Private lease van een auto (deel 3)

In de eerste blog in deze reeks ging het over mijn verbazing dat het privé leasen van een auto goedkoper kan zijn dan het zelf aanschaffen van die zelfde auto met eigen geld. De verklaring van dit fenomeen kunnen we niet helemaal met zekerheid achterhalen omdat we geen inzage hebben in het rekenmodel van de lease-maatschappijen. Maar grofweg is mijn verklaring:

  • Inkoopvoordelen door schaalgrootte aan de kant van de leasemaatschappij.
  • Het ‘kleine lettertjes’ effect door vroegtijdig beëindigen contract, meer- en minderkilometers etc.

 

Het eerste argument is overigens een echt voordeel voor de consument, het tweede vanzelfsprekend niet.

In de tweede blog was mijn argument dat de berekening van de kosten van het zelf aanschaffen van de auto niet helemaal volgens het boekje gebeurt. Maar gelukkig is de eenvoudige aanpak in een rekentabel (zeker bij korte looptijden) een prima benadering en dus praktisch goed bruikbaar.

Nabrandersvragen

De afgelopen week kwamen er bij mij nog twee aan deze materie gerelateerde vragen op:

  1. Is de conclusie (dat leasen goedkoper kan zijn) niet vooral ook bepaald door de korte termijn van 36 maanden uit het rekenvoorbeeld? Of met andere woorden: vervalt het voordeel naarmate je de auto langer gebruikt?
  2. Als we dan toch bij zelf kopen van de auto blijven: is allemaal leuk en aardig maar is het niet veel voordeliger om je auto ‘helemaal op’ te rijden of juist een auto van 5 jaar oud te kopen en die dan 5 jaar of langer te gebruiken? Mijn vermoeden was eigenlijk dat dit behoorlijk gunstiger zou uitpakken, dus maar even checken met de cijfers.

 

Deze twee vragen pakken we nog even bij de kop.

Verlenging van de lease-termijn

Om te beginnen is het niet zonder meer mogelijk de lease-termijn naar eigen goedvinden te kiezen. Je zit vast aan de opties die de maatschappij je biedt. De maximale lease-termijn bij de eerder gekozen VW Golf is 48 maanden. Dus laten we eens naar de verlenging van 1 jaar kijken.

De webcalculator van de lease-maatschappij laat een reductie in de maandprijs zien van € 21. De prijs gaat van € 425 naar € 404 per maand (excl benzine en nog wat kleine kosten, zie eerste blog). Als we de bijkomende kosten even constant houden (benzinekosten gaan niet omlaag) dan komen we op een nieuwe maandprijs van € 613 all in voor private lease.

Hoe zit dat bij eigen aanschaf? Zie onderstaande tabel:

ScreenShot657Ik kom op een maandelijkse prijs van ongeveer € 610 uit. De uitkomst is natuurlijk gevoelig voor de gekozen restwaarde na 4 jaar (eerst was de afschrijving ruim € 3.000 per jaar, nu neem ik voor het 4e jaar een extra afschrijving van € 2.500). De reductie in de maandkosten bij eigen aanschaf wordt daarmee € 22 (we gaan van € 632 naar € 610).

De conclusie is dus dat een langere termijn de uitkomsten niet wezenlijk verandert. Een lease-constructie blijft ook bij 4 jaar wat goedkoper dan eigen aanschaf (met de eerder genoemde waarschuwingen en kanttekeningen!).

Langer rijden én in een gebruikte auto

Mijn tweede vraag was: hoe zit het als je een gebruikte auto aanschaft, dat zal in de kosten per maand toch een stuk schelen. De afweging is immers redelijk simpel:

  • De aanschafprijs is een stuk lager. Dat betekent minder vermogensbeslag en dus minder renteverlies.
  • De waardevermindering gaat met name de eerste jaren hard (aanname van mijn kant, niet gecheckt). In de jaren daarna neemt die afschrijving (in absolute bedragen per jaar) af. Immers: je kunt niet gewoon met een vast hoog bedrag per jaar doorgaan want dan kom je onder de nul uit.
  • Ik ga uit van een aanschafprijs van € 10.000 na 5 jaar (dus van jaar 4 op jaar 5 gaat er nog eens € 1.500 van de prijs af) en ik ga uit van een restwaarde na 10 jaar levensduur van € 2.000 (ook omdat ik dan particulier zal moeten verkopen).
  • Natuurlijk nemen de onderhoudskosten wat toe. Maar auto’s van tegenwoordig gaan technisch gezien makkelijk 250.000 km of meer mee, van roestvorming is veel minder sprake dan vroeger. Omdat ik een beetje naar mijn conclusie toe wilde werken, heb ik slechts een bescheiden verhoging van de onderhoudskosten aangenomen (van € 800 naar € 1.000 per jaar).

 

ScreenShot658De kosten per maand dalen naar een bedrag van € 465. Ik had een grotere daling verwacht. Je rijdt immers wel de hele tijd in een 5 jaar oudere auto. Bovendien zijn het niet alleen de financiële kosten van onderhoud. In de gevallen dat je onderweg met stukken stil blijft staan (kans is toch groter bij een oudere auto? feiten natuurlijk beschikbaar op diverse auto-sites) dan geeft dat heel veel ongemak en geregel. Dat zijn ‘verborgen kosten’: verloren uren, gemiste afspraken. En dan heb ik het nog niet over andere emotionele kosten: – ergernis, – onzekerheid, – het gevoel een splinternieuwe auto te mogen rijden, – de geur van een nieuwe auto te mogen meemaken, – de auto zelf mogen inrijden,- de auto zelf mogen uitkiezen op kleur en uitrusting, – de status die een nieuwe auto geeft ten opzichte van een ‘oude’ auto (vul zelf maar in, zie ook onze serie over denkfouten).

Dus is mijn redenering: elk jaar dat je de auto nu nóg langer rijdt wordt het pas echt feest, afschrijven is nauwelijks meer mogelijk, je rijdt bijna voor niks (je krijgt er nog € 1.000 voor bij verkoop). Okay, de onderhoudskosten moeten nog wat hoger (naar € 1.100 per jaar). Laten we eens kijken als we niet 5 jaar maar 7 jaar in die gebruikte auto blijven rijden.

ScreenShot659Nu komen de maandkosten uit zo rond de € 450. Dat schiet ook niet echt op dus.

Evaluatie

Ik moet mijn verwachting bijstellen. Het rijden van een oudere auto is niet zo heel veel goedkoper dan ik gedacht had. En nog langer rijden in die oude auto helpt ook al niet veel. De kosten gaan zo grofweg van een dikke € 600 per maand voor een nieuwe auto naar een dikke € 450 per maand voor een ouder beestje. De afweging is natuurlijk subjectief: heb jij er ongeveer € 1.800 per jaar voor over om in een relatief nieuw auto te rijden? Dat is voor een periode van 5 jaar (de ‘verblijfsduur’ in je auto) toch € 9.000! In een werkzaam leven van 40 jaar hebben we het dan toch over € 72.000. Kan toch een aardig invulling zijn van je extra pensioen.

De verklaring van dit fenomeen is niet zo lastig. Een heel groot deel van je maandelijkse kosten hangt niet af van de leeftijd van de auto. De benzine, de pechhulp, de banden: dat blijft allemaal hetzelfde. Je verliest minder aan rente en je kosten voor onderhoud gaan iets omhoog. De vergelijking pakt natuurlijk wat anders uit als we een spaarrente van 5% zouden hanteren! Naarmate de spaarrente hoger is zal de gebruikte (goedkopere) auto gunstiger uitpakken.

Dus nadat ik mijn eerdere verwachting (leasen is duurder dan zelf kopen) al had bijgesteld, nu dus ook bijstelling van de voordelen van het rijden van een gebruikte auto (die zijn er overigens wel, maar minder dan ik had gedacht bij de huidige lage rente althans).

Rudy van Stratum

Private lease van een auto (vervolg)

Na me gisteren te hebben verbaasd over de constatering dat het privé leasen van een auto soms goedkoper kan zijn dan aanschaf met eigen geld, nu een verdieping op onderdelen.

Reactie auteur BD

Paul Bots heeft me van wat extra achtergrondinformatie voorzien (waarvoor dank!). De kosten van het zelf kopen van een auto heeft hij berekend met een spreadsheet die van een autowebsite afkomstig is. Ik kan nu de opbouw van de calculatie volgen en daar mee experimenteren. Daarover zo meteen meer.

De maandkosten van private lease komen van de betreffende autodealer of importeur (hier dus: Volkswagen). Ondanks dat je in de webcalculators zelf vinkjes kunt zetten, krijg je geen inzicht in de achterliggende aannames bij de berekening. Met name de gehanteerde restwaarde van de auto (zo mailt ook Paul Bots mij) is uitermate belangrijk voor de einduitkomsten.

Bij Volkswagen krijg je bij het kiezen voor een VW Golf Variant bij 3 jaar en 20.000 km/jr onderstaande uitkomst te zien:

ScreenShot656Hier komen de brandstofkosten (bij de gekozen aanname van 1:18 verbruik, ongeveer € 150 per maand) nog bij. Zover ik kan zien zit er verder alles al in (garage, banden, motorrijtuigenbelasting, pechhulp). Ik kom dus op € 575 per maand uit, het artikel van gisteren noemt als bedrag € 613 per maand. Misschien is het daar gekozen automodel wat duurder en/of heb ik toch een kostenpost over het hoofd gezien (een wat hogere literprijs voor benzine kan al de verklaring zijn).

Tot het moment dat iemand uit de sector mij meer kan vertellen over de achterliggende aannames uit de berekening, kan ik hier weinig aan toevoegen. Jammer, want de hoofdvraag van mijn verwondering was: hoe luidt het verdienmodel van de lease-maatschappij? Ook Paul Bots geeft in zijn mail aan dat betere inkoopcondities een belangrijke verklaring vormen.

