Waarden in beeld, kabelbaan Groningen, deel II (infographic rendement)

We waren al begonnen met een exercitie om tot een infographic te komen die meer inzicht geeft in het rendement van een project en dan vooral het niet financiële rendement. We hebben het dan eigenlijk over de waarden die binnen een project gerealiseerd worden en de kosten die daarvoor gemaakt worden. De casus over de kabelbaan in Groningen kwam dus op een goed moment. Tijd om met een concreet instrument te komen. In deze blog: eerst verkennen we nog maar eens waar rendement over gaat en hoe je daarnaar kunt kijken, vervolgens passen we het toe op de kabelbaan in Groningen, aan het eind hebben we een infographic die je voor je eigen projecten kunt gebruiken. Maar lees eerst even verder!

Rendement in kaart brengen

Rendement gaat wat ons betreft over meer dan geld alleen. Maar we beginnen meestal bij geld omdat voldoende geld vaak een belangrijke voorwaarde is om iets voor elkaar te krijgen. We noemen dat in onze infographic financieel wat staat voor “financiële waarde”, geld dus. Naast financieel maken we nog onderscheid in economie en gevoel. Bij economie gaat het ook om geld maar dan indirect. Als er iets gebeurt in mijn omgeving waardoor het uitzicht vanuit mijn woning beter wordt dan leidt dat tot een hogere warde van de woning. Dat scharen we onder economie, een mooi uitzicht is geen geld, maar je kunt het vrij eenvoudig vertalen in een economische waarde (namelijk dat wat je huis meer waard wordt, je kunt het incasseren als je het huis verkoopt). Het kan dus ook negatief zijn, als mijn huis minder waard wordt. Dat ik en mijn familie blij worden van dit mooie uitzicht is ook een waarde, maar niet zo eenvoudig in geld te vertalen. We noemen dat hier gevoelswaarde. Dat kan gaan om jezelf goed voelen, bijvoorbeeld omdat je hebt gesport, gezond eet of een goed gevoel hebben bij iets anders. Ik hou er zelf bijvoorbeeld van om heel hard rondjes over een ijsbaan te schaatsen, dat geeft mij een goed gevoel. Helaas kan ik dat niet vertalen naar iets economisch, laat staan financieel. Sterker nog het kost alleen maar geld. Een vermindering van de CO2 uitstoot is ook een voorbeeld van gevoelswaarde. Je kunt dat eigenlijk niet economisch vertalen en je kunt al helemaal niet zeggen dat je de verminderde CO2 uitstoot als je dat zou willen te gelde kunt maken. Het gaat bij de CO2 uitstoot om iets dat heel veel mensen belangrijk vinden (gevoel dus). Op de Y-as hebben we nu dus financiële, economische en gevoelswaarde. Overigens zou dat kunnen veranderen door de handel in CO2 rechten.

Rendement gaat echter niet alleen over wat het mij oplevert. Bij sommige ingrepen is er een individueel voordeel (of nadeel), bij andere profiteren er veel meer. Helemaal links staat privaat, het voordeel is hier voor één private partij (dat kan ook één individu zijn), anderen hebben er verder weinig mee te maken. Als ik een winkeltje begin dan is de winst voor mij. Natuurlijk hebben andere mensen er mee te maken, maar niet met mijn winst. Heel simpel, winst is van mij. Als het goed is levert mijn winkeltje ook waarden voor mijn klanten op, maar dat zal niet winst zijn. Helemaal rechts staat maatschappelijk. We hebben het dan over waarden die de hele maatschappij toekomen. Bij mijn winkeltje zou je kunnen zeggen dat de belasting die ik betaal daar onder valt, maar dat is wel heel eenvoudig en voor de hand liggend, daar hebben we dit model niet voor nodig. Als ik een buurttuin aanleg waar mensen uit de hele stad naartoe kunnen om groente te verbouwen, elkaar te ontmoeten, waar educatieve activiteiten georganiseerd worden dan hebben we het over maatschappelijke (of publieke) waarden. Dat geldt ook voor het al eerder genoemde voorbeeld van minder CO2 uitstoot. Tussen individu en maatschappij staat gedeeld belang. Het gaat om ingrepen die je met elkaar doet, waar je elkaar voor nodig hebt en waar je met elkaar voordeel van hebt, maar ook niet meer dan dat. Als voorbeeld, weer mijn winkeltje, als ik met alle medewinkeliers zorg dat onze winkels en de straat er leuk uitziet dan stijgt hopelijk onze omzet. Met elkaar worden we er dus beter van, maar dit kan je niet echt als een maatschappelijke waarden benoemen. Als de criminaliteit daalt door onze inspanning dan leidt dit ook nog een tot maatschappelijke waarden.

Zo hebben we twee assen benoemd met per as drie ‘niveaus’ en ontstaat er een soort matrix met 9 vakjes. Links onderin financiële waarden alleen voor mij, rechts bovenin gevoelswaarde voor iedereen. Daartussenin nog 7 varianten, een beetje meer of minder van het een of het ander. Nu hebben we een kaart waar we alle waarden die bij een project horen in kunnen zetten, een waardenkaart.

rendement graphic basis-02

 

 

Let op de overeenkomsten met de figuren die Rudy eerder maakte n.a.v. de uitzendingen van Radar extra. In eerste instantie gaat het om het onderscheid tussen wij en ik en het onderscheid tussen hebben en zijn. De cellen zijn een beetje door elkaar gehusseld, maar er is een grote overeenkomst. Links onderin gaat het over ik en vooral over hebben. Rechts bovenin gaat het over wij (en ook nog over zij) en over zijn (voelen).

wijzijn-ikheb

In de tweede afbeelding heeft Rudy op de ene as onderscheid gemaakt tussen geld en waarde en op de andere as tussen publiek en privaat. Waarde gaat dan over gevoel en geld uiteraard over geld. Interessant in het betoog van Rudy is vooral de opmerking dat het doel bovenin  zit (waarde, gevoel, dat waar het echt om gaat) en het middel onderin, maar dat we dat vaak door elkaar halen. Ook voor mijn figuur gaat dat op, doel staat bovenin, middel onderin.

publiekvsprivaat

 

Je kunt in de matrix met tekst aangeven waar de verschillende waarden die bij een project gerealiseerd worden thuishoren. Maar, je kunt ook wat verder variëren en er meer duiding aan geven,  bijvoorbeeld door de waarden met bolletjes weer te geven. Een klein bolletje betekent een waarde die minder zwaar weegt (van minder belang, of kwantitatief gewoon minder), een grote bol betekent een belangrijke waarde. Voor geld is het wel duidelijk, veel geld is grote bol, weinig geld is kleine bol. Voor andere waarden en vooral voor gevoelswaarde is dat natuurlijk lastig. Maar, zie de kaart als een instrument om met elkaar de waarden van een project te bespreken en niet om alles precies te kwantificeren. We kunnen nog meer duiding geven door de bolletjes een kleurtje te geven. Voor de hand liggend is groen voor positieve waarden en rood voor negatieve waarden. En, die kunnen beide overal op de kaart leggen. Een nieuwe weg leidt tot een publieke economische waarde door een betere bereikbaarheid en kortere reistijd (groen bol), het kan echter tot individuele rode bollen leiden (meer overlast voor mij), maar ook tot een negatieve publieke financiële waarde, namelijk de investering die voor deze weg gedaan moet worden. Maar geef hier gerust een eigen interpretatie aan, je kunt de kleuren ook thematisch kiezen (natuur, gebouwde omgeving, water, ondergrond noem maar op).

Waarden in Groningen

Dan komen we nu terug bij de kabelbaan in Groningen. Er is een brochure gemaakt die het mooie verhaal van deze kabelbaan beschrijft. We zijn door deze brochure gelopen en hebben alle waarden aangestreept die genoemd worden. Deze kunnen we vervolgens een plek geven in onze kaart en, we kunnen er zelf bedenken hoe groot de bollen zouden kunnen zijn. Dit laatste is natuurlijk heel subjectief, we hebben er geen onderzoek naar gedaan. Maar, zie het als een basis voor een gesprek. Een belangrijke vraag is natuurlijk of in zo’n brochure alle waarden genoemd worden. Wij denken van niet. Sommige waarden worden benoemd als nauwelijks relevant (overlast bijvoorbeeld), we hebben ze er toch in gezet. Ook dat de kabelbaan een mooi visitekaatje oplevert voor de initiatiefnemers is een waarde, net als het exploitatietekort waarvan wij denken dat het op zal treden. Tot slot is het (volgens ons) dure kaartje een negatieve waarde voor het individu. Het geheel leidt tot het volgende beeld.

 

waarden bij kabelbaan groningen

 

Een paar opmerkingen bij het beeld dat ontstaat:

  • Allereerst dat er een aantal waarden is dat niet genoemd wordt in de brochure. We hebben deze weergegeven met een cirkel met een onderbroken rand.
  • Sommige waarden zijn met elkaar verbonden. Een duur kaartje is een negatieve financiële waarde. Daar tegenover staan de fun factor en het panoramisch uitzicht als positieve gevoelswaarden. Dus, goed gevoel kost geld. Op individueel niveau is de afweging dan ook niet zo ingewikkeld, weegt deze gevoelswaarde op tegen de negatieve financiële waarde. We hebben natuurlijk allemaal wel eens de ervaring dat je je bekocht voelt, het was het geld niet waard. In de taal van deze figuur, achteraf blijkt de rode bol links onderin een stuk groter dan de groene bollen links bovenin (andersom kan natuurlijk ook, “dit was het geld meer dan waard”).
  • Sommige waarden gaan vrijwel over hetzelfde, privacy en inkijk. We hebben deze bollen heel pragmatisch voor een groot deel laten overlappen. Je zou het ook samen kunnen vatten en in één bol op kunnen nemen. Maar voor mensen die de nuance zoeken hebben we toch het onderscheid behouden.
  • Inkijk / privacy wordt als een klein probleem weggezet waar wellicht ook wel een technische oplossing voor is. Maar, mensen ervaren dit soort zaken vaak heel anders dan de situatie feitelijk is. En als het om gevoelswaarde gaat, dan gaat het dus om die ervaring. Als dat gevoel door veel mensen wordt gedeeld dan kan dat uiteindelijk leiden tot een daling van de prijs van een woning, gevoelswaarde heeft zo een effect op de economische waarde.
  • Er worden aardig wat waarden benoemd die voor de hele samenleving van belang zijn. Maar, onze inschatting is dat het hierbij om allemaal waarde met een relatief kleiner belang gaat (de bolletjes moeten wellicht nog kleiner getekend worden). Neem als voorbeeld de vermeende reductie van de uitstoot van CO2. Op zich zelf heel belangrijk, de bijdrage van deze kabelbaan aan het oplossen van deze problematiek is echter zeer gering. Ook als je het bekijkt binnen het domein van het openbaar vervoer. Het zou wat anders zijn als we alle bussen in de provincie Groningen vervangen door een kabelbaan. Hier komt nog bij dat je met de investering waarschijnlijk wel betere projecten kunt bedenken maar dat terzijde.

Hieronder hebben we een blanco kaart opgenomen. Ga zelf aan de slag.

waarden in beeld brengen

Stijn van Liefland

Waarom ZZP’ers de economie te gronde richten (MMM11)

Het lijkt deze week wel ‘de week van de zzp’er’. Afgelopen zaterdag stond er een zeer uitvoerige beschouwing in de Volkskrant over (wat ik hier maar noem) de dynamiek van het nieuwe zzp-schap. Het artikel uit VK van zaterdag 23 januari 2016 is van de hand van Yvonne Hofs. Enkele dagen daarna volgende vele reacties en discussies naar aanleiding van het artikel. En in deze zelfde week was er ook veel aandacht over de toename van het aantal zzp’ers omdat er nieuwe cijfers beschikbaar zijn gekomen (cijfers over zzp’ers).

Kort de cijfers

Hier een mooie visuele weergave van de laatste cijfers over zzp’ers:

ScreenShot123Belangrijkste constatering is dat het aantal zzp’ers de laatste jaren toeneemt. Is dat erg? Is dat vreemd? De discussie gaat met name om:

  • Een groot deel van de (nieuwe) zzp’ers is dat niet vrijwillig geworden. Het ‘systeem’ dwingt min of meer af dat ze een vast dienstverband moeten verlaten en dat er geen andere uitweg is dan maar te ‘kiezen’ voor een economisch zelfstandig bestaan als mini-ondernemer.
  • Een (steeds groter) deel van die groeiende groep zelfstandigen leeft op een ‘schamel’ inkomen en kan ternauwernood fatsoenlijk rondkomen. Of anders gesteld: er ontstaat een nieuwe en grotendeels verborgen ‘armoede’ door de (door het systeem uitgelokte of afgedwongen) groeiende groep zzp’ers.
  • Maar dat is nog niet het hele verhaal. De ‘arme tak’ van de zzp’ers heeft niet of nauwelijks onderhandelingsmacht en dat resulteert in lage tarieven (vandaar de nieuwe armoede). Hierdoor is er geen geld om verzekerd te zijn voor arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheid. De overheid ontvangt vanuit deze groep dus ook minder belastinginkomsten terwijl in geval van problemen er wel aanspraak kan worden gemaakt op het sociale vangnet. Er dreigt zo op termijn een uitholling van ons sociale stelsel.
  • Ondertussen, zo wordt in het artikel gesteld, zijn het vooral de werkgevers die van deze trend profiteren.

