Ik en de circulaire economie (MMM06)

Tijd voor enige reflectie, wat vind ik (Stijn) zelf eigenlijk van de circulaire economie? Naar aanleiding van onze artikelen van de afgelopen weken komen 5 vragen op:

  • Waarom circulaire economie? Gaat de wereld ten onder?
  • De kerngedachte, is circulaire economie de oplossing?
  • Verspreiden we de juiste boodschap op de juiste manier?
  • Is dit blijvend?
  • En nu?

Waarom circulaire economie? Gaat de wereld ten onder?

Laten we het zo zeggen, een lineaire economie dat kan niet goed blijven gaan. Of het nog 20, 50 100 of 1000 jaar duurt dat weet ik niet, maar het is als je voorraadkast thuis, je kunt er lekker van eten maar het raakt een keer op. Als je voorraadkast zo groot is als de hele Albert Heijn dan duurt dat heel lang, als die net zo gevuld is als die van mij dan is het binnen een paar dagen gewoon op. Probleem is dat de voorraden op aarde heel erg groot zijn. Voor aardolie is regelmatig een voorspelling gedaan wanneer dit op zal zijn. In 2006 ging het planbureau voor de leefomgeving er vanuit dat er nog voor 120 jaar aan aardolie zou zijn, ruim 300 jaar aan aardgas en meer dan 1000 jaar aan steenkool. Dat zijn dan alle bewezen reserves en alle vermoedens. De voorraad is dus gewoon heel groot. We gaan dus niet ten onder omdat er te weinig fossiele energie beschikbaar is. Voor andere stoffen ligt dat natuurlijk anders, zand en grind zal er altijd genoeg zijn, sommige metalen zijn nu al zeldzaam. Maar, ook hiervoor geldt, de wereld gaat niet ten onder omdat bepaalde metalen niet meer beschikbaar zijn. In het ergste geval wordt onze mobiele telefoon wat groter en duurder omdat dat speciale metaal vervangen moet worden door iets anders. Grote kans overigens dat dit alternatief op termijn veel beter blijkt te werken, maar dat terzijde.

De wereld kan ook ten onder gaan door vervuiling, bijvoorbeeld met CO2. Klimaatverandering bijvoorbeeld kan grote gevolgen hebben en moeten we zeker serieus nemen. Ook hiervoor geldt de wereld zal er niet aan ten onder gaan, ik denk dat de mensheid het ook wel overleeft, maar het zal een stuk minder leuk worden en mogelijk leidt het tot heel veel slachtoffers.

Gaat de wereld dan ten onder aan een verlies aan biodiversiteit? Ook dat geloof ik niet. Het zou jammer zijn als soorten verdwijnen en de mens zal ook daar zeker last van krijgen. Sommige soorten zijn buitengewoon nuttig en een verstoring van het natuurlijke evenwicht kan vervelende gevolgen hebben. Denk bijvoorbeeld aan overmatige algenbloei, of plagen van insecten.

Mijn conclusie: Nee de wereld gaat niet ten onder. Dat kan dus niet de reden zijn om aan een circulaire economie te werken.

Waarom dan wel werken aan een circulaire economie? Ik denk vooral om te zorgen dat het leven op aarde gewoon fijn blijft. Dat we ook over 100 jaar nog ongeveer kunnen doen wat we nu doen. Een beetje anders natuurlijk wel, maar in ieder geval een leven waarbij je huis niet onder water staat, je niet de hele dag alleen maar bezig bent met overleven en waar het klimaat aantrekkelijk is. En dat dan niet alleen voor ons in Europa, maar voor iedereen in de hele wereld nu én in de toekomst. Dus waarom circulaire economie, om te zorgen dat het hier fijn blijft voor ons en dat het ook heel fijn wordt voor al die andere mensen op aarde. En dat heeft helemaal niets te maken met de ondergang van de wereld of dat het zo niet langer kan, want helaas, ik vrees dat we nog heel lang zo door kunnen gaan. Ik heb het even in een matrix gezet. Fijn leven behouden versus de wereld gaat ten onder op de ene as, daar wel of niet iets aan willen doen op de andere as. Dat leidt tot vier strategiën waarbij ik duidelijk links bovenaan zit.

waarom werken aan circulaire economie

De kerngedachte, is circulaire economie de oplossing?

De kerngedachte van de circulaire economie is natuurlijk uitstekend. Door zuinig te zijn met grondstoffen en deze eindeloos te gebruiken kunnen we binnen de draagkracht van de aarde meer doen met hetzelfde. Daarmee kunnen we in ieder geval invulling geven aan mijn wens voor een fijn leven voor iedereen op aarde. Mocht ik er naast zitten en dreigt de wereld bij onze huidige levensstijl toch ten onder te gaan dan helpt de circulaire economie daar hopelijk ook tegen.

Opmerkelijk is dat de circulaire economie tot nu toe tot enkele voorbeelden beperkt blijft maar we toch al denken te weten hoe dat precies gaat werken. Alsof het iets is dat al helemaal vastligt, alsof we weten hoe de toekomst eruit gaat zien en we nu ook al weten hoe we daar op in kunnen spelen. Deze verbazing kwam ook al in een vorige blog aan de orde. Als je dan alle voorbeelden bekijkt die onder circulaire economie worden geschoven dan raak ik het spoor van dé circulaire economie even kwijt. Daar ontstaat namelijk een heel divers beeld, beter te verworden onder een ‘niet of minder lineaire economie’.

Dé circulaire economie is natuurlijk niet de enige oplossing, er zijn wel meer dingen te bedenken. Heel extreem gedacht, misschien gaat lineair wel heel goed en zijn er allerlei technische oplossingen te bedenken zodat we nog 500 tot 100 jaar door kunnen gaan. Je zou bijvoorbeeld alle rommel gewoon naar de maan kunnen sturen, de CO2 slaan we ergens ondergronds op. En als iets op is, dan vervangen we elk lineair proces (bijvoorbeeld een bepaalde grondstof) uiteindelijk door iets dat wel beschikbaar is. Dat gebeurt nu ook al volop, als een bepaalde grondstof te duur is stimuleert dat innovatie en komen er goedkopere en soms betere alternatieven beschikbaar.

Ik zou willen betogen dat er een wijd spectrum is van lineair naar volledig circulair. Aan de ene kant van het spectrum staat bijvoorbeeld benzine die je in je auto gooit, benzine erin, CO2 eruit en weg is het. Een heel eind aan de andere kant van het spectrum staan bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen. Ze wekken duurzame energie op en maken dus gebruik van hernieuwbare bronnen. Maar, wat we met die panelen en molens aan moeten aan het eind van de levensduur is verre van duidelijk. Dat gaat dus een heel eind de goede kant op maar is nog niet volledig circulair. Wat zit er in het midden? Bijvoorbeeld het hergebruik van bouw- en sloopafval. Het gebruik wordt weliswaar steeds laagwaardiger, maar er wordt voor een groot deel van dit afval in ieder geval naar een nuttige toepassing gezicht. Dat kan dus beter en dat moet ook. Wellicht is er nog wel een andere as te bedenken die loodrecht op deze as staat en ook weer nieuwe inzichten geeft.

van lineair naar circulair

Als ik naar het plaatje kijk roept dat ook de vraag op of we wel met het goede bezig zijn. Voor sommige grondstoffen geldt, we hebben ze in overvloed. Zand, steen om maar eens wat te noemen, onze hele aardbol bestaat zo ongeveer uit dat spul. Moet je dat dan allemaal circulair gaan gebruiken? Of moet je de afweging maken hoe je deze overvloed met zo laag mogelijke kosten inzet? Waarbij je natuurlijk wel alle kosten mee moet nemen, ook kosten die niet direct financieel zijn, zoals bijvoorbeeld aantasting van landschap.

Jos van Hezewijk stelde n.a.v. de blog van Rudy de volgende vragen:

  • Maar zijn huren van huizen en leasen van auto’s, televisies, enz. al geen voorbeelden van circulaire economie ?
  • En het maakt wb auto’s toch niet zo veel uit of ze werkloos op de oprit staan en gemiddeld 18 jaar meegaan (in armere landen) of dat ze intensief gedeeld worden en veel korter meegaan. De slijtage is vooral gerelateerd aan   het gebruik.
  • Wat betreft afval. Is het niet de taak van de overheid/politiek om namens de samenleving te bepalen dat afval een prijs heeft. Ofwel een prijs om het te verwerken of -als dat niet kan- veilig op te slaan tot het wel verwerkt kan worden. Zou zo’n prijs niet vanzelf leiden tot een circulaire economie ?

Eerste vraag, helemaal mee eens, we doen net of het nieuw is en negeren daarbij al het goede dat er al is. Ook al is dat relatief wellicht nog weinig. Voor wat betreft de tweede vraag, ook mee eens, je zou kunnen betogen dat het voor een collectieve auto wat makkelijker wordt om een zuiniger model te kopen of een elektrische. Er zijn immers meer middelen beschikbaar. Maar dat hoeft natuurlijk niet, je kunt het ook lekker goedkoop houden of dat geld gebruiken voor extra luxe. Voor wat betreft de derde vraag, zie mijn conclusie aan het einde.

 

Maar ook van grondstoffen die wat schaarser zijn kan je je afvragen, hoe erg is het om het op te maken. Neem olie, we hebben gezien dat er nog voldoende in de grond voor ruim 100 jaar. Nu kunnen we streven naar volledig circulair en dan laten we het in de grond zitten. We kunnen ook zeggen we gebruiken het voor hele nuttige dingen maar gaan dat gebruik wel flink verminderen, bijvoorbeeld een factor 4. Dus we gooien die olie niet meer in onze auto, want dat is natuurlijk doodzonde. De voorraad is dan genoeg voor 400 jaar. Ik hoop dat we na die 400 jaar in staat zijn om zonder olie verder te leven.

Hier geldt natuurlijk de wet van de afnemende meeropbrengst. 50% circulair zijn is niet zo moeilijk, wellicht dat dit voor heel veel producten en diensten al geldt, 80% moet haalbaar zijn en 95% ook nog wel, dit laatste 5% laat dat maar even zitten. Laten we ons focussen op die eerst 80% die met een relatief kleine inspanning haalbaar is.

Conclusie, circulaire economie is een oplossing, maar niet het enige dat je zou kunnen bedenken. Het is wel een oplossing die op dit moment heel realistisch lijkt, en wellicht is het de enige oplossing waarvoor dat geldt. Daarbij geldt dat we steeds kritisch de vraag moeten stellen hoe circulair we moeten zijn, 80, 90, 95 of 100%.

Overigens wordt er ook vaak gezegd dat de circulaire economie zoveel kansen voor Nederland biedt. Dat is heel mooi, en als dat zo is moeten we het ook vooral doen. Het is in mijn ogen echter een argument van de tweede orde, het ging over het redden van de wereld, of in mijn termen een fijn leven voor iedereen op aarde nu en later.

Verspreiden we de juiste boodschap op de juiste manier?

Het gaat er natuurlijk als eerste om wie de doelgroep is van deze boodschap, maar ik ga er voor het gemak van uit dat deze belangrijke boodschap werkelijk voor iedereen bedoeld is. Het gaat ons immers allemaal aan. Dan bestaat de boodschap denk ik uit vier delen. Deel één de wereld gaat ten onder, deel twee hoe werkt de circulaire economie, deel drie dit biedt kansen en deel vier de voorbeelden.

Boodschap deel 1, wereld vergaat
Het eerste deel van de boodschap moeten we volgens mij meteen schrappen. Zoals ik al betoogde, de wereld gaat niet ten onder, voor sommige misschien even slikken maar toch. Maar stel dat de wereld wel ten onder gaat, liggen mensen dan wakker van deze boodschap. Ik denk het niet, deze boodschap hebben we al te vaak gehoord, de bossen zouden sterven (beleid heeft dat voorkomen maar de boodschap was ook erg overdreven), energie zou opraken (nog steeds niet gebeurt), de millennium bug zou de hele maatschappij ontwrichten en dan zijn er nog talloze andere voorspelling waaronder die van de Maya’s. Weldenkende mensen geloven dat dus niet meer.

Een variant op de wereld die vergaat is vertellen hoeveel aardbollen we nodig hebben. Op circulairondernemen.nl stond bij één van de casussen het volgende: “Anno 2015 hebben we anderhalve planeet nodig om iedereen op aarde te voeden en daarnaast al ons afval te verwerken.” Dat is een boodschap die natuurlijk helemaal niet aankomt. Ik zie die ondernemer al kijken, waar is die extra halve wereld dan? Nooit geweten dat er meer is, zal dus wel meevallen.

Mijn eerste deel van de boodschap zou als volgt luiden: We weten dat de wereld een keer aan z’n einde komt, maar waarom , hoe, door wie of wat en vooral wanneer, we hebben geen flauw idee. In de tussentijd proberen we er wat moois van te maken. En om dat voor elkaar te krijgen zijn er flink wat problemen die we met elkaar aan moeten pakken. Wie doet er mee?
Boodschap deel 2, hoe werkt het?
Dit deel van de boodschap zit goed in elkaar. Een duidelijk verhaal, heldere principes etc. Kanttekening, de circulaire beweging is wel erg overtuigd dat ze precies weten wat wel en niet gaat werken. Maar dat neem ik voor lief. Wat ik wel jammer vindt is dat het als iets nieuws/ anders gepresenteerd wordt. 80% of meer is al eerder bedacht en heel veel van de principes worden al heel lang toegepast. Het zou mooi zijn om dit ook te laten zien. Er zijn bedrijven die vanuit overtuiging of toevallig al heel lang met dit soort principes werken, die noemen dat gewoon goed ondernemen, recycling of hergebruik.

Boodschap deel 3, kansen!
Derde deel van de boodschap, dit biedt kansen. De circulaire economie biedt kansen voor ondernemers en voor Nederland. Zie het artikel van Rudy. Maar, hoe zit dat nou, zijn ondernemers nou zelf niet bij uitstek de groep die kansen zoekt en verzilverd? Natuurlijk is er soms een prikkel nodig van een adviseur of een wetenschapper. Maar kom op, we praten echt al ruim 20 jaar over milieuvriendelijke productontwikkeling, integraal ketenbeheer, lif cycle analysis, het sluiten van kringlopen, afval is voedsel etc. De principes zijn echt niet nieuw. Ze hebben er ook toe geleid dat er veel is veranderd. Maar, als er echt volop kansen liggen dan hadden die ondernemers dat zelf echt wel gezien. Of in ieder geval een enkeling die dan vervolgens door iedereen was nagedaan. Een gemiddelde ondernemer gaat hier dus niet in mee, uitzonderingen daargelaten, zie vierde punt.

Boodschap deel 4, voorbeelden laten zien dat het kan!
Er zijn enkele voorbeelden die overtuigen, maar ergens mis ik iets, maar ik kan de vinger er niet echt op leggen. Ik denk dat er onbewust een soort afstand wordt gecreëerd tussen de circulaire en de lineaire. Daardoor lijkt het elitair, iets voor anderen en vooral niet voor gewone mensen en gewone bedrijven.

Zo’n 20 jaar geleden mocht ik van mijn toenmalige baas naar een conferentie over cleaner production in Amerika. Eén verhaal is mij altijd bijgebleven, de titel was, “If it can sell soap it can sell polution prevention”. Uitgangspunt was dat we meer gebruik moesten maken van kennis uit de marketing om dit soort concepten te verkopen. De bekende marketingcurve was het uitgangspunt voor het betoog, in dit geval ging het om ondernemers. Vijf groepen ondernemers worden onderscheiden, de innovators, the early adopters, de early majority and the late mayority. De stelling van de spreker was dat we te veel de innovators naar voren schuiven als de goede voorbeelden. Maar, zo zij hij daar wordt wel naar gekeken maar ze worden niet echt serieus genomen. Het zijn de bedrijven die heel vaak iets nieuws doen en waarbij dat ook vaak mislukt (en soms natuurlijk wel lukt, anders zouden ze er niet meer zijn). Bedrijven uit een branche kijken juist naar de early adopters, bedrijven die oog hebben voor nieuwe ontwikkelingen en goed aanvoelen wanneer iets kansrijk is of niet. Met andere woorden, als we aansprekende voorbeelden zoeken van bedrijven binnen de circulaire economie moeten we dus early adopters hebben. Dat zijn dus niet Villa Welpeloo en Kromkommer. Hoe leuk en innovatief het ook is, er zal binnen de betreffende sectoren met een glimlach naar gekeken worden.

Hoe circulaire economie verkopen

Een ander probleem met deze innovatieve voorbeelden is dat het vaak om een niche gaat. Waarom lukt het? Omdat ze de enige zijn en precies die kleine doelgroep kunnen bedienen die hier om vraagt.

Is dit blijvend?

Feit is dat de drie grootste banken van Nederland alle drie actief zijn binnen het netwerk van de circulaire economie. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de circulaire economie tot een betere toekomst leidt. Het geeft wel aan dat deze banken het als een ontwikkeling zien die belangrijk genoeg is om er iets van te vinden. Zoals Rudy al betoogde moeten we er vanuit gaan dat deze banken vooral geïnteresseerd zijn in hun eigen voortbestaan. En dat is veelzeggend, blijkbaar helpt inspelen op de circulaire economie bij het voortbestaan. Voorlopig zijn we er dus nog niet van af en dat is maar goed ook, want in de kern is er niets op tegen.

En nu …

Alles overziend, circulaire economie, prima concept, de manier waarop we dat uitventen, voor verbetering vatbaar. Maar gaat het werken als we het op een andere manier communiceren? Ook dat is twijfelachtig. We kunnen wel werken aan een circulaire economie, maar ondertussen zijn we gebonden aan de principes van de oude economie. Zo lang er niets gebeurt aan de prijzen van grondstoffen en de kosten voor afval en externe kosten van milieubelasting nauwelijks worden doorberekend blijft het lonend op de oude voet door te gaan. En als je die oude principes verandert? Bijvoorbeeld door een flinke belasting op grondstoffen te heffen? Ja, dan is al dat gepraat over circulaire economie eigenlijk helemaal overbodig omdat het dan echt aantrekkelijk wordt om circulair te gaan werken. Laten we het er maar op houden dat we allebei de knoppen nodig hebben. Werken aan een circulaire economie om te laten zien dat het anders kan en tegelijkertijd iets doen aan de prijzen / belasting voor grondstoffen om het vanzelf te laten gebeuren.