Kosten eigen auto met eigen geld

Het artikel van gisteren kwam met een calculatie van de kosten van zelf een vergelijkbare auto kopen van € 633 per maand. De opbouw van die kosten met bijbehorende aannames is in bijgaand overzicht te zien (ik kon de uitkomst van de auteur op enkele centen na herhalen):

ScreenShot655Opmerkelijk is dat ongeveer de helft van de maandkosten bestaan uit de zogenaamde afschrijving op de auto (ruim € 300 op totale kosten van € 633). Ongeveer een kwart van de kosten bestaat uit de benzinekosten (ongeveer € 150 op € 633). De resterende 25% van het maandbedrag bestaat uit diversen zoals verzekering, onderhoud, pechhulp en (gemiste) rente.

Juist omdat de afschrijving zo’n groot deel van de kosten uitmaakt is hier wel iets raars aan de hand. De afschrijving wordt simpel berekend door de aanschafprijs met de verkoopprijs (restwaarde) te vergelijken en het bedrag door 3 (jaar) te delen. Dus € 25.000 – € 14.000 gedeeld door 3 jaar. Dat is niet helemaal netjes omdat financieel-economisch gezien een ‘afschrijving’ geen cashflow is.

Vanuit onze ‘slimme financierings’ insteek zouden we de calculatie iets anders doen. Het is vergelijkbaar als hoe we dat eerder deden voor de berekening van het energieneutraal maken van je woning.

Daarom nu de berekening zoals die vanuit ‘bankstanden’ zou gebeuren (in onze optie dus de betere methode). Maar ik zeg er op voorhand bij: er komt ongeveer hetzelfde uit als de benaderingen van de spreadsheet.

Berekening op basis van bankstanden

Even herhalen: het gaat ons om de beslissing wat beter (goedkoper) is, je auto zelf aanschaffen of dat doen via private lease. Van private lease weten we uit de krant dat we € 613 per maand kwijt zijn (met de kanttekeningen die ik in de blog van gisteren al aangaf, met name meerkilometers). Dit bedrag is een echte cashflow, elke maand wordt dit bedrag immers van je bankrekening afgeschreven.

Dus hoe zit het nu met het zelf aanschaffen als alternatief? Om te beginnen moet je dan € 25.000 hebben liggen. Voor het gemak reken ik ook maar in jaren en niet in maanden (als we het nog netter willen doen moeten we echt naar maandbedragen gaan, sterker nog: de tankbeurten zullen op weekbasis plaats vinden).

We hebben een paar didactische trucs nodig. We hebben een ‘referentiesituatie’ waar we mee vergelijken van ‘niets doen’. Als je helemaal niets doet dan heb je gewoon je geld op de bank staan en krijg je elk jaar je rente (van 1%).

Wat ben je nu als je je eigen auto koopt écht kwijt elke maand/jaar? Dat zijn niet de afschrijvingen. En dat is ook niet de rente (je betaalt immers aan niemand rente). We kijken dus echt naar ons saldo op de bankrekening. Als we naar bovenstaand overzicht kijken dan houden we een bedrag over van € 3.685 dat we echt elk jaar uit onze portemonnee zien verdwijnen. Als we nu die auto gekocht hebben voor € 25.000 (van dat gespaarde bedrag) dan resteert ons helemaal niets meer voor de aanschaf van benzine en nieuwe banden. Ik neem dus aan dat we in de referentiesituatie elk jaar een bedrag ontvangen (inkomsten uit werk bijvoorbeeld) van € 3.685.

Nu kunnen we uitrekenen wat er gebeurt als we ‘niets doen’ (de referentiesituatie). We beginnen met € 25.000 en ontvangen na 1 jaar 1% rente, maakt € 25.250 op de bank. Ook krijgen we door inkomsten uit werk € 3.685, en dat maakt na 1 jaar een bedrag van € 28.935. Het jaar daarna krijgen we wederom 1% rente over dit hogere bedrag en wederom € 3.685 en zo verder. Op het einde van de periode van 3 jaar hebben we op de bank staan: € 36.923.

Nu gaan we naar de situatie van zelf een auto kopen. Onze bankstand van € 25.000 gaat direct terug naar 0 euro. Na 1 jaar moeten we alle benzine, onderhoud etc afrekenen voor € 3.685. Toevallig (!) ontvangen we net op hetzelfde moment een zelfde bedrag (uit werk, zie boven). Dus in een flits komt er een bedrag bij en gaat er een bedrag af. Saldo na 1 jaar is wederom 0 euro. Datzelfde verhaal gaat op voor jaar 2 en 3. Op het eind heb je daarom een saldo van 0. Maar omdat je eigenaar van de auto bent, ontvang je natuurlijk de restwaarde. Je zet je auto op marktplaats en ontvangt € 14.000. Dat is wederom een echte bankstand. We zien nu (met terugwerkende kracht) dat het bedrag van € 3.685 aan extra inkomsten zo is gekozen dat in dit scenario steeds bankstanden van 0 Euro resulteren

Het zelf aanschaffen van een auto kost je ten opzichte van ‘niets doen’ dus € 36.923 minus € 14.000, maakt € 22.923. De spreadsheet hierboven komt met € 22.815. Wat dit laat zien is dat je ook met ‘afschrijvingen en rente’ wel globaal goed uitkomt (dat zal bij grotere bedragen en langere perioden overigens steeds minder het geval zijn).

Nu gaan we naar de andere optie: een auto via private lease. In dat geval kunnen we onze € 25.000 dus mooi op de bank laten staan en elk jaar rente ontvangen. Bovendien blijven we natuurlijk ook gewoon die eerder genoemde € 3.685 ontvangen (en ook daar rente over krijgen). Anders is dat we in het geval van private lease elk jaar € 7.356 aan de lease-maatschappij moeten betalen. En natuurlijk ontvangen we in dit geval geen restwaarde voor de auto. Als we dit netjes uitrekenen over de periode van 3 jaar dan resulteert een banksaldo van € 14.634.

De conclusie is dus dat de optie ‘private lease’ tot een hogere bankstand leidt ten opzichte van de optie ‘zelf aanschaffen’ van € 634 (na 3 jaar bij de gekozen aannames). Ook hier geldt weer dat de aanpak van de spreadsheet tot een vergelijkbaar voordeel leidt (daar hadden we een maandelijks voordeel van € 633 – € 613, maakt € 720 per jaar).

Goed: ik sluit niet uit dat veel private-leasers uiteindelijk toch duurder uit zijn vanwege meer- en minder-kilometers (rijden buiten de bundel, vermoedelijk belangrijk deel van het verdienmodel). Ook mensen die eerder willen stoppen of hun rekeningen niet op tijd (kunnen) betalen kunnen van een koude kermis thuis komen. Wie hier meer informatie of achtergronden over heeft: graag naar info@slimmefinanciering.nl

Rudy van Stratum

Private lease: goedkoper dan zelf auto kopen?

Vandaag trok een artikel in het Brabants Dagblad (auteur Paul Bots) mijn aandacht. Het gaat over de opkomst van private lease, met name voor kleinere (goedkopere) auto’s.

Een van de oorzaken van deze trend is dat werkgevers minder scheutig zijn met (bedrijfs-) leaseauto’s en hun werknemers een eigen maandbudget geven om (eigen) vervoer te regelen.

Dat verklaart het deel ‘private’ in de term ‘private lease’. Maar waarom dan ‘lease’? Lease is immers altijd duurder dan koop, zou je denken? Wij mensen zijn afkerig van onzekerheden en wisselingen die bij eigen autobezit horen. Je weet nooit precies vooraf wat je kwijt bent, en er is op de achtergrond altijd die zorg. Een lease-auto zorgt voor een vast bedrag per maand. Lease zorgt dus voor meer stabiliteit en ontzorging, en dat mag dan ook wat kosten.

Verwondering

In het artikel worden vier varianten op een rij gezet:

  1. Het delen van een auto (bij Greenwheels bijvoorbeeld).
  2. Private lease (auto volledig voor jouw gebruik, je betaalt een vast bedrag per maand).
  3. Zelf auto kopen met geleend geld.
  4. Zelf auto kopen met eigen geld.

 

Deze vierdeling wordt berekend aan de hand van drie kilometrages: 10.000, 15.000 en 20.000 km per jaar.

In het artikel worden twee courante modellen besproken, de Peugeot 108 (ongeveer € 10.000 in aanschaf) en de VW Golf (ongeveer € 25.000 in aanschaf).

ScreenShot654Logische conclusies

Een paar conclusies zou ik vooraf al verwachten:

  1. Een auto kopen met geleend geld is duurder dan een auto kopen met eigen geld.
  2. Een auto delen is goedkoper naarmate je minder kilometers per jaar rijdt.
  3. Voorbij een bepaald aantal kilometers per jaar wordt een auto delen duurder dan een auto kopen/bezitten.
  4. Private lease kan goedkoper zijn dan een auto kopen met geleend geld (maar kan ook duurder zijn dan kopen met geleend geld).
  5. Private lease zal altijd duurder zijn dan kopen met eigen geld.

 

Welnu: de eerste drie conclusies/vermoedens blijken te kloppen. De laatste twee conclusies niet helemaal. In onderstaande berekening (overgenomen uit genoemd artikel) blijkt dat in het geval van de VW Golf private lease altijd goedkoper is dan kopen met geleend geld. Maar het meest verrassend is wat mij betreft dat in één geval private lease zelfs goedkoper is dan kopen met eigen geld. Dat kan ik niet goed snappen.

ScreenShot653Het verdienmodel van private lease

Ik heb de redactie van de krant een email gestuurd met de vraag om de achterliggende berekening te mogen inzien. Alleen dan kan ik preciezer antwoord geven op de vraag waar de verschillen en de uitkomsten vandaan komen. Voorlopig moet ik het dus doen met mijn eigen vermoedens.

De kernvraag is dus: hoe kan een private lease constructie goedkoper uitpakken dan het kopen van een eigen auto met eigen geld (onder vergelijkbare aannames van gebruik)? Hoe kan het lease bedrijf dan toch nog geld verdienen? Wat is het verdienmodel kortom van zo’n private lease situatie?