ScreenShot124Er zijn voldoende nuances bij deze aantekeningen te plaatsen:

  • Hoe groot is de groep zzp’ers die niet geheel vrijwillig voor deze status heeft gekozen? Welk deel van de totale groep zzp’ers van 1,35 mln leeft in armoede en is niet in staat zich te verzekeren en belasting te betalen? Dat is niet zo makkelijk te achterhalen.
  • Een flink deel van de zzp’ers doen er klussen bij en/of genieten pensioen (ruim 1/3 van het totale aantal zzp’ers).
  • Een deel van de zzp’ers heeft wellicht de beschikking over een buffer (bijvoorbeeld uit een langdurig eerder vast dienstverband) en vindt het prima om aan de gang te blijven zonder de hoofdprijs te vragen (geen cijfers van bekend).
  • Alles afwegend lijkt het er toch op dat zo’n 15-25% van het totaal aantal zzp’ers te weinig inkomsten genereert om belasting etc te kunnen afdragen (waarbij geen sprake is van andere inkomsten en/of opgebouwd vermogen). (( Ik hoor dat veel zzp’ers zich niet in het verhaal van Hofs herkennen. Dat kan een aantal verklaringen hebben: 1) ze horen niet tot de arme tak, maar tot de succesvolle tak die wél genoeg verdient en/of in volle overtuiging voor deze vorm van ondernemen heeft gekozen (vanuit de cijfers: de meerderheid van de zzp’ers dus), 2) vanwege de mythe van de vrije ondernemer en de bijbehorende blikvernauwing, 3) de analyse van Hofs slaat de plank mis, het zit anders, 4) nog een andere reden die ik zo snel niet kan bedenken. ))

Ik wil me hier niet te veel op de cijfers en de precieze definities werpen (is een aandeel van zeg 25% voldoende om ons sociale stelsel onder druk te zetten? welk deel is vrijwillig en welk deel min of meer gedwongen? welk deel van ‘gedwongen’ zou zonder zzp’schap misschien sowieso aanspraak hebben gemaakt datzelfde sociale stelsel?).

Duidelijk is dat er iets aan de hand is. En dat er sprake is van een boeiende dynamiek. Ik wil het artikel van Yvonne Hofs ‘hervertellen’ in een aantal systeemdiagrammen. Een artikel in woorden is lineair en vlak en laat (vind ik althans) minder makkelijk en minder snel zien waar het om draait. Ik zeg er nog maar eens bij dat zo’n hervertelling niet per se impliceert dat ik het in alle opzichten met Hofs eens ben. Het artikel zelf is (in mijn ogen) niet puur informatief, er is duidelijk sprake van een stellingname (ik zou zeggen dat het verteld is vanuit het perspectief van de gedupeerde zzp’er). Mij maakt dat overigens niet uit: ik vind het een krachtig artikel dat mij aan het denken zet, anders had ik er deze blog niet over geschreven.

Een andere nuancering is dat de systeemdiagrammen hieronder in wezen een economisch model beschrijven. Een model is per definitie een vergaande abstractie van de werkelijkheid. Het accentueert bepaalde zaken en laat andere zaken bewust buiten beschouwing. Zo’n model is dus per definitie niet ‘waar’ (of ‘onwaar’). Mijn enige criterium voor zo’n model-weergave is of het iets toevoegt of iets interessants oplevert (om te beginnen voor mezelf).

De overheid

ScreenShot128De overheid wil graag wegen aanleggen en bruggen bouwen (ik zei al: het is een stilering van de werkelijkheid ..). Daar heb je geld (belastingen) voor nodig. Belastingen kun je pas heffen als er sprake is van inkomsten of van winst. Inkomsten komen voornamelijk van (betaald) werk. Dus hoe krijgen we meer belasting binnen? Zo rond 1975 is de redenering geweest dat je meer geld krijgt als je meer werkgelegenheid creëert. En meer werkgelegenheid krijg je als er meer (of grotere) ondernemingen zijn. Hoe zorgen we voor meer ondernemingen? Door de start van de onderneming fiscaal te stimuleren. Bijvoorbeeld, in dit geval, door iemand die voor zichzelf begint een ‘starterskorting’ of ‘zelfstandigenaftrek’ te geven. Klinkt best logisch. Nu maar hopen dat die starters gaan groeien en dat die weer mensen in dienst gaan nemen ….

De zzp’er of nieuwe zelfstandige

Hoe pakt dat uit bij die nieuwe starter? Er moet vooraf een sluimerend idee zijn als ‘ik wil graag zelfstandig zijn’ of ‘ik ben aan mijn vrijheid gehecht’ of ‘ik wil graag ondernemen’. Dan komt daar ineens die overheid die je een handje wil helpen. In feite is hier sprake van een nieuwe ‘pull-factor’: de overheid stimuleert jou (trekt aan jou) om zelfstandig te worden. Hé, hier krijg ik een fiscaal voordeel, nu kan ik (eindelijk) zelfstandig worden. Vervolgens blijkt (in deze tijden, economische crisis) dat jij niet de enige bent die zelfstandig is geworden. Bovendien ben je niet georganiseerd. Je hebt weinig macht en hebt maar te pikken wat je eventuele opdrachtgever voor je beschikbaar heeft (‘voor jou tien anderen’, je bent niet uniek genoeg).

ScreenShot129Tja, in zo’n situatie van te veel aanbod (van arbeid) dalen de prijzen en in dit geval dus de tarieven. Dat betekent dat je als zzp’er nauwelijks je hoofd boven water kunt houden. Je redt het omdat er sprake is van een fiscaal vriendelijke behandeling. Hoe dan ook ben je niet verzekerd. Misschien heb je geen geld om je te verzekeren, misschien houd je niet van verzekeren (je was immers die stoere ondernemer die ging voor vrijheid en risico) of misschien denk je wel: als het echt fout gaat, klopt ik bij de overheid aan. In het laatste geval is sprake van een perverse prikkel. In het voorlaatste geval (ik houd van risico) is wellicht sprake van het koesteren van de mythe van de zelfstandige ondernemer (zie eerdere blogs).

Hoe dan ook: de overheid slaagt er zo in meer zelfstandige ondernemers te kweken maar die zijn effectief niet in staat te zorgen voor meer belastinginkomsten. Integendeel zelfs: eerst moest er subsidie worden gegeven en nu is er een nieuwe mogelijke aanspraak op een deel van de sociale pot (uitkering).

De loonslaaf

Er is niet alleen een wisselwerking tussen overheid en nieuwe zelfstandige ondernemer. Er is ook een wisselwerking tussen de (oude) vaste werknemer die in dienst is en de (nieuwe) zzp’er. Ik noem hem hier (het artikel volgend) maar ‘de loonslaaf’. De loonslaaf die kiest voor vastigheid en een vaste baan. Die staat garant voor een automatische afdracht van premies en inkomstenbelasting. Verzekering is verplicht immers als je in vaste dienst bent. Dat betekent echter ook dat je (in deze nieuwe situatie van een groeiende groep zzp’ers die aan de poorten rammelen) dat je relatief duur bent. Niet vreemd dat je baas denkt: als die zzp’er goedkoper is en hetzelfde kan, dan wil ik van die vaste werknemer af.

ScreenShot130Nu ontstaat er dus een nieuwe beweging richting het zelfstandig ondernemerschap. Vaste werknemers worden ontslagen en sommige daarvan zullen ‘gewoon’ werkloos blijven (maar wel een uitkering aanvragen). Maar gezien de fiscale tegemoetkoming is het wellicht ook interessant je bij die nieuwe groep zzp’ers aan te sluiten. Min of meer zou je ook kunnen denken: ik moet wel zzp’er worden. De dynamiek hier is dat vaste medewerkers (duur) worden verdrongen door zzp’ers (goedkoop, geen verplichtingen, flexibel). En dat voorheen vaste medewerkers transformeren in gedwongen zzp’er.

De werkgever

Dan hebben we, om het plaatje compleet te maken, nog de werkgever nodig. Dat is natuurlijk bekende kost. Voor een werkgever draait het (in dit model) om de winst. Een vaste werknemer had ooit duidelijke voordelen (veel uren tegen vooraf bepaalde relatief lage prijs afnemen in ruil voor zekerheid) maar zijn er betere opties voorhanden op de markt. Een zzp inhuren betekent veel minder risico want geen werk betekent geen uitbetaling. Ziek? Niet mijn probleem als werkgever. Als de zzp’er verder dezelfde kwaliteit werk biedt dan is de keuze snel gemaakt. Ik bouw mijn vaste voorraad af (ontslaan, afscheid nemen, ‘letting go’ zoals Amerikanen dat mooi zeggen) en breng een steeds grotere flexibele schil aan. Mijn winst gaat omhoog, het risico wordt verlegd van werkgever naar zzp’er, de hap van de werkgever in de totale koek ’toegevoegde waarde’ wordt groter.

ScreenShot131Yvonne Hofs gaat in haar verhaal nog een stap verder. Het lijkt bijna een complot van werkgevers die er belang bij hebben dat deze situatie zo blijft. Het taalgebruik moet verhullend zijn en de mythe van de vrije ondernemer (versus de duffe loonslaaf) moet gekoesterd worden. Het systeem wordt nog weer een slag robuuster als de vrije ondernemer eerst stoer roept dat hij flexibel is en graag risico neemt om daarna uit pure schaamte zijn mond te houden bij tegenvallende resultaten. Het lijkt op de zwerver in Amerika die vanuit de benarde positie in de goot waarin hij ligt zich verontschuldigt voor zijn fouten en het feit dat hij onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de kansen die de vrije markt hem heeft geboden. Eigenlijk is deze zwerver al blij dat hij geen boete krijgt voor het feit dat hij in de weg ligt en anderen lastig valt met zijn stank.

Het totale systeem

We kunnen de losse ingrediënten nu bij elkaar zetten. We voegen nog wat versterkende koppelingen toe, en krijgen dan:

 

dynamiek-zzp

Het begint allemaal bij die fiscale voordelen. Op zich goed bedoeld en misschien heeft het jarenlang wél gewerkt. Maar nu bijt het de maatschappij in de eigen staart. Er ontstaat een nieuwe groep ‘armen’ die niet bijdragen aan de belastinginkomsten. En sterker nog: in toenemende mate wél aanspraak maken op die voorzieningen die betaald worden door de kleiner wordende groep ‘loonslaven’. Hierdoor wordt de premiedruk nóg hoger voor de vaste medewerker, het voordeel om een zzp’er in te huren nóg groter, en er ontstaat een explosieve toestand. Het mooie van een systeemoverzicht is dat je laat zien dat ieder voor zich logisch handelt (de werkgever wil meer winst (snap ik), de zzp’er wil meer vrijheid (snap ik), de ‘loonslaaf’ wil vastigheid (snap ik)) maar dat de onderlinge afhankelijkheden een uitkomst genereren waar niemand om heeft gevraagd. Op de werkgever na misschien, die is de lachende derde (maar voor zolang het duurt).

Oplossingen? Er wordt nu geroepen dat de zzp’ers dan maar een minimale vergoeding moeten krijgen (bij wet) zodat verdringing niet meer loont. Ach, als arbeid over de hele linie te duur wordt dan vertrek je toch gewoon naar het buitenland als bedrijf? Dan gooien we de grenzen dicht! Afijn, elke maatregel roept weer een tegenactie op en leidt tot nieuwe ongewenste effecten.

Geen oplossing, maar enkele overwegingen tot slot:

  • Het zijn basale economische wetten die hier aan het werk zijn. Blijkbaar is arbeid (althans een deel daarvan) relatief duur en kan elders meer winst worden gemaakt. Dan zijn wij als aanbieders van arbeid dus te weinig onderscheidend (voor de prijs) en als land zijn we dan niet in staat spullen te maken (met onze mensen) die een voldoende hoge prijs ‘doen’ op de wereldmarkten. We zijn gewend aan een luxe die hoort bij de unieke periode van innovaties en hard werken van 1950 tot ergens 1990? Die tijd is voorbij maar we willen er niet aan dat dat consequenties heeft. Oftewel: de zzp-discussie is een afgeleide van een ander nog veel hardnekkiger probleem.
  • Natuurlijk is dat erg kort door de bocht. Wij hebben met elkaar immers een aantal afspraken gemaakt die geld kosten. Als je elders je arbeid inhuurt dan hoef je je niet aan allerlei afspraken te houden, dus dat is appels met peren vergelijken. Klopt. Maar het water stroomt toch altijd naar het laagste punt.
  • Met name werkgevers zijn er goed in dat laagste punt te zoeken. Vaak roemen we de ondernemers juist om die zoek-kwaliteiten (mythe: dat levert innovatieve producten op, dat zorgt voor meer werkgelegenheid). Maar zolang wij als consumenten verliefd blijven op de goedkoopste producten (zonder te kijken naar hoe en waar het is gemaakt), en als loonslaven gaan voor de hoogste beloning (los van wat voor producten je werkgever maakt), zal het systeem nieuwe onverwachte uitkomsten blijven genereren.

Rudy van Stratum

Succesvollere projecten? Meer controle over je budget? Tips uit de praktijk.

Aanleiding voor deze blog is a) een leuk artikel dat ik enkele weken geleden zag in de NY-times, b) een presentatie die we (Stijn en ik) vorige week mochten geven op het Flexival in Amsterdam.

Meer controle over je geld

Om met het artikel (in de geest van een soort ‘eindejaarsartikel’) te beginnen (link naar artikel ny-times) : de auteur vraagt zich af hoe moeilijk het kan zijn om meer controle te krijgen over je geld of je budget? Er zijn de afgelopen jaren tientallen boeken verschenen met ronkende titels in de trant van ‘In zoveel stappen geld besparen’, ‘Persoonlijke financiën hoeft niet moeilijk te zijn’, afijn allemaal met de boodschap ‘how to get rich’ (of minder ‘poor’) en/of ‘being happy with less’.

Die boeken worden goed verkocht en dus waarschijnlijk veel gelezen. En, zoals gezegd, het is allemaal best eenvoudig, het is zoals de Amerikanen zo mooi zeggen geen ‘rocket-science’. En toch, zo constateert de auteur van het artikel, waarom gaat het in de praktijk dan zo vaak mis? Waarom blijven er dan maar steeds nieuwe boeken verschijnen die in essentie steeds dezelfde boodschap en dezelfde stappenplannen verkondigen? Zo komt ie op het idee om enkele auteurs van die succes-boeken over geld-besparen te vragen naar:

  • Waarom gaat het zo vaak mis? Waarom is het toch moeilijk om geld te besparen?
  • Hoe doe je het nu zelf eigenlijk? Als expert zeg maar.