 

Stijn van Liefland

Banken en de circulaire economie (MMM05)

Stijn schreef eerder al enkele afleveringen over de circulaire economie. Persoonlijk vind ik de voorbeelden die Stijn geeft nog weinig overtuigend. Een huis dat gebouwd is grotendeels met spullen uit de omgeving? Leuk, maar dat lijkt me een probleem als je veel woningen moet bouwen en dan ook nog voor een relatief bescheiden budget. Een spijkerbroek leasen in plaats van kopen? Ik weet het niet hoor. Maar misschien zullen we later zeggen dat hier de eerste grote stappen werden gezet richting een andere meer duurzame wereld.

Ik ging pas echt overeind zitten toen ik zag dat ING een uitgebreid rapport had geschreven over de circulaire economie. Later zag ik dat ook Rabobank en ABN Amro hun eigen versies hebben gepubliceerd. Heh? Hoe zit dat? Wat kan het een bank nou schelen of er circulair wordt gewerkt? Hoe worden zij daar beter van? Hebben ze inmiddels het licht gezien en gaan ze anders te werk? Wat is het effect van circulaire economie op het business-model van een bank?

Ik heb me beperkt tot het rapport van ING. Ik heb het Rabo-rapport er ook nog bijgehaald (gaat over het circulair maken van de haven in Rotterdam). Maar grofweg is de redenering van de banken onderling vergelijkbaar.

Strategie circulaire economie

De strategie om circulaire economie te omarmen bestaat voor onze banken grofweg uit 7 stappen:

  1. Er is iets nieuws (circulaire economie). Hier gaat iets gebeuren, hier moeten we bij zijn. Het is een groeimarkt.
  2. Uitleg van het concept, waar hebben we het over.
  3. Het belang van het concept onderstrepen: dit is echt belangrijk, het moet anders.
  4. Het noemen van een aantal succesvolle voorbeelden (waarin hoog rendement gewoon mogelijk is).
  5. Welbeschouwd gaat het dus om extra (nieuwe) kansen en opportunities.
  6. Maar, de kern, wij banken moeten dan wel onze producten afstemmen op die nieuwe wereld van circulaire economie.
  7. En op die manier maken wij banken ’this transformation possible’.

We illustreren de stappen met enkele elementen uit het ING-rapport.

Kijk, dit is de kern van wat we nu doen: we nemen het uit de aarde, we maken er spulletjes van en we dumpen wat we niet kunnen gebruiken in de omgeving.

lineaire economie

 

Niet gek natuurlijk dat dat voor problemen zorgt. Heel veel uitstoot van CO2 dat weer leidt tot opwarming van de aarde.

 

ScreenShot035

Dus zo kan het echt niet langer doorgaan. We gebruiken meerdere aardbollen die we helemaal niet hebben.

 

ScreenShot036

 

En nu komt een hele belangrijke. Als we dit willen veranderen dan moeten we niet alleen anders produceren (circulair namelijk, voor een uitleg zie de eerdere blogs van Stijn), we moeten echt een andere manier van denken en waarderen ontwikkelen. Het gaat niet alleen om ‘profit optimisation’ maar ook om ‘environmental en social business values’. En succes wordt niet alleen meer gemeten in wat je zelf onder aan de streep overhoudt in Euro’s maar er wordt gekeken (ook) naar ‘non-financial values for all stakeholders involved as well as society at large’. Wijze woorden.

 

ScreenShot037

Oei, nu begint het toch te knijpen. Deze nieuwe manier van werken is dan wel bittere noodzaak, dat snap ik ook wel. En dan moet ik ook breder kijken dan mijn eigen belang, ook wel helder. Maar dat betekent natuurlijk onvermijdelijk dat ik minder winst ga maken? Immers: vroeger kon ik gewoon alles maar gebruiken en wat ik over hield dat gooide ik zo uit het raam. Nu komen daar allerlei restricties bij. Iets weggooien is geen optie meer. Uit de economie weten we dat als de zoekruimte kleiner wordt (minder mogelijkheden, meer beperkingen) dat je daar niet beter van wordt (immers in het oude geval van vies produceren had je ook voor schoon produceren kunnen kiezen, maar andersom werkt dat niet meer). Maar gelukkig, wat blijkt uit de praktijkervaring van ING? Zie het volgende citaat:

 

ScreenShot038

Dat is ouderwets, denken in beperkingen. Het zijn juist de leiders, de creatievelingen, die voorop gaan en deze maken juist méér winst (gecorrigeerd voor het hogere risico, dat dan weer wel). Dus er is helemaal geen tegenstelling, er zijn alleen maar kansen. Rekening houden met de omgeving en met anderen, niet meer afwentelen kortom, is ook goed voor jou, voor jouw eigen winst. Waar hebben we dat eerder gehoord?

Kortom: niet zeuren, kansen, kansen en nog eens kansen.

 

ScreenShot039

Maar we moeten eerlijk zijn. Deze nieuwe manier van werken, die goed is voor iedereen, een zogenaamde win-win-win for all, gaat wel iets betekenen voor de cashflows. Stel je voor dat je een spijkerbroek gaat leasen in plaats van het ouderwetse kopen. Dan betaal je elke maand zeg € 5. Maar pas op, dat kan ook interessant zijn voor mensen die eigenlijk die spijkerbroek (van € 100) niet kunnen betalen. Die gaan dus zo’n broek leasen en kunnen na een paar maanden niet meer aan hun verplichtingen voldoen. Dat fenomeen heet ‘adverse selection’ (hebben we hier op deze site al vaker over geschreven): je nieuwe manier van werken selecteert soms net de verkeerde klanten.

En bij de nieuwe manier van werken horen ook andere verplichtingen. Je blijft als fabrikant bijvoorbeeld eigenaar van je producten. Ook dat betekent iets voor de manier van werken van banken. Afijn, een hele trits aan nieuwe producten die passen bij de nieuwe manier van circulaire produceren, dat is de uitdaging waar banken voor staan (zoals ze zelf zeggen ’this requires an integrated financial approach’).

Dit onderdeel, waarin ING nadenkt over de gevolgen van circulair produceren in termen van cashflow en risico, is eigenlijk de kern (de rest is een aanloopje). Misschien interessant hier nog eens in een aparte blog dieper op in te gaan.

Samenvattend, voor banken:

ScreenShot040

In een eigen schema: de bovenstroom

Laat ik deze elementen nog eens in een eigen schema weergeven. De stappen zijn vrij letterlijk in het rapport terug te vinden.

 

Startegie ING en circulaire economie

 

Ik denk dat ik het nu snap. Waarom omarmen banken de circulaire economie? Het gaat hier om een nieuwe markt. En nieuwe klanten. En daar maak je nieuwe producten voor. Nadelen zitten er verder niet aan. Het is gewoon meer omzet en meer winst.En ondertussen toch sympathiek overkomen, als supporter van een betere wereld. Knap gedaan.

Vergelijk het met Albert Heijn. Je verkoopt kiloknaller vlees en je verkoopt biologisch vlees en wat niet al. Nu komt er een nieuwe groep die vindt dat vlees eten niet goed is voor het milieu en die dus geen vlees meer wil maar vleesvervangers. Simpel, dan bied je naast die kiloknallers ook gewoon vleesvervangers aan. Simpel zat. Een commerciële onderneming heeft zelf immers geen voorkeur. Je doet alles voor je klant, wat de klant wil dat bied jij aan, dat is het spel.

Toch laat ING hier steken vallen. Ze geven op meerdere plekken aan dat ze ook hun eigen werkwijze moeten aanpassen en dat ze zich serieus zorgen maken over de toekomst (van de wereld). Dat zouden ze eigenlijk vanuit interne consistentie niet moeten doen. Wat ik kan dan gaan doorvragen. Betekent dit bijvoorbeeld ook dat je klanten die oud produceren geen kredieten meer verleend? Nee, natuurlijk niet, wij zijn bij ING immers niet van de opvoedpolitie! Betekent dit dan dat je die klanten wijst op andere mogelijkheden van produceren? Nee, ook niet, zelfde verhaal. Ga je dan met je aandeelhouders de discussie aan hoe je je eigen succes anders en meer in lijn met de circulaire economie definieert? Dus dat je iets van je normale profit laat vallen ten gunste van andere doelen? Nee, mij niets van bekend.

Er zijn banken die dit wel doen en die knock-out criteria hanteren. Deze banken weigeren dus bepaalde klanten omdat die klanten niet in lijn zijn met de eigen doelstellingen. Ondertussen blijven wel gewoon dezelfde eisen gelden met betrekking tot rendement en cashflows voor de klanten die wél worden gefaciliteerd. Maar het betekent dat die banken in ieder geval keuzes maken in hun maximale omzet en marktaandeel.

En het is ondertussen nog gecompliceerder. Als je als bank een bredere doelstelling hanteert (wat de circulaire economie dus vereist) betekent dit mogelijk niet alleen een beperking in omzet of rendement voor de aandeelhouders. Je kunt dat ook alleen maar doen als je spaarders (consumenten, particulieren) genoegen nemen met een lagere rente (want die moeten hun rendement ook ruimer zien dan alleen in Euro’s). En als je eigen medewerkers ook genoegen nemen met een onsje minder qua geldelijke beloning.

Ja, je kunt natuurlijk alles wel vertalen in kansen en opportunities en hopen dat alle nieuwe leaders met hun innovaties deze moeilijke keuzes overbodig maken. Maar dat is niet de kern. Want stel dat er wél keuzes gemaakt moeten worden, waar ga je dan voor? En waar blijkt dat dan uit? Ik zie bij deze banken helemaal niets waardoor ik die keuzes richting circulaire economie serieus kan nemen. Het blijft bij een leuk rapport en veel ketelmuziek op netwerkbijeenkomsten en websites. Jammer, maar wel heel consistent.

Rudy van Stratum

 

Hier volgt nog een versie van hetzelfde diagram maar dan vanuit een onderstroom-gedachte:

 

ScreenShot033

 

Voorbeelden circulaire economie (MMM04)

Voor deze aflevering ben ik op zoek gegaan naar mooie voorbeelden van de circulaire economie in de praktijk. Ik vond dat nog best wel lastig, voorbeelden zijn er genoeg, maar goede voorbeelden … Dat het lastig is goede voorbeelden te vinden komt waarschijnlijk vooral door mijn eigen beeld bij een circulaire economie, wat natuurlijk weer gebaseerd is op wat ik lees en hoor. Ik denk bij circulaire economie aan nieuwe ontwikkelingen, nieuwe concepten, mogelijkheden tot opschalen en vooral heel veel ontwikkelingen waar we nog niet van gehoord hebben. We hebben het hier immers over onze toekomst. Ik wil dat mijn oren gaan flapperen, ik wil van mijn stoel vallen. In dat opzicht ben ik wat teleurgesteld in de oogst van een enkele uur zoeken.

Criteria circulaire economie

Het zegt ook iets over de criteria die ik blijkbaar zelf onbewust hanteer. Ik heb ze uitgeschreven en het komt ongeveer hier op neer:

  • Tegengaan van verspilling
  • Sluiten van kringlopen (materialen, energie etc.) op allerlei niveaus
  • Hoogwaardig hergebruik van materialen
  • Anders omgaan met eigendom
  • Efficiency in processen
  • Producten die lang meegaan

Er zijn heel veel initiatieven die hier onder vallen. Maar een ander belangrijk criterium voor mij is het volgende:

  • We willen de wereld willen veranderen. Dat klinkt heel zwaar en dat is het ook. Maar laten we eerlijk zijn als je de stukken over circulaire economie leest dan gaat het daar wel om. Een nieuwe economie, een nieuwe manier van denken, in tweeduizendnogwat volledig circulair zijn. In mijn ogen helemaal geen gekke gedachte. Als dat dan het toekomstbeeld is dan hoop je dat er voorbeelden zijn die perspectief op die toekomst geven.

Met dit laatste criterium vallen er veel mooie projecten af. De Plastic Whale die we ook al bij de mythes tegenkwamen, mooi initiatief, maar wel heel klein. Kromkommer, raar gevormde groente toch gebruiken in plaats van weggooien, ik vindt het belangrijk. Rotterzwam, paddenstoelen kweken in een oud zwembad op de oude koffiedrap uit de horeca. Niks mis met deze projecten. Maar we hebben het over hele kleine niches, gaat dit de wereld veranderen? Ja, wellicht met een ingewikkelde u bocht, maar dan vooral doordat het mensen inspireert en zo een beweging op gang gebracht wordt. Ik ben echter ook bang dat het voor velen lastig is de relatie te leggen met bijvoorbeeld de auto, het eigen huis en dat soort zaken. De gunfactor van deze initiatieven is gewoon te groot. Ze zijn zo sympathiek en aaibaar dat het moeilijk is ze serieus te nemen. Het zijn leuke schattige buitenbeentjes die je graag steunt, maar waarna je gewoon weer over gaat met de orde van de dag.

Schattige buitenbeetjes?

Schattige buitenbeentjes of niet, dit zijn wel inspirerende initiatieven en ik maak er daarom ook graag even reclame voor.

    • Kromkommer, toch niet zo heel klein, de producten zijn inmiddels door het hele land te verkrijgen. Afgekeurde groente wordt verwerkt tot lekkere soep, maar vooral zet kromkommer zich in om deze groente gewoon in de winkel te verkopen. www.kromkommer.com.
    • Plastic Whale. Plastic dat wordt weggegooid inzamelen en verwerken tot nieuwe producten. Bijvoorbeeld een boot. Kijk op www.plasticwhale.com.
    • Rotterzam. Ik ben een keer bij dit bedrijf op bezoek geweest. Ze kweken oesterzwammen in een afgedankt zwembad in Rotterdam op koffiedik van de plaatselijke horeca. Daarnaast dragen zij de boodschap van de circulaire economie uit. www.rotterzwam.nl.

Kleine initiatieven en in mijn ogen niet de voorbeelden voor de gevestigde industrie, maar ze doen tenminste wat.

Er vallen ook projecten af omdat ik ze gewoon niet nieuw vindt. Greenwheels bijvoorbeeld, prachtig project, maar dat is toch niet de verdienste van de circulaire economie. Dat was er al of is een beetje gelijk opgetrokken. Zo kwam ik meer projecten tegen waarbij de initiatiefnemers zelf zeggen dat ze het al jaren zo doen. Daar is niets mis mee, dat zijn misschien juist de pareltjes die we zoeken, de mensen die het al jaren zo doen en het er niet over hebben. Dan zijn er ook nog casussen die totaal nog niet uitontwikkeld zijn, de plastic road is zo’n initiatief. Er wordt nog gezocht naar kennis van wegenbouwers en naar kennis over kunststof, dan weet je wel zo’n initiatief staat.

Goed lange inleiding, zoals beloofd 8 voorbeelden die voldoen aan mijn criteria.

  1. Fairphone

fairphoneDe telefoon is een product geworden dat we na een jaar of 2 vervangen. Soms geven we hem door aan onze kinderen en wordt de telefoon langer gebruikt. Vaak is het repareren van een telefoon niet te doen en daar komt bij dat telefoons al snel weer verouderd zijn. De fairphone is een telefoon die door de gebruiker zelf gerepareerd kan worden. Op de website van het bedrijf zijn verschillende onderdelen te koop en worden eenvoudige instructies gegeven om je telefoon te repareren. Ook een upgrade is mogelijk door een bestaand onderdeel te vervangen door een verbeterd onderdeel. Niet onbelangrijk is natuurlijk waar de grondstoffen vandaan komen en hoe de oude telefoon verwerkt worden. Meer info hier.

Mooi voorbeeld want: gaat over een product dat we allemaal gebruiken.

  1. De markt op perron 9

Dit is me samen met het volgende voorbeeld uit het hart gegrepen. Hoe vaak horen we niet dat iemand iets heel duurzaams gaat bouwen (duurzaamste van …) maar dat vervolgens met maagdelijk materiaal doet. Ik het al vaker betoogt, het gaat er niet alleen om dat je iets maakt dat hergebruikt kan worden, maar ook dat je juist iets met bestaande stromen doet. En die zijn er genoeg. De markt op perron 9 is een overkapping voor een markt op een plein in de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn in Utrecht. De oude perronkappen van het station Utrecht centraal zijn gebruikt om deze overkapping te maken. Het is niet alleen duurzaam maar ziet er ook meteen bijzonder uit.

Mooi voorbeeld want: gaat over een afvalstroom die heel groot is en een beroepsgroep (architecten) die vooral nieuwe dingen willen maken.

  1. Villa Welpeloo 2005 + oogstkaart

welpelooDit lijkt een beetje op het vorige voorbeeld maar gaat nog een stap verder. Bij villa Welpeloo is men voor de ontwerpfase op zoek gegaan naar materialen die in de directe omgeving beschikbaar zijn, 60% van het materiaal is gebruikt en komt uit de directe omgeving. Het staal is afkomstig van een oude machine uit de textielindustrie, het hout is afkomstig van oude kabelhaspels. Vervolgens is de kwaliteit van dit materiaal verbeterd. Eigenlijk niet echt nieuw, de Earthship houses kennen we ook. Huizen gebouwd van oude flessen of autobanden, maar daarmee ook extreem in ontwerp en niet iets dat de meeste mensen willen. Villa Welpeloo ziet er ook apart uit, maar is tegelijkertijd ook een gewoon huis. Naar aanleiding van dit project is de oogstkaart ontwikkeld, een kaart waarop mensen gebruikte materialen aan kunnen bieden. Zo staan er bijvoorbeeld oude ruiten van treinen op.

Mooi voorbeeld want: gaat over een afvalstroom die heel groot is en een beroepsgroep (architecten) die vooral nieuwe dingen willen maken.

  1. Philips en turntoo

Het idee is volgens mij al vrij oud, maar nooit echt aangeslagen, licht verkopen in plaats van lampen. De vraag kwam van Thomas Rau, architect die voor zijn kantoor gewoon licht wilde. Hoe dat licht daar komt is van ondergeschikt belang. Omdat Rau betaalt voor licht in plaats van voor lampen komen ook andere oplossingen in beeld zoals het gebruik van daglicht. Ja, een enorme open deur, maar blijkbaar doen we dit te weinig. De verlichting is gekoppeld aan sensoren die de hoeveelheid licht meten en op basis daarvan bepalen hoeveel kunstlicht er nodig is. De hele installatie blijft eigendom van Philips zodat Rau geen omkijken meer heeft naar onderhoud en vervanging. Philips kan vervolgens een mooie oplossing zoeken voor de gebruikte materialen. Voor Philips is er een prikkel om zo min mogelijk elektriciteit te gebruiken, immers Rau betaalt voor licht, Philips voor de elektriciteit en apparatuur. Meer info hier

Mooi voorbeeld want: grote multinational die poging doet om met een alledaags product een andere werkwijze toe te passen.