Nog even tussendoor (vergeet het bijna te noemen omdat het zo logisch lijkt): waarom zou ik me verbazen over de conclusie? Geld lenen is duurder dan eigen geld gebruiken omdat de bank ook iets wil verdienen (aan mij als lener). Logisch. En hetzelfde geldt voor een lease maatschappij. Die wil ook aan mij verdienen en winst maken. En bovendien zijn daar de kosten van zo’n bedrijf: gebouwen, ict, salarissen en vooral ook eigen lease-auto’s. Moet allemaal betaald worden. Door mij als consument.

Eerste ronde

Gewoon maar eens wat in mij opkomt waar de voordelen vandaan zouden kunnen komen:

  • Een lease maatschappij (LM) kan de auto goedkoper inkopen (dan een particulier).
  • Een LM zal minder rente betalen (dan een particulier met geleend geld, maar dit argument snijdt geen hout in de vergelijking met kopen met eigen geld).
  • Een LM heeft wellicht eigen garage’s of onderhoudsdiensten dan wel koopt ook hier op grote schaal zeer goedkoop in.
  • Een LM kan de BTW van de aanschaf aftrekken (maar of en hoe die BTW aan de kant van de autogebruiker erbij komt weet ik (nog) niet, maar hoe dan ook zit hier een tijdsaspect (rentevoordeel) voor de LM in ten opzichte van de particulier).
  • Een LM kan wellicht een hogere restwaarde bij verkoop na 5 jaar bedingen (zover ik kan zien is bij de berekening dezelfde restwaarde gehanteerd, dus ook dit argument vervalt dan).

 

Eigenlijk zijn al deze argumenten ‘inkoopvoordelen’. Een groot bedrijf kan nu eenmaal door hogere volumes en strakke onderhandelingen lagere tarieven bedingen en die kunnen deels aan de consument worden doorgegeven met behoud van een eigen normale winst. Het zijn in dit geval dus de gewone banken, de garages en de belastingdienst die de prijsdaling mogelijk maken.

Tweede ronde

Zijn er nog meer ‘verdienmomentjes’ te bedenken? Ik speculeer even door:

  • Een heel wagenpark is voor een LM een relatief veilige belegging voor een lange periode. Dat mag best een iets lager rendement ‘doen’ wellicht. Omgekeerd betekent dit dat de leaserijder relatief vast zit aan zijn beslissing. Hij kan tussentijds niet zomaar van zijn auto af. Mogelijke boetes en afkoopbedingen zijn vanzelfsprekend meegenomen in de calculaties van de leaseprijs.
  • De berekeningen gaan uit van een aantal kilometers op jaarbasis. Ongetwijfeld moet voor ‘meerkilometers’ een relatief hoog bedrag worden bijbetaald. Omgekeerd zal een lager kilometrage niet tot dezelfde korting leiden. In andere woorden: niemand zal precies het afgesproken aantal kilometers maken en aan elke afwijking (naar beneden én naar boven) wordt extra verdiend. Dit fenomeen is bij belabonnementen een stevig verdienmodel: waar je binnen de bundel zeg 7 cent per minuut betaalt, ga je buiten de bundel plots naar 25 cent per minuut (dat tikt lekker aan, verdienmodel = speculeren op onderschatting belbehoefte van de consument).

 

Dus naast de eerder genoemde inkoopvoordelen bestaat het verdienmodel uit het ‘vastzetten’ van de autorijder in een contract met boetes, meerprijzen en uitzonderingen. De ideale gebruiker kan dan wel goedkoper uit zijn, de feitelijke gebruiker (zo kan statistisch worden berekend) is dat lang niet altijd.

Mocht ik inzage krijgen in de rekenmodule dan kom ik hier zeker nog op terug. Ik bedenk me daarbij overigens dat ook de krant de achterliggende berekening van de private leaseprijs niet kent (daar komen we alleen achter door bij de leasebedrijven zelf te rade te gaan, maar ik schat zo in dat ze mij niet gaan vertellen tegen welke prijzen zij zelf hun auto’s inkopen).

Rudy van Stratum

 

Naschrift: In 2018 heeft de ANWB een rekentool beschikbaar gemaakt waarbij de consument zelf de financiële afweging kan maken tussen kopen en private lease. U kunt dan kiezen uit honderden automodellen en aan de hand van hoeveel kilometer per jaar u wilt rijden, hoeveel jaar u de auto wenst te gebruiken etc een maandbedrag (bij koop) uitrekenen en dat bedrag rechtstreeks vergelijken met de private lease maandprijs. U vindt de tool hier. We hebben de achterliggende berekeningen niet gezien of gecontroleerd maar gaan daarbij af op de goede naam en faam van de ANWB.

Een uitkomst ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

 

 

MKBA (4): luchtvervuiling methode 3 (deel 1)

Manier 3: slimme financiering (eerste deel)

In de vorige blog bespraken we twee van de drie mogelijke aanpakken om te rekenen aan een ‘business case’. We bespraken daar de traditionele methode (o.a. de canvasaanpak) en de MKBA-methode. Nu gaan we in op de derde mogelijkheid die we zelf hebben bedacht in de loop van de afgelopen jaren. De aanpak bevat elementen van beide eerder besproken aanpakken.

Kenmerk van alle aanpakken is overigens de universele manier van rekenen met de Netto Contante Waarde (NCW) methode. De verschillen zijn dus niet te vinden in hoe je rekent maar in met wat je mee rekent.

Doel en alternatieven

Waar staan wij (van slimme financiering) dan in deze opsomming? Wij proberen een midden te vinden tussen traditioneel en MKBA. Laten we puur bij wijze van illustratie wederom dat voorbeeld van investeren in schonere technologie (minder luchtvervuiling door uitstoot auto’s op snelwegen) nemen.

We beginnen bij het doel van de beoogde inspanning of investering. Blijkbaar vinden we het belangrijk om mensenlevens te sparen. Aangezien vervuiling ten koste gaat van mensenlevens willen we iets aan die vervuiling doen. Eerder zagen we dat volgens de gekozen bron uitstoot tot verkorting van je leven van ongeveer een jaar leidt. Je zou deze conclusie nog eens kunnen toetsen bij andere bronnen (feitenonderzoek).

Maar ook niet onbelangrijk: zijn er andere en goedkopere manieren om datzelfde doel, namelijk het sparen van levens, te bereiken? Eerder hebben zo eens besproken dat als je alle scholieren elke dag een gratis appel geeft dan je dan veel meer levens bespaart tegen veel lagere kosten. Nogmaals: of dat helemaal correct is doet er nu niet toe, je moet op zoek naar betere alternatieven om je doel te bereiken. En je kiest die weg die je het snelst naar je doel brengt (en blijft dus bij voorkeur niet hangen aan een toevallig eerder gekozen oplossing).

Onderscheid naar partijen of stakeholders (eerst cashflows)

Goed, we laten het te bereiken doel en het gekozen middel voor wat het is. We gaan er van uit dat je graag door wilt met je (goede) plan maar dat je de financiering niet rond krijgt. Je hebt te weinig middelen om tot uitvoering te komen. Merk op dat MKBA een wat ander doel heeft (verantwoorden dat je publiek geld op een onderbouwde manier uitgeeft). En merk ook op dat als je ‘business case’ in gewone Euro’s en op korte termijn voldoende rendement oplevert dat je dan meestal bij een bank of private investeerder terecht kunt.

We willen allereerst achterhalen of het middel (de route, de investering) voldoende rendement oplevert bezien over alle partijen en over een voldoende lange horizon. We kijken om te beginnen naar echte harde cashflows in Euro’s (of wat dan ook voor geldeenheden). Een bank zal vooral kijken naar de cashflows die JIJ genereert. Hier kijken we wat breder, naar de cashflows van alle betrokkenen (alle stakeholders).

We zetten alle partijen op een rij die voordeel (of nadeel) kan hebben bij de maatregel. Hebben we het over een investering in schonere lucht (minder uitstoot) dan kun je denken aan: de investeerder zelf (jij dus), de burger (of automobilist), de werkgever en de overheid. Het rijtje is misschien nog wel langer maar omdat het hier om een fictief voorbeeld gaat doen we het hier even mee.

Als je eigen cashflows op een rijtje zet dan kom je waarschijnlijk tot een onvoldoende hoog rendement (anders was je naar een bank gestapt en had je een lening afgesloten, je eigen geld er in gestopt etc). Je verkoopt weliswaar roetfilters (ik noem maar wat) maar de prijs is niet hoog genoeg (of de aantallen te laag) om je investering te kunnen terug verdienen. Blijkbaar (zo is hier de hypothese) levert je investering wel voordelen op maar niet altijd alleen voor jezelf. Jij alleen kan de investering niet terug verdienen, maar het totaal zou dat wel moeten kunnen.

Burger

De burger zal (zoals eerder gesteld) langer en gezonder leven. Dat betekent dat hij minder vaak naar de dokter hoeft, minder medicijnen nodig heeft en minder ziekenhuisopnames heeft. Dat scheelt de burger gewoon geld in de portemonnee, gedurende een lange reeks van jaren. De burger leeft ook langer en zal dus ook meer inkomsten kunnen genereren gedurende zijn werkzame leven. Nogmaals: we hebben het hier niet over een hoger welbevinden of geluk, maar simpelweg over de veranderde kasstromen als gevolg van de investering van een ander in nieuwe technologie.

Werkgever

De werkgever (die de burger annex werknemer die nu gezonder is en langer leeft in dienst heeft) zal meer winst maken op deze werknemer omdat ie meer producten gedurende meer jaren kan maken (minder ziekteverzuim, hogere arbeidsproductiviteit). Ook zal de ziektekostenpremie van de werkgever dalen bij een gezonder arbeidsbestand. Wederom: gewoon zichtbaar in de cashflows en de jaarrekeningen van een aantal jaren in de toekomst.

Overheid

Dan hebben we nog de overheid. Omdat de arbeiders productiever zijn, zal daar meer geld worden verdiend en zal dus meer (inkomsten-) belasting worden geheven. Omdat werkgevers meer winst maken zal er meer VPB in de staatskas binnen stromen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat als mensen langer leven er ook langer AOW moet worden betaald, dus die bedragen zul je als negatieve kasstromen moeten opnemen.