Hij vraagt de auteurs om hun beste tips (en verklaringen) handgeschreven op een briefje te zetten (een ‘index-card’). Hier een voorbeeld (uit het artikel) van zo’n handgeschreven briefje dat een van de boekenschrijvers instuurde:

 

succesvolle projecten - 1

 

Tja, het is natuurlijk wel een meta-onderzoek. Iemand die een boek met tips schrijft over geld besparen vragen naar de beste tips? Maar ik was meteen getriggerd door deze aanpak:

  • Hij heeft een hele serie schrijvers (experts in de budgetkunde) gevraagd dit te doen. Dat geeft een nieuwe dimensie: is er sprake van een patroon?
  • Er zit een boeiende paradox in de vraagstelling: iets is in wezen heel simpel en toch is het (in de praktijk) zo moeilijk. Hoe kan dat nou?

Wat ik gedaan heb is alle kaartjes bekeken en er een mindmap van gemaakt. Let dus goed op: de beste boeken op het gebied van tips om geld te besparen, daar dan de beste tips uit en die weer bij elkaar gezet van meerdere succesvolle auteurs! En dat dan weer in een mindmap. Beter dan dit gaat het niet worden ….. (this is as good as it gets). Hier komt ie dan:

De mindmap geld besparen

succesvolle projecten - 2

 

Waarom lukt het volgens de auteurs van de boeken in de praktijk zo moeilijk? Dat is vooral door de voortdurende verleidingen om ons heen, elke dag worden we weer bloot gesteld aan al die mooie nieuwe producten die roepen ‘koop ons’. We kunnen de verleiding niet weerstaan, we hebben met andere woorden een gebrek aan zelfdiscipline. Een andere belangrijke reden is dat we te weinig vooruit plannen en/of onvoldoende gebruik maken van ‘ingebouwde verplichtingen’ of automatismen. Als we ons voornemen om elke maand een bedrag apart te zetten en we doet dat door aan het eind van de maand te kijken wat we over hebben houden, dan gaat dat (blijkbaar) niet goed. Op het moment dat we dit gaan automatiseren (elke maand een vast bedrag van je lopende rekening naar je spaarrekening) dan hebben we geen echte keuze meer. Dan moeten we het gewoon doen met het geld dat we daarna nog wél tot onze beschikking hebben.

Uiteindelijk gaat het nog dieper. Het zit niet (alleen) in de techniek dat je meer geld overhoudt (en een makkelijker leven kan leiden zonder schulden) maar het zit (ook) in de psychologie, in je hoofd, in je overtuigingen. In de mindmap zien we dat ook terug komen. Voortdurend nadenken over wat je écht nodig hebt (en wat vooral dus niet), je niet gek laten maken door je omgeving, je realiseren dat veel goederen je niet gelukkig maken (of maar eventjes). En de (weinige) spullen die je dan wél koopt, daar dan heel lang mee doen. Het geld dat je dan overhoudt dat boek je elke maand automatisch over naar je spaarrekening.

Ik haal er twee belangrijke overtuigingen uit (die ook wel wat Amerikaans zijn) die het grote verschil maken:

  • Fall in love with savings (verliefd worden op sparen).
  • Hate debts (een bloedhekel krijgen aan schulden)

Oh, wat zou je hier mooie oefeningen mee kunnen maken!

Ook in Nederland is dit patroon van handelen en denken in een aantal boeken terecht gekomen. Denk bijvoorbeeld aan de boeken van Gerhard Hormann (o.a. Hypotheekvrij!) die laten zien hoe je met zuiniger leven in een beperkt aantal jaren van je ellendige hypotheek kan afkomen. Daarna heb je de beschikking over een basisinkomen van € 1.000 in de maand omdat je geen geld meer kwijt bent aan wonen (ja, je hebt nog je gas, water, licht, ozb etc maar het scheelt enorm). De ’twist’ in de boeken van Hormann is dat het niet (alleen) gaat over jarenlang afzien in armoede, maar dat het juist tot nieuwe inzichten en nieuw genot leidt. ‘Meer doen met minder’, dat wordt een levensmotto dat verrijkt en verruimd (not unlike ‘slimme financiering’ wat mij betreft).

De moraal is: het is eigenlijk heel makkelijk (uit te leggen) maar oh zo moeilijk om voor elkaar te krijgen. We hebben daar eerder over geschreven als het gaat over ‘afvallen’ of ‘diëten’. Iedereen weet hoe je de gewenste staat van ‘minder dik’ kunt bereiken: minder eten en meer bewegen. Dat je daar dan toch steeds weer een nieuw boekje over kunt schrijven? Ook hier geldt dat het moeilijk is omdat we de voortdurende verleiding niet kunnen weerstaan. En dat heeft weer te maken met de dieperliggende ontbrekende overtuigingen (‘you have to hate fat food’, ‘fall in love with sla’ of zoiets) en/of het gebrek aan automatismen (geen chips in huis, geen auto voor de deur etc).

En ook onze eigen ‘slimme financiering’ (hoe krijg je een project voor elkaar als er even te weinig middelen voorhanden zijn?) is in wezen simpel uit te leggen en in de praktijk zo moeilijk voor elkaar te krijgen. ‘Slimme financiering’ is in de kern: minder uitgeven en meer verdienen (zie deze mindmap van alweer wat jaartjes geleden). Ja zo flauw is het (maar daarom niet minder waar). In de praktijk is het zo moeilijk omdat we vol zitten met dieperliggende overtuigingen die in de weg zitten (het moet ‘mooi’ worden, een ‘statement’ zijn, vasthouden aan een te duur plan, niet kijken naar goedkopere alternatieven etc, ‘you have to fall in love with cheap solutions’, ‘you have to get an eye to see what others benefit from it’) en/of een gebrek hebben aan automatismen (tegendenken niet organiseren, napraten wat anderen zeggen). Dat is de reden dat we al vrij snel meer aandacht hebben gevraagd voor de zogenaamde ‘denkfouten’ literatuur.

Mutual Gains Approach en het Flexival

En dan eindelijk naar de tweede aanleiding voor deze blog: onze aanwezigheid op het Flexival dat vorige week plaats vond in Amsterdam. Op het jaarlijkse Flexival komen ruim 50 professionals bij elkaar uit de wereld van ondergronds ruimtegebruik. Deze professionals zijn vaak werkzaam voor ministeries, provincies, gemeentes, Rijkswaterstaat, projectontwikkelaars, architectenbureau etc. De vraag aan ons wat de aanpak die bekend staat onder ‘Mutual Gains Approach’ (a.k.a. MGA) kan betekenen voor de praktijk van (de projecten of processen rondom) ondergronds ruimtegebruik.

De inhoud van de MGA-aanpak valt buiten het bestek van deze blog, wellicht kunnen we daar in de toekomst een aparte serie blogs aan wijden. Het artikel uit de NY-times over het beheren van je budget bracht ons op het idee om de deelnemers van onze workshop te vragen naar hún tips en die op te schrijven. Centrale vraag: welke tips geef jij een jonge startende collega mee om een project succesvoller te laten verlopen? Deze vraag stelden we helemaal vooraan dus zonder dat we nog iets over onze ervaringen (met slimme financiering, met MGA) hadden verteld. Ons vermoeden vooraf was dat wederom zou gelden:

  • Er zal vrij snel een patroon zichtbaar worden in de tips die we van de deelnemers krijgen.
  • In wezen is het allemaal niet zo moeilijk om een succesvol project te realiseren. Dat is snel uit te leggen. Geen ‘rocket-science’ dus.
  • Maar ondertussen is het oh zo moeilijk in de praktijk en gaat het te vaak mis.

Het laatste punt hebben we niet gevraagd en is wellicht iets voor een later experiment. De eerste twee punten kwamen aardig uit. Hieronder zie je enkele ingevulde post-its van de deelnemers met hun tips ‘wat te doen om je project beter te laten slagen’:

 

succesvolle projecten - 3

 

En wederom heb ik alle briefjes op een rijtje gelegd en ben op zoek gegaan naar het patroon in de tips. Ik kom tot de volgende mindmap ‘meer succes met je project’:

 

succesvolle projecten - 4Wat valt op bij succesvolle projecten?

De tientallen tips konden vrij makkelijk worden geclusterd. Er ontstaat een driedeling (( Het maken van een mindmap is uiteindelijk een subjectieve keuze. Ik sluit niet uit dat iemand anders met dezelfde input tot een andere indeling komt. )) :

  • Techniek
  • Jouw persoonlijke rol als projectleider
  • De rol van anderen in het project

De techniek is helder. Je moet een plan van aanpak maken, dingen op papier zetten, je tijd managen en prioriteiten stellen. Dit is als het ware de ‘bovenstroom’, wat je objectief moet doen. Hier zijn honderden boeken over geschreven en vele stappenplannen beschikbaar. Allemaal logisch en geen rocket-science. Het equivalent van ‘minder-eten-meer-bewegen’ van het afvallen. Maar als het allemaal zo simpel zou zijn …. Daarom gaan de andere twee takken van de mindmap over de meer (inter-) subjectieve en persoonlijke kanten van het project. De ‘onderstroom’ van je project als het ware. Wat ik hier vooral uit haal is dat je goed moet luisteren en je kwetsbaar moet opstellen (verwachtingen uitspreken, risico’s bespreken). Met name het (gebrek aan) persoonlijk contact wordt als faalfactor genoemd: te veel gaat de communicatie via e-mails en schriftelijke stukken. Voor onze bespreking van het nut van MGA was het mooi dat in deze groep spontaan naar voren kwam dat een groot deel van het succes zit in het maken van allianties (wat in MGA-speak ‘het vergroten van de koek’ wordt genoemd). Hier haal ik met name uit dat de blik naar buiten moet, dus vragen hoe anderen het doen en ruimte maken voor andere geluiden (kritiek, 2nd opinion, andere disciplines, zie ook: onder ’tegendenken’).

Nou lijkt het of we een stap verder zijn …. Is dat ook zo?

We hebben nu een tweede laag ontdekt: behalve de techniek (schrijven van plannen) is er de onderstroom (luisteren, allianties etc). Zo dat is dan opgelost, dan gaan we het voortaan zo doen!

Helaas, ook hier geldt weer: simpel stappenplan, moeilijk om uit te voeren. It’s not the strategy (that matters) but the execution of the strategy (that matters). Geen idee van wie die uitspraak komt overigens. Uiteindelijk telt dan toch de ervaring, het vele malen doen, het leren van je eigen fouten, tussen de regels door kunnen lezen en wat niet al. Het zou zo maar kunnen zijn dat ‘in the end’ deze waarheid niet te codificeren valt in stappenplannen en manuals. Ik weet het niet en sluit het ook niet helemaal uit overigens. Het doet me in ieder geval denken aan een boek dat ik vele jaren geleden las van Malcolm Gladwell ‘Uitblinkers’. Echt goed in iets word je niet zomaar door een stappenplan te volgen. Zelfs het grootste genie met alle talenten in huis moet 10.000 uur oefenen en fouten maken om naar buiten het grote succes uit te stralen. (( Overigens bedenk ik me nu dat ik weer te veel nadruk leg op het behalen van succes. Dat is weer een denkfout. Je kunt prima en jarenlang functioneren zonder dat je ook maar in de verste verte het succes van de Beatles bereikt. Genoegen nemen met een tandje minder kan heel vruchtbaar werken. Toch een beetje de kern van de ‘meer doen met minder’ aanpak. )) Zelfs de Beatles hebben voordat ze doorbraken die 10.000 uur op de teller gemaakt door avond aan avond in de Hamburgse bierkellers op te treden. (( Overigens was ik in de gelukkige omstandigheid om onlangs een live-optreden van ‘The analogues’ mee te mogen maken. Een integrale uitvoering van de ‘Magical mystery tour’ van de Beatles. Een optreden dat door de Beatles zelf nooit is gedaan, het gaat om een gemixed studio-album dat nooit live te horen is geweest. Een kopie van een origineel dat er nooit is geweest dus …. Ook hier durf ik wel de weddenschap aan dat de leden van ‘The analogues’ hun uren op de teller hebben. Een geweldige ervaring, dank daarvoor! ))

Rudy van Stratum

Met dank aan de deelnemers van onze workshop van vorige week (en dank aan Henk Werksma voor de organisatie en voor de uitnodiging op te mogen treden).

Tegendenken, kritische vragen (kabelbaan in Groningen)

Gisteren stond er in de Volkskrant een artikel over een mogelijke kabelbaan in Groningen. Groningen blijkt niet heel gelukkig te zijn als het gaat om de realisatie van grote projecten zo lezen we in het artikel, hoe zit het bij deze kabelbaan? Tijd voor wat kritische vragen. In het artikel worden wat cijfers gegeven en wordt een ondernemer geciteerd die aangeeft dat het uiteindelijk een positief rendement voor de stad zal hebben. Zo door de oogharen naar de cijfers kijkend krijgen we sterk het gevoel dat er ergens iets niet klopt. We zijn er wat verder in gedoken zo is er een samenvatting van een studie van Arcadis  (download) te vinden die meer inzicht geeft in deze casus. Wat mij betreft is deze casus een mooie oefening in tegendenken. Hierbij gaat het er niet zozeer om dit plan af te kraken, maar wel om op de achterkant van een sigarendoos de zaak nog even na te rekenen en de juiste vragen te stellen. En, het is goed om dat nu eens vooraf te doen want achteraf is dat natuurlijk wel heel makkelijk (zie de casus over Sneek). Meer informatie over het project kabelbaan is hier te vinden, enige relatievering over deze blog aan het einde.

We beginnen met het rekenwerk.

Als eerste de inkomsten, uitgegaan wordt van reguliere gebruikers (inwoners, werknemers) die € 1,20 per rit betalen en bezoekers die € 5,10 (waarom geen € 5 rond? schijnprecisie ..) betalen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verwachtte aantal reizigers. We gaan voor onze berekeningen uit van een lijn met 3 stations, dat is de meest gunstige, de investering is een stuk lager dan een lijn met 4 stations terwijl het aantal reizigers en daarmee de opbrengst weinig verschilt. Als je alles netjes uitrekent kom je op jaarlijkse inkomsten van € 4,8 mln. Hierbij gaan we er van uit dat het aantal reizigers op zondag gelijk is aan de zaterdag (gegevens hierover ontbreken). Als we even doorrekenen blijkt dat volgens de tabel (en de zondag meegenomen) 39% van de inkomsten in het weekend gemaakt worden.

tabel reizigers

Naast de opbrengsten is er een tabel met uitgaven. Hier wordt het lastig want alle uitgaven worden voor 25 jaar bij elkaar opgeteld. Voor alle eenmalige kosten is dat logisch. Het zijn investeringen die je eenmalig doet en in 25 jaar terugverdient. Voor de exploitatiekosten is het lastig. In de tabel staat tussen haakjes jaarlijks, maar wij gaan er van uit dat het om jaarlijkse kosten gaat die zijn gemaakt over 25 jaar. Anders kunnen we namelijk direct ophouden met rekenen (kijk nog even naar de 4,8 mln. opbrengst en je weet genoeg).

tabel kosten opbrengstenSamenvattend de belangrijkste gegevens in de tabel (uitgaande van tracé oranje),

  • Eénmalige investering circa € 60 mln.
  • Totale exploitatiekosten over 25 jaar circa € 69 mln.