  1. ReFil: circulair 3d-printing

Eigenlijk een heel simpel initiatief. Maak de kunststof die 3d printers gebruiken voor het printen van reststromen en zorg dat de producten die geprint worden weer als grondstof kunnen dienen. Hier hebben we echt iets dat een grote verandering kan betekenen. Hoe leuk zou het zijn als je zelf je kunststofafval fijn hakt en in je printer gooit om nieuwe spullen te maken? Voorlopig wordt er nog gebruik gemaakt van grootschalige afvalstromen die vrijkomen bij het verwerken van bijvoorbeeld afgedankte auto’s (dashboards).

Mooi voorbeeld want: dit kan wel eens de toekomst zijn. Oude spullen omsmelten, nieuwe spullen uitprinten.

  1. Urban Mining: Oud hout als basis voor een nieuwe vestiging

Een beetje vergelijkbaar met de voorbeelden 2 en 3. Ook hier gaat het om het gebruik van reststromen voor het maken van een nieuw gebouw waarbij de beschikbare reststroom als input voor het ontwerp wordt gebruikt.

Mooi voorbeeld want: uitgangspunt moet zijn, wat is er beschikbaar en wat kunnen we daarvan maken. In plaats van wat wil ik maken en waar haal ik vervolgens mijn spullen vandaan.

  1. Mud jeans

mud jeansBij Mud jeans kan je een spijkerbroek en andere kleding leasen. Voor een vast bedrag per maand maak je gebruik van de broek, na gebruik neemt de winkel de broek terug. Dan wordt de broek nog een keer gebruikt als vintage broek en vervolgens vermalen en weer verwerkt tot nieuwe katoen. Het is een manier om de kringloop te sluiten. Het blijkt wel moeizaam te gaan, vandaar dat de broeken nu ook gewoon te koop zijn. Je vraagt je af of een regeling met statiegeld niet veel handiger zou zijn, voor 2 tientjes zullen mensen die broek echt wel terugbrengen.

Mooi voorbeeld want: Laat zien dat je ook bij een alledaags gebruiksvoorwerp anders met eigendom om kunt gaan.

  1. Desso

Desso produceert tapijt en tapijttegels en heeft enkele jaren besloten dat het roer om gaat. Het bedrijf wil dat alle producten in 2020 volledig volgens cradle to cradle principes gemaakt worden. Het mooie is dat we het hier niet over een klein bedrijf hebben dat een eigen niche heeft maar een bedrijf dat wereldwijd opereert en bekende klanten heeft zoals banken, hotelketens (Hilton) en de KLM. Kijk dat is een voorbeeld waar we wat aan hebben.

Mooi voorbeeld want: Internationaal bedrijf dat 100% circulair wil gaan werken en grote klanten heeft. Daarmee verspreid het de boodschap.

Tot slot, wat is circulaire economie?

Allereerst, bij alle 8 de voorbeelden zijn wel kanttekeningen te plaatsen. Maar dat doe ik nu dus even niet. Het zijn in mijn ogen allemaal voorbeelden die opschaalbaar zijn en te kopiëren naar andere sectoren of branches. Het is interessant te na te gaan wat je ziet als je door de oogharen naar de voorbeelden kijkt (en alle voorbeelden die ik hier niet noem), wat is de circulaire economie dan? Ik concludeer dat de circulaire economie een vergaarbak is van allerlei ideeën en concepten die een aantal zaken met elkaar gemeen hebben. Mijn lijstje helemaal bovenaan dekt het aardig denk ik. Het maakt daarbij niet uit of iets nieuw is of al bestaat, of het groot is of klein, we kunnen het nu een naam geven. Belangrijkste waarde is dan dat we het vanaf nu allemaal dezelfde naam geven, circulaire economie. En dat we daarmee een belangrijk signaal afgeven aan iedereen die er anders over denkt. Ik vind dat wel mooi. Op deze manier wil ik de circulaire economie wel omarmen. Er zijn vast mensen die vinden dat ik hiermee het begrip circulaire economie tekort doe, maar ga zelf eens kijken naar de voorbeelden, bijvoorbeeld op circulairondernemen.nl/casussen of www.ellenmacarthurfoundation.org/case_studies en kijk of je tot een ander oordeel komt.

 

Stijn van Liefland

Businessmodellen Circulaire Economie (MMM03)

Ik ben het al een aantal keer tegenkomen in mijn rondgang door de circulaire economie, de vijf (nieuwe) businessmodellen. Dat roept een aantal vragen op:

  • Ten eerste het nieuwe, weliswaar tussen haakjes maar toch. Er wordt niet altijd aangegeven dat het om “nieuwe” businessmodellen gaat, maar vaak wel. Dus, wat is dan het traditionele businessmodel en wanneer is er sprake van een nieuw businessmodel. Wat wordt daarmee bedoeld?
  • Ten tweede natuurlijk, welke vijf zijn het? Wat houden ze in? En, is dat dan nieuw of kennen we dat al?
  • Ten derde, hoe zit het met de oude businessmodellen? Zijn die nog steeds van belang of verdwijnen die?
  • Ten vierde de belangrijke vraag, waarom vijf en niet vier of zes? Is dit compleet, te veel of mist er iets?
  • En tot slot, hoe gaat de toekomst er uitzien? Ik doe een voorspelling.

Traditionele businessmodel

Voor het antwoord op de vraag wat een traditioneel businessmodel is ben ik even bij Rudy te rade gegaan. De kern van een verdienmodel is zorgen dat je meer geld binnenkrijgt dan dat je uitgeeft, dat je dus winst maakt. Het business-model beschrijft dan hoe je dat doet, hoe je simpel gezegd inputs als arbeid en kapitaal transformeert naar outputs als goederen en diensten. Hoe je dat doet, dat is in de loop van duizenden jaren steeds weer veranderd. Laten we een simpel eigentijds voorbeeld nemen, een boer met melkkoeien. Het businessmodel is veevoer inkopen, weilanden onderhouden, koeien melken en de melk verkopen. Daar komt natuurlijk veel meer bij kijken, de veearts betalen, onderhandelen over de prijs etc. Maar in de kern is het inkopen, iets doen en vervolgens melk verkopen. Deze boer kan van alles gaan veranderen om zo tot een nieuw businessmodel te komen. Hij kan bijvoorbeeld kaas of ijs gaan maken en dit verkopen in de hoop zo meer winst te maken. Zie hier een nieuw businessmodel. Hij kan ook iets heel anders gaan doen met z’n koeien, bijvoorbeeld verhuren voor filmopnames. Weer een nieuw businessmodel. Of, een laatste voorbeeld, windmolens in z’n weiland zetten.

Toen de eerste fabriek ontstond kwam er ook een nieuw businessmodel, in plaats van ambachtelijk alles door één persoon laten maken, werd het businessmodel opeens allemaal mensen verschillende onderdelen laten maken. Internet leidde ook weet tot talloze nieuwe businessmodellen, waarvan we er veel volgens mij vooraf niet aan zagen komen.

Als we het door ons vaak bekritiseerde canvasmodel erbij pakken zien we precies hoe we een nieuw businessmodel moeten creëren. We kijken naar de vakjes en veranderen er één of meer (andere klanten, andere producten, andere distributie, etc.), voilá, nieuwe businessmodellen. Daarbij kan wat voor de één een nieuw businessmodel is voor de ander een oud en belegen zijn.

Merk op dat de kern van het achterliggende verdienmodel bij al deze nieuwe business-modellen ongewijzigd is gebleven (namelijk meer overhouden dan je opmaakt). Je kunt je de vraag stellen of er überhaupt een ander verdienmodel mogelijk is dan dat: moeten we niet altijd meer overhouden dan we opmaken?

Rudy heeft eerder over nieuwe businessmodellen geschreven, naar aanleiding van een publicatie van Jan Jonker (deel 1 en deel 2). Onderstaande figuur heb ik overgenomen uit deze eerdere blog.

  • Kernwoorden oud: Goederen, arbeid, geld, (anonieme) markten.
  • Kernwoorden nieuw: onderop, collectief, integraal, waarden, talent.

Businessmodellen circulaire economie

Wat is dan een nieuw in termen van businessmodel en/of verdienmodel? Laat ik dat op twee manieren definiëren.

  • Als eerste nieuw in de zin van nog niet eerder gedaan. Varianten: helemaal nieuw, nooit eerder gedaan; nieuw voor de branche / sector; nieuw voor het individuele bedrijf.
  • Als tweede nieuw in de zin zoals Rudy dat schetst, het gaat niet alleen om geld, het gaat ook om het realiseren van waarde. Varianten: winst is niet belangrijk, het gaat om andere waarden dan geld; winst is belangrijk maar andere waarden zijn net zo belangrijk, als dat leidt tot lagere winst dan is dat zo.

De vijf businessmodellen van de circulaire economie

Ik citeer even uit de kenniskaart circulaire economie (Rijksoverheid en het Groene Brein) “Vijf soorten businessmodellen zijn noodzakelijk … Er zijn vijf soorten businessmodellen geïdentificeerd die kansen bieden in een circulaire Economie”. Dit zijn:

  1. “Circulaire leveranciers, die duurzame energie, biologisch afbreekbaar of volledig recyclebaar materiaal leveren om eenmalig-te-gebruiken-materialen te voorkomen”. Een toelichting op dit businessmodel lijkt mij overbodig.
  2. “Grondstoffen-verzamelaars, die nuttige grondstoffen terughalen uit bijproducten of producten aan het einde van hun levenscyclus”. Hier hebben we het mijns inziens over de recyclingbedrijven zoals we die bijvoorbeeld zien voor de verwerking van wit- en bruingoed maar ook de recycling van glas en papier. Het is duidelijk dat hier behoefte aan is en het is m.i. ook duidelijk dat op dit punt nog veel moet gebeuren.
  3. “Levenscyclusverlenging, wat er door reparatie en doorverkoop voor zorgt dat producten langer in de markt blijven.” Dit kennen we natuurlijk ook allemaal. Er zijn talloze branches waar dit de normaalste zaak van wereld is, zoals bijvoorbeeld bij fietsen en auto’s. Maar bijvoorbeeld bij kleding is mijn overtuiging dat dat vroeger veel vaker gebeurde dan tegenwoordig en voor elektronica doen we het niet of nauwelijks. Dus ook hier werk aan de winkel.
  4. “Deelplatforms, waar effectiever gebruik van producten mogelijk wordt door gedeeld gebruik mogelijk te maken.” Hiervan zijn er inmiddels talloze, er zijn platformen voor het delen van bijvoorbeeld auto’s en huizen. Maar hier wil je natuurlijk veel verder in gaan. Niet alleen consumenten moeten delen (en dit meer gaan doen), ook producenten, overheden en maatschappelijke organisaties moeten gaan delen. Overigens gebeurt het wellicht vaker dan we denken. Als ik een aannemer aan het werk zie met een stijger of een lift, dan staan daar vrijwel altijd grote borden op dat het ergens gehuurd is. Hier doet de markt zijn werk, maar ook hier kan het beter.
  5. “Product-naar-dienst, waar het laten gebruiken van producten tot positieve waarde leidt voor de eigenaar.” Ook hier een bekende, in plaats van producten te verkopen lever je een dienst. Je verkoopt dus geen schaar maar gaat het haar van mensen knippen. In het groot zien we het bij Greenwheels, je koopt geen auto maar neemt wel kilometers af. Greenwheels werkt samen met de NS, want het gaat natuurlijk helemaal niet om autobezit, het gaat ook niet om autokilometers, het gaat uiteindelijk om de dienst, van a naar b komen.

5 business modellen voor circulaire economieBron: ING

De vraag of het nieuw of bestaand is kunnen we kort beantwoorden, hier is niets nieuws aan. Het zijn bestaande modellen die voor sectoren, branches of individuele bedrijven heel nieuw kunnen zijn. Er is ook niets mis mee dat dit niet nieuw is, waarom iets nieuws zoeken als het bestaande goed werkt, of als je ergens iets goeds kan jatten?

We zagen eerder dat je nieuw ook anders kunt definiëren, nadruk op waarden in plaats van nadruk op geld. Ook in dat opzicht zijn ze niet nieuw. Het gaat in alle gevallen om bedrijven die iets gaan doen dat leidt tot een circulaire economie maar dat doen met de middelen die de traditionele economie ons gegeven heeft, markten, concurrentie, geld, dingen etc. Alleen de laatste twee, deelplatform en van product naar dienst zijn in dat opzicht iets nieuwer omdat hier de waarde voor de eindgebruiker centraal staat en niet het ding. Maar, dit businessmodel sluit niet uit dat ik in plaats van een pistool te kopen voor een dienst betaal of een pistool leen.

Overigens moet ik hier wel een kanttekening bij mijn eigen betoog maken. Ik lees nergens dat de businessmodellen dé oplossing zijn, ze worden gebruikt als een middel, ze zijn nodig om de circulaire economie te realiseren.

De oude businessmodellen

Deze vraag is hierboven al beantwoord, de businessmodellen zijn niet nieuw, we hebben de oude nog steeds nodig. Ook zullen we nog steeds het businessmodel van bijvoorbeeld het transportbedrijf nodig hebben: spullen van a naar b brengen en je daarvoor laten betalen. Dat gaat misschien heel anders (drones?), en wat je transporteert verandert (materiaal voor een 3d printer i.p.v. goederen), maar het transport zal voorlopig nog even blijven. Ook hier, niets mis mee dat we deze oude modellen blijven gebruiken.

4, 5 of 6 businessmodellen?

De belangrijkste vraag, waarom 5 businessmodellen en niet 4 of 6? Schrijvend aan een tekst lees je nog eens beter wat er precies staat en welke formulering gebruikt wordt. 5 soorten businessmodellen zijn noodzakelijk, 5 soorten businessmodellen bieden kansen. Het is dus niet zo dat we er maar 5 nodig hebben. Maar deze 5 worden blijkbaar dominant. Ik loop ze nog eens door:

  1. “Circulaire leveranciers, ….”. Ja, m.i. geen discussie over mogelijk, binnen een circulaire economie zal dit belangrijk zijn.
  2. “Grondstoffen-verzamelaars …”. Ja ook hier, wat mij betreft geen discussie.
  3. “Levenscyclusverlenging, …” Hier ben ik nog niet zo van overtuigd. Helaas is onze huidige maatschappij erg op modes en trends gericht. Je koopt nieuwe kleren, nieuwe meubels etc. voor een groot deel omdat het gewoon leuk is. Je wilt immers met de mode meegaan. Ik zou hier daarom een businessmodel aan toe willen voegen, het ‘modieuzeren’ van goederen. Een bloeiende bedrijfstak die zorgt dat jouw spullen er weer eigentijds uitzien en voldoen aan de laatste trends.
  4. “Deelplatforms, …” Ook hier een kanttekening. De circulaire economie betekent niet het einde van het bezit. Maar, het betekent mijns inziens wel dat je de goederen die je bezit dagelijks gebruikt (meubels, bestek etc.). De spullen die je incidenteel nodig hebt (een boot, auto, gereedschap etc.) die wil je helemaal niet hebben, daarvoor koop je diensten in. Als iedereen dat doet (ik denk even ver vooruit ;-)), dan valt er niets meer bij elkaar te lenen.
  5. “Product-naar-dienst, … We hechten erg aan bezit, dus ik twijfel of dit werkelijkheid gaat worden (geldt overigens ook voor mijn betoog bij punt 4).

Mist er dan nog iets?

Ja in ieder geval mis ik het businessmodel van de adviseurs en ik vraag me af wat we daar mee moeten. Ik weet het, ik ben er zelf ook één dus ik heb het ook over mezelf, maar ik reken ambtenaren hier ook maar even onder. Het valt mij op dat tijdens bijeenkomsten over circulaire economie zo ontzettend veel adviseurs en ambtenaren aanwezig zijn. Ook op discussieplatforms zijn die oververtegenwoordigd. Voorlopig hebben die er dus nog het beste businessmodel van gemaakt, behoud van baan (ambtenaar) en voldoende opdrachten (adviseurs). Mijn voorstel voor alle volgende bijeenkomsten over de circulaire economie is dat adviseurs en ambtenaren alleen maar welkom zijn als ze een ondernemer meenemen. En dan wel een ondernemer die iets maakt repareert, die dus iets fysieks doet.

Tot slot

5 businessmodellen zijn noodzakelijk of bieden kansen. Wat moet ik daar nou mee? Ik probeer me daarom maar eens te verplaatsen naar 2040 (over 25 jaar). Wat zie ik dan? Ik denk dat de wereld een heel stuk beter is geworden, we doen meer aan hergebruik en recycling, gebruiken veel meer duurzame energie en natuurlijke grondstoffen. Ook zie ik dat er in de afgelopen 25 jaar een technologische ontwikkeling is geweest die de wereld op z’n kop heeft gezet (ik heb nu nog geen idee welke ontwikkeling dat is). Over circulaire economie hebben we het helemaal niet meer, maar als je goed kijkt zie je wel dat een aantal principes zijn overgenomen. Andere principes bleken niet mogelijk, of werden achterhaald door allerlei ontwikkelingen (die ik uiteraard niet ken). En die vijf businessmodellen? Er zijn bedrijven die grof geld verdienen met de principes van de circulaire economie. Hoe ze dat doen, ik heb geen flauw idee, er zijn in die 25 jaar een paar creatieve geesten opgestaan en die verdienen nu geld aan recycling, lenen en diensten op een manier die niemand voor mogelijk had gehouden.

Wat ik maar wil zeggen, het gaat hoe dan ook anders lopen. Deze vijf businessmodellen zijn als een soort collectieve denkbeeldige die we vervolgens ondernemers voorhouden (met deze vijf businessmodellen gaat het helemaal goed komen), dat kan iet anders dan tot teleurstelling leiden.

Iets wiskundiger gezegd: de nieuwe circulaire business-modellen zijn eigenlijk gewoon oude business-modellen maar dan met beperkende voorwaarden (dit mag niet, dat moet zo). Het bijbehorende traditionele verdienmodel van ‘geld overhouden’ wordt in zo’n geval voor de ondernemer moeilijker te realiseren. En zoniet: dan hoeven we het er niet zo lang over te hebben, dan kunnen we gevoeglijk aannemen dat die ondernemers slim genoeg zijn om die beperkende voorwaarden heel snel te omarmen.

 

Stijn van Liefland

Markt, Macho’s en Mythes (MMM02)

Deze site bestaat inmiddels bijna 5 jaar. De eerste blog verscheen op 6 juni 2011. Ons idee destijds was om het begrip ‘rendement’ te herwaarderen. Later hebben we dat verwoord in de slogan: ‘rendementsdenken, maar dan goed’.

