Top 10 lessen psychologie (3)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 3. Les nummero 2.

Les 2: we zijn op zoek naar een betere of een veilige plek in de groep

Kijk, dat je jezelf wat beter vindt dat de rest van de mensheid: daar kun je als ander dus ook gebruik van maken. Wat botter gesteld: slijmen werkt. Een medewerker die zijn baas voortdurend complimenten maakt, het helpt je gewoon verder te komen. Ondanks dat die baas wel weet dat jij van hem afhankelijk bent, voelt hij zich toch gevleid, en vindt hij dus eigenlijk ook wel dat hij dat compliment verdient en vooral ook dat jij dat zo goed hebt gezien.

Terwijl die baas dus niets doorheeft, zullen je collega’s meteen zien dat je aan het slijmen bent. Je collega op gelijke hoogte kan dus objectiever kijken dan de baas zelf om wie het gaat. Wel logisch want dat heeft met de eerste les te maken.

Over jezelf opscheppen in een groep, dat werkt dan weer niet. Je collega’s hebben je ook hier weer door en geloven je niet. Ze weten met andere woorden dat je geen goed beeld van jezelf hebt en dat je een belang dient (namelijk dat van jezelf). Een tip die Vonk hier geeft: laat anderen zeggen hoe goed je bent. Of maak er een quote van: ‘anderen zeggen wel eens over mij dat ik zo slim ben’.

Het omgekeerde wordt overigens weer wel geloofd. Als je over jezelf zegt dat je helemaal niet zo goed bent, dan vindt men dat veel geloofwaardiger. Het komt zelfs sympathiek over, blijkbaar ben je in staat wat afstand van jezelf te nemen. Tot natuurlijk duidelijk wordt dat je het erom doet.

In een groepsdiscussie tegen de mening van anderen ingaan, is vanuit deze les ook lastig. Je wilt bij de groep horen, geen uitzondering zijn, en dus is er een natuurlijke geneigdheid om het met de anderen eens te zijn, of te doen alsof. Zeker als er hiërarchie of macht in het spel is, als je van een ander afhankelijk bent voor je welslagen, dan is confirmeren de logische optie.

Een boek geweldig vinden als iedereen het waardeloos vindt is dus lastig. En ook voor jou werkt het omgekeerd als op de kaft van een boek staat geschreven: al 50.000 exemplaren verkocht. Dat moet wel een goed boek zijn immers.

Weer veel herkenning met de denkfouten van Dobelli. De rode draad is: meelullen is makkelijk, zelf iets afwijkends vinden of doen is moeilijker. Bij deze les speelt het opkomen voor je eigen belang een rol. Ook hier gaat het om de feiten sec, maar om de belangen die er achter zitten. ‘Cui bono’? Oftewel: de vraag ‘wie wordt hier beter van’ is kleurend.

Worden er hier tips gegeven door Vonk? Lastiger te vinden. Ja, dat je dus best mag slijmen. Dat  complimenten geven aan een ander gewoon werkt, je eigen zaak dus goed doet. De tip zou hier dus eerder voor de tegenoverliggende partij moeten gelden, maar dan komen we weer terecht bij de vorige les: kijk als ontvanger van de tip vanuit 3e positie naar jezelf en stel je de vraag of je wel echt zo goed bent. Of kijk eens wat objectiever naar die tipgever: heeft deze er belang bij mij een compliment te geven?

In de volgende blog les nummer 3.

Rudy van Stratum

Top 10 lessen psychologie (2)

Op zoek naar de belangrijkste lessen uit de psychologie, deel 2. Les nummero 1.

Les 1: Het is niet mogelijk jezelf goed te (leren) kennen.

Hoe slim je ook bent, je bent blijkbaar niet in staat objectief naar jezelf te kijken. Het brein spiegelt je steeds een andere werkelijkheid voor dan op basis van feiten en/of door de bril van een buitenstaander het geval zal zijn.

Je denkt van jezelf dat je beter bent dan gemiddeld. Dat je minder fouten maakt. Als je dan een fout maakt denk je dat anderen dat flink zal opvallen. Terwijl die anderen al weer met wat anders bezig zijn. Je blaast dus je eigen plek in het grotere geheel op, je vergroot het uit tot overdreven proporties. Het spotlight effect. Alsof jij in het middelpunt van de belangstelling staat.

Je denkt van jezelf dat je in control bent, althans je draait het zo dat dat is wat jezelf gelooft. Voorbeeld: je vriendin wil het uitmaken, maar dan ben je niet meer in control, dan overkomt het je. Je brein begint onmiddellijk te denken: eigenlijk wilde ik het zelf ook al uitmaken. Zodat je weer zelf aan de knoppen staat.

Je wilt consistent handelen dus maak je een mooi en kloppend verhaal van de feiten. Je zet de feiten naar je hand. Nieuwe feiten zul je ook zien door de bril van dit verhaal dat moet blijven kloppen. Daarom is het ook lastig voor anderen je te overtuigen van een ander verhaal. Er is een zeker maar smal ‘acceptatiegebied’ waar binnen je je verhaal nog kloppend kan krijgen. Daar buiten is het heel moeilijk te accepteren.

Je bent geneigd je eigen bijdrage in het geheel te overschatten. Zo levert het brainstormen in een groep in het algemeen minder op dan je zou verwachten. Mensen gaan zich dan naar elkaars oordeel zetten, met elkaar meepraten en elkaar bevestigen. Maar toch heeft ieder voor zich achteraf het idee dat het een goede discussie was waar hij zelf met name ook flink aan heeft bijgedragen.