In onze rekentool die we gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiebesparing kunnen we dit invoeren, we moeten wel wat aannames doen. Voor de rente op geleend geld gebruiken we 5% dat wordt in de tabel ook gebruikt voor het berekenen van de netto contante waarde, voor de rente op spaargeld nemen we 1%, voor de prijsstijging gaan we voorlopig uit van 2%, en de planhorizon is 25 jaar.

Wij gaan er van uit dat er geld geleend wordt om dit systeem aan te leggen, voor het gemak gaan we er verder van uit dat er geen extra geld geleend hoeft te worden, er is dus direct voldoende geld om de exploitatie (energie, personeel etc.) uit te betalen.

Omdat de exploitatiekosten over een periode van 25 jaar (( In de tabel is waarschijnlijk uitgegaan van een horizon van 30 jaar. Zie verderop. De conclusies die we hieronder obv 25 jaar horizon trekken veranderen er niet wezenlijk door. )) worden berekend is het lastig de kosten per jaar (in periode 0 bijvoorbeeld) te herleiden. Daarom zetten we een iets andere redenering op.

Stel dat je een lening afsluit van € 60 mln met een rente van 5% die je over 25 jaar helemaal afgelost moet hebben. Hoeveel moeten dan je jaarlijkse netto opbrengsten zijn? We vullen nu steeds wisselende bedragen in voor de post ‘opbrengsten per jaar’ net zolang tot helemaal onderaan bij ‘Investeren geld lenen’ ongeveer € 0 resteert. Na wat uitproberen krijgen we:

kabelbaan investering

Oftewel: als we elk jaar ongeveer € 3,5 miljoen aan ‘netto omzet’ (bedoeld wordt: bruto omzet minus exploitatiekosten) realiseren, dan kunnen we precies de lening terugbetalen inclusief rente. Aangezien we weten wat de bruto omzet in de becijferingen uit het rapport zijn (€ 4,8 miljoen per jaar), is de logische conclusie dat de exploitatiekosten (onderhoud, lonen etc) in jaar 1 maximaal ongeveer € 1,3 miljoen mogen zijn. Hoger: dan hebben we een restschuld, lager: dan houden we iets over aan dit verhaal.

Je kunt ook zeggen: € 3,5 miljoen is een belangrijk cijfer waar voorbij iets ‘omslaat’ of ‘van teken verandert’ (je mag het een ‘break-even’ punt noemen). Stel dat de omzet tegenvalt met 10% (en dus ongeveer € 4,3 miljoen is) dan hebben we voor de exploitatie nog maar € 800.000 per jaar beschikbaar. Anders gezegd: een daling van de omzet met 10% zorgt voor een daling van de maximaal toegelaten exploitatiekosten van circa 40%! En dan, nogmaals, hebben we nog steeds niets verdiend aan het hele verhaal.

Maar we weten nog meer uit het rapport. De auteurs stellen dat je aan dit project onderaan de streep € 10,2 miljoen kunt overhouden aan het einde van de 25-jarige horizon. Dat betekent dus ruim € 10 miljoen extra op de bank voor diegene die het aandurft in dit project te stappen. Wederom kunnen we aan de hand van onze rekentool nu becijferen welke ‘netto omzet’ er jaarlijks ingeboekt moet worden om aan het eind dat bedrag van € 10 mln op de bank te krijgen. Enig uitproberen levert op: de netto omzet dient in dat geval circa € 3,7 mln te zijn. Dan kunnen we de investering terugbetalen (en rente) en kunnen we jaarlijks wat opzij zetten voor onze winst aan het einde van de periode.  Aangezien we uitgingen van een bruto omzet van € 4,8 mln houden we in het eerste jaar dus nog  € 1,1 mln over voor de exploitatie. Intuïtief zou je zeggen dat dat voldoende moet zijn.

investeringtabel 2

Maar dat is toch mooi: € 10,2 mln overhouden! Zeker. Maar stel dat je op dit moment € 60 miljoen aan spaargeld hebt liggen dan zou je zelfs bij een rente van 1% na 25 jaar ongeveer € 77 mln op je rekening zien staan (dat is de 60 mln. investering plus de 16,9 mln. in de cel achter niets doen). Dat is een toename van maar liefst € 17 mln. Dus zonder risico en bij een lage rente verdient de spaarder dus zomaar meer dan de NCW van dit risicovolle project (toegegeven, je moet dat geld dan wel toevallig hebben).

We hadden al gezien dat de uitkomsten van deze kabelbaan sterk afhankelijk zijn van de omzet oftewel de kaartverkoop. Dat is ook logisch natuurlijk. Maar juist daarom is het absoluut noodzakelijk dat zo’n rapport ook de effecten laat zien van enkele (tegenvallende) scenario’s in de omzet. Een prijs van € 5 per kaartje (oftewel € 20 voor een gezin) is aan de forse kant (dat zou volgens mij de redenering van een ondernemer als Hennie vd Most zijn, het moet op de achterkant van een bierviltje en op gevoel kunnen!).

Maar laten we eens naar een paar andere gevoeligheden kijken en er vanuit gaan dat de investering en de exploitatielasten gelijk blijven.

De prijsstijging voor de kaartjes is nu op 2% aangenomen. Dat betekent dat een kaartje over 25 jaar ongeveer € 8,20 kost. Zou best kunnen, maar laten we eens een stijgingspercentage van 1% aannemen, hoe pakt het dan uit? De berekening volgens ons spreadsheet laat zien dat de NCW dan geen € 10,2 miljoen is maar bijna minus/negatief € 10 miljoen! Iets minder inflatie en je bent zwaar de klos!

Dan eens proberen hoe de rente op de lening de zaak beïnvloedt. We hebben nu 5% aangenomen, dat lijkt redelijk gezien de lage rente op spaarrekeningen. Maar gezien de hiervoor geschetste toch wel aanzienlijke gevoeligheden zou ik best 6% willen voor mijn centjes. Wat houdt de ondernemer in dat geval over? We gaan weer uit van 2% inflatie maar ditmaal van 6% rente. De positieve NCW van € 10,2 mln wordt in dat geval minus/negatief ruim € 13 miljoen!

Overigens zit er nog wel een addertje onder het gras. In de tekst wordt gesproken over 25 jaar, in de tabel staat 2014 en 2044.  Je kunt het interpreteren dat alles wordt teruggerekend naar 2014 (naar het heden, ervan uitgaande dat de berekening in 2014 is gedaan) en dat er met een periode van 30 jaar is gerekend. Maar dat laatste is in tegenspraak met de tekst. Als je uitgaat van 30 jaar is de businesscase natuurlijk gunstiger dan bij 25 jaar. Maar nog steeds geld dat bij een prijsstijging van 1% i.p.v. 2% de businesscase negatief wordt. Dat geldt uiteraard ook voor minder bezoekers, hogere rente etc.

Vervolgens nog een aantal kritische vragen

  • Het aantal reizigers is voor ons moeilijk in te schatten. Maar vooral het aantal bezoekers van buiten de stad lijkt ons erg hoog en gaan die een kaartje van ruim 5 euro betalen? Voor dat geld kan je een hoop andere leuke dingen doen.
  • Wij zijn uitgegaan van investeringskosten van 60 mln. maar, dat kan natuurlijk ook hoger uitpakken. Dit is een project waar we in Nederland geen ervaring mee hebben. Alleen daarom al zou je de risico’s op overschrijding van de kosten en de bouwtijd (kost ook geld) ruim moeten nemen.
  • De 60 mln startinvestering is nog conservatief, er is meer nodig, er is werkkapitaal nodig om het eerste jaar door te komen.
  • 25 jaar is een lange periode (laat staan 30 jaar ..). We weten allemaal wat er met het winkelbestand in Nederland aan de hand is. Hoe ontwikkelt zich dat? Een kabelbaan is dan een weinig flexibele vervoersmethode, een bus rijdt makkelijk een andere route.
  • Geen kosten voor de overheid. Die kennen we, als het ding niet werkt, in de weg staat, het imago van stad beschadigt en noem allemaal maar op, komt de gemeente dan echt niet met geld over de brug?
  • Er is in ieder geval in de Volkskrant en in de samenvatting van Arcadis geen rekening gehouden met externe effecten. Wat is het gevolg voor de busdiensten en de inkomsten voor de OV bedrijven, wat zijn de gevolgen voor winkels die op looproutes liggen etc. Maar goed dit is een hele andere discussie. Er kunnen ook heel veel positieve kanten aanzitten. Dat Groningen inderdaad een nieuwe attractie krijgt en mensen daarom naar Groningen gaan, de omzet in winkels stijgt etc.

Tot slot een tweetal opmerkingen over de samenvatting van Arcadis. Als eerste wordt het woord reëel wel heel vaak gebruikt. Er is een reële bepaling van het aantal te verwachten bezoekers gemaakt en ook de berekening voor inkomsten en uitgaven zijn reëel ingestoken. Kan iemand ons uitleggen wat het alternatief is? Onrealistische cijfers gebruiken? Hieruit blijkt al hoe gevoelig dit soort cijfers liggen. Zeggen dat het reële cijfers zijn zegt natuurlijk niet zoveel, wat zijn de achtergronden, wie was de onderzoeker, wat is wel en niet meegenomen, welke risico’s zijn meegenomen etc.

Ten tweede geeft de samenvatting ook al een eerste inzicht op wat er nog kan komen. Het kan best dat deze businesscase heel lucratief is. Wij hebben zitten rekenen met beperkte gegevens en wellicht zijn de cijfers uit de samenvatting afkomstig uit een worst case scenario. We willen hier dus niet te veel over oordelen. Maar, we willen afsluiten met een citaat:

In de nadere uitwerking is bij een fasering van de planvoorbereiding en realisatie nog een gunstiger business case te bepalen. Middels marketing en door creatieve inkomsten te initiëren zijn nog meer inkomsten te genereren. Deze zijn in deze business case niet meegenomen, maar vormen daarmee de mogelijkheid om extra inkomsten te genereren.

Dus vrij vertaald, als het financieel niet uit kan dan gaan we wat bedenken, bijvoorbeeld inkomsten uit reclame op de cabines, horeca bij de opstappunten, combinatietickets etc. Met andere woorden, uiteindelijk weten we er altijd wel een verhaal bij te vertellen dat het een lucratief project is.

Enige relativering

Tijdens het schrijven van deze blog stelden wij elkaar de volgende vraag: wat als één van onze opdrachtgevers bij ons zou komen met het volgende verhaal. “We hebben een initiatiefnemer met een heel duurzaam plan, een innovatieve manier om mobiliteit te organiseren. Willen jullie voor ons eens meedenken (betaald natuurlijk) over dit plan? Oh ja, het gaat om een kabelbaan.” Natuurlijk zouden we meteen meedoen. We zouden kritisch naar de cijfers kijken en eens flink doorvragen naar het doel van dit project. Maar uiteindelijk zouden we willen weten hoe je dit project voor elkaar kunt krijgen. Laten we daar eerlijk in zijn. We zouden alle maatschappelijke waarden gaan benoemen, belanghebbenden en mogelijk kostendragers zoeken, noem maar op allemaal. Wat kunnen we hiervan leren? Ten eerste, vraag tijdig een buitenstaander om naar het onderzoek te kijken, betaal die buitenstaander een vast bedrag ongeacht de bevindingen en vertel er meteen al bij, dat hij / zij de komende jaren geen opdrachten meer krijgt, ook dit ongeacht de uitkomst. Met andere woorden zorg dat er geen enkel belang is om met een gewenst antwoord te komen. Ten tweede dat het voor ons makkelijk is om kritiek te leveren omdat we er zelf niet bij betrokken zijn en dat we zo’n casus dus graag misbruiken om te laten zien hoe goed wij kunnen tegendenken.

En dan als allerlaatste, we realiseerden ons ook dat we nu alleen naar financieel rendement kijken. Wij vinden dat rendement om veel meer gaat dat dan alleen geld (zo’n beetje de rode draad van van deze hele site slimmefinanciering). Er komt dus een vervolg waarin we nog eens kijken naar allerlei andere waarden, positief of negatief.

Stijn en Rudy

De volgende crisis: update Radar college (MMM10)

Na de uitzending(en) van Radar Extra in december 2015 (zie mijn eerdere blogs deel 1 (mindmap) en deel 2 (dynamiek)) ging de discussie enkele weken later gewoon door. Op 14 januari 2016 was er een debat met lezingen onder de naam ‘Radar college’. Sprekers waren o.a. Dirk Bezemer en Klaas van Egmond, beiden ook te zien in de betreffende uitzending van 28 december. Het debat (ongeveer 2 uur lezingen met discussie) is integraal opgenomen en via deze link te zien.

Radar Extra college: wat voegt het toe?

