Griekenland, interne markten en Ronald Coase

Tegenlicht over Griekenland (vervolg)

In de vorige blog over de Tegenlicht-uitzending over Griekenland (http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2471) ging het over de beweging van onderop (ook wel parallel-economie genoemd) die nu in Griekenland plaats vindt als antwoord op de recessie. Je zou in de uitzending kunnen lezen dat de crisis vooral is veroorzaakt door ‘economische’ uitvindingen als de arbeidsdeling, specialisatie, tussenhandel, internationale handel en zo verder.

Op zich is de redenering ook wel verleidelijk. Al die uitvindingen hebben vooral het doel om alles efficiënter en sneller/handiger te maken. Het leidt tot een grotere, anonieme markt waarin niet meer de locale economie en de burgers/consumenten het voor het zeggen hebben maar de grote winkelketens en multinationals. Terug naar lokale handel en oude ambachten klinkt dan als ‘weg van de graaiers en uitknijpers’ en terug naar de autonomie of autarkie.

Maar, en dat is mijn stelling, niet zozeer de arbeidsdeling en de tussenhandel zijn foute uitvindingen als wel de partijen die er met hun belangen mee aan de haal gaan. Ik heb dit ‘collateral damage’ genoemd die alleen voorkomen kan worden als er voldoende zicht is op de vrijheid van markten (om machtsconcentraties tegen te gaan). Dus een goed werkend economisch systeem vereist in mijn optiek kosten van toezicht (monitor kosten, agency kosten).

Want, en dat is mijn volgende stelling, dat een vrije markt ‘vanzelf’ tot stand komt als gevolg van winstprikkels van ondernemers is een mythe. Of nog sterker: dat ondernemers voorstander zouden zijn van vrije markten. Vanzelfsprekend niet: de economische theorie veronderstelt ondernemers die hun zakken willen vullen met zo min mogelijk inspanning. Innovatie en ‘de wens om scherp te blijven’ (door concurrenten met open armen te ontvangen) horen vanuit diezelfde theorie niet thuis in het rijtje ondernemers-wensen.

Eigenlijk is het vreemd dat er zoveel ophef is over de zakkenvullerij en graaicultuur van het laatste decennium. De economie vertrekt vanuit zakkenvullerij als norm. Ethiek is slechts een afweging van kosten en baten (dus geen pakkans of reputatieschade dan zakken vullen en afromen die hap). Nogmaals: ik verzin het hier niet, je vindt het terug in elk standaard economie-boek maar dan opgesteld in meer braaf-taal, ik haal slechts het romantiek-sausje van de mythe van de vrije markt. ‘Greed is good’ zoals het in de bekende film over Wallstreet heet.

Familie en markt

Maar er was nog een interessant thema dat in de uitzending even werd aangestipt. Door Sedlacek die wat mij betreft in deze uitzending een glansrol had en ook sterker naar voren komt dan in zijn dikke en veelgeprezen boek (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2130 voor een bespreking van dat boek).

Sedlacek stelt dat ‘markt’ niet zozeer een economisch fenomeen is alswel een sociologisch of psychologisch fenomeen. Hij haalt daarbij het voorbeeld aan van het breken van een been. Stel dat je oma haar been breekt. In dat geval kom je terstond van je plek om te helpen, no matter what. Hier is niet sprake van een economische afweging van hoeveel moeite het je kost en wat je daarvoor terug krijgt (het economisch paradigma). Maar hoe anders is het als de bakker zijn been breekt. Als je bakker zijn been breekt dan zoek je simpelweg een andere bakker om aldaar je brood te kopen.

Waar wordt het verschil tussen oma en de bakker door bepaald? Oma is familie en binnen de context van familie wordt er geen economische calculatie gedaan. Dan doe je wat je moet doen. Een bakker is niet de persoon van de bakker, maar een middel om aan je product (brood) te komen. Een bakker is onderdeel van een anonieme markt. En die markt bezorgt jou je brood en dat brood haal je bij die partij die je het grootste voordeel biedt. Punt. Oma is familie en bakker is markt.

Inside-outside

En via die redenering kom je tot een belangrijk onderscheid: iets hoort wel of iets hoort niet tot de markt waar economische harde koude wetten regeren. Wat markt is wordt dus bepaald door wat je niet tot je familie of kring van ‘insiders’ vindt horen. En, nu komt de kern van de boodschap, dat bepaal je dus zelf. Jij bepaalt dus wie behandelt wordt als middel en wie als persoon of ‘familielid’. En dat is geen economisch vraagstuk maar een sociologisch of psychologisch vraagstuk.

Zo komt Sedlacek op Griekenland en de crisis. Blijkbaar hebben we het moeilijk om Griekenland te helpen in de huidige situatie. Het kost bakken vol geld en het verdwijnt in een bodemloze put. Ergo: Grieken zijn een middel tot onze welvaart en dus geen onderdeel van onze familie, onze kring van insiders. Grieken zijn outsiders. En: of ze binnen of buiten dat pulletje vallen dat bepalen we dus zelf op subjectieve gronden.

En zo kan ook een relatie worden gelegd met onze fetisj van groei. Groei welteverstaan zoals we dat gewend zijn te meten in percentages van spullen en diensten in landen. Stel je nu eens voor dat we een fijnmaziger netwerk gaan maken waarbinnen we groei meten. We meten de groei in Brabant, in Eindhoven, op het platteland rondom Eindhoven en zo verder. Nu zou wel eens kunnen blijken dat ‘er bakken met geld moet naar het platteland van Eindhoven’. En zo kan ook dat platteland verworden tot ‘outsider’ en gezien worden als een probleem.