Termen als ‘rendement’ en ‘verdienmodel’ waren toen hot. Subsidies werden in rap temp afgeschaft. De ambitieuze en duurzame plannen werden er intussen niet minder om, dus moesten nieuwe listen worden verzonnen. Geld was er nodig! En duurzaam moest het (toch) zijn. Dus daar kwam het nieuwe verdienmodel + ondernemerschap uit de hoge hoed. Alles moest een business case krijgen (zie in die traditie ook de opkomst van het canvasmodel).

Subsidies zijn uit, zelf je geld verdienen is in. (( Bij DWDD is er jaarlijks een mogelijkheid bepaalde woorden of uitdrukkingen uit het Nederlands te bannen. Een paar weken geleden werd nog voorgesteld het woord ‘uitrollen’ uit ons taalgebruik te schrappen.  ‘Je eigen broek ophouden’ zou wat mij betreft ook een goede kandidaat zijn. Het betekent: niet je hand ophouden, je eigen boontjes doppen, niet teren op de zak van een ander, ‘you’re on your own’. ))

Beslisboom

En soms worden wij ook gestoord van weer het zoveelste nieuwe verdienmodel. We zagen het als onze taak om al die inmiddels honderden verdienmodellen terug te brengen tot de kern. Al die modellen zijn natuurlijk niet echt anders. Een aardig overzicht van die verdienmodellen is bijvoorbeeld te vinden in deze infographic. Uiteindelijk, zo denken wij, zijn alle verdienmodellen te herleiden tot slechts vier ordenende principes.

Hoewel het denken alleen in termen van rendement het zicht op de werkelijkheid enorm kan vernauwen (de term ‘rendementsdenken’ is inmiddels een scheldwoord geworden), zijn wij nog steeds fan van de structurerende werking ervan. Ook een duurzaam plan moet uiteindelijk rendement hebben. Rendement moet dan niet per se gelezen worden als ‘levert harde Euro’s op op korte termijn’. Rendement is dan in onze definitie: de maatregel moet je dichter bij je doel brengt. Deze basisgedachte staat nog steeds centraal in onze ‘beslisboom’, een infographic die hier is te vinden.

Focus aanbrengen door het kiezen van een jaarthema

Meer over de historie van de inmiddels bijna 400 blogs is te vinden in dit samenvattende overzicht. We hadden vooraf niet bedacht dat we het zo lang zouden volhouden. Na een stuk of 50 blogs heb je alles wel een keer gezegd immers. Toch komen we elke week weer artikelen, films, boeken, discussies tegen die ons inspireren weer een stukje te schrijven in onze vrije tijd.

Het gevaar is steeds dat we afdwalen van het oorspronkelijke thema. Daarom zitten Stijn en ik elk jaar een paar keer bij elkaar om weer focus aan te brengen. Dat lukt lang niet altijd en eigenlijk vinden we dat ook niet zo erg. Meestal is het ons gelukt (een deel van het) thema vast te houden door een werktitel voor een komend jaar te bedenken. Een paar voorbeelden:

  • Denkfouten (2012): de stokoude rationele beslisboom werd uitgebreid met de irrationele denkfouten (Kahneman en consorten).
  • Ondernemerschap (2013): omdat ondernemers de oplossing voor al onze problemen zijn, zijn we een zoektocht begonnen naar wat ondernemerschap is.
  • Tegendenken (2014): om meer grip te krijgen (in boeken, discussies etc) op het voorkomen van ‘group think’ etc.
  • Systeemdenken (2014): een boeiende manier om complexe vraagstukken in beeld te brengen.

De werkwijze was om gewoon aan de gang te gaan met zo’n onderwerp en elk stukje door te nummeren. Onze ervaring is dat het focus aanbrengt in ons eigen speur- en schrijfwerk. Op het moment dat je 30-40 stukjes over zo’n onderwerp hebt geschreven tekent zich vanzelf een patroon af. En als het een beetje meezit (én als je daar zin en tijd voor hebt) dan kun je op basis van die 30-40 stukjes een boek schrijven. In 2013 hadden we ‘Geld is een middel’ (inmiddels uitverkocht, we zullen het binnenkort als pdf hier op de site plaatsen) en deze zomer publiceerden we ‘De kunst van het tegendenken‘ (volop verkrijgbaar 🙂 ).

Toekomst (2016)

Op dit moment hebben we niet zo’n bindend jaarthema. ‘Systeemdenken’ is inmiddels wat weggezakt. Een deel van de blogs over het systeemdenken is terecht gekomen in ‘De kunst van het tegendenken’. Destijds hebben Stijn en ik voor dat systeemdenken de samenwerking gezocht met Guus Hustinx van Intens. Guus schrijft regelmatig over zijn ervaringen in ‘De elektronische eenhoorn’ en heeft ook hier al eens geschreven over NS-Prorail. (( Guus schreef eerder o.a. het boek ‘Ecologisch veranderen van organisaties’. ))

We hebben ontdekt dat alleen schrijven over een aanpak (systeemdenken, tegendenken) deels ook afleidt van wat ons echt boeit. Het gaat dan ook in de weg zitten. Uiteindelijk is onze drive de verbazing, irritatie, verwondering, woede die bij ons opkomt als we ons dagelijks werk doen. Daarover willen we schrijven. En natuurlijk zetten we daarbij tools in waarvan wij geloven dat ze bijdragen aan meer inzicht of een oplossingsrichting. We hebben inmiddels stapels aantekeningen en foto’s van flapovers waar we meer mee willen doen, maar niet zonder concrete voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van verwondering of irritatie.

Wat ons bindt (zo ontdekten we vorige week in een overleg) is:

  • Een complex of gelaagd probleem.
  • Met een maatschappelijke component.
  • We snappen het niet, dat is raar, hoe zit dat?
  • Dat kan toch niet waar zijn! Verwondering, verbazing.
  • Dat inzichtelijk(er) willen maken.
  • Dat willen visualiseren.
  • Daar structuur in aanbrengen. Afpellen.
  • We krijgen een kick als we een kleine bijdrage leveren:
    • als we het zelf beter snappen (begrip, inzicht)
    • als anderen het gaan gebruiken (doceren, erkenning)
    • ….. (dat is lastig) .. aan een betere wereld (bijdragen, onderdeel van een groter geheel zijn)

We constateren ook dat we allemaal geen demonstranten zijn en niet op de barricades gaan staan. We zijn onderzoekers en adviseurs. En hebben een beschouwende rol aan de zijlijn. We kennen onze beperkingen.

Thema’s

Vervolgens is het leuk eens na te gaan op welke thema’s we ieder van ons ‘aanslaan’. Dat kun je simpelweg zien door naar de reeks eerdere blogs of columns te kijken.

Rudy:

  • Economisering van de werkelijkheid (ideologie van de vrije markt, marktwerking etc).
  • Banken.
  • KPMG-achtige constructies.
  • Ondernemerschap.
  • Vestia.
  • Fraude.

Stijn:

  • De natuursector (als sekte, als ideologie, de schaapsherder).
  • Recycling, theezakjes-paradox.
  • Aanbesteding (binnen overheidsland).
  • Gaat de wereld ten onder? Doemscenario’s
  • Volkswagen (milieufraude)

Guus:

Duidelijk is dat er accentverschillen zijn. Maar ook is duidelijk dat we heel veel gemeen hebben in wat ons boeit.

Markt, macho’s & mythes (3M, MMM)

Even nagedacht over de gemeenschappelijke noemer van bovenstaande rijtjes. Het gaat allemaal over Markt, Macho’s en Mythes.

Dat wordt dus voor 2016 de focus van (een aantal van) de blogs die we gaan schrijven. Hopelijk MMM(1) tot MMM(40). Stijn heeft deze week al de eerste blog geschreven onder deze noemer: 15 mythes over de circulaire economie (MMM01)

Rudy van Stratum

 

 

Circulaire economie: zin en onzin, 15 mythes (MMM01)

In december is er een bijeenkomst over de circulaire economie. Deze wordt verzorgd door het rijksduurzaamheidsnetwerk. Ik heb één keer deelgenomen aan een eerdere bijeenkomst en ik was erg te spreken over de opzet en de inhoud. Dus ik ga weer maar wil me vooraf wat verder verdiepen in de circulaire economie. Ik ben daar in een eerder artikel vrij kritisch over geweest en dat ben ik nog steeds. Maar, ik hoor het begrip circulaire economie steeds vaker, blijkbaar spreekt het aan en ik begin er ook zelf in te geloven. Tijd dus om dus om er weer eens in te duiken. Waar staan we nu, welke discussies lopen er, welke successen zijn er etc.

Vandaag eerst nog maar even in de kritische modus. Aanleiding zijn 15 mythes over de circulaire economie die door MVO Nederland worden weerlegd. Interessant om eens te kijken welke mythes dat zijn, hoe ze weerlegd worden en natuurlijk of ik het daar mee eens ben. Ik ga er van uit dat deze mythes ook meteen een goed beeld geven van de discussies die rondom het gedachtegoed van de circulaire economie spelen.

1. ‘Dat ken niet!’

Jawel het kan wel, maar je moet het wel willen. Coert Zachariasse geeft aan tegen welke problemen ze in Hoofddorp aanliepen bij de realisatie van park 20 20. Zo is er weinig inzicht in de milieubelasting van materialen en producten en zijn er aannemers die een inkoopvoordeel willen halen (en daarom trouw blijven aan bepaalde producten en materialen), etc. Maar al die barrières zijn overkomelijk. Zo blijkt in ieder geval uit de casus in Hoofddorp.

Coert is van mening dat de techniek niet het probleem is. Wat dan wel? De waarde van grondstoffen (of afvalstoffen want dat is hetzelfde). Als voorbeeld noemt hij de aluminium dop op drankflessen.

Neem het dopje op mijn waterfles. De afvalverwerker loopt ertegenaan dat het plastic binnenkantje, dat oxidatie moet tegengaan, lastig is los te maken van het aluminium dopje. Dus wordt het hele dopje weggegooid en verbrand in de afvalcentrale. Alleen al in deze regio gaat het om 600 ton van deze dopjes. De waarde van de afzonderlijke materialen is te gering om moeite voor te doen.

Dit probleem dat klein lijkt, maar toch om 600 ton per jaar gaat, kan je oplossen door in de keten samen te werken. De afvalverwerker en de ontwerper bij elkaar zetten is het devies. Of hiermee nu gezegd is dat de circulaire economie zonder meer mogelijk is, dat betwijfel ik, maar er valt ongetwijfeld een hoop te winnen als partijen in de keten met elkaar in gesprek gaan.

2. Het kost miljoenen om processen te veranderen

Waardering voor Marius Smit, de man die plastic vist in de grachten van Amsterdam en dat plastic gebruikt om boten mee te bouwen die vervolgens nog meer plastic uit de grachten halen. En, hulde voor hoe hij er in slaagt dit zo sexy te brengen dat mensen tijdens een bedrijfsuitje op plastic gaan vissen. Als je dat pak ‘m beet 20 jaar geleden tegen iemand had gezegd, plastic vissen op een bedrijfsuitje, was je recht in je gezicht uitgelachen. Zo zie je dat de toekomst niet te voorspellen is. Maar de veronderstelde mythe was: De productieprocessen in grote bedrijven zijn zeer complex. Het kost miljoenen om daarin iets te veranderen en dat is niet haalbaar.

Met het voorbeeld van plastic vissen is de mythe verre van ontkracht. Sterker nog hij geeft zelf aan dat zijn schepen nog niet 100% circulair zijn. En dan hebben we het over iets relatief simpels als een bootje.

Overigens vind ik het wél een mythe. Ik zou deze als volgt willen weerleggen: Productieprocessen zijn door de jaren heen voortdurend veranderd door de opkomst van ICT, door regulering door de overheid, door duurdere grondstoffen of juist goedkopere alternatieven, maar vooral door allerlei technische innovaties. Het grootste deel van deze veranderingen kostte inderdaad miljoenen maar was uiteindelijk financieel heel rendabel. Technisch hoeft het geen probleem te zijn, financieel wordt het lastig, maar hé, we hoeven niet van de één op de andere dag circulair te zijn. Kijk naar de bootjes van de Plastic Whale, een fantastisch initiatief, zelfs bij iemand van goede wil en iets relatiefs simpels is het een hele uitdaging. We moeten dus wel een beetje de tijd nemen.

3. Circulaire economie is een modewoord voor recycling

Ik heb al in enkele blogs betoogd dat ik het voor een groot deel eens ben met deze stelling. Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat ook andere principes die de circulaire economie omarmt al eerder zijn benoemd. De mythe wordt weerlegd door Michiel van Yperen van MVO Nederland. En, hij weet mij toch wel aardig te overtuigen. Het gaat niet om recyclen in de traditionele zin, waarbij materialen vaak een laagwaardige functie krijgen, het gaat om het terugwinnen van de oorspronkelijke materialen. Als voorbeeld de spijkerbroek. Het gaat niet om het recyclen van het katoen, bijvoorbeeld als poetslap. Nee, het gaat om het recyclen van de katoenvezel, zodat je echt weer iets nieuws kunt maken. En dat vraagt een aantal principieel andere keuzes. Hoe scheidt je de stiksels van het katoen? Hoe haal je elastische materialen uit het katoen etc. Maar ook, hoe organiseer je de distributie en zorg je ervoor dat die katoenvezel ook echt weer in nieuwe kleding terecht komt? Dat is niet eenvoudig recyclen, maar vraagt om een totaal nieuwe aanpak in de keten. Dus ja, het is recyclen, maar dan wel op een totaal ander niveau. En tja, die keten daar hadden we het 20 jaar geleden ook al over.

4. De consument wil eigendom

Ik ben het er direct mee eens dat dit een mythe is. Natuurlijk wil je eigendom als dat beter of goedkoper is. Als je een eigen huis hebt, dan heb je na 30 jaar een flink kapitaal, dat is een mooie erfenis voor je kinderen. Als je een huurhuis hebt, dan heb je na 30 jaar niets. Maar het is niet zo dat het bezit van een huis het doel is, het zijn de gevolgen van het bezit die nu wel erg fijn zijn.  Douwe Jan Joustra weerlegt de mythe door ons te wijzen op allerlei zaken die je al ‘hebt’ maar toch niet van jou zijn, bijvoorbeeld het modem van de internetprovider en de lease auto. Als dat ter sprake komt is er “niemand die dan vervolgens vraagt of het niet onhandig is.” Joustra geeft wel aan dat mensen soms wat beschaamd zijn als blijkt dat die auto niet echt van hun is, blijkbaar zit bij veel mensen de wens tot eigendom diep verankerd. Wat we echt willen is de dienst, het gemak dat het apparaat oplevert. Ik zelf heb een eigen auto en voorlopig houden we die nog even. Maar daarna, om de hoek staat een greenwheels, die heeft een eigen parkeerplek, hoe je ’s avonds niet meer te zoeken naar een plek. Dat lijkt mij heel makkelijk. En, deze auto brengt je ook van A naar B. Daar gaat het uiteindelijk om.

5. Het wordt pas wat als de nationale overheid ingrijpt

De stelling wordt weerlegd door oud minister van milieu Jacqueline Cramer. Niet alleen de landelijke overheid is nodig, ook allerlei partijen op lokaal niveau waaronder uiteraard de lokale overheden. Maar zo betoogt Cramer, ook burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties moeten meedoen. Met een enorm optimisme geeft ze een aantal voorbeelden die op regionaal spelen.

Ik deel dat optimisme niet. Ik ben het er mee eens dat je meer dan de nationale overheid nodig hebt. Maar, ik vrees dat de mensen die werken aan een circulaire economie in een beperkte wereld actief zijn en vooral contact hebben met de voorlopers. Twee dingen over voorlopers:

Ten eerste vraag ik mij altijd af hoe de rest van een branche / sector naar de voorlopers kijkt. Worden die gezien als een stel malloten die rare dingen doen of als een serieuze concurrent die je in de gaten moet houden. Als het om het laatste gaat, dan is er niets aan de hand en gaat het goed helemaal komen. Uiteraard onder de voorwaarde dat we hier inderdaad iets hebben dat duurzaam is op zowel people, planet als profit. Ik vrees echter dat het voor een (groot) deel om de eerste variant gaat. Neem de initiatiefnemer van de plastic whale uit mythe 1. Prachtig initiatief, maar er is vrees ik geen scheepsbouwer die daardoor van de leg raakt. Waarbij ik overigens hoog dat ik het mis heb.

Ten tweede, hoe lang gaat het duren als we moeten wachten tot iedereen een keer aanhaakt? Dan is wat regelgeving (of ander instrumentarium) van de rijksoverheid wel prettig.

Mooie voorbeelden zijn prima. Misschien zijn het er bij elkaar wel meer dan duizend, maar dat is nog steeds wel heel erg weinig en ik vrees dat het vooral leeft in een beperkte club. Daar moeten we uit zien te komen.

6. Circulaire economie is alleen interessant voor maakbedrijven

Juist in de circulaire economie is er heel veel ruimte voor reparatie bedrijven, voor dienstverleners etc. Het gaat om het leveren van diensten aan klanten en dus om een optimale product dienst combinatie. Daarvoor is samenwerking tussen bedrijven essentieel. Zo vat ik de weerlegging van Geanne van Arkel, Interface Nederland, maar even kort samen. Ik zou nog wel een stap verder willen gaan, ik denk dat juist ondernemers die verder van het maken afstaan profiteren. Of wellicht nog algemener, hoe verder je afstaat van de eerste stap van een keten (grondstoffenwinning) hoe meer je profiteert van een circulaire economie. Want, voor een ijzerertsgroeve of een hoogoven wordt circulair produceren toch echt heel lastig. Als die circulaire economie er echt gaat komen dan hebben we die helemaal niet meer nodig.

Ik kan het niet laten toch een puntje van kritiek te uiten.

“Een van de inspirerendste voorbeelden in de natuur van de manier waarop je meer kunt bereiken als je resources -in de breedste zin van het woord- deelt, wordt wellicht geleverd door korstmos. Een schimmel en een alg maken dankzij samenwerking in extreem slechte omstandigheden korstmos. Deze symbiose leidt tot groei die groter én mooier is dan individueel mogelijk zou zijn.”

Dat is natuurlijk helemaal niet waar. Er zijn schimmels die veel groter en veel mooier zijn dan korstmossen, kijk naar de vele grote en mooie paddenstoelen en realiseer je dat het meeste van deze schimmel onder de grond zit en onzichtbaar is. Het is gewoon een kwestie van de juiste plek kiezen. Vertaal dit naar ondernemers en de conclusie is, samenwerken doe je alleen als je anders ten onder gaat.