Als ik met name de twee lezingen van Bezemer en Van Egmond naast de inhoud van de uitzending leg, dan vallen me een paar dingen op:

  • In de tv-uitzending ligt het accent vooral op de rol van de banken. Misschien wordt het niet letterlijk gezegd maar de banken zijn toch meer de boosdoeners (voor het uitblijven van structurele veranderingen ná de crisis) dan ‘de rest’.
  • In het ‘college’ wordt een ander accent gelegd. De crisis zit veel dieper en iedereen is medeschuldig. De crisis is een systeemcrisis waar we samen in verzeild zijn geraakt.
  • De oorzaak van het ontstaan van de crisis (en het uitblijven van een structurele oplossing) wordt in beide lezingen gelegd bij onze (veranderde) normen en waarden. Onze economische crisis is met andere woorden (ook) een culturele crisis. We waarderen het publieke domein minder of anders dan enkele decennia geleden. Ik licht dat hieronder nog kort toe.
  • Omdat het om een systeemcrisis gaat krijgt de situatie waarin we nu verkeren soms ook iets onvermijdelijks. Het zat er gewoon aan te komen, je doet er weinig aan, het zit in de lucht etc.
  • De stoerheid van een ideale oplossing gaat er dus ook vanaf. Nog duidelijker wordt daarmee gesteld dat meer regels en meer toezicht niet bijdragen aan de oplossing. Sterker nog (hier is Van Egmond veel explicieter dan Bezemer): regels maken de situatie nog complexer en ondoorzichtiger. De oplossing ligt dus in een systeemverandering (Van Egmond, herwaardering publieke waarden, opnieuw opeisen publieke domein) en/of in een debat waarin nieuwe vragen worden gesteld (Bezemer).

Cultuurcrisis?

Laat ik (in mijn woorden) de verandering in onze normen en waarden volgens de twee lezingen proberen samen te vatten. Zie het volgende diagram:

wijzijn-ikhebVan Egmond illustreert zijn betoog met (mijn versie van) dit plaatje. Er zijn twee assen: de wij-ik as en de zijn-hebben as. Wij staat voor het publieke domein, ik voor het private domein. Zijn staat voor waarde en zingeving, hebben voor bezit en voor spullen (materie, ‘stuff’). De laatste decennia ligt het accent (in onze Westerse maatschappij) steeds meer op het individu (ik) en op spullen (hebben). De ik-phone en de ik-pad zijn metaforen voor deze ontwikkeling. In een plaatje:

wijzijn-ikheb02Volgens Van Egmond zijn we in zekere zin ‘fundamentalistisch’ geworden: er is maar één waarheid en dat is die van meer spullen (hebben) en meer marktwerking (eigen verantwoordelijkheid, meer ik dan wij). Het publieke domein (wij en waarden) wordt kleiner en geleidelijk verschoven naar marktwerking en private verantwoordelijkheid (winst en ondernemerschap). Van Egmond stelt: we hebben het doel en de middelen zo’n beetje omgedraaid.

Eigenlijk zou het moeten gaan om je doel (wat je wilt bereiken, wat belangrijk is) en daarvoor heb je nu eenmaal ‘economie’ nodig (spullen maken, fabrieken, kantoren) en daarvoor heb je nu eenmaal geld nodig (om af te rekenen, je boekhouding op orde te brengen):

ScreenShot108

Het geld en de economie zijn in zo’n geval dienstig aan je doelen. Maar inmiddels zijn de zaken omgedraaid en staat het geld bovenaan. Wat je wilt bereiken is als het ware een afgeleide van het doel, namelijk zo veel mogelijk geld vergaren. Het geld is geen middel meer maar doel geworden. Bezemer zegt in zijn woorden eigenlijk hetzelfde, hij spreekt van ‘financialisering’ van onze samenleving. Financialisering (aka ‘economisering’?) houdt volgens hem in dat onze beslissingen steeds meer gestuurd worden door financiële overwegingen. Een paar voorbeelden:

  • Een huis kopen. Eigenlijk zou je je moeten afvragen in welk huis je graag zou willen wonen (wat is je doel, wat is van waarde). Vervolgens ga je dat huis zoeken en kijk je of het in je budget past. Maar de afgelopen decennia ging het omgekeerd. Je onderzocht hoeveel geld je kon lenen op basis van je inkomen en de bestaande hypotheekrente-aftrek. En op basis van dat bedrag zocht je een huis. Iedereen die dat niet deed was immers ‘een dief van zijn eigen portemonnee’.
  • De studiekeuze. Eigenlijk zou je je moeten afvragen welke talenten je hebt (wat je kunt, wat je leuk vindt) en dan op zoek gaan naar de studie die het meest aansluit. Maar (aldus het voorbeeld) het gaat nu meestal andersom. Waar kan ik veel geld mee verdienen, waar is mijn studieschuld het laagst? Dan kies ik die studie.

Een variant

We kunnen datzelfde verhaal ook in een wat ander plaatje zetten:

publiekvsprivaatOp de ene as staat publiek versus privaat (wat we hiervoor wij versus ik noemden). Op de andere as staat waarde versus geld (wat we hiervoor zijn en hebben noemden). Hoe het ‘eigenlijk’ zou moeten werken is dat dat wat van waarde is het doel is en dat het geld het middel is om die doelen te realiseren. Een privaat doel is bijvoorbeeld: ik wil een gezond leven. Een publiek doel is bijvoorbeeld: wij willen als samenleving genieten van goed onderwijs en van natuur. Om als persoon (privaat) dat doel te bereiken heb je spullen en winst nodig. Om als samenleving goed onderwijs te kunnen bieden heb je geld nodig  en dat kun je bijvoorbeeld goedkoop voor elkaar krijgen door je land in te richten als belastingparadijs voor multinationals ( … huh?).

De beweging die we (nogmaals: volgens de sprekers) de laatste decennia hebben doorgemaakt in termen van dit diagram is dan:

publiekvsprivaat02De rode pijl zou je kunnen zien als de ‘financialisering’. De publieke waarde wordt door het private geld overgenomen. Ik heb als (willekeurig) voorbeeld genomen de discussie over de onbetaalbaarheid van onze natuur. De natuur en het onderhoud daarvan kost geld en dat hebben we er in het publieke domein niet (meer) voor over. Minder wij en meer ik betekent dan dat je de ondernemer inschakelt om dat probleem op te lossen. De vraag wordt dan: hoe kun je met natuur geld verdienen. We hebben hier eerder en vaker over geschreven, zie bijvoorbeeld de blog van Stijn over de ondernemende schaapsherder.

De titel van ons eerste boek was niet voor niets ‘Geld is een middel’ … (overigens gratis te downloaden).

Rudy van Stratum

Dynamiek van de (volgende) crisis (MMM09)

In de vorige blog gaf ik een samenvatting van de eindejaarsuitzending van RadarExtra. In die uitzending werd een reconstructie gegeven van waar we nu staan na de crisis van 2008. De sombere conclusie luidde dat er wezenlijk niet veel is veranderd om een herhaling van de crisis te voorkomen. Een van de verklaringen (uit mijn blog) voor het uitblijven van een wezenlijke verandering zijn de succesvolle pogingen van banken om veranderingen die ten koste gaan van hun winst zo veel mogelijk tegen te houden.

Enkele blogs daarvoor gaf Guus Hustinx een analyse van Shell die volgens hem te lang heeft vast gehouden aan oude technologie en oud denken. Shell wordt nu door de buitenwereld (met name beleggers en regelgeving) ‘op de knieën’ gedwongen.

Los van of beide analyses (die van de crisis en die van Shell) waar zijn: er dringt zich een interessante vergelijking op. Het lijkt er op dat banken er wél in slagen hun oude gedrag te continueren waar Shell tot een correctie wordt gedwongen. Hoe kan dat? Wat kunnen de banken wat Shell niet kan?

Dynamiek Shell

Ik kan die vraag nog niet beantwoorden.

Het verhaal van Shell bevat behalve een woordelijke verklaring van wat er bij Shell aan de hand is, ook een getekende dynamiek. Misschien moet ik als tussenstap ook een gevisualiseerde dynamiek maken van wat er in de nadagen van de crisis is gebeurd (nogmaals, volgens de eindejaarsuitzending).

De verklaring van Guus is dat Shell last heeft van ‘oud denken’. Oud denken is in zijn ogen een eenzijdige focus op het maximaliseren van het belang van de aandeelhouders. Dat betekent dat alles draait om de (korte termijn) winst. Voor de bestuurders van Shell ligt een beloning te wachten als zij slagen in het realiseren van een maximale aandeelhouderswaarde. Die beloning  bestaat uit hoge(re) salarissen en gekoppelde bonussen. Veel bonus betekent dus dat er ook veel aandeelhouderswaarde is. Hier is dus sprake van een bevestiging (van het ‘oude denken’) en in systeemtermen is hier sprake van een meekoppeling. De focus op aandeelhouderswaarde leidt via meer bonussen tot een bekrachtiging van het oude denken:guus01

Blijkbaar is er de laatste (5-10?) jaren sprake van een nieuwe realiteit. Met name is er een druk bij professionele beleggers om niet langer te investeren/beleggen in ‘oude energie’. Er zal sprake zijn van steeds meer regelgeving (moeilijker om oude energie te winnen) en ook is sprake van innovaties die alternatieve energie goedkoper maken. Die nieuwe realiteit leidt tot een sterke daling van de waarde van de oude voorraden olie (die vermoedelijk deels in de grond blijven zitten) en dus tot een sterke daling van de waarde van de aandelen. Aandeelhouders not happy! Maar omdat het oude denken van de Shell-top niet snel genoeg mee verandert komt Shell terecht in een negatieve spiraal. Guus visualiseerde dat inzicht als volgt:

guus02Mijn constatering is overigens dat deze redenering niet aantoont dat er iets mis is met het ‘oude denken’ van de Shell topmannen. Ze kunnen vrolijk doorgaan met het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde immers. Ze hebben alleen te laat gereageerd op de gewijzigde omstandigheden. Ze hebben er juist niet alles aan gedaan om het de aandeelhouders naar de zin te maken. Ze hebben onderweg een afslag gemist. Je zou ook kunnen zeggen dat de opkomende groene energieleveranciers net even beter de belangen van hún aandeelhouders hebben weten te behartigen. ((Wellicht is er bij Shell aan de hand wat er volgens Jeroen Smit’s ‘De prooi’ ook bij ABN Amro speelde. Focus op de eigen beperkte kring, arrogantie, blindheid, tunnelvisie. Overigens wil ik hier zeker niet het omgekeerde beweren, namelijk dat maximale focus op aandeelhouderswaarde geweldig is.))

Wereldmodellen

Nu dan terug naar de post-crisis situatie. Hoe ziet de dynamiek er daar uit?

Net zoals Guus niet in de hoofden van de Shell-directie kan kijken, kan ik niet weten wat een bankier denkt. Ook ik moet het dus doen met wat ik zoal lees, in de uitzending heb gezien en gehoord en wat ik beluister in mijn netwerk die ook de nodige bankiers telt. Het wereldmodel van een bankier in de post-crisis situatie zou speculatief de volgende elementen kunnen bevatten:

  • De basis is niet anders dan die bij Shell: het draait om maximale winst en/of aandeelhouderswaarde. Oud denken dus …
  • Winst maken waar het kan.
  • Zolang het niet verboden is mag het.
  • Als het hier niet kan, dan doen we het elders (we zijn niet afhankelijk van Nederland).
  • We kunnen doen wat we willen, ze maken ons niks. Als het fout gaat dan worden we gered. Als het goed gaat dan hangen we onszelf vol met bonussen.
  • Onze gesprekspartners snappen het toch niet, we kunnen ze van alles wijs maken. We kunnen ze nog een keer uitleggen wat goed is (lobby).
  • We zijn internationale spelers, daar gaat het om. We kijken naar buiten, naar de grote wereld, daar zitten onze voorbeelden. Hier wordt vooral kleingeestig gezeurd over details.

De dynamiek van de post-crisis wordt niet alleen door de banken bepaald maar ook door de wisselwerking met de politiek en met de burgers/consumenten. Dus wat is het wereldmodel van de politiek in deze situatie? Wederom speculatief:

  • We snappen het niet helemaal. Maar dat de belastingbetaler voor de kosten opdraait, dat is niet uit te leggen.
  • Best handig als de banken ons helpen bij het voorbereiden van de stukken (lobby).
  • Het mag niet ten koste gaan van de economie, dan worden de stemmers boos.
  • Ik zit hier maar 4 jaar, daarna heb ik ook nog een carrière.

En tenslotte zijn er nog de stemmers, de pensioengerechtigden, de burgers, de consumenten, kortom wij allemaal. Die zouden kunnen denken:

  • Ik krijg mijn geld toch terug als het fout gaat?
  • Allemaal mooi en aardig, maar ik wil wel een leuk huis kunnen kopen. En heb dus ruim krediet nodig.
  • Als de huizenprijzen stijgen: mooi, dan heb ik overwaarde, dan kan ik ook nog eens iets leuks kopen.
  • Rente-aftrek is belangrijk, hoe moet ik anders een eigen huis kunnen betalen?

De dynamieken

Ik geef het eerlijk toe: het valt nog niet mee als die onderlinge afhankelijkheden in een grafisch overzicht te krijgen. Ongetwijfeld kan dat veel beter dan ik hier laat zien.

De banken willen zoals gezegd (ook) hun aandeelhouders plezieren en hebben daar zelf voordeel van in de vorm van salarissen en bonussen. De unieke positie op de markt stelt hen in staat bovengemiddelde rendementen te behalen. Regelgeving vanuit de overheid is een ongewenste indringing op die vrijheid die zoveel mogelijk moet worden tegen gewerkt. Dat gaat in de vorm van lobby en met dreiging van vertrek naar het buitenland. Uiteindelijk is die druk effectief zo groot dat de voorgenomen regels worden verzwakt en omgebogen in het voordeel van banken.

ScreenShot087

De ongeremde maximalisering van die aandeelhouderswaarde leidt er toe dat de banken ’too big to fail’ worden, extra risico’s gaan nemen. Waardoor uiteindelijk een onhoudbare situatie ontstaat en de crisis ontstaat. Omdat we niet zonder de banken kunnen volgt een redding die door de belastingbetaler wordt gedragen. De burger annex belastingbetaler wordt boos en de maatschappelijk onvrede neemt toe.

ScreenShot088

Nu komt de politiek in het spel. Politici willen herkozen worden en ontevreden burgers betekent verlies aan stemmen. De onvrede vertaalt zich uiteindelijk in meer regels voor banken. Omdat dit mogelijk leidt tot minder kredietverlening aan consumenten en bedrijven leidt dit ook tot bekrachtiging of uitbreiding van bankgaranties en tot toezeggingen dat de hypotheekrente-aftrek zoveel mogelijk behouden blijft. Dat leidt vervolgens tot (hernieuwde) opbouw van schulden. Dat is op zich weer een nieuwe impuls voor een volgende bubble en crisis.