Rekentabellen: optellen van alle partijen

Alle cashflows die je op deze manier in kaart brengt zet je op een rijtje (in een nette rekentabel) en breng je terug naar bedragen in het heden. Als de netto contante waarde van al deze rekenarij een positief saldo oplevert dan heb je in beginsel een (voor de totale gemeenschap over een voldoende lange termijn) financieel renderende investering te pakken.

En vergis je niet: het lijkt misschien wat luchtfietserig maar als een kind een jaar korter over zijn opleiding doet (hogere gezondheid, lagere kans op zitten blijven) dan zal de inkomstenstroom (uit arbeid) eerder starten en gedurende zijn hele leven hoger zijn. Het gaat hier al snel (in contante waarde termen) over tienduizenden of zelfs honderdduizenden euro’s ‘life time value’.

Tussenstand

Onze aanpak is niet wezenlijk anders dan waar een bank naar kijkt. Dus gewoon een rekenblad pakken, de bedragen (cashflows) goed inschatten, rekening houden met het bijbehorende risico van die cashflows. Alleen kijken we niet naar die ene partij die de lening aanvraagt (de investeerder) maar naar alle betrokken partijen. De rekenbladen van al die partijen zien er in wezen hetzelfde uit, het zijn tabbladen van dezelfde excel-sheet en de deelbedragen mogen gewoon bij elkaar worden opgeteld. We kijken niet naar het rendement van de investering voor deze ene partij maar naar het totale rendement over alle partijen.

Het rekenen zelf is natuurlijk niet zo moeilijk. Het gaat om het vinden en inschatten van de juiste, geloofwaardige, bedragen. En de uitdaging is om je ook niet te verliezen in details. Eerst de grote bedragen en grote risico’s op een rij.

In de volgende blog het vervolg van deze aanpak, want we zijn er nog lang niet.

Rudy van Stratum

 

MKBA (3): luchtvervuiling traditioneel vs MKBA

Laten we als voorbeeld nu eens de casus van luchtvervuiling nemen zoals beschreven in de eerdere MKB-blog.

Er zijn (minstens) drie manieren om aan deze casus te rekenen. Het gaat me nu niet om de getallen zelf maar om de andere manier van rekenen en aanpak.

Manier 1: traditioneel

Stel je bent ondernemer en je wilt investeren in een nieuwe techniek die luchtvervuiling tegen gaat. Wat in zo’n geval normaal is is dat je een zogenaamde ‘business case’ maakt. Een berekening van of je investering voldoende rendement heeft. Een tegenwoordig veel gebruikte tool hiervoor is het ‘business model canvas‘ (BMC), zie hier voor meer achtergrondinformatie.

Je rekent bij BMC en andere financiële tools als het goed is met de zogenaamde ‘Discounted Cash Flow’ (DCF) methode. Een ander woord voor deze rekenmethodiek is ook wel Netto Contante Waarde (NCW) methode. Je kijkt zo’n beetje 5-10 jaar vooruit en schat alle inkomsten en uitgaven in die bij je investering horen. Je brengt deze zogenaamde cashflows terug naar het heden door de bedragen ‘contant te maken’. Hiervoor gebruik je een ‘discontovoet’ die een vergoeding biedt voor je tijdsvoorkeur en het risico dat je met de investering loopt.

De beslisregel is hier: geeft je rekenexercitie een positief saldo (een NCW > 0) dan is de investering rendabel (geeft je meer dan het rendement dat je verwacht) en voer je de investering uit. In dit voorbeeld van luchtvervuiling gaat het bijvoorbeeld om een filtertechniek die je in auto’s kunt installeren zodat de uitstoot van die auto’s minder vervuilend is. De cashflows worden dan gegenereerd door de verkoop van die filters aan autofabrikanten en garages. Dus heel simpel gesteld: als de investeerder inschat dat er voldoende filters tegen de juiste prijs worden verkocht dan is zijn investering lonend.

Wat is er mis met deze aanpak? In de regel zijn investeerders ongeduldig en willen graag snel resultaat zien. Het is niet ongebruikelijk om ongeveer 5 tot maximaal 10 jaar vooruit te kijken. Vanzelfsprekend zul je als ondernemer een voorkeur hebben voor producten met weinig risico en hoge rendementen. Een roetfilter? Waarom zou een autofabrikant zoiets willen installeren in zijn auto’s? Misschien om een schonere auto te produceren? Is daar vraag naar dan? Of willen kopers van auto’s liever een snellere motor? Of een grotere kofferbak? Het wordt pas interessant voor roetfilterontwikkelaars als de overheid wetgeving maakt die paal en perk stelt aan de uitstoot. Op dat moment ben je verzekerd van een flinke afname van je nieuwe techniek en wordt de investering lonend. Vergelijk het met het verplicht stellen van autogordels enkele decennia geleden.

Manier 2: MKBA

Alle producten die volgens de traditionele manier tot stand komen, daar heb je geen omkijken naar. Soms gebeurt het natuurlijk dat een voor jou rendabele investering vervelende gevolgen heeft voor anderen (er is dan sprake van negatieve externe effecten). Een bekend en misschien ook flauw voorbeeld is de productie van kogels (voor pistolen, geweren etc). Je kunt een kogel fabriceren voor een paar dubbeltjes en in de winkel betaal je misschien een Euro. Als je dus voldoende kogels verkoopt tegen een leuke prijs, dan ben je klaar met je DCF- en canvas-verhaal. Dat er af en toe dodelijke ongelukken met die kogels gebeuren: that’s all in the game, niet jouw probleem. Tot het moment dat er rechtszaken en claims gaan komen natuurlijk. In dat geval neem je die verwachte extra kosten ook mee in je berekening en kom je wellicht tot een andere beslissing. Zie meer over dit soort dilemma’s in de bespreking van het werk van Sandel.

Een ander probleem is dat sommig producten maatschappelijk gewenst zijn maar via de traditionele methode niet tot stand komen. Het duurt te lang voor het rendement geeft of de risico’s zijn te groot of mensen kopen toch liever een ander product etc. In zo’n geval hebben we een overheid die met belastinggeld kan beslissen alsnog zo’n product of dienst te lanceren (of wetgeving te maken die dwingt tot aanpassing van die producten). In zo’n geval past de MKBA-methode. De vraag wordt dan gesteld of het belastinggeld voldoende maatschappelijk rendement oplevert. We zijn dan niet per se gebonden aan echte cashflows en aan rendementen die de commerciële markt eist. We kunnen het probleem van luchtvervuiling dan breder bekijken. Luchtvervuiling leidt (bijvoorbeeld) tot x extra doden per jaar en dat leidt tot verlies aan mensjaren en levensvreugde. MKBA bekommert zich dan om de juiste prijs van een mensenleven om zo de beslissing in schone oplossingen te investeren beter te kunnen onderbouwen.

MKBA gaat bij die berekeningen en beprijzingen uit van dezelfde rekenprincipes als commerciele partijen bij de traditionele methode doen. Dus DCF en NCW worden ook bij MKBA gebruikt. De verschillen zitten meer in de langere horizon bij MKBA, een lager rekenrendement bij MKBA en het ook mogen gebruiken van fictieve bedragen (geen echte cashflows) bij MKBA.

Quote: energieneutrale woningen

Toevallig staat er vandaag in de krant (BD, 24 maart 2015) een aardige casus die het bovenstaande nog eens illustreert. De provincie Noord-Brabant heeft besloten dat in 2050 alle 800.000 woningen energieneutraal moeten zijn. Blijkbaar is de markt nog niet met oplossingen gekomen die betaalbaar zijn (lees: zodanig dat de extra kosten voor het energieneutraal maken zichzelf terug verdienen). Daarom worden de eerste 1.000 woningen tot 2017 mede met inzet van provinciegeld energieneutraal gemaakt. ‘Daarna moet de markt het overnemen’.

De gemiddelde ondernemer heeft met het canvasmodel blijkbaar becijferd dat de investering om betaalbare energieneutrale huizen te maken niet loont (of dat alternatieve investeringen meer opleveren). Daarom heeft de provincie met een MKBA (maar niet heus, maar zou kunnen) becijferd dat een publieke investering in het energieneutraal maken van de eerste 1.000 huizen wél loont. Door het goede voorbeeld te geven, zo is de redenering, komt er een proces op gang waarin bestaande ondernemers mee kunnen lopen zodat het ook voor hen interessant wordt deze stappen te gaan zetten (en vergeet ook de strengere regelgeving niet).

Een ondernemer die eerder zelf de stap wilde zetten over waarom het bij hem nog niet gelukt is: ‘Ik kreeg de projectfinanciering niet rond. Banken zijn terughoudend en rekenen de werkelijke kosten van fossiele brandstoffen niet volledig door. Daardoor kom je in hun ogen ongunstig uit met duurzame oplossingen’. Logisch vanuit het perspectief van de bank: met de winst van het beter omgaan met fossiele brandstoffen kunnen ze geen rente over hun uitstaande leningen betalen (of extra bonussen uitbetalen, zelfde verhaal).

In de volgende aflevering (MKBA (4)) methode 3 van onszelf, een aanpak die elementen van zowel traditioneel als MKBA heeft.

Rudy van Stratum

 

MKBA (2): verschillen

Laten we de verschillen tussen de MKBA-aanpak en onze slimme-financierings filosofie eens nader bekijken.

Doel MKBA en slimfin

MKBA heeft meestal als doel om vanuit een overheidsperspectief te analyseren of een investering goed is besteed. Dus het publieke geld is in principe beschikbaar (of kan beschikbaar worden gemaakt) maar de vraag is of de aanwending van het belastinggeld kan worden gerationaliseerd vanuit een economisch-financieel perspectief. Vanzelfsprekend geldt wel dat als het geld aan het ene onderwerp wordt uitgegeven dat dat ten koste gaat (kan gaan) van een andere aanwending.

Bij ons was destijds de aanleiding: je wilt iets opzetten (of met iets doorgaan) wat door gebrek aan middelen niet langer kan. Hoe krijg je het dan voor elkaar je initiatief of project alsnog rond te krijgen? Dat betekent dat het geld (nog) niet voorhanden is. Het hoeft ook niet over een publiek vraagstuk te gaan. Het is in wezen dus een financieringsvraagstuk. Meestal zit er wel een publieke component in het vraagstuk, anders wordt het een ‘gewoon’ of traditioneel financieringsvraagstuk.