We zien hier dus een veelheid aan denkfouten die we eerder bij Dobelli hebben gezien. Bij Vonk worden ze niet altijd van een label of naam voorzien, maar met wat puzzelen zou je die match wel kunnen maken. De rode draad is in mijn ogen: jij bent het middelpunt van de wereld en je kunt niet objectief naar jezelf kijken. Vonk beweert ook dat navelstaren en veel aan zelfreflectie doen je niet veel verder zullen helpen. Het zijn hogere krachten die in het spel zijn, de uitkomst lijkt redelijk vast te staan, wat je ook doet.

Zijn er tips te geven? De tip die bij Vonk meerdere keren terug komt is wat ik zou noemen: in 3e positie treden. Probeer afstand van jezelf te nemen en vanuit die ‘3e positie’ objectief naar jezelf te kijken. Doe of jezelf dan iemand anders is, hoe ziet dat er dan uit? Maar zoals gezegd: zodra je weer naar jezelf terugkeert, vergeet je de objectieve analyse weer snel en vervalt weer in de oude kleuring.

In de volgende blog les 2.

 

 

Top 10 lessen psychologie (1)

Inleiding

Een paar maanden geleden heb ik een poging gedaan de 10 belangrijkste lessen die de economie mij heeft geleerd op een rijtje te zetten. Laten we zeggen dat economie in de context van deze site de rationele of koude kant van de besluitvorming vertegenwoordigt. Maar de softe of irrationele kant komt geleidelijk ook meer in het vizier. Deze inzichten zijn hier op deze site vooral genoemd onder het hoofdje ‘denkfouten’.

De belangrijkste bron voor ons was hier het boek van Dobelli. Inmiddels zijn daar meer boeken en artikelen bij gekomen. De meest serieuze en uitgebreide bron, maar toch nog goed leesbaar en toegankelijk, is het boek van Nobelprijs winnaar Kahneman: ons feilbare brein. Maar er is ook de reeks denkfouten uit de Volkskrant van Suzanne Weusten (onlangs ook in boekvorm beschikbaar gekomen) en er is het werk van Roos Vonk. Veel van die bronnen hebben overigens overlap en geven grofweg dezelfde boodschappen af.

Dus ik dacht: waarom niet een soortgelijke exercitie doen voor ‘lessen uit de psychologie’? En dan niet ‘psychologie’ in de meest brede zin, maar puur pragmatisch vanuit de besluitvorming en slimme financiering. Welke lessen komen als rode draad steeds in deze bronnen terug? Ik ben geen psycholoog en veel meer dan de hierboven genoemde bronnen heb ik niet gelezen, dus het is een bescheiden poging. Ik zie wel waar het schip strandt, niet geschoten is altijd mis.

Vonk: Ego’s en andere menselijke gebreken

Ik neem dit boek van Roos Vonk als start. Later kom ik uitgebreider terug op Kahneman. Dobelli hebben we uitgebreid besproken en is de basis geworden voor een aantal infographics waarvan onze eerste indruk is dat ze redelijk goed werken in de praktijk. Waarom Vonk? Geen hoogdravende reden, ik had het boek toevallig bij me op een vakantie van een paar maanden geleden.

Het boekje leest makkelijk weg. Het is een verzameling columns eerder verschenen in het blad ‘Intermediair’ en, zo is mijn indruk, die zijn redelijk willekeurig achter elkaar gezet en van een kaft voorzien. Een echte structuur met een nummering zoals bij Dobelli ontbreekt. Ook ontbreekt in mijn ogen een ‘overall’ visie op het onderwerp. Dit is niet als kritiek bedoeld maar gewoon om aan te geven dat het een ander karakter heeft.

Elke keer als ik zo’n column had gelezen maakte ik voor mezelf een aantekening. Ik stelde me de vraag ‘wat is de kern of les die ik uit deze column kan trekken’. Ik wilde die bij voorkeur in een korte zin in de kantlijn wegschrijven. Op het eind heb ik al die boodschappen netjes onder elkaar getikt en heb naar dat lijstje zitten turen. Is hier sprake van een patroon? Wat me vooral opviel is dat veel boodschappen (lessen) herhaald werden. Een wat ander verhaal en een andere aankleding en anekdote, maar dezelfde les. Dus schrappen in de lijst. Deze kortere ingedikte lijst ben ik vervolgens gaan clusteren. Wat hoort bij elkaar of lijkt op elkaar? Zo hield ik uiteindelijk nog maar 4 hoofdlessen over. Helaas geen top 10 dus, maar misschien komen er later nog lessen bij of moeten bepaalde lessen worden opgeknipt in sub-lessen.

In de hierna volgende blogs ga ik de 4 lessen bespreken.

Rudy van Stratum

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (4): nawoord, verdienmogelijkheid niets doen

Gaandeweg een onderzoek komen er altijd nieuwe gezichtspunten, vragen en ideeën naar voren. Zo ook bij ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. In de zijlijn van ons onderzoek speelden twee vragen. Als eerste de vraag wat is natuur in Nederland eigenlijk? Afgeleid daarvan, hoe zijn natuurgebieden in Nederland ontstaan en wie bepaalt uiteindelijk wat natuur is? Voor ons onderzoek was dit niet van belang. Immers een hoop gebieden hebben het etiket natuur gekregen (een gegeven) en voor ons was de enige vraag hoe ga je het beheer in de toekomst financieren. De tweede vraag die regelmatig opkwam was waarom het beheer van natuur eigenlijk zoveel geld kost, waar wordt dat geld eigenlijk aan uitgegeven?