Overigens vind ik het sowieso gevaarlijk om allerlei paralellen met de natuur te trekken. Er gebeuren mooie dingen, die kunnen inspireren. Maar de natuur is ook hard en barbaars, parasieten zijn ook zeer succesvol en werken in het geheel niet samen. Helaas heeft deze werkwijze ook talloze mensen geïnspireerd.

7. Circulair ondernemen vraagt veel technologische innovatie

Michiel Schuurman van MVO Nederland betoogt dat heel veel technologie al beschikbaar is en dat de uitdagingen vooral sociaal van aard zijn. Ik kan het hele speelveld niet overzien maar ben het er toch helemaal mee eens. De wens tot innovatie wordt in mijn ogen te vaak als excuus gebruikt om echte maatregelen nog even uit te stellen.

8. We zijn geen eigenaar meer, het draait om diensten.

Mijn eerste reactie is jammer dat dit een mythe is, wat is er mis met een wereld die alleen om diensten draait? Lijkt mij best comfortabel en het zou me een hoop zorgen wegnemen. Overigens, nog geen flauw benul welke nieuwe zorgen hiervoor terug gaan komen. Misschien wel wakker liggen of er de volgende dag wel een auto beschikbaar is. De weerlegging van de mythe is nogal omslachtig. Het gaat vooral om de kansen voor bedrijven om in plaats van producten diensten te leveren of combinaties van producten en diensten. En, dat blijkt nog helemaal niet zo eenvoudig en voor veel bedrijven ook niet zo aantrekkelijk. Er komen bijvoorbeeld nieuwe bedrijven die gaan concurreren op de te leveren dienst terwijl dat voor het traditionele bedrijf het nieuwe verdienmodel zou moeten zijn. Ik concludeer dat we voorlopig nog niet van het eigendom af zijn. In mythe 11 komt een vrouw aan het woord die leeft zonder afval. Wellicht is het een aardig experiment voor iemand om eens te leven zonder eigendom. En dan bedoel ik niet ergens op straat in een kartonnen doos. (Zie ook vorige blog over Thomas Rau waar het eigendom wordt vervangen door diensten).

9. Laagwaardige materialen kun je niet hergebruiken

Intuïtief zou ik zeggen dat klopt niet. Je kunt de kwaliteit van materialen verbeteren, zoeken naar andere toepassingen etc. Maar je moet natuurlijk heel veel weten om hierover mee te kunnen praten, een overzicht hebben over verschillende sectoren etc. Wat dat betreft slaagt Mireille Geijsen er mijns inziens niet in de mythe te weerleggen. Ze geeft één voorbeeld, dat overigens zeer geslaagd is. Maar, dat het met een minderwaardige textielvezel kan wil natuurlijk niet zeggen dat het met andere materialen ook kan.

Ik zou zeggen dat je er allereerst voor moet zorgen dat materialen van hoogwaardige kwaliteit blijven. Bijvoorbeeld door ze zo min mogelijk te mengen met andere materialen.

10. Geen afval? Afval is goud waard!

Deze waren we al een keer eerder tegengekomen. Ik vertaal hem even als, er zijn zoveel mensen die hun boterham verdienen aan afval, dan moeten we daar maar mee doorgaan. Laurens Groen van Milgro betoogt dat deze mythe er van uit gaat dat afval een gegeven is. Iedereen gooit het weg, dat betekent dan toch dat je de waarde op nul of negatief hebt gesteld? Natuurlijk zijn er andere mensen die daar dan vervolgens nog weer wat geld aan kunnen verdienen. Maar, afval was ooit een grondstof, je gooit dus grondstoffen weg en alle tijd en energie die er in gestopt is om het tot afval te maken. Beter is het het ontstaan van afval te voorkomen en te onderzoeken waar afval ontstaat en wat je er aan kunt doen om het te voorkomen.

11. Leven zonder afval is een dagtaak

Ik heb dit argument eigenlijk nog nooit gehoord. Emily-Jane Lowe poogt de mythe te ontkrachten. Zij leeft zonder afval te produceren en kan ons vertellen dat het andere keuzes vraagt, dat het tijd vraagt om door te hebben hoe je dat doet maar dat het uiteindelijk helemaal geen dagtaak is. Haar verhaal is zeer overtuigend. Maar, ook hier weer een voorbeeld van één gedreven persoon in één sector (huishoudens). Daarmee is de mythe ontkracht voor huishoudens (of in ieder geval voor één huishouden) maar niet voor de rest van de samenleving. Daarvoor willen we meer bewijsmateriaal zien. Hoe doe ik dat in de sportkantine, in een bedrijf, op kantoor, etc. Is dit iets dat iedereen makkelijk meeneemt in de dagelijks gang van zaken?

12. Het is onmogelijk om het gefinancierd te krijgen

Deze gaat over ons. Want wij zijn van financiering. Banken financieren niet graag innovaties is de achterliggende gedachte. Maar Richard Kooloos van ABN Amro weerlegt dit. Er is vaak veer mogelijk dan mensen denken. En, je kunt innovatie natuurlijk als bedrijf ook zelf betalen. Het begint vaak met kleine experimenten.

Heel concreet geeft hij een aantal voorbeelden waar financiering geen probleem is. Bij de realisatie van een kantoorgebouw volgens de principes van de circulaire economie blijkt het juist een hele robuuste investering. Er is veel beter nagedacht over dit gebouw. Het is op allerlei manieren te gebruiken, ook voor andere functies. En de restwaarde is veel hoger. Je kunt het gebouw immers uit elkaar halen en de onderdelen weer opnieuw gebruiken of desnoods het gebouw op een andere locatie weer opbouwen. Circulair ondernemen betekent dus niet per definitie dat de risico’s groter worden. Ik kan dit verhaal prima volgen. Toch is het vaak lastig een bank te overtuigen als je iets wilt dat ze niet echt kennen.

Overigens is er nog een argument om deze mythe te weerleggen. Zie ook mythe 7 over technologische innovatie, die is vaak helemaal niet nodig, het gaat eerder om betere samenwerking en andere keuzes. Tja wellicht dat die ook moeilijk te financieren zijn.

Ook nog een puntje van kritiek, het is mooi zo’n circulair kantoorgebouw. Maar het lijkt op het dilemma van de theezakjes, waarom geen bestaand kantoorgebouw genomen. Het uitgangspunt dat te zijner tijd iemand het gebouw, de onderdelen of de materialen wil hebben is mooi maar ook twijfelachtig. De meeste mensen willen gewoon graag wat nieuws, net als de opdrachtgevers voor het kantoorgebouw dat als voorbeeld wordt gebruikt. Ik moet de eerste opdrachtgever nog zien die tevreden is als een architect met een gebruikt gebouw komt in plaats van het gewenste nieuwe gebouw. Ongeacht hoe dat gebouw eruit ziet.

13. Alleen een internationale aanpak is succesvol

Het maakt je minder afhankelijk van grondstoffen en juist voor de dienstverlening, reparatie en dergelijk zijn lokale netwerken belangrijk. Het kan dus prima op lokaal niveau beginnen. Een mooi argument dat door Jan-Willem Kanters en Thirza Monster genoemd wordt is dat elke materiaal, product of stofstroom om een eigen schaalniveau vraagt. Gebruikte bouwmaterialen ga je niet de hele wereld overslepen terwijl dat voor andere materialen wellicht wel een goed idee is. Dus, gewoon lokaal beginnen, de groei komt vanzelf.

14. Circulair is altijd duurzaam

Ik kan niet zoveel met de weerlegging van Stefan van Uffelen (MVO Nederland). Hij geeft een aardig voorbeeld van beton dat circulair wellicht minder duurzaam is dan anders. Maar gaat vervolgens beschrijven hoe ze er aan werken om het circulaire proces te verduurzamen. Op zich niets mis mee. Maar, wacht even, het probleem is dat we niet duurzaam leven, één van de oplossingen is circulaire economie. Blijkbaar werken die principes heel vaak maar niet altijd. Is toch niet erg, dan kies je voor een andere oplossing. Ik zou zeggen kwestie van een goede LCA uitvoeren om te kijken wat het meest duurzaam is. Het brengt wel de vraag naar voren of circulaire economie een doel of een middel is. Ik zie de noodzaak in om kringlopen te sluiten en alle toeters en bellen die daarbij komen kijken. Maar, als het dan een keer duurzamer is om dat niet te doen, dan moet je het toch vooral niet doen. Circulaire economie is dus een middel. Misschien een middel dat zo dominant wordt dat bijna alles volgens circulaire principes werkt. Maar als iets niet circulair is en toch duurzaam, niets aan doen zou ik zeggen.

15. Circulaire economie brengt opwindende gouden tijden

Ik citeer even uit de weerlegging door Maurits Groen.

Er klinken veel jubelverhalen over de circulaire economie met mooie, nieuwe, opwindende businessmodellen, en over de baten. Prachtig, maar ik ben er niet gerust op als we onze inzet daarop baseren. Want ik geef u op een briefje dat ook die circulaire economie, als puntje bij paaltje komt en de baten wat tegenvallen, ‘wel een beetje praktisch moet blijven’. Dat we natuurlijk niet het onmogelijke mogen eisen. En dat we best genoegen nemen met ‘recycling 2.0’, die dan ten minste stukken beter is dan hij was. …. Circulair hoeft geen juichverhaal te zijn. Het hoeft niet ‘leuk’ te zijn.

Dat staat er toch maar mooi. Ik zou er aan willen toevoegen dat een focus op gouden tijden ook iedereen het excuus geeft om er mee te stoppen als het wat tegenvalt. Dus ja, het ziet er mooi uit, maar vergeet niet we doen het in de eerste plaats omdat onze huidige manier van leven (en consumeren en produceren) niet houdbaar is.

 

Tot slot

Dat de wereld van de circulaire economie zelf nog zoekende is blijkt wel uit de 15 mythes die hier gegeven worden. Het zijn mythes en dus blijkbaar niet waar. Maar hoe zit het nou echt? Mythe 2: het kost miljoenen, mythe 12 het is onmogelijk dit gefinancierd te krijgen en mythe 15 er breken gouden tijden aan. Ik denk dat uiteindelijk toch minimaal één van deze mythes min of meer waar is.

Is het erg dat deze mythes elkaar tegenspreken? Ik vind eigenlijk van niet. Te vaak wordt een nieuw concept gepresenteerd als de enige waarheid en de absolute vaststaande toekomst. De circulaire economie heeft hier ook een handje van. Kort door de bocht, de wereld gaat ten onder, circulaire economie is dé oplossing, wij weten hoe dat in de toekomst gaat werken. Dat is natuurlijk helemaal niet zo. Zie mythe 2 waarin de plastic whale aan de orde komt. Dat had je echt niet vooraf kunnen voorspellen. Deze mythes laten volgens mij dus ook zien dat de toekomst onzeker is.

 

Stijn van Liefland

Voorkomt huur en lease afval en verspilling?

Je hoort het wel vaker in de discussies over duurzaam handelen. Eigendom bevordert verspilling en stimuleert afval. Huur of lease is dan de nieuwe manier om die verspilling tegen te gaan. Recent hoorden we Thomas Rau in een uitzending van VPRO’s Tegenlicht een gloedvol betoog houden voor ’toegang tot de dienst’. We hoeven de producten niet langer te bezitten, we hoeven alleen nog het gebruik er van.

Korte uitleg

Het idee is dat in de ‘oude economie’ een fabrikant spulletjes maakt en verkoopt. We zitten in een markteconomie dus is de prikkel van die fabrikant om zoveel mogelijk geld te verdienen. Het is dan in het belang van de fabrikant dat de spulletjes regelmatig kapot gaan en dat er dan winst kan worden gemaakt door de verkoop van vervangende onderdelen en uiteindelijk van de verkoop van weer een nieuw product. Dit leidt uiteindelijk tot slechte producten, weinig innovatie en veel afval. Slecht voor het milieu dus. Thomas Rau liet een oud filmpje zien waarin de fabrikanten van gloeilampen besloten onderzoek te gaan doen naar de verkorting van de levensduur van lampen: de bestaande lampen waren te goed (ook in dat filmpje een lamp uit die tijd die al meer dan 100 jaar brandt, bewijs dat lampen zo gemaakt kunnen worden dat ze een enorme levensduur kunnen hebben). De wereld op zijn kop: innovatie om producten slechter te maken!

Het antwoord is dus om de fabrikant eigenaar te laten zijn en blijven van hun eigen spullen. Ze verkopen ons slechts de diensten die deze producten leveren. Stel wij betalen Philips elke maand een vast bedrag per eenheid licht inclusief de energie en vervanging die daarbij hoort. Dan, zo is de redenering, is het in het belang van Philips om hele goede lampen te maken die extreem lang mee gaan. En sterker nog: ze zullen die lampen ook nog energiezuinig willen maken omdat ze nu opdraaien voor de energie die bij de lamp hoort. En ook zal de lamp slim gemaakt moeten worden want aan het einde van de cyclus gaan de lampen retour naar Philips en zullen ze zelf voor de afval of het hergebruik moeten opdraaien. De lampen zullen als vanzelf zo ontworpen worden dat de materialen zoveel mogelijk hergebruikt kunnen worden.

Logisch toch?

Ik geloof het eigenlijk wel, vind het een overtuigend verhaal. Maar laten we nog eens kijken naar wat tegenargumenten en niet te hard van stapel lopen.

Argument 1: eigendom maakt zuinig

Het eerste wat me te binnen schiet is dat mensen die iets in bezit hebben daar vanzelf zuiniger op zijn. Het spul is immers van henzelf en zij zijn het die opdraaien voor de schade aan die spullen. Dat argument is heel lang gebruikt bij het stimuleren van het eigenhuizen-bezit. Eigen huizen zouden leiden tot zuiniger gebruik, meer onderhoud, mooiere tuinen en een betere woonomgeving. Ik denk ook aan de lease-auto’s en de mensen die daar in rijden. Gaan die auto’s langer mee, hebben die minder brandstof verbruik, is daar sprake van beter en goedkoper onderhoud? Het zou best eens kunnen dat de lease-rijders denken: ‘het is toch mijn auto niet, na een paar jaar krijg ik weer een andere auto’. Een lease- of huur-overeenkomst heeft iets van een verzekering. Als het spul kapot gaat dan meld je je gewoon bij de eigenaar en die moet maar iets anders regelen. Van spullen die verzekerd zijn of worden is bekend dat het leidt tot minder zorgvuldig gebruik en beheer, dat effect wordt in de berekening van de premie ook gewoon meegenomen.

Argument 2: de dure Miele die heel lang meegaat

Het tweede waaraan ik dacht was de Miele wasautomaat. Dat is nou zo’n apparaat en fabrikant die in ieder geval het imago heeft van goede, betrouwbare, langlevende producten te maken. Je betaalt weliswaar flink meer geld bij de aanschaf maar dan heb je ook jarenlang extra plezier van dat apparaat. Maar wat is in de praktijk aan de hand met goed werkende betrouwbare apparaten die wat meer geld kosten? Om te beginnen staan de kopers er niet altijd bij stil dat je voor de prijs van één Miele soms wel twee of drie andere apparaten kunt kopen. Je moet de levensduur van zeg 15 jaar dan ook niet vergelijken met de levensduur van één zo’n concurrent maar met die van twee of drie opgetelde concurrenten (en dan kom je vaak dik boven die 15 jaar uit bij de goedkopere concurrent). Maar nog belangrijker is dat je 15 jaar vastzit aan die Miele en ondertussen geen voordeel hebt van de energiebesparende technologische ontwikkeling. Oftewel: je volgende goedkope wasmachine zal minder energie verbruiken en je elk jaar fors minder aan stroom kosten. Een wasdroger is na 15 jaar soms wel tot 100 euro per jaar duurder in gebruik dan een nieuw exemplaar (bron: Volkskrant, 14 november 2015, ‘Gooi die oude droger weg, dat is zuinig’).

Als het bezit bij de consument blijft liggen dan ligt er in ieder geval een prikkel bij de fabrikant om een beter en efficiënter apparaat te ontwikkelen. Althans bij een markt waarin sprake is van voldoende concurrentie en innovatie.

Argument 3: Philips wil nog steeds zoveel mogelijk verdienen

We veronderstellen dus dat de fabrikant niet per se voor een betere wereld staat. De doelstelling blijft nog steeds dat ie zoveel mogelijk centjes wil verdienen. Wat zou ik dan als fabrikant doen in deze nieuwe wereld van huur en lease (waarin ik als fabrikant dus zelf eigenaar blijf van mijn eigen spullen)? Uiteindelijk zal ik sowieso alles doorberekenen aan mijn huurders. Dus ik zal contracten opstellen met veel kleine lettertjes. Een lange looptijd zodat ze niet zomaar van mij af kunnen. Of een boete bij onzorgvuldig gebruik van mijn spulletjes. Stel dat ik licht verhuur aan bewoners van een huis of kantoor: dan zal ik ervoor zorgen dat er altijd licht is. Maar als er een lampje kapot gaat, dan zal dat lampje door mij vervangen worden maar wel worden doorberekend in de eindprijs. Heb ik dan een prikkel om dure lampjes te gebruiken bij de vervanging? Jazeker, en al helemaal als ik zelf de fabrikant ben van die dure lampen en daar ook weer iets aan verdien. Uiteindelijk valt of staat dit hele verhuurmodel met een voldoende groot aanbod van verhuurders van de spullen. Zolang ik als consument een hele grote keuze heb en snel kan overstappen dan zijn fabrikanten/verhuurders gedwongen een goed pakket te blijven bieden. Maar ja, als in de oude marktsituatie aan die marktcondities zou zijn voldaan dan zou het ook onmogelijk zijn geweest bij elkaar te gaan zitten om ‘slechte lampen afspraken’ te maken.

Of als ik een koelkast inclusief energie in een gezin heb staan (als fabrikant dus). En die koelkast gaat kapot. Dan moet ik die koelkast dus repareren. Of zal ik hem vervangen door een nieuwe en betere koelkast? Nee liever niet, want zo’n betere koelkast heb ik nog niet in mijn assortiment. Beter is het om de koelkast te laten repareren waarbij ik de kosten doorbereken in mijn huurprijs (en ook nog wat verdien aan de monteurs die ik de reparatie laat verrichten). Ik blijf als consument dus langer aan een oude koelkast vastzitten. Dit gaat wederom alleen maar goed of anders bij een stevige onderlinge concurrentie en gemakkelijke overstap- en opzegregelingen.