 

ScreenShot092

 

De extra regels en verhevigd toezicht zorgen voor nog meer dynamiek. Zoals betoogd in de Radar-uitzending wordt het voor nieuwe banken lastiger om toe te treden. Dat betekent minder concurrentie (dan gewenst) op de bankenmarkt en bestendigt zo het gedrag van de bestaande banken. Maar ook leidt meer regelgeving tot een nog complexer speelveld en tot nog minder inzicht in de situatie en hoe het verder moet. Dat betekent uitstel van maatregelen die wél effectief tot verandering kunnen leiden.

ScreenShot091

 

Ik laat het hier even bij want het wordt me al ingewikkelder dan mij lief is.

Inzicht van de dynamiek

Wat de dynamiek voor mij duidelijk maakt is:

  • Regels staan in het midden. Dat zou kunnen betekenen dat de discussie vooral draait om (extra) regels en toezicht. De (vermeende) oplossing komt centraal te staan en leidt af van inzicht in de écht benodigde aanpassingen.
  • Twee partijen, banken en politiek, houden elkaar gevangen in de bestaande situatie. Ieder blijft (om begrijpelijke redenen) hangen in het ‘oude denken’.

Rudy van Stratum

Op naar de volgende financiële crisis (Radar Extra) (MMM08)

Alweer bijna twee weken geleden (28 december 2015) was er een uitzending van Radar Extra te zien die een aardig beeld gaf van waar we nu staan na de financiële crisis van 2008. Dus 8 jaar later: welke lessen hebben we geleerd? Ik vond de uitzending de moeite waard om een poging te doen de kern van de boodschap samen te vatten in een mindmap. Wat u hieronder leest is dus grotendeels letterlijk in de betreffende uitzending terug te luisteren/zien. Ik vermeld hier de link naar de uitzending zelf maar de praktijk leert dat zo’n link na enkele weken niet meer werkt.

Ik heb de inhoud van de uitzending opgeknipt in vier ‘hoofdstukken’:

  • Het probleem in 2008
  • De situatie 8 jaar later (2016)
  • Is er een oplossing?
  • Waarom lukt het niet?

Onderaan treft u de samenvattende mindmap aan met deze vier hoofdstukken als ‘armen’ in de map.

Probleem 2008

Wat was eigenlijk het probleem in 2008? Dat we te maken hebben met een fragiel en kwetsbaar financieel-economisch bouwwerk. Economisch deden we het goed in de jaren vóór 2008 maar blijkbaar zat er iets in het systeem waardoor het zomaar uit kon zijn met de pret. Die fragiliteit zit met name in de financiële sector. Of nog simpeler gezegd: het probleem zit met name bij de banken. De banken zijn in relatie tot de nationale economie (te) groot. In de uitzending is de uitspraak te horen: het is niet een land met een bank maar een bank met een land. Omdat de banken zo groot zijn is de hele economie in sterke mate afhankelijk van het presteren van die banken. Als een grote bank omvalt dan hebben we kortom allemaal een probleem. En hoe zit het dan met een wat kleinere bank? Eigenlijk is ook dat een probleem. Door de toenemende onderlinge vervlechting van banken (en de reële economie) kan het omvallen van een kleinere bank een domino-effect op gang brengen waardoor er alsnog sprake is van een ‘meltdown’.

Kortom: de situatie is niet veilig.

Maar het gaat nog een spade dieper. Je zou kunnen zeggen: jammer dat het dan een keertje wat minder gaat, dat is de prijs die je moet betalen. Het is een correctie die erbij hoort en die wel weer wegebt. Nee, er is meer aan de hand. Banken hebben (ook) een nutsfunctie. Banken zijn verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. Hoe je je salaris ontvangt, hoe je winkelt, hoe je je belasting betaalt: alles gaat via overboekingen via banken. Als die kleine of grote banken omvallen dan valt de hele economie stil, dan kunnen we nagenoeg niets meer doen. We kunnen het ons niet permitteren dat die banken uitvallen. Omdat ze verantwoordelijk zijn voor onze financiële infrastructuur. In de uitzending wordt de vergelijking gemaakt met ons wegennet. Als een grote transportondernemer failliet gaat dan kunnen we nog steeds gebruik blijven maken van de wegen. Maar als een bank failliet gaat dan kunnen we ook niet meer betalen. Velen constateerden na 2008 dat het betalingsverkeer een publieke functie is en dat het vreemd is dat een commerciële onderneming die failliet kan gaan daar verantwoordelijk voor is.

Maar nog zijn we er niet. Die bancaire onderneming kán helemaal niet failliet gaan! Want precies omdat die publieke functie in haar pakket zit, kunnen we ons dat niet veroorloven. En daarom moet de overheid (de belastingbetaler) de bank redden mocht het fout gaan. En daarom ook liggen de economische prikkels op de verkeerde plek. Het systeem lokt als het ware een meltdown uit. Bankiers worden beloond voor succes en niet gestraft voor mislukking. Ook consumenten/spaarders doen in dit spel mee doordat de overheid bankgaranties tot € 100.000 biedt: normaal zou een bank die meer rente biedt op je spaargeld meer kans hebben om failliet te gaan, maar dat is door de overheids-bank-garantie geen beletsel om toch over te stappen naar die meer risicovolle bank. We willen juist banken die wél failliet kunnen gaan. Maar dan zonder schade toe te brengen aan de maatschappij.

Kortom: we willen niet dat dit nog een keer gebeurt en gaan maatregelen nemen. Dat is de situatie in 2008.

Situatie 8 jaar later (2016)

Dus wat hebben we bereikt in 2016, 8 jaar na de crisis?

Je kunt zeggen dat er veel is veranderd. Er is met name sprake van extra regelgeving en verscherpt toezicht op de financiële sector. Het eigen vermogen van banken (de reserves, waarmee schokken kunnen worden opgevangen) zijn of worden in kleine stapjes verhoogd. Toch, zo is de strekking van de uitzending en alle deskundigen die daar aan het woord komen, fundamenteel is er niets veranderd. Het systeem is nog steeds niet veilig. De volgende crisis zit er gewoon aan te komen. Over een jaartje of 8 kunnen we hem volgens een van de sprekers verwachten.

Laat ik de argumenten voor de beweringen ‘het is nog steeds niet veilig’ en ‘de volgende crisis zit er aan te komen’ eens op een rijtje zetten (zoals in de uitzending te horen/zien):

  • Banken zijn (nog) groter geworden in relatie tot de totale economie.
  • Slechts enkele banken (ING, ABN Amro, Rabo en SNS) maken 90% van de Nederlandse bankenmarkt uit.
  • Banken zijn nog meer onderling vervlochten geraakt: het netwerkeffect is vergroot.
  • Er is sprake van extra regelgeving maar het effect is vooral dat de toetreding van nieuwe spelers lastiger is geworden.
  • Het risico van de gevolgen van omvallen ligt nog steeds bij de belastingbetaler.
  • Het eigen vermogen van banken ligt niet fundamenteel hoger dan in 2008. We hebben het nu over 4-5% buffers waar volgens deskundigen 25-30% nodig is om de belastingbetaler buiten schot te houden. De discussies over zelfs die kleine verhoging van 2% naar 4% verloopt uiterst moeizaam. Banken stellen aan hun eigen klanten overigens wél de eis van 30% eigen vermogen.
  • Er is nog geen zicht op een scheiding van het betalingsverkeer van de overige bancaire activiteiten.

Is er een oplossing?

Een oplossing is nog niet zo makkelijk te bedenken. Want als ‘wij’ (in Nederland) de eisen te zwaar maken dan vertrekken de banken gewoon naar het buitenland. Zoals gezegd: de bank kiest het land en niet andersom. Als we taken gaan opknippen dan worden de meest renderende activiteiten door nog grotere buitenlandse spelers opgekocht. Per saldo zijn we dan werkgelegenheid en winst kwijt zonder dat het probleem is opgelost. Bij elke financiële aanpak hoort internationale afstemming en we weten hoe lastig dat is te realiseren.

Met deze enorme showstopper heeft het eigenlijk niet meer zoveel zin de ingrediënten van een oplossing op te dissen. Maar toch: ze worden in de uitzending wel genoemd, dus hier weer een rijtje.

  • Al gezegd: het eigen vermogen van banken moet fors omhoog en vergelijkbaar zijn met elke andere willekeurige onderneming: 25-30%.
  • Al gezegd: de infrastructuur moet apart worden geborgd. Dat kan op vele manieren. In de uitzending wordt de optie besproken van een staatsbank waar je kunt betalen (tegen kostprijs) en sparen (zonder rente) maar waar een garantie geldt.
  • Commerciële banken kunnen dan tegen elkaar opbieden met hogere spaarrentes maar met het risico van faillissement. De echte core van banken wordt dan het verstrekken van kredieten en leningen.
  • Er moet meer keuze komen om een betere marktwerking te garanderen. Toetreding moet makkelijker worden. Zolang banken niet te groot worden en failliet kunnen gaan (en dit ook bekend is bij de consument) is er weinig aan de hand. Meer keuze kan ook komen van initiatieven van onderop, bijvoorbeeld de in de uitzending besproken kredietunies. In een kredietunie kan de ene ondernemer met een overschot lenen aan een andere ondernemer met een tekort (waarbij de kleine kring zorgt voor financiële betrouwbaarheid).

Waarom lukt het niet?

Waar de uitzending van Radar het meest spaarzaam is in haar informatie is bij de verklaring van waarom we nog niet zoveel zijn opgeschoten. En dat is toch de kern van de zaak: blijkbaar zijn er oplossingen voor het probleem te bedenken en toch komt het niet echt van de grond. Dan moet je toch op zoek naar de hindernissen? En die oplossingen: zo geniaal zijn ze niet. We mogen gevoeglijk aannemen dat bankiers, deskundigen, politici, beleidsmakers en zo verder ook grosso modo op de hoogte zijn van wat er nodig is?

Kortom: wat is er hier aan de hand?

In de uitzending worden twee (belangrijke) verklaringen gegeven:

  • Een gebrek aan internationale afstemming. Of omgekeerd: de angst om bij eenzijdige aanpassingen de economische boot te missen. Zie hierboven.
  • Weerstand bij de bankiers. Het is een no-brainer dat alle genoemde maatregelen het feestje van bankiers bederven. Daar gaan de winsten en de bonussen. Er is daarom sprake van een enorme lobby om al te rigoureuze veranderingen tegen te houden of af te zwakken. Daarom kiezen ze voor het afleggen van een bankierseed (afleidingsmanoeuvre, kost niks) en wordt er voortdurend gechanteerd (verlies aan werkgelegenheid, vertrek naar het buitenland, kredietverlening die opdroogt etc).

Het eerste punt is zoals gezegd heftig. Maar het lijkt me een deel van de maatregelen minder gevoelig is voor internationale afstemming. Dus waarom zijn daar niet meer stappen gezet? Er hangt nogal wat van af zou ik zeggen. Dat de bankensector de (tegen-) druk opvoert lijkt me niet meer dan logisch. Ze hebben het geweldig voor elkaar dus dat voordeel gaan ze niet zomaar weggeven. Met andere woorden: die weerstand is te verwachten en daar had je dus rekening mee kunnen en moeten houden.

Wat zou er nog meer kunnen spelen? Ik weet het antwoord ook niet, maar kan wel wat hypotheses bedenken.

  • Het is een zeer complex vraagstuk. Zou het zo kunnen zijn dat veel van onze beleidsmakers en politieke beslissers en toezichthouders onvoldoende helder hebben wat er aan de hand is en de mogelijkheden (en hoe die te implementeren) niet goed op een rijtje hebben? In een complex en onoverzichtelijk veld is het makkelijk om verwarring te zaaien. Ik denk dat de toneelspelen over banken en de crisis (zie de uitzending van Radar) de gemiddelde Nederlander meer inzicht geven dan alle kamerdebatten van de laatste 10 jaar bij elkaar.
  • Er is (blijkbaar) sprake van (te) weinig politieke druk naar banken. Heeft dat weer te maken met de complexiteit van de zaak? Hebben kamerleden te weinig tijd en kennis om zaken voor te bereiden? Zijn ze (op inhoud) te afhankelijk van de bancaire lobby? Zijn ze qua netwerken en belangen te veel vervlochten met de bancaire wereld?
  • De consument heeft in deze discussie relatief weinig keus. Voor welke bank je kiest maakt in dit opzicht nauwelijks iets uit. Blijkbaar ligt de gemiddelde burger of consument er ook niet wakker van (prikkels en bankgarantie, zie hiervoor). En misschien is het ook dubbel: banken die veel verdienen staat gelijk aan ruime kredieten en hogere huizenprijzen met veel schulden. Dat is blijkbaar ook wat we willen (kijk naar de gevoelige sfeer rondom de hypotheekrente-aftrek). Maar banken hebben een uniek verdienmodel waar zeker meer ondernemers in geïnteresseerd zouden zijn. Consumenten zouden baat hebben bij meer keus en meer concurrentie. Waarom is er niet meer druk vanuit die kant? Waarom wordt deze markt niet open gebroken net zoals eerder bij energie, mobiele telefoon en vliegmaatschappijen?

Eindoverweging: wat lukt de banken wel en Shell niet?

Guus Hustinx schreef hier nog maar kort geleden over Shell. Bij Shell is volgens hem wat aan de hand. Shell moet (in mijn woorden) op de knieën en kan niet meer ongehinderd de oude olievoorraad winstgevend verkopen. Shell, zo zou je kunnen zeggen, heeft het spel niet slim gespeeld, heeft dit onvoldoende zien aankomen, heeft te laat haar strategie of koers gewijzigd.

Laten we eens aannemen dat de analyse van Guus klopt. En dat de analyse van Radar over de banken ook correct is. Dan denk ik: die banken krijgen iets voor elkaar waar Shell niet of onvoldoende in is geslaagd. Wat kunnen de banken wat Shell niet kan? Wat kan de ene leren van de ander? Als ‘iets’ ervoor gezorgd heeft dat we minder liefde hebben voor fossiele grondstoffen en nu versneld overgaan op groene energie, kan dan ‘iets anders’ er ook niet voor zorgen dat we overgaan van een oude financiële industrie naar een meer duurzame financiële sector? Daar ga ik de komende weken eens over nadenken.