Om met de eerste vraag te beginnen, wat is natuur in Nederland eigenlijk en hoe is dat zo gekomen? Ik vertel niets nieuws, maar natuurgebieden zijn uiteindelijk gewoon de gronden waar we niets mee konden. De heidevelden, de zandverstuivingen, de Oostvaardersplassen, de bossen op de Veluwe hebben met elkaar gemeen dat er in het verleden geen geld mee te verdienen viel en we er ook geen geld aan wilden uitgeven. Gevolg was dat we ze lieten liggen en de natuur haar gang kon gaan. Nu vinden we dat prachtige gebieden en willen we vooral wat er is in stand houden of wat er vroeger was (zand en heide) weer terugbrengen. Vervolgens noemen we het een natuurgebied en krijgt het een beschermde status. Het is niet uit te sluiten dat we over 50 of 100 jaar een aantal nieuwe natuurgebieden hebben, verlaten dorpen, bedrijventerreinen of kantoren waar de natuur uiteindelijk wel raad mee weet.

Waarom kost beheer van natuur dan zoveel geld? We hebben dat niet uitgezocht, maar zo voor de vuist weg kom ik op het volgende:

  • Het moet veilig zijn. Dat betekent dat allerlei vormen van beheer nodig zijn, afrasteringen om te voorkomen dat groot wild over de snelweg loopt, bomen kappen of snoeien die om dreigen te vallen, bossages verwijderen die de waterafvoer belemmeren etc. Je zou kunnen zeggen min of meer noodzakelijk onderhoud.
  • We willen graag dat wat wij natuur noemen (met al haar soorten) behouden zoals het nu is (of vroeger was). Dat betekent dat we de heide af moeten plaggen of laten begrazen, dat we bossen uitdunnen, graslanden maaien, dat we proberen te voorkomen dat een moeras verandert in een bos etc. Ik vermoed dat hier het meeste geld naartoe gaat.
  • We willen een mooi landschap. Dat is heel duidelijk bij landgoederen, daar is de beeldkwaliteit wellicht belangrijker dan de natuurwaarden. Maar ook in andere gebieden speelt dit, denk aan houtwallen, open gebieden etc.

Samenvattend natuurgebieden zijn plekken waar we niets aan konden verdienen en niets aan uit wilden geven, nu kosten deze gebieden een hoop geld omdat we ze willen houden zoals ze zijn. Een nieuw verdienmodel dient zich hiermee aan, laat de geschiedenis zich herhalen. De natuurgebieden van nu leveren te weinig op en kosten te veel. Waarom niet een tijdje niets doen, de natuur haar gang laten gaan en vervolgens als er geld is (maar ook als dat er niet is) zien we over een aantal jaar wel wat er van geworden is. Ongetwijfeld hebben we dan iets heel anders dan we nu hebben, maar is het daardoor minder waardevol of minder natuur? Laten we maar eens kijken hoe we er dan over denken.

Mijn stelling is dat niets doen in veel gebieden een prima verdienmogelijkheid is. Uitzonderingen zijn altijd mogelijk, veiligheid van bezoekers is belangrijk en we kennen natuurlijk een aantal gebieden die zo uniek en bijzonder zijn dat we daar wellicht wel door moeten gaan met het beheer. Maar voor het overige, laat maar gaan en we zien wel wat er gebeurt. Natuurlijk kan het zo zijn dat de natuurliefhebber het hier niet mee eens is of misschien wel de meerderheid van Nederland. Dat komt er dan vanzelf wel uit, als we het echt belangrijk vinden wordt het een verkiezingsitem, groeien de ledenaantallen van natuurorganisaties en zullen er meer donaties komen. Met andere woorden volgens mij is een tijdje niets doen een hele goede verdienmogelijkheid en mocht ik er naast zitten dan komen andere mogelijkheden vanzelf weer in beeld.

Stijn van Liefland

 

 

 

Denkfouten op de huizenmarkt?

Ook het CPB is inmiddels ‘into the’ gedrageconomie. In een recent memorandum (juli 2013, ‘Verliesaversie op de woningmarkt’, gewoon op de site van het CPB te downloaden) worden enkele inzichten uit de relatief jonge tak van de gedragseconomie tegen de huizenmarkt aan gehouden.

Aanleiding

De voorraad huizen die te koop staat is de laatste 5 jaar ongeveer verdubbeld. De prijzen van huizen zijn weliswaar gedaald maar niet voldoende om van herstel te kunnen spreken.

We hoeven nog niet meteen ons heil te zoeken in ‘alternatieve’ verklaringen. De standaard economische theorie kan minstens twee verklaringen aandragen. Starters (kopers in het algemeen) kunnen terughoudend zijn bij het aankopen van woningen vanuit de verwachting dat de prijzen nog verder zullen dalen. Dat is rationeel.  Aan de verkoperskant zou een verklaring kunnen zijn dat de verkoop van de woning leidt tot een restschuld die (her-) financiering van de nieuwe woning (door het vigerende beleid van banken) nagenoeg onmogelijk maakt. Ook dat is rationeel.