Cashflows

MKBA gaat voor- en nadelen (kosten en baten) op een rij zetten betreffende de (publieke) maatregel. Aan die voor- en nadelen (baten en kosten) worden prijskaartjes gehangen. Soms zijn dat echte prijskaartjes maar soms ook niet. Soms zijn het bedragen die een virtuele waarde van zo’n effect weergeven. Neem als voorbeeld de waarde van een mensenleven of de (ervaren) kwaliteit van een bos. Het is overigens wél de bedoeling dat al die prijskaartjes op één noemer worden gebracht en er een soort eindgetal uitkomt dat bij ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Wij zetten ook de voor- en nadelen op een rij maar het gaat in eerste instantie uitsluitend over echte financiële bedragen. Dus bedragen die je ook werkelijk moet betalen of kan ontvangen. Cashflows met andere woorden. Ook wij tellen die inkomsten en uitgaven in de tijd netjes op zodat er één eindgetal uitkomt dat precies als bij MKBA zegt dat ‘groter dan 0’ betekent: goed plan.

Pas in tweede ronde (als de euro-bedragen niet voldoende zijn) zetten we in de matrix ook de kwalitatieve effecten op een rij. We zetten die nog niet om in financiële bedragen maar dat zou wel kunnen. Mocht er in financiële termen een negatief eindsaldo resteren (waardoor het een niet goed uitvoerbaar plan is) dan kun je je de vraag stellen: zijn al deze kwalitatieve voor- en nadelen ons dit (negatieve) bedrag waard? Daar kan dan een discussie over plaats vinden.

Partijen

MKBA zet in de regel alle voor- en nadelen op een rij, waardeert ze tegen geld en telt ze bij elkaar op. Eigenlijk dus alles over één kam. Dat hoeft overigens niet, maar dat is wel wat er vaak gebeurt. Wij splitsen de voor- en nadelen in termen van cashflows over de partijen die het betreft. Dat is in onze opzet cruciaal omdat de vraag of je project wel of niet kan doorgaan onder andere afhankelijk is van de vraag of eventuele voordelen die bij anderen terecht komen in je plan kunnen worden betrokken.

Zo kan het dus gebeuren dat het totaalplan een positief saldo heeft maar dat de ene regel bij die ene partij een positief saldo heeft en de andere regel van een andere partij een negatief saldo. De ene partij wordt beter van het plan, de andere niet. Dit is overigens kenmerkend voor veel vraagstukken die een duurzaamheidscomponent hebben.

Fuseren van belangen

In het verlengde hiervan staat bij slimme financiering het zogenaamde ‘fuseren van belangen’ centraal. Dus als jij als initiatiefnemer je plan wilt doorzetten maar jij komt er financieel niet uit dan kun je de onderhandeling aangaan met de partijen die ook voordeel van jouw plan hebben. Zijn zij bereid een deel van hun voordeel aan jou af te staan? Die derde partijen hebben daar belang bij omdat jij kunt beslissen het plan dan maar niet uit te voeren (waardoor zij hun voordeel dus niet behalen). De onderhandeling tussen partijen is dus wezenlijk onderdeel van slimme financiering. Het mooiste is natuurlijk als de pot juist wordt vergroot door de samenwerking van partijen (dat wordt dan ook wel ‘het vergroten van de koek’ genoemd). Bij MKBA is de onderhandeling meestal tussen subsidiepotten onderling en tussen publieke organen onderling.

Constructies

Als in onze aanpak er sprake is van een positief resultaat én je slaagt in je uitruil van de voor- en nadelen, dan ben je er nog niet per se uit. Soms gebeurt het dat je op het moment van investeren niet de benodigde liquiditeit (in kas) hebt om je project te starten of te continueren. De voordelen komen dan in de tijd later dan de nadelen. Er is dan een hele voorraad aan zogenaamde constructies die kunnen helpen die ‘spanning in de tijd’ te overbruggen of in andere woorden: de voordelen in de tijd naar voren te halen.

Denk daarbij aan het afstaan van eigendom (niet kopen maar huren of leasen bijvoorbeeld). Dat gebeurt bij traditionele financieringen ook overigens. Maar ook meer ongebruikelijke constructies zijn mogelijk zoals het verkopen van voorkeursposities, uitzichtrechten etc. Soms is het op deze manier mogelijk om kwalitatieve voordelen (een mooi uitzicht oid) alsnog om te zetten in een eurobedrag.

Bij MKBA spelen constructies meestal geen rol (maar ook hier geldt: dat is in toenemende mate wel het geval). Als besloten wordt dat de maatregel in MKBA-termen een positief saldo heeft dan kan een wet worden veranderd, een belasting worden geheven enzo verder.

Alternatieve middelen

Als het dan nog niet wil lukken om je ‘zaakje’ rond te krijgen dan kun je nog verder kijken dan Euro’s uit de eerste stappen. Om iets voor elkaar te krijgen gaat het niet altijd om geld maar meer in het algemeen om: voldoende middelen (op het juiste moment). Middelen zijn in toenemende mate naast geld ook de inbreng van uren en spullen. Vrijwilligers hoeven niet altijd geld in het zakje te doen, ze kunnen ook met de inzet van hun uren aan de slag. Of producten onderling ruilen. De ene partij brengt het maken van de website in in ruil voor het doen van de boekhouding door een andere partij. Deze laatste vorm van financiering wordt ook wel ‘financiering van onderaf’ of ‘alternatieve financiering’ genoemd.

Bij MKBA komt deze vorm van (alternatieve) financiering zover mij bekend niet voor.

80/20

MKBA stopt veel tijd en energie in het goed uitrekenen van de financiële bedragen (die horen bij de voor- en nadelen). Er zijn ook bibliotheken met kengetallen beschikbaar om daarbij te helpen. De prijs van een mensenleven uit de vorige blog is daar een mooi voorbeeld van. Er zijn hele studies gewijd aan het bepalen van dat soort bedragen. Maar vergeet niet: het gaat vaak om fictieve getallen, niemand betaalt cash een bedrag voor een mensenleven. Ook is de bandbreedte van de berekeningen vaak erg groot (waar overigens wel rekening mee wordt gehouden). Maar hoe dan ook: een MKBA kost al snel veel tijd en geld om in behoorlijke precisie te worden uitgevoerd. Dat kan ook worden verdedigd vanuit de grote maatschappelijke belangen die met de investeringen gepaard gaan.

Bij ons gaat het meer op de achterkant van een sigarendoosje, gaat het meer om de globale getallen. Meestal lukt het om bij een bepaalde maatregel vrij snel (aantal uren, dagdeel) de belangrijkste getallen grof in kaart te brengen. Je kunt dan al vrij snel zeggen waar in financiële termen de crux van het vraagstuk zit. Nog heel lang doorrekenen en verfijnen gaat de zaak dan hoe dan ook niet oplossen en is meer iets van latere zorg.

Verborgen kosten en denkfouten

MKBA is in haar opzet rationeel. Je zet de cijfers op een rij, hangt er een prijskaartje aan, telt ze bij elkaar op, voert de discussie. Natuurlijk chargeer ik nu wat. Wij zijn in de afgelopen jaren steeds meer doordrongen geraakt van de niet-rationaliteiten van beslissingen. Eerst noemden we dat ‘verborgen kosten’.

Neem de beslissing om over te stappen van de ene naar de andere (telecom-) provider. Je kunt dat netjes uitrekenen en daar je beslissing op baseren. Maar vaak speelt een grotere rol dat je de zaak niet vertrouwt, bang bent voor overstapkosten, je geen zin hebt om je in de materie te verdiepen etc. Deels kun je deze kosten overigens ook nog in geld uitdrukken, deels ook niet. Ook in de politiek geldt overigens dat deze niet-rationele componenten een (door MKBA) zwaar onderschatte rol spelen. De ene partij heeft bijvoorbeeld nog een appeltje te schillen met de andere partij (stemmenwinst, reputatie). Of er is nu eenmaal al veel geld gestoken in de voorfase en nu kunnen we niet meer terug (loss aversion). Niet zelden zien we plannen doorgaan die MKBA-technisch slecht uitpakken en omgekeerd zien we plannen niet doorgaan die MKBA-technisch om door een ringetje te halen zijn. Een heel nieuw onderzoeksgebied!

We proberen in onze aanpak waar mogelijk rekening te houden met deze denkfouten. Daar hebben we verschillende tools en technieken voor ontwikkeld (of gejat natuurlijk). Zo hebben we een visualisatie gemaakt (te vinden hier op de site onder ‘infographics’) die de meest voorkomende denkfouten in beeld brengt.

Infographics

Last but not least proberen wij in onze aanpak veel gebruik te maken van simpele overzichten in visualisaties. Om de discussie makkelijker en vruchtbaarder te houden. Een ambitiekaart met daarop de doelen (van de maatregel) waar het nu echt om gaat. Een feitenkaart met daarop de zaken die volgens de deelnemers niet meer ter discussie staan. Een belangenmatrix met daarbij in groen de versnellers en in rood de vertragers (voor de oplossing van het probleem). De beschikbaarheid van deze infographics fungeren in onze ervaring ook als een soort ankerpunt. Het creëert een ‘common ground’ waar je telkens naar kunt verwijzen: dit is wat we willen, hier zouden we het niet meer over hebben, dit zijn de zaken waar het over gaat.

Onze ‘beslisboom slimme financiering’ (ook een infographic) brengt bovenstaand verhaal in woorden in beeld.

MKBA en Slimme financiering - 2

Slimme financiering

flowchart-05042012

Rudy van Stratum

MKBA (1): prijs van luchtvervuiling

Soms wordt ons de vraag gesteld in hoeverre wat wij met onze beslisboom voorstaan nu wezenlijk afwijkt van de veel bekendere MKBA-benadering. MKBA staat voor Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse, een methode die waar mogelijk de voor- en nadelen van een maatregel in geld probeert uit te drukken (om daarbij de besluitvorming over deze vraagstukken rationeler en/of beter te maken).

Om te beginnen: een verwijzing naar een fraaie site die speciaal voor MKBA is opgezet: www.mkba-informatie.nl.