Argument 4: het is een hele keten

Ik hoorde pas een verhaal met dezelfde strekking (fabrikant blijft eigenaar). Het ging over een vliegtuigbouwer. Normaal zou de vliegtuigbouwer verdienen aan het vervangen van versleten spullen voor het onderhoud van het vliegtuig. Maar nu heeft de vliegtuigbouwer toegang tot slimme data en besloten eigenaar te blijven van de vliegtuigen. De vliegtuigbouwer vraagt een vast bedrag (per maand, per vlieguur etc) en is verantwoordelijk voor het hele onderhoud. Maar wat is de truc? De vliegtuigbouwer weet door de ingebouwde sensoren wanneer welk onderdeel feitelijk aan vervanging toe is. Niet meer op vaste momenten maar preventief en flexibel. Door een maatgesneden slim onderhoudsprogramma kan zo veel goedkoper onderhoud worden gepleegd en dat betekent bij een vaste huurprijs een hogere winstmarge. Ik zou hier natuurlijk weer twee bezwaren op kunnen formuleren: 1) bij voldoende concurrentie zijn andere vliegtuigbouwers ook in staat dit (goedkoper) aan te bieden en daar gaat je winstmarge (maar wel beter voor milieu), 2) als huurder van de vliegtuigen wil ik de vliegtuigen best in eigendom hebben als ik gebruik kan maken van de slimme sensoren die er blijkbaar al zijn (dan kan ik als nieuwe eigenaar diezelfde voordelen behalen).

Maar dat is niet eens mijn punt. Die vliegtuigbouwer is en blijft eigenaar van de spullen en zal dus ook alles terug (moeten) nemen. Dan zou ik als fabrikant soortgelijke afspraken willen maken met mijn toeleveranciers. Dus de toeleverancier van vliegtuigcomputers: ik ga die als fabrikant leasen van een pc-producent. De toeleverancier van vliegtuig-moeren en -bouten: ga ik leasen. We komen zo terecht in een oneindige rij van lease- en huur-constructies. Een oerwoud aan regels en afspraken. Ik kan me nog geen voorstelling maken van hoe dat eruit gaat zien en hoe dat leidt tot een goedkopere en beter werkende economie.

Afsluitend

Voor mij is wel duidelijk dat er meer is dan eigendom en dat ’toegang tot de dienst’ nieuwe kansen biedt. Uit het verhaal van Thomas Rau kwam ook naar voren dat fabrikanten niet spontaan tot deze nieuwe modellen gaan komen. Consumenten moeten dit deels afdwingen door toegang (itt bezit) te eisen. En overheden moeten afdwingen dat er iets komt van een materialenpaspoort waar de eigenaren/fabrikanten aan gehouden kunnen worden (de fabrikant moet dus precies kunnen aantonen dat er geen materialen verloren zijn gegaan). Het prikkelmodel (veel geld verdienen) blijft echter hetzelfde, dus hoe dan ook is het logisch dat er veel energie gaat zitten bij de fabrikanten in het opzoeken van de grenzen van het systeem (doorberekenen van kosten, vermijden van innovatie bij onvoldoende concurrentie, op zoek gaan naar de minst strenge regelgever etc). En als consumenten weten wat ze écht willen en fabrikanten een kant in kunnen ‘dwingen’ dan is volgens mij bij elk productiemodel (en voldoende concurrentie) een betere wereld mogelijk.

Rudy van Stratum

Het succes van Elon Musk verklaard (ondernemerschap)

Het is alsof de duivel ermee speelt.

Afgelopen zomer heb ik met veel plezier de biografie over Elon ‘Tesla’ Musk gelezen (geschreven door Ashlee Vance, zie voor een bespreking bijvoorbeeld deze link). Enkele jaren geleden heb ik een serie blogs geschreven over ondernemerschap. Ondernemerschap heeft een dubbel gezicht: enerzijds is het een centraal paradigma in onze economie en welvaart, anderzijds is het een overschat fenomeen omhuld met mythevorming (meer hierover, zie serie blogs boek Koen Haegens).  Zelfs de schaapherder moet tegenwoordig een echte ondernemer zijn! Ondanks het grote belang van ondernemerschap is het (naar mijn mening) een grotendeels onbegrepen fenomeen zowel in de economie als in de psychologie.

Elon Musk zie ik als een goed voorbeeld van gewenst ondernemerschap. Dus is zo’n biografie dan niet een mooi moment om eens te kijken hoe dat nu werkt bij zo’n ondernemende man die meerdere malen achtereen succes boekt en bijdraagt aan nieuwe technieken en oplossingen en zelfs een maatschappelijke impact heeft? Het is natuurlijk geen wetenschap maar toch krijg je via zo’n boek een inkijkje in het brein van een echte en succesvolle ondernemer.

Ik stond vorige week al in de startblokken om een eerste blog over dit boek en wat het mij leert over ondernemerschap te schrijven. En natuurlijk was ik op de hoogte van de fraaie bespiegelingen van Tim Urban op de frisse site ‘Wait but Why’ (WBW). Urban heeft het zelfs zo ver geschopt met zijn blogs dat hij door Elon Musk is uitgenodigd een bezoek te brengen aan de fabriek van Tesla. Om jaloers op te worden. Niet alleen dat maar ook de spontane manier van schrijven, de diepgang, de vele volgers, kortom: voor mij een voorbeeld.

Aanvankelijk was het onderzoek van Tim Urban vooral gericht op het (on)nut van elektrische auto’s en of dat wel/niet een bijdrage levert aan het milieu. Maar allengs raakt hij geïnteresseerd in de verklaring van het succes van Musk. Wat doet deze man/ondernemer anders dan andere mensen? En hierover verscheen bijna gelijktijdig met mijn eerste zinnen die ik begon te typen de laatste blog van Urban over Elon Musk. Schrik niet: het is een gewoon blog maar heeft het formaat van een klein boekje (maar origineel en boeiend, dus no problem). En dan doet ‘De Correspondent’ het een paar dagen daarna nog eens dunnetjes over met een lofzang op WBW.

Nu ik enigszins van de schrik ben bekomen, heb ik de pen weer opgepakt.

Wat ga ik doen?

  • Iets vertellen over de levensloop van Elon Musk. Niet te lang, op hoofdlijnen. Maar heb je een beetje een beeld van de wie hij is en wat hij heeft gedaan.
  • De verklaring van het succes van Musk volgens Tim Urban.
  • Mijn verklaring van het succes van Musk, aansluitend op de eerdere serie over ondernemerschap.

Musk the man

Elon is een jongen die opgroeit in Zuid-Afrika. Hij heeft een broer en een zus. Hij heeft iets van een nerd die gefascineerd is door computers. Op jonge leeftijd stuurt hij een programma in voor een computertijdschrift en wint daarvoor een prijs. Op school wordt hij soms gepest. Maar vooral ook leest hij graag en veel, zijn lievelingsboeken zijn science-fiction boeken. Als zijn ouders scheiden besluit hij als enige bij zijn vader te gaan wonen. Zijn vader heeft de bijzondere gave het op de een of andere manier vervelend voor hem te maken (vandaar dat de andere kinderen kiezen voor de moeder). Na zijn middelbare school vertrekt Elon via familie naar Canada om via een periode van wisselende baantjes uit te komen in de VS (Californië). Hij begint aan een studie maar maak die niet af. Hij wordt te veel getrokken door de opkomst van internet en wat hij daar kan betekenen. Hij schrijft brieven naar mensen die hij interessant vindt om een gesprek aan te knopen en stage te lopen (o.a. bij een bank). Na een tijdje begint hij voor zichzelf om software te ontwikkelen onder de naam Zip2. Het idee is om de gouden gids te digitaliseren zodat gebruikers ook kunnen zien waar ze iets kunnen bestellen/eten etc. Hij gaat zelf de boer op om klanten (bedrijven die op de digitale map komen en daarvoor willen betalen) te werven en presentaties te geven over de enorme mogelijkheden van het product. Na een tijdje wordt het bedrijf overgenomen en is het eerste grote geld binnen.

Musk besluit niet bij het bedrijf te blijven en start al snel met een nieuw bedrijf (X.com). Uit de eerdere praktijkervaring bij de bank weet hij dat bankzaken veel beter en handiger kunnen met de nieuwe internettechnologie. Iets simpels als geld overmaken van de ene naar de andere rekening duurt meerdere dagen terwijl dat een kwestie van seconden kan zijn. Dat moet dus beter! Ook hier weer hetzelfde verhaal: een ander bedrijf is met iets soortgelijks bezig en uiteindelijk gaan de bedrijven samen. Ook hier blijft Musk niet omdat er buiten hem om besluiten worden genomen die hem niet bevallen. Weer krijgt hij een grote som geld. Uiteindelijk is uit dit bedrijf het bedrijf Paypal voortgekomen.

En weer komt de vraag op: wat zal ik nu eens gaan doen? Met een stapel geld en een schone agenda pakt Musk (eindelijk) zijn jeugdliefde weer op. Sciencefiction, techniek, ditmaal geen software. De mens moet ook zonder de aarde blijven voort bestaan en zich eventueel verplaatsen naar andere ruimte-nederzettingen. Hij vindt een club van Mars-liefhebbers die regelmatig bij elkaar komt om na te denken over een missie naar Mars. Hij sponsort de club en wordt een soort erelid. Al snel pakt hij de Mars-draad op en vindt dat het niet snel genoeg gaat. Inmiddels heeft hij via de Mars-club een netwerk aan deskundigen en besluit een team te formeren dat echt werk gaat maken van een Mars-missie. Uiteindelijk wordt dat het bedrijf SpaceX dat helemaal vanaf 0 opnieuw gaat uitvinden hoe je een fysiek ding de lucht in kan krijgen. Het duurt allemaal veel langer dan hij vooraf had ingeschat en kost vooral heel veel geld zonder dat er een dubbeltje inkomsten tegenover staat. Na veel vallen en opstaan en bijna-faillissementen slaagt het bedrijf er in om commerciële vluchten naar de bestaande ruimtestations aan te bieden. Het gaat niet om bemande vluchten maar om het bevoorraden van de ruimtestations. SpaceX kan die vluchten uiteindelijk leveren tegen een veel lager tarief dan de concurrenten dat kunnen doen. En die concurrenten zijn overigens Russen en Chinezen, blijkbaar zijn de Amerikanen zelf niet meer in staat de ruimtetransporten te verzorgen. En de techniek die door de Russen en Chinezen wordt gebruikt leunt nog sterk op wat er in de jaren 60 is bedacht en gemaakt. De nieuwe ict-technieken zijn nog nauwelijks doorgedrongen in de ruimtevaart.

In deze woelige tijd wordt het netwerk van Musk nog groter. Ruimtevluchten worden voornamelijk betaald uit overheidsgeld en dus zijn er contacten op hoog politiek niveau. Er verschijnen interviews met Musk en hij wordt een bekendheid. Het bedrijf Tesla bestaat op dat moment al en heeft financiële problemen. Musk raakt in gesprek en van het een komt het ander. Hij gaat zich met Tesla bemoeien, wordt (mede-) eigenaar en heeft nu twee bedrijven te runnen. Geen half werk, dus geen hybride auto’s maar uitsluitend puur elektrische auto’s. De strategie is om auto’s te ontwikkelen die het hoogste segment van de markt aanspreken: snel, sexy en duur. Ook hier gaat weer van alles mis en ook weer veel vallen en opstaan. Het probleem zit vooral in de beschikbaarheid (en veiligheid) van voldoende nieuwe Lithium accu-cellen. Tesla is daarbij vooral afhankelijk van Panasonic. Ook deze bottleneck irriteert Musk en hij gaat zelf (betere) accu’s produceren in een nieuwe fabriek. En als je het dan goed wilt doen (en de hele keten van automobiliteit wilt beheersen) dan moeten deze accu’s gevuld worden met zonne-energie dus wordt ook een fabriek van zonnepanelen overgenomen. Het uiteindelijke doel van Tesla is overigens een goedkope auto voor de massa te fabriceren die volledig elektrisch is en helemaal wordt geladen vanuit zonne-energie. Rijders van Tesla kunnen nu al in de VS gratis stroom ’tanken’ bij de aangesloten tankstations. Omdat het hervullen van de accu’s nog relatief lang duurt kan de rijder er ook voor kiezen de lege accu’s snel te laten wisselen voor volle accu’s tegen betaling van bedrag dat overeenkomt met een goedkope tank gas. De productie van alle spullen gebeurt zoveel mogelijk op Amerikaans grondgebied. Musk kan zich flink opwinden over het gemak (het gebrek aan trots) waarmee Amerikanen zaken uitbesteden en zelf niet meer aan het roer van de innovaties staan.

Dus inderdaad lijkt de missie van Elon Musk te zijn:

  • Zorgen dat de mens nog wat langer op aarde kan vertoeven (korte termijn, beperken van milieuschade).
  • Zorgen dat de mens uiteindelijk ook buiten de aarde verder kan (langere termijn, als het hier dan toch nog een keer fout afloopt).

Vanzelfsprekend laat ik heel veel essentiële informatie uit de biografie weg maar je krijgt een beeld van de man en van wat hij doet. Ik vul de biografie op onderdelen nog aan in het vervolg van deze blog.

Het succes van Musk volgens WBW

Zoals gezegd is ook Tim Urban van WBW geïntrigeerd door de persoon Elon Musk. Waar Urban aanvankelijk vooral geïnteresseerd was in de elektrische auto’s van Tesla (een mooie duik in de filosofie van duurzaamheid in de eerste blog over Tesla), is zijn onderzoek geleidelijk aan verschoven naar de persoon achter die grote missie en het verklaren van het succes. Vorige week verscheen dan de langverwachte vierde aflevering in de reeks over Musk en Tesla (zie deze lange blog over Elon Musk van ‘Wait but why’).

Ook nu geldt weer dat ik niet het hele betoog van Urban recht kan doen. Bottom-line is dat ik niet overtuigd ben van de verklaring van WBW en Tim Urban. De filosofie achter het succes is wel prima maar verre van volledig. Het is een deelverklaring op zijn best. En ook nog eentje die bijdraagt aan de mythevorming over ondernemerschap in het algemeen en Musk in het bijzonder.

Het begint allemaal bij het vaststellen van wat je wilt bereiken (als ondernemer). WBW geeft dat als volgt weer:

ScreenShot017

Maar niet alles wat je wilt bereiken is ook mogelijk. Dus jij moet ook kijken naar wat (technisch, praktisch etc) mogelijk is. WBW geeft dat als volgt weer:

ScreenShot018

Wat je wilt (WANT) is een verzameling aan opties. Wat technisch mogelijk is (’things that are possible’, REALITY) is ook een verzameling aan opties. Sommige dingen die je wilt zijn wellicht niet mogelijk en sommige dingen die mogelijk zijn wil je helemaal niet. Het gaat dus om de overlap van beide verzamelingen: dat wat je én wilt én die ook kunnen in de werkelijkheid. WBW noemt dat de ‘GOAL POOL’, de verzameling van doelen die mogelijk én gewenst zijn.

Uit die GOAL POOL kun je dus een doel kiezen (GOAL SELECTION).

ScreenShot019

Nu je dus een doel voor jezelf hebt geformuleerd (uit die POOL) gaat het er om dat je een strategie formuleert om dat doel te bereiken. De strategie is de weg die je moet of wil lopen van wens naar realiteit. Het zijn de stappen die je achtereenvolgens moet zetten om je gewenste situatie om te zetten in de feitelijke situatie.

So far so good. De rest van het betoog van WBW gebruikt dit plaatje om voor Musk te analyseren hoe zijn succes wordt bepaald. De analyse komt er (volgens mij) in essentie op neer dat Musk met name 2 dingen goed (of anders) doet:

  1. Musk heeft een hele grote verzameling aan mogelijkheden. Dus de verzameling REALITY (geel hierboven) is bij hem heel groot. Je zou misschien kunnen zeggen dat Musk niet zomaar aanneemt dat iets niet kan. Hij heeft een ingebakken overtuiging dat veel kan waar anderen wellicht op voorhand al denken dat het niet kan.
  2. De strategie van Musk (om dat doel dat hij heeft gekozen te bereiken) is dat hij systematisch doorvraagt en daarbij niets voor vast of gegeven aanneemt. Een ander element van die strategie is dat Musk steeds ‘from scratch’ iets bedenkt of opbouwt. Hij begint het idee of het ontwerp of het bouwen dus helemaal vanaf 0 en gaat vanaf daar stap voor stap naar de gewenste situatie.

Nog korter gezegd is de strekking van het WBW-verhaal dat Musk de wetenschappelijke methode toepast. Niets wordt voor waar aangenomen tenzij het eerst zelf is onderzocht. De rest van de mensheid neemt met andere woorden te snel aan dat iets niet kan (of vertrekt te snel vanuit iets bestaands waar men dan maar van aanneemt dat het klopt). Het bekende voorbeeld wordt hier gegeven uit de tijd dat men dacht dat de aarde plat was. Dat was immers een hele logische conclusie: als de aarde rond zou zijn dan zou het water er vanaf lopen. Afijn, toen er dus iemand kwam die dit niet langer geloofde en kon verklaren waarom de aarde dus wel rond moest zijn en het water er toch niet vanaf liep.

Musk dus als een systematische tegendenker en fundamenteel onderzoeker. Niet een wetenschapper per se overigens. Wel iemand die voortdurend in zijn achterhoofd houdt of iets ook praktisch kan worden uitgevoerd, die nadenkt over waar het ‘in de praktijk’ toe leidt.

Hoewel ik deze eigenschappen van Musk uit de biografie wel herken, vind ik de verklaring van WBW te mager. Zou het dit nu zijn wat Musk tot een succesvol ondernemer maakt? Is het nodig dat een ondernemer voortdurend alles ter discussie stelt (op een praktische manier, dat dan weer wel) om succesvol te zijn? Nee, het is een deelverklaring en wellicht is dat deel van de verklaring lang niet zo belangrijk als hier wordt gesuggereerd.

Waarom is dit in mijn ogen onvoldoende overtuigend als verklaring? Mijn eerste antwoord is:

  1. Er zijn genoeg mensen die alles ter discussie kunnen stellen (goed kunnen tegendenken, niets voetstoots voor waar aannemen) en toch geen ondernemer zijn of worden. Laat staan een succesvolle ondernemer.
  2. Er zijn genoeg ondernemers die gewoon denken zoals de meeste mensen denken en dus vertrekken vanuit ‘common wisdom’ of boerenwijsheid. Het zijn ondernemers die succesvol zijn in een bekende business waar het niet zozeer gaat om innovatie maar meer om iets gewoon goed (of snel, of goedkoop, of vriendelijk, of betrouwbaar, of klantgericht) doen.

Voor mijn tweede en meer uitgebreide antwoord pak ik terug op de serie over ondernemerschap die we een paar jaar geleden hier hebben geschreven.