Dus ook standaard kun je wel aannemelijk maken dat veel woningen in de verkoop staan die vooralsnog niet verkocht worden zonder dat de prijs als gevolg daarvan nu onmiddelijk (verder) naar beneden gaat.

Gedragsverklaring

Maar, zo stelt de auteur, de standaard verklaringen lijken toch te kort te schieten op de huizenmarkt. Kan de gedragseconomie hier een (additionele) verklaring bieden?

In de studie worden 2 verklaringen met name genoemd. ‘Wij’ (handelende actoren) vinden het lijden van een verlies vervelender dan het winnen of krijgen van datzelfde bedrag ons aan geluk brengt. Er is dus sprake van een verliesaversie. Verder speelt mogelijk een rol het ‘endowment-‘ of ‘bezits-effect’. Dat houdt in dat actoren gehecht zijn aan wat ze reeds in hun bezit hebben en daar (rationeel bezien) moeilijker afstand van kunnen doen. Zie ook onze serie over financiële denkfouten.

Uit experimenten met panels (die vragen krijgen voorgelegd) zijn deze effecten al lang en breed aangetoond. Maar ook uit buitenlandse data (van feitelijke transacties op de huizenmarkten) blijken deze niet-rationele effecten een rol te spelen. Hetzelfde huis (qua ligging en eigenschappen) kan dus een andere vraagprijs ‘doen’ afhankelijk van tegen welke prijs de eigenaar het heeft verworven. Iemand die lang geleden het huis goedkoop heeft gekocht is dus bereid het huis tegen een lagere prijs te verkopen dan iemand die daar toevallig wat meer voor heeft betaald.

Nederlandse situatie

Maar dat is dus het buitenland. Hoe zit het in Nederland met deze effecten? De auteur gaat hier over op het begrip restschuld: van verliesaversie naar restschuld-aversie (waarschijnlijk omdat de beschikbare data die interpretatie wat makkelijker maakt). Uit de Nederlandse data blijkt dat ongeveer 50% van de eigenaren die langer dan 5 jaar in de woning woont te maken krijgt met een restschuld bij huidige verkoop.

Dan dooft het verhaal eigenlijk een beetje uit. De conclusie is dat dit gegeven (van die 50% die te maken krijgt met restschuld) een verklaring zou kúnnen zijn voor het niet-volledig herstel van de huizenmarkt. ‘Het is aannemelijk dat dit effect een rol speelt’. ‘Om hier meer zekerheid over te krijgen is aanvullend empirisch onderzoek nodig’.

Conclusie

Waar het om gaat (volgens mij) is dat er vanuit de economische professie zoetjesaan meer oog is voor nieuwe verklaringen, voor verklaringen die nog niet in de standaard tekstboek inleidingen economie staan. Ik zie het CPB-rapport maar als een oproep meer serieus empirisch onderzoek te (mogen) doen naar gedragseconomische componenten op de huizenmarkt (en in het kielzog daarvan: op de arbeidsmarkt etc). En dit is weer van belang omdat het toelaten van gedragseconomische verklaringen andere vormen van beleid mogelijk / noodzakelijk maakt (in het rapport is hier overigens ook nog een paragraaf aan besteed).

Vervolg

Slimme financiering (als website) bestaat nu 2 jaar. Het eerste jaar stond in het teken van ‘rendement’ of rationele besluitvorming. Het tweede jaar is daar de reeks ‘denkfouten’ aan toegevoegd vanuit het groeiende besef dat rationele rendementsberekening niet het hele verhaal kan vertellen. Wat we aanvankelijk verborgen kosten en opbrengsten hebben genoemd is daarmee ingekleurd met termen uit de nieuwe gedragseconomie (of psychologie).

Voor het derde jaar ben ik van plan dit thema nog aan te houden met verdere verdiepingen. Ik heb boeken van Roos Vonk (‘Ego’s en andere menselijke gebreken’) , Kahneman (‘Ons feilbare brein’) en van Thaler (‘Nudge’) gereed staan om die stap te zetten. Ik heb eerder een TOP 10 economische lessen gemaakt en zou op basis van de genoemde boeken iets soortgelijks kunnen doen voor de psychologie (in relatie tot financiële besluitvorming).

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (3): Overzicht verdienmogelijkheden

In dit derde en laatste artikel bespreken we de afzonderlijke verdienmogelijkheden. Zoals we in de grafiek (vorige artikel) lieten zien zijn er verdienmogelijkheden die in grote delen van Nederland toegepast kunnen worden, bijvoorbeeld oogsten en samenwerken. Maar hoe zit het dan met mogelijkheden die maar op een beperkt aantal plekken werken? Onder welke condities kunnen deze nou wel en niet en wat levert het dan vervolgens op voor een terreineigenaar?