Die vraag komt dan met name als we verwijzen naar onderstaande rekentool:

rendement 1-01De vraag ligt dus redelijk voor de hand want bij MKBA-berekeningen wordt ook van een dergelijke invulmatrix gebruikt gemaakt.

Eerder hebben we de redenering (waarom zou je alles of veel in geld willen uitdrukken en waar loop je dan tegen aan) al besproken in de reeks ‘Rendement’ (nummers 1 tot en met 7). Hier is deel 1 van de reeks terug te lezen.

Maar ik ga in een andere blog uitgebreider op de verschillen en overeenkomsten in. Nu een recent voorbeeld uit de krant.

Schade luchtvervuiling

Concreet was er een tweede aanleiding afgelopen zaterdag in de krant:

ScreenShot630Hoe ga je nu met deze informatie om? En hoe zou MKBA deze kosten meenemen in een rationele afweging. Een aardige casus denk ik.

Wat hier staat is dat onze omgang met verkeersuitstoot ons ongeveer 1 jaar van ons leven kost. We kunnen natuurlijk op de achterliggende onderzoeken afdingen, maar daar gaat het nu niet om. Stel dat het simpele feit dat er door Nederland verkeer raast gemiddeld een jaar van je leven kost. Er van uitgaande dat we dit vervelend vinden, wat zouden we dan over moeten hebben voor een reductie van die dodende uitstoot?

De volgende vraag is dan: wat kost een mensenleven? Daar begint het gedonder al. Een bedrag is er nog wel aan te hangen maar wat zegt zo’n bedrag dan? Eerder hebben we al een aantal berekeningen laten zien over de prijs van een mensenleven. Het is goed erbij stil te staan dat in vele producten al achterliggende becijferingen zitten over de prijs van een mensenleven. Maar laten we eens uitgaan van € 1 mln voor een mensenleven. Ik laat de vraag wat dit getal uitdrukt voor nu achterwege, want dat is nog niet zo’n eenvoudige.

Een mensenjaar kost dan, uitgaande van een leven van gemiddeld 75 jaar, ongeveer € 15.000. Voor heel Nederland hebben we het dan over een totale ‘kostenpost’ van 17 mln x € 15.000 = €  250 mrd. Dit is een voorraadgrootheid, dus deze kosten gelden voor de hele bestaande Nederlandse populatie. Je zou kunnen zeggen: als ik Nederland in de huidige samenstelling vraag wat ze ervoor over hebben om alle uitstoot als bij toverslag weg te halen en dus een jaar langer te leven: € 250 mrd. Dat is dan direct afrekenen ongeacht de leeftijd van de persoon. Feitelijk zou iemand van 20 (die nog 55 jaar te gaan heeft) meer moeten afrekenen dan iemand van 55 (die nog 20 jaar te gaan heeft). Misschien zou je moeten zeggen: gemiddeld hebben mensen nog 35 jaar te gaan en geen 75 jaar (de helft van de schade is al opgelopen en niet meer te repareren) en dus hebben we er maar € 125 mrd voor over. Een maatregel die de luchtvervuiling zodanig zou reduceren dat we een maand langer leven zou volgens deze simpele redenering dus ongeveer € 10 mrd mogen kosten.

Maar elk jaar komen er weer mensen bij, ongeveer 200.000. Stel nu dat deze mensen bij geboorte dat verloren jaar door luchtvervuiling zouden kunnen afkopen (en dus een jaar langer zouden kunnen leven). Dan hebben we het jaarlijks nog eens over een extra bedrag van 200.000 x € 15.000 = € 3 mrd. Dus als zo’n wondermaatregel zeg 30 jaar zijn werk doet dan is er in totaal ook sprake van ongeveer € 100 mrd aan ‘besparingen’.

Kortom, als we zouden investeren in vervuilingsreducerende maatregelen dan zou de besparing (of het rendement) theoretisch kunnen oplopen tot zo’n € 200 mrd of meer. Dus als de investeringskosten minder zijn dan € 200 mrd dan lijkt sprake van een economisch zinvolle beslissing om uitstoot te reduceren. Over de orde van grootte: dit is ongeveer een kwart van wat wij met zijn allen per jaar verdienen (€ 880 mrd).

Samenvattend

Luchtvervuiling heeft een negatief effect op onze maximaal te halen leeftijd. Een mensenleven heeft een (impliciete) prijs. Dus er valt een Eurobedrag aan luchtvervuiling te hangen (nog los van welk bedrag er nu precies wordt becijferd). MKBA wil wat in geld is uit te drukken ook in geld uitdrukken en zal ten behoeve van een betere besluitvorming dit ook doen (denk ik).

Misschien goed om later in deze MKBA-serie een aantal echte MKBA-onderzoeken erbij te halen: hoe vindt daar de besluitvorming plaats en in hoeverre zouden wij dat ook op die manier doen?

Rudy van Stratum

 

 

 

Prestatie-om-de-prestatie (systeemblik)

Aanleiding voor vandaag is het artikel van Correspondent-correspondent Lynn Berger, dat hier is te vinden.

Ambitieverheerlijking

Samenvatting: in deze tijd lijkt het presteren om het presteren steeds dominanter te worden. Je moet jezelf doelen stellen, alles uit jezelf halen, going to the max. Alles wordt een wedstrijd en overal kun (moet) je scoren. Het krijgt de gehaastheid van DWDD waarin je precies één minuut krijgt om je verhaal te doen en anders pluggen we uit (haken we af). Voortdurend wordt er gehijgd over ‘wie de eerste was’, ‘de laatste’, ‘de grootste’, ‘de kleinste’.

Kijk ook eens naar de vacatures in de krant (oei, ouderwets). Iedereen moet flexibel, dynamisch, geen 9-tot-5 mentaliteit, hardwerkend en vooral heel ambitieus zijn. Zie ook een eerder stukje over ‘ondernemende medewerkers‘. Je vraagt je af wie nog de administratie moet doen of gewoon achter de kassa moet afwachten tot de laatste klant is verdwenen. Nou ja, de losers dus, de mensen die helaas niet flexibel, dynamisch en ambitieus zijn.

De keerzijde van dit ambitie-gehijg is dat je nooit klaar bent en dat je batterij ongemerkt op raakt. Eendimensionale ambitieverheerlijking leidt tot uitputting en depressie. Een logisch gevolg van een focus op winnaars is dat er vanzelf heel veel verliezers zijn. Een verliezer is iemand die toevallig net iets minder goed is dan de nummer één.

Maak niet de fout door te veronderstellen dat deze competitie alleen zakelijk speelt. Ook privé ga je trainen voor de marathon en jezelf hoge ambities opleggen. Vanzelf doe je die marathon niet in de polder maar bij voorkeur in New York, samen met al die andere winnaars. Een geniale constructie overigens: jezelf ambities opleggen. Als je aan jezelf hoge eisen stelt, is er ook niemand die je de schuld kan geven. Beetje de kern van de Amerikaanse droom. Als je in de goot ligt, moet je vooral in de spiegel kijken (om te zien welke sukkel hier verantwoordelijk voor is). Vroeger was je slaaf van je werk en van je baas. Daar kon je nog boos om worden, tegen in verzet gaan. Maar verzet tegen jezelf is lastig.

Systeem

In systeemtermen zou je het verhaal van Lynn zoals hieronder kunnen weergeven. Althans, dat is hoe ik het heb gedaan. Je hebt een primaire loop waarin je jezelf de #1-wortel voorspiegelt. Omdat je jezelf deze eisen oplegt, is de enige optie nog harder te werken totdat je uiteindelijk uitgeput raakt en achterom kijkt wat je gemist hebt (‘je mist meer dan je meemaakt’). Er is natuurlijk ook een positieve arm in dit proces: de trots en de erkenning die je ten deel valt als je de doelen wél haalt.

Er is echter sprake van een tweede, secundaire of afgeleide loop in dit systeem. Hier is in systeemtermen sprake van ‘collateral damage’. Focus op die ene winnaar betekent veel verliezers. En dat leidt tot massale teleurstelling, frustratie en, volgens René Gudde, tot volksziekte nummero 1: depressie. Misschien is er ook nog sprake van jaloezie, gebrek aan zingeving, gebrek aan diepgang, een gevoel van leegheid, vul maar in, wie weet.

ScreenShot582Relativering

Heerlijk herkenbaar (ik spreek voor mezelf) dit gedoe. Maar het is zoals gewoonlijk te simpel om dan maar te zeggen: ‘ik houd op met die rat-race en ga lekker op afstand breed kijken en alles nuanceren en afwegen’. ‘Weg met die top-3 mentaliteit’ zal ook nadelen hebben toch? En ik heb het nog niet gehad over waarom we de laatste tien jaar (volgens artikel) in deze ‘mood’ terecht zijn gekomen. Waarom doen we dit onszelf aan? Waar komt het vandaan? Hoe anders was het daarvoor en waarom werkte dat toen wel/niet?

Zo bedacht ik voor me uit starend in de auto op deze druilerige zaterdagmiddag dat je het verhaal ook in een kwadrant kunt vertellen. Blijkbaar kun je ééndimensionaal denken door vooral naar ‘de beste’ te kijken en alles af te meten aan lijstjes. Dan heb je dus ook een andere manier van kijken en doen en dat is breed kijken, alles in overweging nemen. Dan is er plek voor winnaars en voor verliezers, dan is er plek voor de dynamische maar ook voor de behoudende. Op die horizontale as staat dan ééndimensionale versus meerdimensionele waarden (nastreven). Op de andere (verticale) as staat dan het individu aan de ene kant en het collectief aan de andere kant. Micro en macro, eenling versus maatschappij, dat kan ook.