Ondernemerschap volgens SL

De serie blogs van destijds heeft Stijn als volgt samengevat en gevisualiseerd:

ScreenShot020

We zien duidelijk de parallel met het verhaal van WBW. Het begint bij een wens om iets te willen bereiken. Dat is hierboven ‘Drive’ aan de linkerkant van het plaatje. Bij WBW was dat WANT. Aan de andere kant van het spectrum staat hierboven DOEL. Bij WBW was dat REALITY of misschien eerder nog GOAL SELECTION. Het pad dat je moet bewandelen om van links naar rechts te gaan, van wens naar realisatie, van hoe het nu is naar hoe het zodadelijk is, is de strategie. In het plaatje hierboven is de strategie beschreven met de kreet ‘ondernemen is een middel’.

Een paar overwegingen:

  • WBW legt de nadruk op de eigenschap van een ondernemer om veel voor mogelijk te houden. De rechterkant is als het ware groot waardoor een hoog doel kan worden gesteld (of kan worden gekozen uit een grote verzameling). Mijn verwondering bij veel ondernemers ligt juist aan de linkerkant van het spectrum. Wat maakt het dat die ondernemer zo veel energie wil stoppen in het doel dat hij voor zichzelf heeft gesteld? Waar komt die drive vandaan? Dat is veel meer een raadsel dan dat je de wetenschappelijke methode toepast. Is het niet veel logischer om te denken dat er heel veel mogelijk is maar vervolgens genoegen te nemen met wat er nu (al dan niet beperkt) is? Op een platte aarde leven: dat kan prima ook al weet ik dat het ook best zou kunnen dat ie rond is. Kortom: ik kom niet in actie alleen door het feit dat ik overal vragen bij stel en mijn voorraad doelen en mogelijkheden kan uitbreiden. Ik kom pas in actie als ik een vurige wens heb van binnenuit om iets te bereiken, iets te veranderen, iets in gang te zetten.
  • WBW legt bij de strategie de nadruk op ‘from scratch iets opbouwen’. Hierboven in het lichtblauwe deel is de strategie niet zozeer een strategie maar eerder een aantal voorwaarden waar aan voldaan moet zijn om tot succesvol ondernemen te komen. Die voorwaarden hebben we afgeleid uit wat daar in de psychologie over wordt geschreven. Je kunt het lichtblauwe deel (de noodzakelijk voorwaarden voor succes) zien als een matrix met vier kwadranten. De bovenste twee kwadranten staan voor de interne kant van het ondernemerschap, de onderste twee voor de externe kant van het ondernemerschap.
  • De bovenste twee kwadranten: hier gaat het over de eigenschappen die je als ondernemer moet hebben. Opvallend daar is bijvoorbeeld de eigenschap ‘gebruik maken van de omstandigheden die zich voordoen’. Een ondernemer (zo lezen wij het beeld dat toen ontstond) is juist goed als hij pragmatisch of opportunistisch kan meepakken wat zich spontaan aan hem voordoet. Over het systematisch doorvragen als eigenschap: in de geschiedenis zie je meerdere voorbeelden van uitvinders die jarenlang aan een vinding werken waarbij een handige ondernemer er uiteindelijk met de vinding vandoor gaat. Misschien is de verklaring van WBW er eerder een van een filosoof of uitvinder of (praktisch ingestelde) wetenschapper maar niet een van een ondernemer. Zo’n ondernemer laat misschien een ander liever het tegendenkwerk uitvoeren want dat is immers relatief tijdrovend en kostbaar. Beter goed gejat dus.
  • De onderste twee kwadranten: hier gaat het om de buitenkant (de omstandigheden, de wereld om hem heen) van de ondernemer. Enerzijds is er een plek nodig die veiligheid biedt (de thuisbasis), anderzijds speelt domweg het toeval of het geluk een grote rol. Er zijn vele duizenden mensen die alles in zich hebben om een goede ondernemer te worden maar niet op het juiste moment op de juiste plek waren. Het is met name Taleb geweest met zijn ‘Zwarte zwanen’ die ons heeft gewezen op het niet willen zien van deze toevalscomponent. Daarom ook is ondernemen vaak een mythisch onderwerp waarbij alleen gekeken wordt naar de paar opvallende en succesvolle zaken. Stijn had het er in de vorige blog over ondernemerschap ook even over: in dat boekje over ondernemende ingenieurs (natuurkundige ondernemers) komen alleen de geslaagden aan het woord. Het kijken naar de mislukkingen is blijkbaar niet waar we onze inspiratie vandaan halen, hoewel ik juist daarvan het idee heb veel te kunnen leren.

Ik heb deze ‘mal’ van ondernemerschap gebruikt om nog eens te kijken naar Elon Musk. Vanzelfsprekend puur en alleen op basis van de biografie. Dus met al die beperkingen. Uiteindelijk was ik niet helemaal tevreden met dat plaatje van toen en heb hem iets aangepast. Daarover gaat het volgende stukje.

Aanpassing van de mal

Ik heb vastgehouden aan:

  • van  start naar finish, van drive of prestatiemotivatie naar droom of stip aan de horizon.
  • aan het kwadrant met eigenschappen en voorwaarden voor ondernemerschap.
  • met in dat kwadrant boven de interne kant: de persoon van de ondernemer.
  • met in dat kwadrant onder de externe kant: de omgeving en de omstandigheden van de ondernemer.

Ik heb alleen wat veranderingen aangebracht in de linkerkant en de rechterkant van het kwadrant. Links heb ik nu de basis genoemd, rechts de schil. Het ene is de harde kern, het andere wat daarom heen speelt of heeft gespeeld. Het ene kun je tot op zekere hoogte kiezen of beïnvloeden, het andere niet of in veel mindere mate.

 

ScreenShot014Wat krijgen we dan?

  • Linksboven: dat is wat ik kan of wat ik doe. Het gaat hier om een mengelmoes van eigenschappen, vaardigheden en overtuigingen. Sommige kun je aanleren en verbeteren, andere niet of minder.
  • Rechtsboven: dat zijn de zaken die me hebben gevormd. Opvoeding, wat ik heb meegemaakt, wie ik heb leren kennen etc. Helder overigens dat dit vakje van invloed is op het vakje ernaast. Wat ik nu kan en vindt is voor een deel bepaald door mijn opvoeding en wat ik heb meegemaakt.
  • Linksonder: dit is waar ik op terug kan vallen, het zijn mijn familie en goede vrienden.
  • Rechtsonder: dit is de context en de tijd. Toeval, geluk, op het juiste moment op de juiste plek zijn bij de juiste mensen met de juiste middelen.

Invulling van de mal

Ik heb deze licht aangepaste mal nu ingevuld met de kennis van de eerdere serie blogs over ondernemerschap. Dit zijn dus zaken die bijvoorbeeld terugkomen in redelijk gevalideerde testen voor ondernemerschap (met de kanttekening dat testen in de regel alleen kijken naar de interne kant en dus weinig rekening houden met geluk en toeval).

 

ScreenShot015

Eerder in de serie over ondernemerschap constateerde ik al dat er een redelijke mate van consensus is over de karakteristieken van een ondernemer in de bovenste twee kwadranten. De ene test heeft hier wat meer termen staan en de andere wat minder, soms wijkt het woordgebruik iets af,  maar grosso modo is dit wel het plaatje. Toch zijn hier wel kanttekeningen bij te plaatsen. Enerzijds zijn het vaak de woorden die je aan de borreltafel tegenkomt en waar je het moeilijk mee oneens kan zijn (zie bijvoorbeeld mijn blogs over Annemarie van Gaal). Dat een goede ondernemer volhardend moet zijn, zelfvertrouwen moet bezitten, kansen moet zien (en pakken) … duh. Minder vaak hoor je in diezelfde discussies zaken als ‘verlies kunnen nemen’ (dus op tijd stoppen, de ellende achter je laten, je fouten erkennen) en opportunistisch zijn (‘ach, ik doe maar wat’). Dat heeft dan weer te maken met dat we ondernemerschap mooier willen maken dan het soms in de praktijk is. Het is mooier om achteraf een succesverhaal te vertellen dan te erkennen dat we toevallig die ene kans hebben gepakt (opportunistisch) die zich toevallig voordeed. Maar ook is het vooral lastig dit soort termen te operationaliseren. Wat verstaan we er precies onder en hoe herkennen of meten we het? Maar dit laten we nu voor wat het is.

Musk in de mal

Nu kunnen we dan eindelijk de informatie uit de biografie van Musk in onze mal ‘plotten’.

 

ScreenShot016We beginnen bij de ‘start to finish’:

  • Musk heeft een sterke drive. ‘Elon Musk was here’ is written all over the place. Deze man heeft een flink ego en wil een blijvende indruk achterlaten. In het boek zien we duidelijk passages terug waaruit dit blijkt. Als een artikel over een van zijn bedrijven geen melding maakt van zijn persoonlijke rol en bijdrage gaat hij daarover in discussie om het recht te zetten. Met name zijn exit bij diverse bedrijven heeft tot veel discussie geleid in de media. Hij kon geen mensen aansturen, de belangrijkste ideeën lagen er al en hij heeft het alleen maar overgenomen etc. Hij laat niet na om in uitgebreide epistels zijn kant van de zaak te belichten. Overigens niets mis mee, begrijp me niet verkeerd. Het is juist mijn overtuiging (en verschil met WBW) dat goed ondernemerschap gebaat is bij een groot ego en de behoefte een stempel te drukken.
  • Met een groot ego en sterke drive om jezelf te bewijzen ben je er niet. Je kunt dat hebben en toch geen (goede) ondernemer zijn. Het is wel een noodzakelijke (denk ik) voorwaarde maar geen voldoende. Zo zijn er mensen met een sterke drive die de wetenschap in gaan of die kunstenaar worden of … wat niet al. Je bent pas ondernemer als je je ambitie waarmaakt middels ‘een concrete dienst of activiteit aanbieden met voldoende financiële armslag zodat continuïteit is gewaarborgd gedurende een zekere periode’.
  • En ook dan ben je er nog niet als je Musk wilt begrijpen. Je kunt een flinke drive of prestatiemotivatie hebben en een dienst willen aanbieden met voldoende continuïteit etc. Je kunt dan een goede ondernemer zijn die daar flink aan verdient of in ieder geval erkenning krijgt voor zijn persoon of persoonlijke bijdrage. Misschien is Hennie van der Most waar ik eerder een blog over schreef een voorbeeld van zo’n ondernemer. Maar dan ben je nog geen Elon Musk. Musk heeft binnen de verzameling ‘ondernemersdoelen’ een hele bijzondere uitgekozen, namelijk het beter maken van de wereld en zelfs het voortbestaan van de mens in het universum garanderen. Het meeste succesvolle ondernemerschap gaat niet over dit soort abstractie of hoogstaande doelen. Musk is zover ik het kan zien een uitzondering in de soort (zonder dat we nog weten waar die zeldzame keuze vandaan komt).

De strategie of de vereisten:

  • Als we linksboven kijken naar de benodigde eigenschappen of vaardigheden voor een goede ondernemer dan is mijn conclusie dat Musk (volgens de biografie nogmaals) aan al die eisen voldoet.
    • Hij heeft zelfvertrouwen. In het boek zie je meermaals de uitspraak: ‘dat kan ik zelf beter’.
    • Hij toont initiatief en toont lef. Toelichting overbodig lijkt me. Hij schrijft zelf mensen aan om stage te mogen lopen. Hij start meerdere nieuwe bedrijven op. Hij weet vooraf niet of het een succes wordt maar dat is voor hem geen reden af te haken.
    • Hij ziet kansen. Tijdens zijn studiejaren in de jaren 90 lijkt hij systematisch te scannen welke sectoren nog opgeschud kunnen worden door de inzet van nieuwe (internet-)technologie. Restaurants (Zip2), banken (X.com), ruimtevaart (SpaceX), auto’s (Tesla): het zijn geen toevallige ontdekkingen, vaak gaat er een serieuze voorstudie aan vooraf plus een dosis intuïtie en toeval (waarbij natuurlijk wel geldt dat naarmate je succes hebt, je meer mensen kent, die mensen ook op je afstappen en je zo steeds meer kans hebt tegen enorme kansen aan te lopen, Tesla is daar denk ik een voorbeeld van).
    • Musk is autonoom. De indruk die ik na het lezen van de biografie heb is zelfs: extreem autonoom. Niet zelden werken ondernemers in kleine teams of tweetallen (zie eerdere blogs) ondanks dat ze autonoom zijn in hun beslissingen. Bij Musk is daar nauwelijks sprake van. Hij werkt wel samen met mensen maar meer dan normaal wordt er (meestal dwingend) op zijn kompas gevaren. Als het pad te veel afwijkt van zijn eigen gewenste koers dan neemt hij corrigerende maatregelen (hij vertrekt zelf, ontslaat iemand etc). Heel opmerkelijk vind ik het feit dat Musk meerdere malen heeft afgezien van verkoop van een van zijn bedrijven. Ook in situaties waarin dat heel makkelijk of nodig was. Het argument was steeds: andere eigenaren gaan zich met mijn koers bemoeien, ik ben dan de regie kwijt over de zaken die er voor mij echt toe doen. De keren dat hij wél heeft verkocht waren juist een bijdrage aan het realiseren van zijn grotere doel: eindelijk het geld en de vrijheid krijgen om fysieke producten te maken die de wereld verbeteren (en niet beperkt te blijven tot software of gadgets). Hiermee is nogmaals duidelijk dat rijk worden sec niet het doel van deze ondernemer is: geld is een middel (tot zelfrealisatie en/of wereldfverbetering).
    • Volhardend: Musk geeft niet makkelijk op. Bij de aanvang van zijn carrière lijkt het relatief makkelijk te gaan, maar zeker bij SpaceX had het vele malen tot een faillissement kunnen komen en heeft Musk nagenoeg alle eigen geld en andere waardevolle zaken opgegeven om zijn doel te kunnen halen.
    • Opportunistisch: Musk maakt optimaal gebruik van wat zich in zijn omgeving aandient. Hij zoekt de voordelen van de opkomst van internet, hij trekt zelf naar de plaats waar het te doen is, hij gaat op zoek naar invloedrijke mensen die hem kunnen helpen.
    • Netwerker en verkoper: hij gaat zelf de boer op, is begonnen met simpel canvassen, is aanwezig waar hij aanwezig moet zijn om tot meer succes te komen.
    • Verlies nemen: deze is wat lastiger. Kan Musk zijn verlies nemen? Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten, hij is er nog en wordt algemeen als succesvol gezien. Maar hij is een aantal keren financieel op het allerlaatste moment gered, zeker ook door toeval of geluk. Was het anders gelopen dan hadden we nu gezegd dat hij niet op tijd kon stoppen (en hadden we ook de biografie niet gehad overigens). Maar toch, Musk heeft juist als eigenschap dat hij naast een doorbraakidee ook zicht heeft op de financiële aspecten van zijn plannen. Dit is iets wat juist onderzoekers en wetenschappers vaak ontberen. Musk blijft aan zijn einddoelen vasthouden maar past zijn tussentijdse strategie vrij makkelijk aan aan de omstandigheden en dat zie ik ook als een teken van verlies kunnen nemen.
    • Een eigenschap die niet in de rijtje staat maar er volgens mij wel moet staan: sober kunnen leven. Dit is een boeiende. Vaak gaat het ondernemers om succes en ook vaak om rijkdom en uitstraling naar buiten (ook over pure passie trouwens, maar ondernemerschap legt juist een koppeling tussen passie en een renderende business case). Maar soms is het nodig om tussentijds zware offers te brengen en dat betekent soms helemaal terug naar de basis, afzien van alle luxe. Bij Musk zie je in ieder geval dat ie vele jaren op een soort bestaansminimum leeft (alle geld gaat naar het bedrijf), hij slaapt onder zijn bureau, heeft geen vaste verblijfplaats etc.
    • Nog een eigenschap die niet in de rijtjes staat maar die er misschien toch in thuis hoort? Elon Musk wordt niet gezien als een plezierig persoon in de omgang. Plat gezegd zou je kunnen zeggen dat hij over lijken gaat. Het doel heiligt de middelen. Meest schrijnende voorbeeld is de naaste medewerker (persoonlijke assistent) die 20 jaar voor hem werkt, dag en nacht, en dan vraagt om een loonsverhoging. ‘Ga jij maar eens een paar weken er tussen uit, gaan we kijken hoe het zonder jou lukt’. En het lukte zonder haar, ze hoefde niet meer terug te komen. Misschien is het voor succes in deze betekenis wel nodig dat je een enorme eikel bent? Musk zelf ziet dat overigens anders. Het einddoel is zo belangrijk en zo goed voor de mensheid als geheel dat je niet moeilijk moet doen over een paar spaanders die onderweg vallen. Waar gehakt wordt vallen spaanders.
    • Nog eentje waar te weinig over wordt gesproken: je moet voor al deze heisa een enorme hoeveelheid energie hebben. Dus je fysieke gesteldheid is van enorm belang (lijkt mij). Zoiets simpels is nu eenmaal niet iedereen gegeven voor langere tijd.
  • We gaan naar rechtsboven:
    • Hier gaat het om de opvoeding en specifieke gebeurtenissen. Standaard wordt het als een pre gezien dat een ondernemer uit een ‘ondernemersmilieu’ komt. Dat betekent dat ‘het ondernemen in het bloed zit’, het wordt met de paplepel in gegoten. Een neus voor zaken krijg je door veel hierover te horen en zien in je omgeving. Je familie en vrienden praten over kansen en geld verdienen en zo ga jij dat ook leren en overnemen (is de gedachte). Bij Musk is dat eigenlijk niet aan de orde. Zijn broer heeft een tijdje samen met hem in een bedrijf gezeten, maar de causaliteit ligt toch andersom (Musk was de trekker). De familie geeft weinig houvast als het gaat om (financieel) ondernemerschap.
    • Er zijn wel veel elementen in de biografie waaruit je zou kunnen afleiden dat Musk sterk is gevormd door zijn opvoeding en ervaringen in zijn jeugd.
      • Zijn opa trok de wereld rond, had een klein eigen vliegtuigje etc. Wat mij opvalt is dat deze verhalen steeds terug komen. Eigenlijk is het daarmee minder relevant of die opa ook daadwerkelijk zo bijzonder was. Waar het om gaat is dat de opa een mythische figuur met voorbeeldwerking is geworden. Iemand die zijn eigen gang ging, zijn eigen koers vaarde, opvallende dingen deed. Overigens komt de opa op mij over als een ondernemende kunstenaar, misschien iemand die de wereld een beetje veranderde, maar zeker niet met een business case.
      • Als kind las Elon veel, ging helemaal op in de techniek en de sciencefiction verhalen. Hij trok zich terug in zijn eigen wereld. Musk heeft volgens de biografie de kracht om nog niet bestaande werelden te kunnen verbeelden. Hij heeft het plaatje beeldend in zijn hoofd en hoeft daar maar naar toe te werken.
      • De drang om zichzelf te bewijzen kan ook te maken hebben met een wat minder gelukkige jeugd. Gepest worden op school, scheiding van de ouders, op jezelf aangewezen zijn. Ik ga hier niet de psycholoog uithangen maar in de biografie staan veel uitspraken van Musk die aan deze jeugdsituatie refereren.
  • Naar linksonder:
    • De stabiele thuisbasis die volgens psychologen onderdeel is van succesvol ondernemerschap. Je kunt je verlies pas nemen (en je fouten erkennen) als je een groep hebt die je onvoorwaardelijke liefde geeft en waar je altijd op terug kunt vallen. Los of dit waar is (en hoe dat te meten), heb ik de indruk dat Musk ook hier niet in het plaatje past. De thuisbasis is niet stabiel, noch in zijn jeugd noch in zijn situatie als volwassene. Eigenlijk heeft Musk geen privé-leven. Hij is altijd aan het werk of met werk bezig. Hij geeft ook vaker aan dat zijn werk belangrijker is dan zijn relatie(s).
  • Dan rechtsonder tenslotte:
    • Hier hebben we al het nodige over gezegd.
    • Wat was er gebeurd als Musk in de middeleeuwen had geleefd (en wel dezelfde opvoeding had gehad)?
    • Wat als hij 20 of 30 jaar eerder was geboren en niet de opkomst van internet op een jeugdige leeftijd had meegemaakt?
    • Wat als hij niet naar de VS was vertrokken (met de kanttekening dat hij daar heel bewust voor heeft gekozen)? Of als hij geen toestemming had gekregen aldaar te verblijven?
    • Wat als niet toevallig (?) een concurrent met hetzelfde product bezig was en er behoefte was aan een fusie?
    • We weten natuurlijk het antwoord op deze vragen niet. Het zou prima kunnen dat er dan andere succesvolle dromen zouden zijn waargemaakt, wie zal het zeggen. Maar hoe dan ook, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat simpel toeval en geluk een flinke rol hebben gespeeld.