In grote lijnen hebben we onderscheid gemaakt tussen drie typen verdienmogelijkheden:

  • Markt, kort door de bocht commerciële activiteiten die tot winst leiden die in het gebied gestoken kan worden. Een voorbeeld is horeca.
  • Donaties, activiteiten waarbij je een beroep doet op het belang dat mensen aan natuur hechten.
  • Efficiency, besparen in de uitgaven en daardoor meer doen met minder

In onderstaande figuur is het overzicht van de 7 eerder genoemde verdienmogelijkheden opgenomen. We hebben het hier over extra verdienmogelijkheden, dus bovenop wat er nu al verdiend wordt. Als voorbeeld, de verdienmogelijkheid horeca betekent in deze studie dus méér inkomsten voor de natuur uit de horeca halen. Per verdienmogelijkheid geven we een vuistregel en komt kort aan de orde wanneer deze kansrijk is. Ik licht er een aantal toe, voor het overige en voor een onderbouwing van de cijfers verwijs ik naar ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Efficiency en samenwerking. Tegelijkertijd met ons onderzoek heeft McKinsey onderzoek uitgevoerd naar de natuursector. In het voorjaar van 2013 is hierover diverse malen gepubliceerd in de media. De cijfers die naar buiten kwamen komen overeen met de cijfers die onze gesprekspartners noemden, een besparing van 10% door efficiency en samenwerking binnen de sector is goed mogelijk. Deze verdienmogelijkheid is wellicht niet altijd even leuk, kijk nog eens naar onze discussie over de schaapsherder op de Veluwe. Maar, het is wel de verdienmogelijkheid die in onze ogen het meeste oplevert.

Entree en parkeergeld. Gaandeweg het onderzoek kwam de vraag op waarom er geen entree wordt gevraagd voor natuurgebieden? Een belangrijke reden is dat de beheerssubsidie die veel terreinen ontvangen als voorwaarde heeft dat het terrein gratis en openbaar toegankelijk is voor wandelaars en fietsers. Voor bijzondere activiteiten als mountainbiken of paardrijden zou je wel entree kunnen vragen. De vraag is natuurlijk of deze subsidie opweegt tegen de inkomsten die je uit entree zou kunnen krijgen. Als voorbeeld, voor een bosgebied is de subsidie ongeveer € 200,= per ha. per jaar. Als het je dus lukt om per hectare meer dan 100 betalende bezoekers (á € 2,=) te krijgen dan wordt entree heffen een serieuze optie. Lastig punt is natuurlijk de kaartverkoop en de handhaving maar hier zijn creatieve oplossingen voor te bedenken. Uiteindelijk is er vaak een beperkt aantal dagen waarop heel veel mensen een terrein bezoeken, dat is het moment om te handhaven en wellicht ook om meteen een seizoenskaart te verkopen. Parkeergeld is een bijzondere vorm van entree heffen omdat dit wel is toegestaan binnen de beheerssubsidie.

Over een aantal verdienmogelijkheden wordt veel gesproken, ze lijken het ei van Columbus. Maar helaas, onze conclusie is dat deze relatief weinig opleveren.

Crowdfunding. Hierover hebben we op deze site al veel geschreven. Natuurlijk zijn er ook in de natuursector succesvolle voorbeelden van crowdfunding. Misschien heeft de natuursector bij de aankoop van de eerste natuurgebieden, ca. 100 jaar geleden, crowdfunding wel zelf uitgevonden. Maar, crowdfunding moet concreet zijn en tot iets tastbaars leiden (inderdaad bijvoorbeeld de aankoop van een stuk natuur) en we hebben het hier over het financieren van langdurig beheer. Komt bij dat de doelgroep voor crowdfunding in de natuur voor een deel al lid of donateur is van een natuurorganisatie. Onze conclusie is, een aardige mogelijkheid om incidenteel voor iets concreets geld mee in te zamelen maar geen structurele bron van inkomsten voor beheer van gebieden.

Horeca. Ook horeca wordt wel eens gepresenteerd als hét verdienmodel voor de natuursector. Maar, laten we los van allerlei cijfers over winstmarges en dergelijke eens door de oogharen naar de horeca in Nederland kijken. Die heeft de grootste moeite haar hoofd boven water te houden. Wil de horeca een serieuze verdienmogelijkheid zijn, dan moet je nog een deel van de winst die de horeca eventueel maakt afromen om in een gebied te stoppen. Overigens we hebben ons in de cijfers verdiept en ook dan blijken de extra inkomsten voor de natuursector gering.

Verdienmogelijkheden natuur

Verdienmogelijkheden natuur

Tot zover de verdienmogelijkheden voor de groene sector. Als laatste volgt binnenkort nog een kort nawoord.

Stijn van Liefland

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (2): belang van verdienmogelijkheden

Dit is het tweede artikel naar aanleiding van ons onderzoek naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Vandaag bespreken we de verdienmogelijkheden in algemene zin. Centrale vraag: wat is het belang van de vele verdienmogelijkheden die genoemd worden. In het derde en laatste artikel komen de verdienmogelijkheden afzonderlijk aan de orde. Meer informatie over ons onderzoek in het vorige artikel of in ons essay op de site van InnovatieNetwerk.

Onder verdienmogelijkheden verstaan wij manieren om geld te verdienen (dat je vervolgens vrij kunt besteden) of manieren om geld te besparen (waardoor je meer kunt doen met minder geld). In ons onderzoek naar verdienmogelijkheden zijn we gestart met het terugbrengen van ruim 100 verdienmogelijkheden tot 14 hoofdcategorieën. Om tot deze 14 categorieën te komen waren feitelijk twee criteria van belang:

  • Het vermoeden dat het hier om een substantiële verdienmogelijkheid gaat
  • Het vermoeden dat deze verdienmogelijkheid op meerdere plekken toepasbaar is

 

Het gaat hier om vermoedens maar, uiteraard gebaseerd op ervaring, literatuur etc. Een mogelijkheid die we bijvoorbeeld niet meegenomen hebben is het verpachten van grond voor een gasverdeelstation waar een landgoed veel geld mee verdient. Het gaat hier weliswaar om een substantiële verdienmogelijkheid, maar deze is echter op een zeer beperkt aantal plaatsen (mogelijk slechts één) toepasbaar. De 14 mogelijkheden zijn vervolgens verder onderzocht door middel van een enquête en literatuurstudie en gesprekken met experts.