Het aardige is nu dat je in elk onderdeel van deze matrix zowel positieve als negatieve zaken tegenkomt. Focus op prestaties geeft ook spanning en avontuur (en niet alleen depressies en verlies bij niet-halen). En al die mafkezen die ‘helemaal to the max’ willen gaan: die zorgen ook voor onze welvaart, onbedoeld komen ze namelijk ook met uitvindingen waar we wat aan hebben. Het doet erg denken aan de ondernemerstragiek waar ik bij de bespreking van Taleb’s ‘Anti-fragiel’ eerder over sprak. Als iedereen genuanceerd, breed en wijs denkt en handelt dan zou wel eens een gebrek aan innovatie kunnen ontstaan. Minder welvaart, minder groei, minder spanning, minder dynamiek. Alsof de evolutie heeft bedacht dat iedereen graag dynamisch wil zijn om voor het grotere geheel vooruitgang te boeken. Adam Smith heeft dit thema al aangesneden in zijn ‘Theory of moral sentiments’ uit 1759. Het zijn alleen de ‘wise men’ die deze paradox doorzien en dus niet meedoen aan de niet-te-winnen rat-race. Gelukkig zijn er ook normale mensen die dit niet door hebben (wij noemen ze ‘de ondernemers’), want daar is onze welvaart aan te danken (maar ook de uitputting van onze hulpbronnen en het graaien van bankiers).

ScreenShot583Rudy van Stratum

Taleb’s antifragiliteit: van ridders naar roofridders

Eerder besprak ik hier Taleb’s nieuwste boek ‘Antifragiel’. Fragiel staat voor ‘kwetsbaar’. Een fragiel iemand is kwetsbaar voor verstoringen van buitenaf. Het tegenovergestelde van fragiel is ‘robuust’. Iets of iemand is robuust als het tegen een stootje kan. Nog iets beter dan ‘robuust’ is ‘veerkrachtig’ (resilient). Iets is veerkrachtig als het niet alleen tegen een stootje kan (en dan nog niet kapot of verslagen is) maar zelfs weer terug kan veren naar de oorspronkelijke (goede) toestand. Een veerkrachtige economie keert dus steeds weer terug naar zijn oorspronkelijke en gewenste evenwicht. De toevoeging van Taleb is dat veerkrachtig nog niet goed genoeg is. Nog sterker is als je na een verstoring of schok beter uit de strijd komt. Of nog sterker misschien: je floreert van schokken en verstoringen, hoe meer schokken hoe beter. Dat is dus wat Taleb ‘antifragiel’ noemt: kom maar op met die schokken.

De visie van Taleb

Taleb staat bekend als iemand die zijn mening niet onder stoelen of banken stopt. Hij zal met zijn vaak forse uitlatingen (beschuldigingen) niet alleen vrienden maken. Ik krijg het gevoel bij het lezen van ‘Antifragiel’ dat dit woord eigenlijk niet het echte onderwerp van het boek is. Het lijkt een aanleiding om zijn echte verhaal kwijt te kunnen. Dat ‘echte’ verhaal is verstopt door de hele tekst heen. Ik wil in deze laatste blog over ‘Antifragiel’ stil staan bij de visie van Taleb op onze maatschappij.

ScreenShot540Onderbouw en bovenbouw

De hoofdstelling van Taleb is volgens mij dat onze economie zeer kwetsbaar is (geworden). De grote boosdoeners zijn de economen met hun modellen en voorspellingen. De politici die blind varen op die grote modellen en de uitkomsten interpreteren als waarheden. De grote bedrijven die alleen maar op kosten letten en ons met een bombardement aan reclame steeds weer dwingen tot nieuwe consumptie. En de boosdoeners zijn de wetenschappers en grote instituten die met hun witte jassen misbruik maken van onze ‘autoriteits-bias’.

Dit noem ik maar even de ‘bovenbouw’. De bovenbouw handelt in illusies, doet of zij aan het stuur staat van de grote ontwikkelingen en uitvindingen, maar ondertussen zetten zij de zaak op scherp en wentelen de grote schade af op het collectief. De bovenbouw bestaat uit roofridders. De roofridders hebben ons waardeloze derivaten verkocht waardoor we nu in een zware crisis zitten. De roofridders willen dat we veel cola drinken en hamburgers eten zodat we vaker ziek worden en dus meer medicijnen nodig hebben. En al die reclame voor al die dingen die we niet nodig hebben, betalen we ook nog eens zelf.

Dat roept de vraag op waar dan wél de echte welvaart ontstaat. Wie zijn naast de roofridders dan de nobele ridders? De ridders dan zijn de helden die voor de echte uitvindingen zorgen. De onderbouw van ridders zorgt voor het echte fundament waarop de roofridders hun (slechte) werk kunnen doen.

De knutselaars

Die helden dat zijn de knutselaars in schuurtjes. De mensen zonder titel. De kleine ondernemers die huis en haard opofferen voor hun passie. Het zijn de vele miljoenen aanklooiers die met vallen en opstaan de mensheid verder brengen (en hebben gebracht). Hun namen komen niet in de krant, het leger prutsers is anoniem.

Het boek van Taleb zit vol met verwijzingen naar de denkfouten-literatuur. Ondernemers denken op micro-niveau het verschil te kunnen maken. Dat is wat de ondernemer het vuur geeft alsmaar door te willen blijven gaan. Ondertussen is wat zij (in hun schuurtjes) doen zeer kwetsbaar en dus fragiel. Wij zien niet de grote ellende die schuil gaat achter de 99% mislukkingen (survivorship bias). Wij zien alleen maar de paar kleine succesjes waar andere weer op voort kunnen borduren. Micro zijn onze helden dus fragiel.

De mooie paradox is dat de vele prutsers samen zorg dragen voor een robuust, veerkrachtig, ja zelfs antifragiel systeem. Juist door de mislukkingen en failissementen komen anderen net weer een stapje verder. Voor onze helden geldt dus: micro fragiel, macro antifragiel. Wij danken onze welvaart aan het grote leger anonieme knutselaars.

De windhandelaars

En dankzij deze uitvindingen ontstaat er welvaart. En deze welvaart stelt ons in staat ‘de wetenschap’ te organiseren. Witte jassen en mooie gebouwen worden daar van betaald. Een groot bedrijf pakt het eindresultaat van die jarenlange knutseltochten op en gaat daar mee aan de haal. Hier ontstaat een soort omdraaiing van de waarheid. Taleb spreekt hier van: telling birds how to fly. Een prachtige uitspraak, vind ik zelf. Een uitvinder komt vaak tot iets nieuws na jarenlang uitproberen en aanklooien. Hoe het uiteindelijk werkt weet hij ook niet, alleen dat het werkt. Vervolgens gaat de wetenschap de uitvinder vertellen hoe het dan eigenlijk werkt. In vogeltermen: de vogel kan al duizenden jaren vliegen maar kan niet uitleggen hoe ie dat doet. En dan komt er (daarna!) iemand in een witte jas die een heel boek schrijft over hoe vogels kunnen vliegen (hoe uitvinders tot hun uitvindingen komen).

Deze bovenbouw is in micro-opzicht robuust en antifragiel. Hier kan weinig misgaan. En als er iets misgaat: dan kom je met een nieuwe verklaring, een nieuw instituut etc. Maar, en dat is de situatie waarin we volgens Taleb verkeren, al die windhandelaars bij elkaar, zorgen dat we in een zeer kwetsbaar macro-systeem terecht zijn gekomen. Als er ergens iets misgaat, dan stort het hele bouwwerk in elkaar. Alles hangt met alles samen. Achteraf bedachte modellen om de koersen te voorspellen gaan een eigen leven leiden en gaan de échte koersvorming (van aandelen, van huizen) bepalen. En alles wat er hier fout gaat, wordt afgewenteld op ‘de maatschappij’, op het grote leger aan knutselaars die maar weer een nieuwe ronde moet opkrabbelen. De ‘bail-outs’ van banken die ’too big to fail’ waren zijn daar een voorbeeld van.

Evaluatie

Relativering: dit is een verhaal dat bij Taleb tussen de regels door is te lezen. En dan ook nog wat er bij mij is blijven hangen van dat verborgen verhaal. En dan ook nog in mijn woorden (zover ik weet gebruikt Taleb de begrippen onderbouw en bovenbouw niet). Ik ben zeker benieuwd naar hoe anderen dit verhaal hebben gelezen.

Ik denk dat Taleb een wat te romantisch beeld neerzet van de onderklasse van krabbelende ‘knutselaars’ en een te negatief beeld van de bovenklasse van de rovende ‘witte jassen’. Maar toch … een afwijkend betoog dat mij van begin tot eind heeft geboeid.

Rudy van Stratum

 

 

 

Nieuwe businessmodellen (Jonker cs) (2e deel)

In de vorige blog heb ik een overzicht proberen te geven van de aanpak van Jan Jonker in zijn nieuwe boek ‘Nieuwe Business modellen’. De grootste eye-opener voor mij was dat het organiseren van ‘economie’ via markten ook maar een manier is (een keuze is). En een keuze, zo is het betoog van Jonker, die de stap naar duurzame ontwikkeling wel eens flink in de wielen kan rijden.

Maar constateerde ik ook: Jonker lijkt te kiezen voor een ware of juiste richting die we ‘met zijn allen’ op moeten. Want het gaat nu fout en ‘het moet anders’. Ik constateer daarbij meteen dat wij hier van slimme-financiering voor een andere aanpak hebben gekozen. Minder normatief, minder van weten welke kant het uitmoet. Meer vertrekkend vanuit de bestaande situatie: kijken hoe je vanuit de bestaande imperfecties als je vastloopt in het systeem en in het (tekort aan) geld toch verder kunt komen.

Laat ik die verschillen in aanpak nog eens nader proberen te duiden.

Een nieuwe indeling (nieuwe business modellen)

Als econoom denk ik vanuit resources. Een vervelend woord, maar ‘bronnen’ is het ook niet helemaal. En ook vervelend omdat er zo’n naar economisch sausje omheen hangt. Het denken in alleen maar economie en wat je eraan kunt verdienen: dat heeft ons ook in de problemen gebracht. Toch ben ik te veel econoom om het hele instrumentarium weg te gooien. Het is toch onze manier van kijken hier op de site én ik denk dat de oude economen als Smith en Keynes geen recht wordt aangedaan als we zo makkelijk overboord gooien. Economie hoeft niet per se via de markt te worden georganiseerd. Het gaat om het bepalen van de doelen en hoe je de schaarse middelen (resources, talenten, dat wat je tot je beschikking hebt) zo slim of handig mogelijk inzet om die doelen te bereiken. Je kunt alle doelen kiezen die je wilt, je kunt alle vormen van middelen gebruiken die je hebt en je kunt het organiseren zoals je goed dunkt. De economie als discipline doet daar ‘as such’ geen uitspraken over.nieuwe business modellen - 4Onze zoektocht naar ‘slimme financiering’ is er een die juist is gericht om andere middelen dan geld in te zetten en om andere manieren van organiseren te vinden. Wij hebben dat ‘financiering van onderaf’ in onze beslisboom genoemd. Recentelijk is daar zelfs ‘sparen van onderaf’ aan toegevoegd als reactie op een pleidooi van Robin Fransman om minder te sparen op de institutionele manier (via banken en pensioenfondsen).