Rudy van Stratum

 

ScreenShot061

Geld is een middel gratis downloaden

Ruim twee jaar geleden hebben we het boek geld is een middel laten drukken. Inmiddels hebben we er aardig wat van verspreid en zijn we door onze voorraad heen. We hebben gemerkt dat het zelf verspreiden een hoop gedoe is (envelop, postzegels, factuur etc.), de kosten wegen niet op tegen de baten, kortom onvoldoende rendement. Vandaar dat we het boek vanaf vandaag online beschikbaar stellen voor iedereen die er in geïnteresseerd is. Ga je het voor eigen gebruik downloaden, wat ons betreft geen enkel probleem. Ga je het gebruiken als cursusmateriaal of onderdelen voor een reader of zoiets, ook geen probleem maar laat het ons dan wel even weten. En, geef aan waar het vandaan komt en verwijs naar www.slimmefinanciering.nl.

We zien graag een wederdienst voor deze download, laat een reactie achter of gebruik de social buttons om een like of tweet de wereld in te sturen. (klik op de afbeelding voor downloaden).

 

omslag boek

Overigens hebben we voor dit voorjaar als doel gesteld om een aantal infographics uit dit boek grondig te herzien en onze ervaring van de afgelopen jaren er in te verwerken.

Stijn en Rudy

 

Wat is er toch met Shell gebeurd? (MMM07)

Dit artikel is een gastbijdrage van Guus Hustinx. Voor een motivatie van ‘MMM’ in de titel zie deze eerdere blog.

Voor het eerst in de geschiedenis van Shell dalen de aandelen. Grote institutionele beleggers trekken hun handen van Shell af. Shell heeft zich recent in hoog tempo teruggetrokken uit onder meer Alaska en de teerzanden in Canada, met desinvesteringen van vele miljarden tot gevolg. Hoe kan het dat Shell in een vrije val dreigt te raken en totaal verrast lijkt te zijn door de ontwikkelingen? Een poging tot een systemische analyse van een complexe werkelijkheid.

Het grotere plaatje

In twee jaar tijd is de olieprijs met 65% gedaald. De OPEC landen hebben onlangs besloten om de olieproductie onverminderd hoog te houden. Ook de VS gaan onverminderd door met het produceren van schalieolie. Volgens Rens van Tilburg, econoom, heeft zich de afgelopen jaren een stille revolutie voltrokken die uitgemond is in het klimaatakkoord van december 2015. Daarin is de doelstelling vastgelegd van een maximale temperatuurstijging van 1,5° C. Dat stelt grenzen aan de hoeveelheid broeikasgassen die we in de nabije toekomst nog kunnen uitstoten. De consequentie daarvan is dat 60 tot 80% van de voorraden olie, kolen en gas in de grond moet blijven zitten en dus feitelijk waardeloos zijn geworden. Van Tilburg concludeert dat olie in de opheffingsuitverkoop is gegaan. Beter olie nu voor een lage prijs verkopen dan straks waardeloos in de grond . Deze stille revolutie heeft ook andere gevolgen gehad. Klanten van institutionele beleggers en milieuorganisaties hebben de laatste jaren, met succes, druk uitgeoefend op die beleggers om zich terug te trekken uit de fossiele energie.

De toestand bij Shell

Dit alles heeft grote gevolgen voor Shell. De sterke prijsdaling van olie heeft de winst van Shell zwaar onder druk gezet. Als gevolg daarvan heeft Shell zich teruggetrokken uit de teerzandolie in Canada en uit Alaska met een desinvestering van vele miljarden tot gevolg. Daarnaast snijdt het sterk in de kosten, vele duizenden banen gaan verloren. Voor het eerst in haar geschiedenis is de koers van het aandeel flink gedaald, nog versterkt door de institutionele beleggers die onder druk van klanten en milieuorganisaties hun handen van Shell aftrekken. Volgens Hans de Geus, beurscommentator RTLZ, wordt het aandeel Shell op dit moment op de beurs gewaardeerd als een rommelobligatie van een bedrijf dat zo in de schulden zit dat zonder herfinanciering een bankroet onontkoombaar is. En dit nog voordat Shell haar waardeloos geworden voorraden heeft moeten afwaarderen. Shell heeft besloten het Britse LNG bedrijf ‘BG Group’ (vloeibaar gas) over te nemen voor het enorme bedrag van 64 miljard euro. Volgens de topman Ben van Beurden een noodzakelijk stap om in de nabije toekomst de winstgevendheid te garanderen. Volgens van Beurden is Shell een degradatiekandidaat zonder de BG Group. Peter de Waard constateert in de Volkskrant dat een coach die dat zegt niet kan blijven zitten als de overname door de aandeelhouders geblokkeerd wordt en die kans bestaat.

Groene en ethische imago van Shell

Nog maar een jaar of tien, vijftien geleden was Shell een vooruitstrevend en innovatief bedrijf. Het investeerde in wind- en zonne-energie, plantte en beheerde bossen in Canada, investeerde in de ontwikkeling van biobrandstoffen. Het progressieve Shell bezat een stafafdeling scenarioplanning waar onafhankelijke, creatieve geesten diverse scenario’s voor de toekomst bekeken, doorrekenden en consequenties voor de strategie bepaalden. Zo onderzochten zij welke vooronderstellingen aan diverse scenario’s ten grondslag lagen en wat de consequenties zouden zijn als die vooronderstellingen niet zouden kloppen. Zoals bijvoorbeeld de aanname dat de olieprijs altijd zal stijgen. Wat gebeurt er als dat niet waar blijkt en de olieprijs juist gaat dalen? Wat betekent dat voor de strategie van Shell? Kortom, het bedrijf had een forse portie gezond tegendenken geïnstalleerd. Mede op basis van deze scenario’s heeft Shell destijds juist in groene energie geïnvesteerd. Aan dat alles kwam een eind met de intrede van het Angelsaksische model: primaire focus op het creëren van maximale aandeelhouderswaarde. Een omslag die in de jaren ‘90 tot 2000 plaatsvond en die met ingrijpende reorganisaties gepaard ging. Bonussen van de top werden gekoppeld aan de prestaties van de top 6 van de best presterende (lees: hoogst gerealiseerde aandeelhouderswaarde) oliebedrijven wereldwijd.

De afdeling scenarioplanning werd ontmanteld, stap voor stap bouwde Shell haar groene energiepoot af en ging zich volledig focussen op olie en gas, productie en distributie. Toen de toenmalig CFO daar op aangesproken werd door de pers antwoordde hij dat ‘groene energie leed aan haar gebrekkige winstgevendheid en dat Shell het (groene) imagoverlies voor lief zou nemen’. Er speelden al eerder de schandalen rond massale olieverontreiniging in de Nigerdelta en steun aan het corrupte en dictatoriale regimevan Nigeria (tot op de dag van vandaag spelen er rechtszaken rond deze kwestie) en het willen afzinken van de Brent Spar, dat Shell op een consumentenboycot kwam te staan. Later bleken de oliereserves in de boeken sterk overdreven. Het leidde tot boze aandeelhouders, dalende koersen en forse schadevergoedingen die betaald werden.

Het zou nog erger worden. In september 2015 werd bekend dat Shell, een van de medeoprichters, niet langer deel uitmaakt van ‘The Prince of Wales’s Corporate Leaders Group’ (CLG), een invloedrijke lobbyclub van leiders van toonaangevende multinationals tegen klimaatverandering, met prins Charles als beschermheer. Naar verluid als gevolg van groeiende spanning over Shell’s houding in milieuzaken, zoals het boren in de kwetsbare natuur van Antarctica. In diezelfde tijd stapt Shell, ondanks de Europese boycot van Rusland (i.v.m de oorlog in Oekraïne, de annexatie van de Krim, en het neerhalen van de MH17), in op de deal met Gazprom rond de Nord Stream 2 pijplijn. De publicist Rogier Ormeling constateert in de Volkskrant dat Shell opnieuw buigt voor Poetin en zich in ethisch opzicht een ‘empty shell’ betoont, waarin Poetin graag plaatsneemt.

Verwondering

Wat ik mij afvraag is hoe dit alles zo heeft kunnen gebeuren? Hoe kan het dat de top dit niet heeft zien aankomen? Dat ze achter de feiten aanlopen en zo het voortbestaan van Shell regelrecht in gevaar brengen? Dat ze keuzes maken die als immoreel of minstens onethisch bestempeld kunnen worden? Dat ze categorisch alle maatschappelijke verantwoordelijkheid afwijzen en alleen en uitsluitend aandeelhouderswaarde als leidend principe hanteren? Wat zijn de dieperliggende waarden en opvattingen van deze mensen aan de top? Wat is hun wereldmodel? Welke dynamiek speelt er intern, want daarin moeten we de verklaring zoeken voor de teloorgang, ethisch en economisch, zoals die zich nu lijkt af te tekenen.

Dynamiek

Wat de dieper liggende waarden zijn van de top dat weten we niet, daarvoor zouden we ze moeten interviewen (lijkt me overigens uitermate interessant om te doen op de NLP manier door ze te modelleren). We kunnen wel uit wat er gepubliceerd is over Shell een aantal van hun vooronderstellingen afleiden. Zo kan hun wereldmodel enigszins in kaart gebracht worden.

Een paar vooronderstellingen:

  • De olie- en gasprijzen zullen altijd blijven stijgen. (daar zit een hele gedachtegang achter over toenemende wereldvraag en schaarser wordende bronnen)
  • We hebben de beschikking over een onbeperkte hoeveelheid kapitaal. Dat betekent dat we altijd weer in kunnen stappen in groene energie op het moment dat we dat willen, dan kopen we gewoon de bedrijven op die we willen hebben
  • De aandeelhouders, de financiële markten, bevestigen ons gelijk, zie de alsmaar stijgende prijs van de aandelen
  • Wij zijn er alleen om voor de aandeelhouders zoveel mogelijk geld te verdienen
  • Wij doen niet aan politiek, dat is aan de politici
  • Wat (binnen de wet) kan mag en wat mag kan, mits voldoende winstgevend
  • Als wij het niet doen dan doet de concurrent het wel
  • Wij zijn goed in lokaliseren, boren, verwerken en distribueren, dat moeten we vooral blijven doen
  • Wij horen bij de top 6, daar willen we dan ook naar beloond worden
  • Onze bonuscultuur geeft prima onze ondernemingszin weer

Vanuit dit wereldmodel ontstond jarenlang een dynamiek waarin de top steeds bevestigd werd in haar model van de wereld. Handelend vanuit het creëren van maximale aandeelhouderswaarde bleven de winsten stijgen, nam de waarde van de aandelen Shell alsmaar toe, werden de bonussen uitgekeerd en zo werd het eigen gelijk steeds bevestigd. En zeg nu zelf, het hele economische klimaat met het neoliberale denken als motor, functioneerde al die tijd bijna als een applausmachine. Het creatieve tegendenken was afgeschaft, er ontstond een ja-knik cultuur en iedereen pikte zijn graantje mee. De ‘sky was de limit’, niemand die bedacht dat het ooit eindig zou zijn. Ja, als olie en gas op zouden raken, maar dat lag nog in een verre toekomst verscholen. Vooralsnog rees de prijs de pan uit en dat rechtvaardigde de investeringen in teerzanden, schaliegas en -olie en boren in Alaska.

guus01
Totdat het ondenkbare gebeurde. Er ontstond een nieuwe realiteit. Een paar belangrijke aannames uit het oude wereldmodel bleken ineens niet meer te kloppen. Dat lijkt niet door te dringen tot Shell, die gewoon conform hun oude wereldmodel bleven opereren, zelfs tot op de dag van vandaag, getuige de overnameplannen van de BG Group. Volgens het FD is de schatting van de overnamewaarde van BG op een reeks langetermijnaannames gebaseerd voor de olieprijs van $70 tot $110 per vat. Een vat Brent-olie kost nu $36. Op 27 januari a.s. stemmen de aandeelhouders over de overname.

De nieuwe dynamiek waar Shell in terecht is gekomen laat zien hoe het oude denken niet in staat is om te reageren, laat staan te anticiperen op de nieuwe werkelijkheid. Die laat zich samenvatten in drie bewegingen: het klimaatakkoord, de uitverkoop van fossiele brandstoffen, de druk op institutionele beleggers om duurzaam te beleggen. Dat leidt tot een scherpe daling van de winst van Shell en beleggers die het geloof in de onderneming verliezen.

guus02De maatregelen die de top treft werken, zeker op de langere termijn, eerder averechts (in de systeemtheorie heet dat het lapmiddelen patroon). En zo is een negatieve spiraal ontstaan, een zichzelf versterkende loop die tot escalatie van het systeem kan leiden. Kan, want het is natuurlijk niet zeker dat het systeem ook daadwerkelijk gaat escaleren. Het risico is reëel en wordt door diverse analisten en economen onderkend.

Fragiel systeem

Ik vind het choquerend om te zien hoe fragiel een organisatie als Shell dus blijkt te zijn. Shell heeft altijd te boek gestaan als een robuust systeem, zelfs in de recente crisistijd bleef ze een baken van zekerheid en soliditeit. Om dit te kunnen begrijpen is het interessant om de ideeën van Taleb (Antifragiel. Dingen die baat hebben bij wanorde, 2013) nog een keer van stal te halen. Taleb hanteert het begrip antifragiel als tegenovergestelde van fragiel. Hij betoogt dat het fragiele kwetsbaar is voor toevallige gebeurtenissen en stressfactoren. Daartegenover staat het antifragiele dat juist baat heeft bij toevallige gebeurtenissen en stressoren doordat het daar juist sterker en creatiever van wordt en groeit. Complexe systemen -zoals organisaties- hebben juist baat bij antifragiliteit.