Samenvattend

Wat heb ik geleerd over deze zoektocht naar ondernemerschap en Musk?

  • Dat ook ik lange blogs kan maken. Ik kan qua lengte nog niet aan WBW tippen natuurlijk.
  • Ondernemerschap is en blijft een boeiend onderwerp. Ik vind nog steeds dat wij (en met ‘wij’ bedoel ik niet alleen Stijn en mijzelf, maar men in het algemeen) te weinig weten over ondernemerschap. En omdat ondernemerschap zo’n belangrijke rol speelt in onze maatschappij is dat lastig te verteren.
  • Elon Musk is een boeiend persoon en voor mij inderdaad een voorbeeld van uitzonderlijk ondernemerschap. Ik moet op de bronnen afgaan, maar het beeld dat ontstaat is vrij consistent over de diverse bronnen heen.
  • Musk is daarmee geen gemiddelde ondernemer. Hij is juist de uitzondering op de regel. Met name het hogere doel om de wereld te veranderen is zeldzaam. We moeten dus niet de fout maken: – Musk is een mooi voorbeeld van ondernemerschap, – Musk is een ondernemer, – dus hebben we meer ondernemers nodig. Dat is nu juist die mythevorming. Veel ondernemerschap is helemaal niet zo mooi (voor de mensheid) omdat er veel plattere doelen aan ten grondslag liggen (nogmaals, niks mis met platte doelen, maar niet de illusie hebben dat ondernemers de oplossing voor al onze problemen zijn). En ook moeten we niet vergeten dat ondernemerschap ook gepaard gaat met vele mislukkingen die niet worden beschreven en gepaard kan gaan met negatieve bijeffecten (niet alleen voor de ondernemer in kwestie, maar ook voor zijn omgeving).
  • De verklaring van WBW voor het succes van Elon Musk vind ik te beperkt. Het is een onderdeel van het succes van Musk maar niet het belangrijkste onderdeel (dat is volgens mij de unieke drive in combinatie met een aantal eigenschappen en overtuigingen). Voor succesvol ondernemerschap in zijn algemeenheid is de verklaring van WBW zelfs helemaal niet zo belangrijk. Er zijn vele succesvolle ondernemers die helemaal niet zo’n wetenschappelijke doorvraag houding hebben. Nu ik dat zo zeg: ik denk eigenlijk dat zo’n doorvraag houding flink in de weg kan zitten om ‘het te maken’. Het is anders: je moet een gevoel of intuïtie hebben wánneer je moet doorvragen en wanneer niet (meestal niet, een enkele keer wel).
  • De mal of sjabloon die we eerder hadden gemaakt op basis van een aantal blogs over ondernemerschap is wat aangepast. Ik zeg niet dat hij compleet of volledig is, maar ik heb voor het eerst het gevoel dat ik de belangrijkste elementen uit de biografie een logische plek kan geven. Het geeft mij in ieder geval het idee dat ik Musk (en zijn ondernemerschap) iets beter kan ‘pakken’. Ik ga zeker in de gaten houden of ik een volgende testcase kan vinden waarbij ik de mal nog een keer ga invullen om te kijken wat dat me oplevert.

Rudy van Stratum

 

 

 

Natuurkundige ondernemers

Van een vriend kreeg ik een aardig boekje dat door de studievereniging natuurkunde van de TU-Delft is geschreven. Het gaat over ondernemen in de natuurkunde en laat 17 ondernemers aan het woord die natuurkunde hebben gestudeerd (of nog studeren). De ondernemers vertellen kort hoe hun bedrijf ooit begonnen is, waar ze nu staan en ze geven tips aan studenten (natuurkunde) over ondernemen. Oh ja, en ze vertellen graag over allerlei inhoudelijk zaken, echte techneuten dus die graag over hun bedrijf en product vertellen. We hebben het hier natuurlijk over een volstrekt niet representatieve groep van ondernemers, maar vergis je niet, we hebben het wel over echte bedrijven. 4 van de bedrijven hebben 100 of meer mensen in dienst, 3 bedrijven 20 of meer de rest zijn kleine bedrijfjes met enkele medewerkers. Digitale versie is hier te krijgen.

Echte techneuten praten graag over hun bedrijf en product. Dat is in ieder geval mijn eerste conclusie na het lezen van het boekje. Een andere conclusie is dat veel van de bedrijven zijn ontstaan van uit inhoudelijke nieuwsgierigheid, iets uit de natuurkunde toe willen passen. Iets nieuws ontwikkelen, verder gaan met waar je in je afstuderen of promotie mee bezig was.

Mindmap

Ik heb een mindmap gemaakt om de belangrijkste zaken in samen te vatten, ik pik er een paar punten uit. Als eerste de aanleiding. Over het algemeen is er niet één aanleiding maar speelt er meer. Maar zoals gezegd, vaak is er een technische inhoudelijke aanleiding. Misschien zijn het de jongens (ja, in het boek zijn het alleen mannen) die vroeger met mechano speelde die natuurkunde gaan doen. De droom om een echte fabriek te beginnen waar je echte spullen gaat maken. Dat is toch iets anders dan hoe in de boekjes een ondernemer gezien wordt. Daar is de droom, geld verdienen om vervolgens, vul maar in .. een mooie auto, boot, aanzien etc.. Overigens speelt er vaak ook iets persoonlijks mee, ontevreden over de huidige werkgever, altijd al gewild, zelf willen bepalen etc.

Ik kwam in dit opzicht twee bijzondere ondernemers tegen. De één was op zoek naar een uitvinding want wilde een bedrijf beginnen, de ander liep min of meer tegen een uitvinding aan (een product) en begon daarom maar een bedrijf.

Ondernemen is leuk, zeker voor deze techneuten. Je kunt problemen oplossen bent zelf verantwoordelijk en uiteindelijk is er iets tastbaars. Heel wat anders dan al die adviseurs (zoals ik) die uiteindelijk papier afleveren. Natuurlijk is het ook minder leuk, je moet hard werken, komt tegenslagen tegen en je krijgt te maken met veel onzekerheden. Wat ook minder leuk is, is dat je heel veel zelf moet gaan regelen (dat staat bij de hobbels). Daar heb je natuurlijk geen zin in als je lekker dingen wilt maken.

Ondernemen natuurkunde

Mythes

Rudy heeft natuurlijk al veel geschreven over ondernemerschap. Een eerste reeks sloot hij af met 10 mythes. Ik pik er drie (niet geheel willekeurig uit).

MYTHE 1: ondernemers nemen graag risico.

Nee, een ondernemer neemt liever geen risico. Maar realiseert zich dat je om verder te komen wel risico moet nemen (soms). Dat risico is dan wel ‘gecalculeerd’ (meestal niet in letterlijke zin) of gevoelsmatig afgewogen.

Dit vind ik een leuke, ik ben het helemaal met Rudy eens dat dit een mythe is. Toch, in het boekje geven de ondernemers met enige regelmaat aan dat je na je studie een bedrijf moet beginnen. Want, dat is het moment om risico’s te nemen. Je hebt dan nog geen hypotheek, nog geen gezin en als het faalt heb je nog alle kansen op de arbeidsmarkt of de mogelijkheid om het nog een keer te proberen. Nemen ze daarmee graag risico’s? Nee, zo is het nou ook weer niet. Maar een onderneming beginnen is op zichzelf wel een risico.

MYTHE 4: ondernemers innoveren graag

Deze is wel wat dubbel. Vanuit de economische theorie is het in ieder geval onzin: een ondernemer innoveert alleen maar als het echt niet anders kan. Innovatie kost immers geld. Een ondernemer ziet het liefst een markt waarin hij de enige speler is. Liever een luie monopolist dan een hardwerkende innovator. Maar goed, dat is de theorie. Een ondernemer weet natuurlijk dat hij door stil te zitten achteruit gaat.

Voor een groot deel van ondernemers klopt de mythe wel, het zijn techneuten die graag dingen ontwerpen en maken. Maar uiteindelijk als het bedrijf groeit en er meer personeel komt dan wordt innoveren een noodzaak om er voor te zorgen dat je blijft concurreren. Overigens was er één bedrijf dat zegt pas na een aantal jaar met innovatie te zijn begonnen, eerst lag de nadruk vooral op goede producten en een goede relatie met de klant.

MYTHE 6: ondernemers hebben een hoog IQ

Een hoog IQ lijkt eerder een hindernis voor succesvol ondernemerschap. Misschien meet IQ de verkeerde dingen voor ondernemerschap. Er lijkt een ‘IQ-comfort-zone’ voor ondernemerschap te bestaan. Te laag is natuurlijk niet handig, te hoog blijkbaar ook niet. Niet voor niks bestaan woorden als ‘handelsgeest’ en ‘boerenslimheid’.

Helaas is in het boekje niet voor iedere ondernemer de IQ weergegeven, dat zou leuk zijn. Feit is dat al deze ondernemers een universitaire opleiding hebben en daarvoor een flink IQ moeten hebben. Dus, is een hoog IQ een belemmering voor ondernemers?  Voor deze ondernemers  in ieder geval niet. Overigens gaat het boekje over geslaagde ondernemers. Ik vertelde de vriend dat wij het juist leuk zouden vinden als er ook mislukte ondernemers aan het woord zouden komen. “Helemaal mee eens, maar die willen liever niet in zo’n boekje”. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de verhouding geslaagd en mislukt in relatie tot IQ.

Laatste observatie

Een laatste observatie? Ja, dit is een boekje dat gewoon recht toe recht aan een aantal ondernemers aan het woord laat die daar niet voor geleerd hebben. Slechts een paar komen met de geijkte managementtermen aanzetten, veel Engels en woorden die ik altijd maar moeilijk kan of wil begrijpen. Maar de meeste, die zijn gaan werken en hebben nu een bedrijf en hebben daar helemaal  geen moeilijke woorden voor nodig.

Stijn van Liefland

Ondernemende schaapsherder 2

Afgelopen dinsdag stond er wederom een artikel in de Volkskrant over schaapsherders op de heide. Dit maal met de kop “de hei is in de greep van de marktwerking”. Levert het nieuwe inzichten op? Niet echt, het is een beetje hetzelfde verhaal als in twee eerdere blogs aan de orde kwam. Het zette me wel aan het denken. Omdat dit een probleem is dat we niet alleen met schapen op de hei zien maar ook bij andere onderwerpen, onlangs waren we zijdelings betrokken bij het redden van historische molens, vraagt dit om een structuur / denklijn. Daarover later meer, eerst nog even naar het artikel van afgelopen dinsdag.

Wat valt op?

  • In 1961 verdween de laatste rondtrekkende herder uit Nederland, sinds de jaren 70 zijn de herder en de schaapskuddes weer terug. Conclusie, het gaat beter met de herder dan pak ‘m beet 50 jaar geleden. Nu zijn er zo’n 100 kuddes, in de jaren 60 waren het er nul. Dus dat er een paar schaapherders moeten stoppen, dat zie je in elke branche, zo slecht gaat het niet.
  • Roelof Kuiper is herder uit het boekje, corduroy broek, wollen vest, vilten hoed etc. “Ik kan moeilijk in een trainingspak rondlopen. Mensen willen een herder zien”. Conclusie, een herder is er niet alleen voor natuurbeheer, hij is er ook ter decoratie van het landschap. Het klinkt bot en kleinerend, maar zo is het niet bedoeld, het kan heel belangrijk en dankbaar zijn. Een aannemer die een monument restaureert in een historische stad is ook voor een groot deel bezig met decoratie. Natuurlijk gaat die decoratie samen met andere nuttige functies. Bij de herder is dat natuurbeheer, bij de aannemer wonen, kantoorruimte, horeca etc.schaapsherder4-01
  • Er is concurrentie tussen herders. Aan de orde komt vooral de concurrentie tussen de fundamentalisten en de pragmatici. Voor de eerste is een schaapskudde meer dan natuurbeheer, het is ook traditie en cultuurhistorie. Voor de tweede is het gewoon natuurbeheer dat je zo efficiënt mogelijk uit gaat voeren. Dat leidt tot pragmatische keuzes, loondienst, experts in dienst, grote (mega-) stal voor de winter, transport met vrachtwagen etc.
  • “Traditionele herders leveren moeilijk te kwantificeren diensten: behoud van biodiversiteit en cultuurhistorische waarden”. Conclusie, een traditionele herder heeft wat meer te bieden dan een pragmatische herder. Maar wat het precies is?
  • Het valt me ook op wat er niet staat. Er staat nergens dat een pragmatische herder minder goed is voor de natuur dan een traditionele herder. Hierboven ging het om moeilijk te kwantificeren diensten waarbij onder andere biodiversiteit werd genoemd. Maar, als die traditionele herder echt beter was voor de biodiversiteit dan zou je dat ook kunnen zien, dan zijn er meer soorten, komen zeldzame soorten terug, dan beginnen de ecologen te juichen etc. Daarover is in het artikel niets te lezen, de herders zelf zeggen daar ook niets over. Sterker nog, één van de commerciële bedrijven heeft een ecoloog in dienst die begrazingsplannen schrijft en daardoor veel opdrachten binnenhaalt. Conclusie, voor de natuur maakt het niet uit of je een commercieel of traditioneel bedrijf in dienst neemt.
  • Nog een paar dingen die er niet staan. Er is niet een hele grote groep werkeloze herders die niet aan de bak kunnen komen. Ik lees ook nergens dat mensen zich ergeren aan schapen achter een afrastering zonder herder. Ik denk, als er geen herder is dan mis je hem of haar niet, dan zijn het gewoon schapen. Als er wel een herder is, ja dan moet die wel aan ons beeld van een herder voldoen, dus niet in trainingspak (zie tweede punt).
  • Vrijwel niemand kan rondkomen van zijn schapen, een gemiddelde herder komt 30% tekort op de exploitatie. Conclusie, alleen hele goede ondernemers weten van schaapskuddes een goede business te maken.
  • Als laatste, vaak zijn herders mensen die een tweede carrière beginnen. Het is dus een bewuste keus om iets heel anders te gaan doen. Het is niet zo dat een schaapskudde van vader op zoon gaat, dat je niets anders kan dan herder zijn. Conclusie, niemand wordt gedwongen om herder te zijn, het is een keuze om voor die mooie beroep (met al z’n voor- en nadelen) te kiezen.

Structuur

Het valt mij op dat in de discussie van de schaapsherders van alles door elkaar loopt, ecologische doelen, ondernemerschap, cultuurhistorie etc. Ik heb geprobeerd een simpele structuur te maken en kwam uit op een soort piramide van Maslow. Onderin het meest basale, als dat gelukt is dan kan je gaan kijken naar de volgende stap, extra kwaliteiten toevoegen.

piramide herder-01

Het begint bij een basis kwaliteit die we wensen bij natuur en landschap. Hoe die kwaliteit tot stand komt is van ondergeschikt belang, want deze kwaliteit is een soort minimum voor de natuur (of bepaalde soorten of systemen) om voort te kunnen bestaan. Kort door de bocht, alles is geoorloofd. Ik zie dat om me heen ook gebeuren. Enkele jaren geleden werden de duinen bij Wassenaar met bulldozers overhoop gehaald om op die manier meer of betere natuur te creëren.

Vaak vinden we deze basiskwaliteit niet voldoende. We willen meer en nog betere natuur en stellen ook eisen aan de manier waarop we met gebieden omgaan. Kort door de bocht geen machines maar dieren. Hoe die dieren daar komen, wie er voor die dieren zorgt, maakt niet uit.

Maar was het niet zo dat die schapen vroeger met een schaapsherder en een hond door de regio trokken? Zou het niet mooi zijn als dat terugkomt? Ziehier het volgende niveau. De dieren zijn er niet alleen voor de natuur, ze zijn er ook voor de mens, ze bepalen mede het landschappelijke beeld. Het gaat dus ook om cultuurhistorie.

Oh ja en die herder en die hond, die moeten wel in het plaatje passen. De herder mag geen trainingspak aan maar moet herderskleren aan. En de hond, dat is natuurlijk geen poedel met een vrolijk sjaaltje om de nek, nee, een ‘echte’ hond die bij een herder past. Bij dit laatste gaat het vooral om decoratie.

Nu terug naar de discussie. Terreinbeheerders en de commerciële herder zitten duidelijk op het tweede niveau, goed ecologisch beheer. De traditionele herders zitten duidelijk één of twee niveaus hoger, cultuurhistorie en decoratie van het landschap en willen daar voor betaald worden.

 

Stijn van Liefland