aanpak. Het deed me denken aan Brouwerij de Raaf waar ik eerder al over heb geschreven. De ‘aandeelhouders’ kregen daar jaarlijks een fustje bier en/of mochten op de party voor intimi komen. Er zullen ongetwijfeld betrokken mensen zijn die graag € 1.000 over hebben om nieuwe eigenaar van een stukje grond te worden (merk overigens op dat een donatie aftrekbaar is voor de fiscus, en dat je als nieuwe eigenaar wel een opgaaf in Box 3 zult moeten doen! En oh ja: er komen ook nog wat notariskosten om de hoek kijken). De nieuwe eigenaren zullen vooral gaan voor het niet-monetaire rendement (is de verwachting, ook bij de organisatoren). Ben benieuwd of het de organisatoren lukt het benodigde geld voor 1 januari 2015 bij elkaar te krijgen. Ik hoor het graag en dan zullen we er hier weer over berichten.

Rudy van Stratum

Lees hier de prospectus-brief voor nieuwe eigenaren.