Tegelijkertijd ziet hij dat juist alle variatie en volatiliteit (beweeglijkheid) uit huidige organisaties wordt weggehaald en dat maakt ze juist meer fragiel en dus kwetsbaar in een veranderende wereld. Dat beschrijft aardig wat er bij Shell is gebeurd. Met de omslag naar de focus op aandeelhouderswaarde werd veel creativiteit en diversiteit uit de organisatie weggesneden, de organisatie werd daardoor meer fragiel. Controle mechanismes werden aangescherpt, schaalvergroting vergrootte de complexiteit en ‘en passant’ verdween flexibiliteit en het denken in meerdere scenario’s –meerdere mogelijke modellen van de werkelijkheid- uit de organisatie: gevolg nog meer fragiliteit. En dan plots een onverwachte(?) gebeurtenis, een zwarte zwaan, zoals Taleb ze noemt en dan blijkt de fragiel geworden organisatie daar niet tegen bestand. Was deze ontwikkeling echt niet te voorzien geweest? Ik denk het wel, maar kennelijk niet voor de mensen die zo vast zitten in het oude denken.

Hoe verder?

Hoe moet het nu verder met Shell? Een grote vraag, want ik vraag me af of er in deze complexe situatie iemand is die daar het ultieme antwoord op heeft? Maar laten we er bij wijze van experiment de ideeën van Taleb eens op los laten. Shell ombouwen tot een antifragiele organisatie: opsplitsen in kleine eenheden die flexibel in kunnen spelen op snel veranderende omstandigheden. Focus op alle stakeholders, een gezamenlijke belangenafweging, oftewel de slag maken naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Vooral verbindingen aangaan met allerlei huidige start-ups, met lokale energiecollectieven, hoe elkaar te versterken? Van geopolitieke macht naar lokale samenwerking. Ophouden te denken in termen van olie en gas, maar denken in termen van energie en duurzaamheid, hoe duurzaamheid ook economisch rendabel kan zijn. Hoe olie en gas voorlopig nog een noodzakelijke aanvulling zullen en kunnen zijn in de energievoorziening, en hoe dat op een duurzame wijze, in lijn met het klimaatakkoord, gerealiseerd kan worden. De ruim aanwezige kennis en expertise inzetten op het ontwikkelen van nieuwe revolutionaire technieken, bijvoorbeeld rond CO2 afvang en opslag. Inzetten op de transitie die gaande is, daar voorloper in worden. Ik weet, ik ben een idealist, maar ik word enthousiast bij de gedachte dat dit zomaar zo zou kunnen werken.

Reageren: guus@intens.com

Ontkoppeling: rijker worden en toch de natuur helpen

Enkele dagen geleden publiceerde ‘De Correspondent’ een interessante bijdrage over het thema ‘ontkoppeling’. Ontkoppeling houdt de suggestie in dat we gewoon kunnen doorgroeien zonder dat dat ten koste gaat van het milieu. Dit is een geweldige optie want het sluit moeilijke keuzes (en het eventueel brengen van offers) op voorhand uit. Jazeker erkennen we dat onze voorraden uitgeput raken, en jazeker moeten we daar ook iets aan doen, en, gelukkig, dat gaat vooral lukken door (extra) groei. Dus meer produceren, meer kopen en rijker worden als oplossing van uitputting. Wie wil dat nu niet? Geen gezeik iedereen rijk! Het doet me een beetje denken aan hoe ING een warm pleitbezorger is geworden van de circulaire economie: moeilijke dilemma’s uit de discussie elimineren en vooral (groei-) kansen zien.

Ontkoppeling

Ontkoppeling is dus de gouden graal. Maar hoe zit dat eigenlijk? Jezelf uit de crisis groeien?

Historisch gezien tref je vaak het onderstaande patroon aan: de Kuznets curve. Aanvankelijk is er sprake van een laag inkomen en lage welvaart en geen of lage groei. Ondertussen wordt het milieu ook gewoon uitgeput. Misschien wat langzamer, maar toch. Dan ontstaat een fase van meer groei en innovatie en worden mensen rijker en welvarender. Aanvankelijk gaat dat nog steeds ten koste van het milieu (meer uitstoot, uitputting van grondstoffen) maar ergens blijkt sprake te zijn van een ‘peak’ of piek waarna het alleen maar beter wordt. De slimmere toepassingen die horen bij een toegenomen welvaart en rijkdom zorgen uiteindelijk voor minder belasting op de omgeving. Daarna zet deze trend door en gaat de economie steeds meer verdienstelijken (er is nu eenmaal een grens aan hoeveel je kunt eten en hoeveel auto’s je kunt bezitten, dus gaan we allemaal naar de kapper of de boekhouding doen). Uit het artikel:

 

ScreenShot045

Bij het toverbegrip ‘ontkoppeling’ wordt al snel gesproken over relatieve versus absolute ontkoppeling. Om die begrippen goed te kunnen uitleggen, moeten we eerst het bovenstaande generieke Kuznets-plaatje vertalen naar een grafiek die de absolute voorraad afzet in de tijd. Ik beperk me hier voor het gemak even tot groei in termen van het verbruik van (eindige) grondstoffen. Het Kuznets-plaatje is geformuleerd in termen van groei (‘mate van milieuschade’). Het is interessant dat om te zetten naar absolute (voorraad-) getallen. Dan krijg je iets als het onderstaande plaatje.

ScreenShot044In welke fase we ook zitten: de voorraad eindige grondstoffen blijft alsmaar afnemen. Hoe rijker we worden (hoe hoger ons inkomen) hoe minder de mate van milieubelasting. We hebben het over een snellere of juist een minder snelle afname van die belasting of die voorraden. Dus ook na de piek is er per saldo sprake van belasting en nemen de voorraden af. In het meest gunstige geval weten we de milieuschade te neutraliseren en de voorraden gelijk te houden.

Geen groei?

Voordat we de verschillende mogelijkheden van ontkoppeling in een overzicht zetten: ligt het dan niet voor de hand helemaal af te zien van groei? Er kan toch alleen maar een halt aan het uitputten worden toegeroepen als je gewoon ophoudt met groeien? Dat is toch voor de hand liggend?

Nee, ook dat is een misleidende gedachte. Het artikel in ‘De Correspondent’ eindigt met deze vraag en de auteur verwerpt de gedachte van nulgroei. Ik ben het met de auteur (Hidde Boersma) eens. Geen groei is voor minder ontwikkelde landen waar vaak nog bittere armoede heerst geen optie. Bovendien geloof ik in het verband tussen (meer) welvaart en meer innovatie. Als de groei stopt zal dat vaak ook een rem betekenen op het slimmer benutten van bestaande voorraden.

Maar misschien nog wel het belangrijkste argument: ook zonder groei zullen de voorraden gewoon blijven afnemen. Je kunt natuurlijk gaan recyclen waardoor je het verbruik van eindige voorraden verder beperkt. Maar nog steeds los je fundamenteel niets op: je doet alleen langer over je uitputting, een keer is het gewoon op. Dan hebben we natuurlijk het nieuwe circulaire denken dat wél een fundamenteel andere manier van produceren en omgaan met voorraden behelst. In het meest ideale geval zul je dan in staat zijn de voorraden op het huidige niveau te bestendigen (maar waarschijnlijker is het dat de voorraden gewoon blijven slinken alleen nog iets langzamer).

Groei dus

Dus groei is zo gek nog niet. Bij een situatie van groei zijn er vier scenario’s te onderscheiden:

  1. Ongebreidelde groei: geen ontkoppeling
  2. Intensivering: relatieve ontkoppeling.
  3. Vervanging: absolute ontkoppeling.
  4. Aanvulling: meekoppeling.

 

 

ScreenShot047

 

Geen ontkoppeling en dom doorgroeien

Helder is dat doorgroeien zonder restricties de meest sombere variant is voor het uitputten van voorraden. Soms kloppen we ons op de borst omdat sprake is van verdienstelijking en dus minder gebruik van grondstoffen. Maar als we die spullen elders laten maken en vervolgens importeren (Verre Oosten) dan zijn de cijfers vertekend en is sprake van uitputting van grondstoffen op andere plekken. Ik heb me onvoldoende verdiept in de relatie tussen (extra) groei en intensivering/vervanging. Is dat een statistisch automatisme? Of hangt dat af van het land of de omstandigheden (arbeidsmarkt, prijzen, wetgeving)? En de ene innovatie is de andere natuurlijk niet. De ene i-phone vervangen door de andere nieuwe variant (groei) omdat ie wat dunner is, is in termen van grondstoffenverbruik weinig innovatief (of toch wel)?

Relatieve ontkoppeling

Uit het artikel in ‘De correspondent’ blijkt dat we voor een flink aantal grondstoffen erin zijn geslaagd de zaak relatief te ontkoppelen. Dat betekent dat we zodanig hebben geknutseld, geïnnoveerd en vervangen dat we soms weer terug zijn op het (absolute) gebruik van bijvoorbeeld de jaren 70. En dat terwijl er wel veel meer wordt geproduceerd, voor meer mensen en van betere kwaliteit. Een paar kanttekeningen: het lukt lang niet voor alle grondstoffen, met name het gebruik van zeldzame stoffen als Gallium en Indium (mobiele telefoons) neemt jaar op jaar toe. En, de strekking van dit verhaal over ontkoppeling, het is mooi als je weer terug bent op het niveau van de jaren 70 maar als je toen ook al heel veel verbruikte dan daalt de absolute voorraad nog steeds snel.

Absolute ontkoppeling

Een volgende stap op de ladder is als je niet alleen terug bent op een oud vroeger niveau van gebruik (bij grotere aantallen productie, inwoners etc) maar dat je zelfs MINDER absoluut verbruik hebt gerealiseerd. Een van de mooiste voorbeelden (weer uit het artikel) is de ontwikkeling in onze voedselproductie. Per saldo zijn we er door mechanisatie, veredeling, inzet van verdelgingsmiddelen en genetische modificatie in geslaagd meer voedsel te produceren met minder land en minder kunstmest (minder dan wat? ooit zal er een periode zijn geweest dat er nog minder werd gebruikt? maar goed ik snap de strekking).

Maar nogmaals, ook bij deze absolute ontkoppeling blijven de voorraden afnemen. In het meest ideale geval, wanneer alle benodigdheden zijn vervangen door andere, kan de voorraad gelijk blijven. Maar hoe zit dat dan? Je hebt dan iets bedacht wat je kunt gebruiken in plaats van het oorspronkelijk (schaarse) materiaal. Maar dat wordt ook weer ergens van gemaakt toch? Dat is dan toch ook een voorraad van iets? Je kunt natuurlijk rubber vervangen door synthetisch rubber. Maar daar heb je ook spullen voor nodig. Die ook weer op kunnen raken.

Hierboven noemden we al de effecten van recycling en circulaire economie. Recycling is een manier om slimmer om te gaan met bestaande voorraden. Je stopt op het eind (van de levenscyclus van het product) immers weer een deel van de input terug bij de bestaande voorraad. Nog afgezien van de downgrading van de spullen is ook hier weer sprake van een beperking van de daling van de voorraden. Bij de circulaire economie gaat men nog een stapje verder en worden de producten zo ontworpen dat (in het ideale) geval alles weer een plek krijgt bij de volgende productieronde. Dus de grondstoffen worden niet teruggewonnen, maar hele onderdelen van het product krijgen in een nieuw product een ander leven. Maar ook hier geldt weer: het is een volgende vorm van reductie van gebruik van grondstoffen. Ook in de circulaire economie is sprake van slijtage, roestvorming en wat niet al.

Meekoppeling?

Dus dan kan het niet anders dan dat je uitkomt op ‘meekoppeling’. Volgens mij bestaat dat woord niet in deze context maar het is een logische volgende stap. Meekoppelen in de betekenis dat de bestaande voorraad van het spul wordt verbeterd of aangevuld. Dus in absolute zin neemt de voorraad toe. Per definitie kan dat volgens mij niet bij de (eindige, non-renewable) voorraden waar we het hier over hebben (van zand tot iridium). Tenzij je natuurlijk de ruimte in gaat en andere planeten aanboort om onze eigen voorraden aan te vullen (klinkt onwaarschijnlijk, maar het schijnt er aan te komen).

Maar van heel veel andere, ook relevante, voorraden kan er wel degelijk sprake zijn van ‘meekoppeling’. Zo is het aantal bevers de laatste jaren in absolute zin toegenomen, de jaarproductie van rubber is hoger dan ooit, de hoeveelheid schone lucht is (op bepaalde plekken) toegenomen etc. Hier gaat het dus om hernieuwbare voorraden (re-newables).

Conclusies

Wat leer ik van deze opsomming van mogelijkheden?

  1. Nulgroei is geen optie. Voor mij is een eye-opener dat ‘geen groei’ weinig tot niets oplost als het gaat om het voorkomen van de uitputting van veel voorraden grondstoffen. Nog los van ethische vraagstukken rondom de ongewenste armoede in grote delen van de wereld, blijven ook zonder groei de voorraden in absolute zin kleiner worden. Als geen groei dan ook betekent dat er automatisch minder sprake is van intensivering en vervanging dan ben je zonder groei zelfs slechter af. Ik moet het werk van Tim Jackson (welvaart zonder groei) en anderen nog eens vanuit dit nieuwe perspectief bekijken.
  2. Alleen relevante groei. Daar staat tegenover dat dit nog niet betekent: alle groei is goede groei. Er hoeft ook niet overal (op alle plekken, in alle sectoren) sprake te zijn van groei. De groei moet met name gaan zitten in échte innovatie. Hier zal ongetwijfeld veel over geschreven zijn maar, om dat cliché-voorbeeld maar weer te gebruiken, de zoveelste i-phone variant ontwikkelen lijkt me van een andere orde dan een nieuw middel tegen kanker ontwikkelen (of begeef ik me nu op glas ijs? ik houd me aanbevolen voor een simpel overzichtsartikel over vormen van innovatie in relatie tot economische groei en grondstoffenverbruik).
  3. Alles is vertraging. Voor mij het meest schokkende inzicht: alle vormen van ontkoppeling én van recyling én circulaire economie lossen het vraagstuk van de eindige voorraden niet wezenlijk op, overal is sprake van een terugloop in de absolute (niet hernieuwbare) voorraden. Alle varianten gaan over een minder snelle of vertraagde uitputting van die voorraden. Het woord ‘ontkoppeling’ kan je makkelijk op het verkeerde been zetten.

Rudy van Stratum