Na dit onderzoek hebben we het aantal categorieën nog verder ingedikt tot 7. Veel verdienmogelijkheden uit de eerdere 14 bleken bijvoorbeeld samen te hangen met natuurbeleving. Het verkopen van apps, activiteiten gericht op natuurbeleving en sponsoring appelleren allemaal aan de ‘liefde’ voor de natuur. De mogelijkheden die samenghangen met de verkoop van grond voor andere activiteiten werden als minder gewenst gezien en hebben we in het vervolg buiten beschouwing gelaten.

De overgebleven verdienmogelijkheden hebben we verder onderzocht door middel van gesprekken met experts en aanvullende literatuur. Om het belang van deze overgebleven verdienmogelijkheden duidelijk te maken hebben we het resultaat in een grafiek afgebeeld. Hierin laten we zien wat de mogelijkheid voor Nederland als geheel kan betekenen en voor de individuele terreineigenaar of beheerder.

De grafiek laat drie zaken zien:

  • Op de verticale as de opbrengst voor heel Nederland, anders gezegd, wat kan deze verdienmogelijkheid de natuursector opleveren. Hoe hoger in de grafiek hoe meer de mogelijkheid oplevert.
  • Op de horizontale as het aantal hectaren waar de mogelijkheid toegepast kan worden , naar mate de mogelijkheden verder naar rechts staan kan de mogelijkheid op een groter oppervlakte of in meer gebieden toegepast worden.
  • Tot slot geeft de grootte van de bollen de verdiencapaciteit per hectare weer.

rankinggroen slimfin_grafiek 5

Het valt op dat de meeste verdienmogelijkheden voor de natuursector als geheel niet heel veel opleveren. Mogelijkheden als horeca, natuurbegraafplaatsen en crowdfunding worden de laatste tijd veel genoemd als het gaat om verdienmogelijkheden. Voor de sector als geheel leveren deze echter relatief weinig op. Wat niet wegneemt dat een goede crowdfundingsactie of een natuurbegraafplaats voor een specifiek gebied wél veel zoden aan de dijk kan zetten. Vandaar de relatief grote bollen.

Minder sexy en al wat oudere mogelijkheden als efficiency door samenwerking en oogsten (uitgesplitst in twee vormen, hout en overig) kunnen de sector wel veel opleveren. Voor beide mogelijkheden geldt dat het al gebeurt maar dat er verder geoptimaliseerd kan worden.

Onderzoek verdienmogelijkheden groen (1): introductie en geldstromen

In de eerste helft van dit jaar hebben wij in opdracht van InnovatieNetwerk onderzoek uitgevoerd naar verdienmogelijkheden voor de natuursector. Aanleiding van dit onderzoek was allereerst het boek “Waardevol Groen”. Hierin wordt welliswaar een groot aantal verdienmogelijkheden benoemd maar ontbreekt het aan een waardering van deze mogelijkheden. Zo wordt niet duidelijk wat de verschillende mogelijkheden opleveren en op welke schaal deze toepasbaar zijn. Een tweede aanleiding zijn (dreigende) bezuinigingen voor de natuursector. Een belangrijke vraag waar de sector mee worstelt is hoe het beheer van natuurgebieden de komende jaren gefinancieerd kan worden. (Nieuwe) verdienmogelijkheden bieden wellicht een oplossing.

De opdracht was om door middel van een kort onderzoek meer richting te geven aan het grote aantal verdienmogelijkheden dat in diverse publicaties genoemd wordt. Belangrijkste 2 vragen:

  • Wat kan een verdienmogelijkheid opleveren voor de natuursector als geheel in Nederland?
  • Op welke schaal zijn de verdienmogelijkheden toepasbaar, vrijwel overal in Nederland of alleen op specifieke plekken?

Uitgangspunt bij het onderzoek is dat de verdienmogelijkheden moeten helpen bij de financiering van het beheer, bijvoorbeeld om een mogelijke bezuiniging op te vangen. Een jaarlijks terugkerende geldstroom is daarbij dus van belang. De resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de website van Innovatienetwerk. In een serie van 3 artikelen gaan we hier kort op het rapport. In dit eerste artikel komen de geldstromen in de natuursector aan de orde, in de volgende twee artikelen komen de verdienmogelijkheden aan de orde.

Geldstromen

Gedurende het onderzoek ontstond er behoefte om meer duidelijkheid te krijgen over de geldstromen in de natuursector. Immers als we een verdienmogelijkheid vinden die zeg € 10 miljoen oplevert voor de natuursector, dan willen we graag weten of dat veel of weinig is. Het viel ons op dat een totaaloverzicht van de geldstromen in de natuursector niet te vinden is. Of laten we het zo stellen, wij hebben het niet kunnen vinden, als het er is, dan is het goed verstopt. Er zijn wel veel lijstjes met uitgaven, subsidiestromen, begrotingen etc. te vinden maar wij waren vooral geïnteresseerd in het totaalplaatje.