Maar naast onze alternatieve financierings voorbeelden, was ons pleidooi altijd om eerst en vooral te kijken naar je doelen (wat je nu écht wilt): hoe je effectiever kunt zijn, misschien door te kiezen voor een alternatief pad. Maar als je doel dan echt bepaald is: hoe je dat doel beter kunt bereiken door een efficiëntere inzet van middelen (verlagen van kosten, verhogen van opbrengsten).

Hierboven heb ik dus op de assen gezet: horizontaal de inzet van middelen, verticaal de manier van organiseren. Als je alleen in geld rekent (ééndimensionaal, enge interpretatie van waarde) én je maakt alleen gebruik van de huidige manier van organiseren via markten en instituties, dan krijg je dan huidige niet-duurzame situatie. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de lange termijn effecten én er is volop mogelijkheid (en prikkel zelfs) om af te wentelen (op een ander, op de maatschappij etc).

Maar je kunt zonder de markt en de instituties weg te gooien, toch met meer rekenen dan geld alleen. Je kunt werken met puntensystemen, met urensystemen etc. Er zijn volop alternatieve betaalsystemen (LETS) die zo werken. Eerder noemden we ook het voorbeeld van caire.nu waarin je je diensten in de zorg kan aanbieden in ruil voor toekomstige zorg voor jezelf. Met behulp van een systeem dat bijhoudt en ondersteunt maar zónder dat het collectief is.

Én je kunt iets voor elkaar krijgen door de bestaande instituties achter je te laten (te omzeilen) maar toch eendimensionaal te blijven denken in geld. Een mooi voorbeeld daarvan is het gezamenlijk opzetten van een coöperatieve energiemaatschappij of een broodfonds voor zzp’ers. En broodfonds is weliswaar een community in de zin dat je samen iets organiseert buiten de gewone markten om, maar het is een zakelijke transactie en er moet dus gewoon worden betaald in geval van ziekte van een van de aangesloten leden (deelnemers, whatever).

Kijk je dan naar de verschillen tussen wat wij hebben gedaan en het betoog van Jonker dan kan ik dat in bovenstaand plaatje als volgt aangeven:

nieuwe business modellen - 5Jonker vertrekt vanuit de huidige ongewenste situatie via ‘dat moet anders’ naar het gewenste streefbeeld. Over dat streefbeeld heb ik voldoende gezegd.

Wij vertrekken ook vanuit de huidige situatie maar die is wat die is. Het start met een probleem: we willen iets voor elkaar krijgen en dat lukt onder de huidige condities niet, wat zijn onze alternatieven of opties? Niet ‘het moet anders’ maar: ‘het kan anders’. Te beginnen bij eens goed te kijken naar de huidige situatie en die te optimaliseren omdat daar de kans op succes het grootst is (laaghangend fruit). Pas dan op zoek naar andere vormen van financiering (pijl 2) of andere vormen van organiseren (pijl 3).

Evaluatie nieuwe business modellen

Samenvattend: een inspirerend en origineel boek. Minder praktisch dan ik vooraf had gedacht. Ik geloof ergens gelezen te hebben dat Jonker van huis uit filosoof is, dan denk ik dat terug te kunnen zien. Ik mis dan de economische blik die denkt vanuit schaarste en pragmatiek. Maar dat zal net zoveel zeggen over mijn eigen verwrongen geest die overal schaarste in denkt te zien.

Wel apart voor een wetenschapper vind ik de normatieve inslag en de snelle stappen die gezet worden van ongewenst heden naar gewenste collectieve waardecreatie. Hier zou ik toch meer een systeemblik willen zien die met verwondering kijkt naar hoe het nu is en wat het maakt dat het blijft zoals het nu is.

Jonker ziet dat zelf ook wel. Een aantal malen in het boek zegt hij ook dat de transitie niet zomaar tot stand zal komen. Dat er te veel gevestigde belangen zijn die het willen houden zoals het is. En dus dat verandering van onder moet komen. En dan krijg je toch de paradox van het boek: een mooi gelaagd betoog maar toch in zijn uitwerking en visie van een onhoudbare simpelheid (of naïviteit). De transitie zal inderdaad niet zomaar tot stand komen. En dat is veel ingewikkelder en complexer dan alleen maar belangen die in stand worden gehouden. Ik kan daar wel wat voorbeelden van geven.

Historisch: de markten zijn een relatief recente uitvinding. Ongetwijfeld zal het denken langs sjablonen als ‘markt’, ‘actor’, ‘concurrentie’ ons hebben vervreemd van waar het werkelijk om draait. Maar altijd is al sprake geweest van oorlog, van vernietiging, van verspilling, van uitbuiting, van eendimensionale waarde-maximalisatie. Niet altijd natuurlijk, dat is overdreven, maar dan toch wel verdomd vaak en als hardnekkig patroon. Neem een Paaseiland ruim 1000 jaar geleden (mooi boek van Jared Diamond): met het volle verstand en met inzicht in de urgentie van de problematiek (geen gebrek aan kennis) is men samen naar de afgrond gelopen. Het had te maken met eer, met status, met wraak, wat niet al.

Denkfouten. De evolutie heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn. Ooit is onze overlevingsmachine aangepast aan nieuwe omstandigheden. Inmiddels zitten we met eigenschappen die niet langer functioneel zijn. Dus ook zonder markt, zonder geld. Die denkfouten geven ons een sterke voorkeur voor de korte termijn en voor onze eigen plek in de kleine groep waarin we verkeren. En vaak past dat gedrag ‘rationeel bezien’ niet bij een duurzame ontwikkeling. We realiseren ons dat maar kunnen er niet altijd naar handelen. Het is alsof je de rokende dikzak vertelt dat roken en vet eten niet goed voor hem is: ja dûh. Ik mis met andere woorden de geweldige inzichten van gedrags-economen en psychologen als Kahneman en Ariely. Kijk ook nog eens naar de analyse van het hardnekkig gevecht dat de spaarlamp heeft moeten voeren.

Eigenlijk is er een eenvoudige empirische test mogelijk. Gaat het hier om een bittere noodzaak? Gaat het om iets wat sowieso in de lucht hangt en onvermijdelijk gaat gebeuren? Gaat het om passie en gedrevenheid? Gaat het om irritatie en boosheid op de grote instituten? Laten we iets wat relatief succesvol is als het broodfonds nemen. Ik voorspel een aantal dingen:

  • De grote maatschappijen zien hier een gat in de markt en nieuwe (kritische) doelgroep. Ze passen hun advertenties wat aan en meten zich een ‘van onderop’ gezicht aan. Met de wet van de grote getallen en wat nieuwe regelgeving, komt er een passend aanbod. Een deel van de potentiële broodfondsers zal in dit aanbod stappen.
  • Mocht de economie weer wat aantrekken de komende jaren (wat niet zonder meer voor de hand ligt overigens) én veel van de zzp’ers daarvan gaan profiteren, dan is het gedaan met de broodfondsen. Het wordt weer business-as-usual, gewoon elke maand premie betalen, er verandert helemaal niets. De kans is groot dat we deze voorspelling nooit kunnen toetsen, het oude groeipad met alsmaar stijgende huizenprijzen en hausses op de beurs is voorlopig niet meer aan de orde (if ever).
  • Mocht de economie dus voorlopig blijven zoals die nu is (kwakkelen, beetje zus, beetje zo), dan zal er wel een professionalisering van de huidige broodfondsen komen. Er zal een flinke kern van bewust kiezende zzp’ers overblijven die gaan voor een broodfonds van onderop. Maar het zal absoluut niet zover komen dat deze vorm van energieke samenleving de nieuwe vorm gaat worden.

 

Kortom, als mijn verwachting klopt, dan is hier niet sprake van een transitie maar van een tijdelijke door omstandigheden gedreven nieuwe manier van werken. Energie uit nood (help, ik heb geen geld), eerder dus dan vanuit passie en energie. Ho even: dit is niet wat ik zou willen, dat is wat ik om me heen voel en merk. Mensen zijn wel boos op het systeem en klagen over graaiers, maar wat zouden ze toch graag weer zien dat de huizenprijzen weer gingen stijgen en dat ze weer van die oude opdrachtenstroom konden aftappen. Wat willen ze toch graag reclame om zich weer nieuwe en nutteloze producten te laten aansmeren (deze is off-topic natuurlijk, sorry, maar kijk naar de discussie over de concurrentie tussen zorgverzekeraars zo einde van het jaar, enorme advertentiecampagnes, die staan voor een mogelijke reductie van de premie van ongeveer € 20 per maand). Dat verklaart denk ik ook de aanpak waar wij hier op slimme financiering voor kiezen, we zien de broodfondsen etc als aanvullende mogelijkheid en niet als een fundamentele transitie.

De laatste paradox die ik toch echt kwijt moet: een echte instituten-man met een universiteit en een bult aan subsidies achter zich, laat zich betalen om een pleidooi te houden voor een volstrekt ander systeem van onderaf. Het woord ‘revolutie’ wordt nergens genoemd omdat ’transitie’ een stuk salonfähiger klinkt? En dan moet ik als zzp’er van onderaf met eigen middelen aandacht vragen voor het grotere systeem? Het grotere systeem dat Jonker zijn inkomen en status verschaft?

Toch is het boek ook sympathiek. Omdat de auteur vaak relativeert met opmerkingen als ‘we prutsen maar lekker door’. Dat dan weer wel.

Rudy van Stratum