Blijkbaar kijken we dus niet zo naar regio’s en steden en beperken we het voornamelijk tot Nederland als geografische natie. Maar nogmaals: dit is subjectief en een historisch redelijk arbitrair artefact. Zodra we besluiten om alleen nog naar Europa te kijken en zo te meten vanuit de doelstelling dat we daar de welvaart in totaliteit zo groot mogelijk willen maken, dan krijgen we een andere discussie.

Ronald Coase en interne markten

En deze week is Ronald Coase overleden op 102-jarige leeftijd. Toeval of niet, maar Coase is een pionier geweest als het gaat over bovenstaande discussie. Die discussie gaat in wezen over interne markten. En een interne markt is een markt waar geen economische wetten gelden. Waardoor het eigenlijk dus geen markt meer is.

Maar is het wel zo dat er binnen de familie geen economische wetten gelden?

En daar komt de nuance die Coase in de discussie heeft gebracht. Coase heeft een baanbrekend artikel geschreven over ’the nature of the firm’. Hierin vraagt hij zich af wat een bedrijf eigenlijk is. Klinkt een beetje raar, want een bedrijf is toch gewoon een bedrijf? Nee, een bedrijf heeft iets raars. Een bedrijf is een entiteit die naar buiten toe opereert als een economische speler op de markt. Maar binnen dat bedrijf, zo constateert Coase, gelden niet diezelfde economisch wetmatigheden. Want, ik schreef daar eerder al over (zie http://www.slimmefinanciering.nl/?p=1704), binnen de grenzen van het bedrijf onderhandel je niet elke dag over je salaris. En haal je ook wel eens een kopje koffie voor een collega zonder dat je helder hebt of je daar iets voor terug krijgt in de toekomst. Kortom: binnen de grenzen van de onderneming lijken andere wetten te gelden dan die op de grote buitenmarkt.

En dat stelt de vraag: is er een optimale omvang voor een bedrijf of een onderneming? Of anders geformuleerd: welke zaken bepalen nu hoe groot of klein een bedrijf moet zijn, wat bepaalt de grenzen waarbinnen geen economische wetten gelden? Coase maakt hiermee het vraagstuk toch weer tot een economisch vraagstuk. Want, zo is zijn stelling, het is niet efficient om elke dag opnieuw te onderhandelen over je salaris. Dan kom je immers niet meer tot ondernemen. Bij elk kopje koffie zeuren dat de ander nu aan de beurt is, dat schiet ook niet op. Kortom: er is sprake van verborgen kosten die horen bij het dagelijkse onderhandelen. En het zijn dus de onderhandelingskosten (de transactiekosten) die bepalen wat binnen en buiten de grenzen komt te liggen. De grens is de resultante (uitkomst) van optimalisatie gegeven de transactiekosten. Dus toch weer het gevolg van rekenen en economische calculatie.

De truc van economen: ze hebben altijd gelijk

We blikken even terug. Aanvankelijk zijn economen heel strikt en simpel. Alles is economie en markt. Een bedrijf of onderneming is een ‘economische agent’ waarbinnen niks gebeurt, het is een economische entiteit (een zwart gat waarbinnen je niet kunt kijken). Tot er een slimmerik opstaat die beweert dat er binnen zo’n bedrijf anders wordt gedacht en gehandeld. Haha, economie klopt niet en dat juist voor een economisch iets bij uitstek als een bedrijf.

Maar economen zijn niet voor één gat te vangen. Dan komt Coase dus op de proppen met transactiekosten. Coase maakt in termen van economische modellen het bedrijf van een exogene grootheid tot een endogene grootheid. Coase kan nu verklaren waarom er bedrijven zijn en hoe groot die bedrijven zouden moeten zijn vanuit de minimalisatie van lange termijn transactiekosten. Een interessante vraag is hoe met de moderne internettechnologie (waar ik maar even aanneem dat de transactie- en organisatiekosten drastisch zijn verlaagd) het optimale bedrijf er uit ziet. Dat zou wel eens kunnen verklaren waarom zzp’ers in opkomst zijn en bedrijven fluïde netwerken worden van steeds wisselende coalities zzp’ers.

En dan blijft toch wringen of er binnen een bedrijf inderdaad van die rationale economische afwegingen worden gemaakt. Ondanks het bestaan van transactiekosten. Laat staan of dat ook het geval is binnen een familie. Hier is de discussie nog lang niet over uitgewoed. Echte hardcore economen kunnen/willen/moeten alles in termen van prikkels en wetten verklaren. En die hebben ook altijd gelijk: ja, zie je, we zijn toch weer een nieuwe categorie ‘verborgen kosten’ tegen gekomen. Het model klopt weer, we kunnen weer rekenen. De relatief jonge tak van de gedragseconomen (zie Kahneman en Thaler, http://www.slimmefinanciering.nl/?p=2427) zet hier een andere zienswijze tegenover. Maar deze zienswijze is nog niet volledig omarmd door de echte economen. Want binnen die groep echte economen gelden dus andere wetten. Een gedragseconoom hoort niet echt bij de familie.

Rudy van Stratum