Het blijkt nog niet mee te vallen om al deze cijfers bij elkaar te krijgen en vervolgens met een consistent verhaal te komen. Om een voorbeeld te geven, er gaat vanuit de overheid veel geld naar de natuur, bijvoorbeeld in de vorm van subsidies voor aankoop en beheer van gebieden, voor natuurorganisaties en voor agrarisch natuurbeheer. Maar er gaat ook geld naar de natuur in de vorm van compensatie voor andere activiteiten zoals de aanleg van de tweede Maasvlakte of het uitdiepen van de Westerschelde. Dan gaat er ook nog geld naar natuur doordat natuurontwikkeling meelift op andere ontwikkelingen zoals waterveiligheid.

Wij hebben ons beperkt tot de gelden die als hoofdoel natuur en een min of meer structureel karakter hebben. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om middelen voor de aankoop en het beheer van gebieden. Uiteindelijk ligt de focus bij de geld dat beschikbaar komen voor beheer. Ons onderzoek naar verdienmogelijkheden gaat immers ook over de financiering van het beheer van natuur. De belangrijkste geldbronnen zijn subsidies, charitas en economische activiteiten.

De cijfers hebben we vervolgens verwerkt tot onderstaande diagram dat een beeld geeft van de geldstromen.Hierin is ook een bezuiniging opgenomen en laten we zien hoe je deze bezuiniging op kunt vangen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was zal er op details vast wat op aan te merken zijn, aan de grote lijn die deze figuur laat zien zal dat weinig afdoen.

rankinggroen slimfin_stromen a3

Stijn van Liefland

Hogere huur voor groene huizen

Een oud dilemma: we willen onze huizen wel ‘groener’ (lees: energiezuiniger) maken maar dat kost geld en dat hebben we niet. Onze stelling volgens de beslisboom is: als de maatregelen economisch renderend zijn dan is de financiering ‘in principe’ te regelen.

Vanuit dat gezichtspunt is het artikel in de VK van vandaag 21-6-2013 interessant. Coöperaties zeggen regelmatig bereid te zijn te willen investeren in groenere (huur-) huizen maar de economische winst van de lagere energierekening komt terecht bij de huurder en niet bij de investeerder (de woningbouw-coöperatie in dit geval).

Economisch is dit eigenlijk een non-issue maar juridisch mag je niet zomaar een hogere huur aan je huurder vragen (service kosten zou je gewoon wat hoger kunnen maken, maar service kosten mogen geen financieringscomponenten bevatten). In de ‘Green deal’ zijn nu afspraken gemaakt waardoor de juridische belemmeringen worden opgeruimd.

Kengetallen

Het gaat me nu even over de kengetallen die in het artikel zijn te vinden. De deal betreft 110.000 woningen die voor in totaal 6,6 mrd Euro energieneutraal worden gemaakt. Het gaat dan om een pakket maatregelen van isolatie, dubbel glas, zonnepanelen en warmtepompen. We rekenen even terug: dat betekent een investering van € 60.000 per woning. Mijn eerste reactie was: dat is best veel en ik ben dan ook benieuwd naar de achterliggende verdeling van dit budget naar onderdelen.

De deal naar de huurder is dat er geen energienota meer hoeft te worden betaald. Het kengetal hier is dat voor de gemiddelde gezins-rijtjes woning deze nota nu ongeveer € 120 per maand is. Met andere woorden: de coöperatie doet een investering van € 60.000 en in ruil daarvoor mag er maandelijks € 120 worden geincasseerd bij de huurder (die daar niets van merkt, van de € 120 gaat in plaats van naar de oude energieleverancier naar de coöperatie).

Weer even rekenen: dat betekent een rendement van 12 x € 120 / € 60.000 = 2,4% per jaar. Dat is aan de lage kant denk ik, maar vanuit perspectief van een coöperatie en de huidige financiele markten is dat te verdedigen.

Issues

Er zijn nog wat vragen. Waar halen de cooperaties zo ineens 6,6 mrd Euro vandaan? Er wordt gedacht aan een lening bij de pensioenfondsen en de Europese Investeringsbank. Verder zou het Waarborgfonds Sociale Woningbouw garant moeten staan (en daarmee staat de overheid dus garant) voor eventuele risico’s van de lening. Zo moeten worden gegarandeerd dat het pensioenfonds geen financieel risico loopt (en de belastingbetaler dus weer wel natuurlijk).

En dan nog zijn we er niet. De woning kan slechts duurzaam en energieneutraal worden gemaakt voor € 80.000 per woning. Aldus de bouwers die achter dit verhaal zitten (Ballast Nedam, BAM, Dura Vermeer en Volker Wessels). Ook hier zou ik de begroting wel willen zien. Voor een woning die gemiddeld zo’n 120.000-150.000 Euro kost om te bouwen (exclusief grond) komt mij een meerinvestering van € 80.000 buitensporig hoog over. Eerdere berekeningen van onszelf bij goed ontworpen nieuwbouwwoningen tonen aan dat een meerinvestering van 20% (in dit geval dus ongeveer € 25.000) de klus zouden moeten kunnen klaren. Overigens is wel duidelijk dat bij een willekeurige niet optimaal ontworpen bestaande woning dit bedrag vanzelfsprekend hoger zal uitpakken. Daar staat dan weer tegenover dat het op deze schaal oppakken van een renovatie onvermijdelijk enorme schaalvoordelen met zich mee zal brengen.

Ik draai natuurlijk te lang mee om ook niet te vermoeden dat hier op de achtergrond nog allerlei andere belangen een rol spelen. En het huidige tijdsgewricht van de financiële crisis en de opeenvolging van fraude-zaken nopen nu eenmaal tot het kritisch bestuderen van de berekeningen, de achterliggende aannames en de kleine lettertjes. Maar los daarvan een goede zaak dat er wordt nagedacht over het wegnemen van mogelijke hobbels om woningen meer energieneutraal te maken op een economisch rendabele wijze.

Rudy van Stratum

De prijs van een mensenleven (2): Volkskrant 15-06-2013

Op 27 februari schreef Rudy een eerste artikel over de prijs van een mensenleven. Tussen haakjes stond er intro, met andere woorden wellicht het begin van een serie. We hebben het al een tijd over dit onderwerp en willen er graag een dossier aan wijden. Aanleiding was onder andere de discussie over de kosten voor tunnelveiligheid en tot hoeveel vermeden slachtoffers dit leidt. Maar, we hikken er ook erg tegenaan. Het is een beladen onderwerp en voor je het weet krijg je het etiket van kille rekenaar opgeplakt. We willen best kille rekenaars zijn, maar dan vooral vanuit de gedachte dat je daarmee zaken inzichtelijk en transparant maakt. Dus, in eerste instantie zonder direct consequenties te verbinden aan het resultaat van een berekening.

We merken dat het transparant maken van bepaalde onderwerpen (bijvoorbeeld over financiering van groen) niet altijd gewaardeerd wordt. Of anders gezegd dat lezers daarbij snel een oordeel hebben over ons, over wat voor ons de oplossing is. Om een lang verhaal kort te maken, met een serie over de waarde of prijs van een mensenleven zijn we nog niet veel verder gekomen dan intern wat uitwisselingen over de mail en we durven er niet echt aan te beginnen. Maar dit weekend zijn we gered door de Volkskrant.

Rutger Bregman schrijft in het katern Vonk (15 juni 2013) precies dat wat wij eigenlijk zouden willen schrijven. Korte samenvatting, je moet bij discussies over een mensenleven niet uitsluitend uitgaan van kille cijfers, maar het is wel erg belangrijk deze cijfers te kennen als je een besluit wilt nemen. Ik geef hier een korte samenvatting van zijn beredenering.

  1. Vrijwel alles draait om mensenlevens: hoger opgeleiden zijn gezonder en leven langer, investeren in onderwijs draagt dus ook bij aan een langer en gezonder leven; hoe schoner straten zijn, hoe minder criminaliteit en dus minder gezondheidsschade of risico op overlijden. Daarnaast zijn er in dit opzicht de meer klassieke thema’s zoals: veiligheid; gezondheidszorg en milieu.
  2. Als je kijkt waar het geld aan uitgegeven wordt dan is dat vaak nauwelijks onderbouwd. Of misschien kunnen we beter zeggen het is wel onderbouwd maar niet goed afgewogen. Bregman geeft aan dat Prorail 100 miljoen euro gaat investeren in de veiligheid op en rond het spoor terwijl dat in Nederland het veiligste vervoermiddel is. Een ander voorbeeld, er wordt de komende jaren 1,7 miljard uitgegeven tegen stralingsgevaar van hoogspanningsmasten. Dit is goed onderbouwd, want zou een half leukemiegeval per jaar kunnen voorkomen. Het is echter niet goed afgewogen, want met dit geld kan je ook 150 jaar lang alle Fabry-patiënten van medicijnen voorzien. Bijkomend punt er is vaak een sterke lobby van partijen die baat hebben bij deze investeringen of uitgaven. Niet de patiënten, reizigers of bewoners, maar de farmaceutische industrie, de asbestverwijderaars etc..
  3. Ondanks de hoge uitgaven en een algeheel gebrek aan financiële middelen zijn discussies over de prijs van een mensenleven taboe. Een voormalig GroenLinks kamerlid stelde over de hoogspanningsleidingen het volgende: “Het is wetenschappelijk bewezen dat kinderen er leukemie van kunnen krijgen. Hoe gepast is het dan er een financieel verhaal van te maken?” Youp van het Hek stelde over medicijnen voor patiënten met de ziekte van Pompe en Fabry: “over sommige zaken moet je als gezond mens, je bek houden”. Maar de vraag is natuurlijk is dat terecht? Is een mensenleven oneindig veel waard en moet alles daarvoor wijken? En zelfs als je op ethische gronden zou besluiten dat je hier niet over mag discussiëren, is het dan praktisch gezien ook verstandig om dit niet te doen?
  4. Bregman stelt dat een discussie over effectiviteit van een ingreep of maatregel noodzakelijk is. Je moet toch weten wat iets oplevert. Maar, dat wil niet zeggen dat besluiten daarmee alleen op basis van kille rekensommen gemaakt moeten worden. Sommige mensen hebben zoveel pech (zeldzame ziekte) dat het helemaal niet zo raar is een uitzondering te maken. Dus, na de inderdaad wat kille cijfers gaat het ook over moraal en solidariteit. Je hoeft dus niet “je bek te houden” maar je moet ook niet alleen op basis van de cijfers beslissen. Je zou ook kunnen stellen dat je pas een ethische discussie kunt voeren op het moment dat je inzicht hebt in de kille cijfers.

En daarmee komen we weer terug op onze serie over de prijs van een mensenleven. We gaan het weer oppakken en bovenstaande beredenering dient daar min of meer als uitgangspunt. Transparant maken, laten zien welke keuzes gemaakt worden, wat dat kost en oplevert en welke alternatieven er zijn. Zonder daar direct een oordeel of conclusie aan te verbinden.

Stijn van Liefland