Tag archieven: gewoon ondernemen

Natuurkundige ondernemers

Van een vriend kreeg ik een aardig boekje dat door de studievereniging natuurkunde van de TU-Delft is geschreven. Het gaat over ondernemen in de natuurkunde en laat 17 ondernemers aan het woord die natuurkunde hebben gestudeerd (of nog studeren). De ondernemers vertellen kort hoe hun bedrijf ooit begonnen is, waar ze nu staan en ze geven tips aan studenten (natuurkunde) over ondernemen. Oh ja, en ze vertellen graag over allerlei inhoudelijk zaken, echte techneuten dus die graag over hun bedrijf en product vertellen. We hebben het hier natuurlijk over een volstrekt niet representatieve groep van ondernemers, maar vergis je niet, we hebben het wel over echte bedrijven. 4 van de bedrijven hebben 100 of meer mensen in dienst, 3 bedrijven 20 of meer de rest zijn kleine bedrijfjes met enkele medewerkers. Digitale versie is hier te krijgen.

Echte techneuten praten graag over hun bedrijf en product. Dat is in ieder geval mijn eerste conclusie na het lezen van het boekje. Een andere conclusie is dat veel van de bedrijven zijn ontstaan van uit inhoudelijke nieuwsgierigheid, iets uit de natuurkunde toe willen passen. Iets nieuws ontwikkelen, verder gaan met waar je in je afstuderen of promotie mee bezig was.

Mindmap

Ik heb een mindmap gemaakt om de belangrijkste zaken in samen te vatten, ik pik er een paar punten uit. Als eerste de aanleiding. Over het algemeen is er niet één aanleiding maar speelt er meer. Maar zoals gezegd, vaak is er een technische inhoudelijke aanleiding. Misschien zijn het de jongens (ja, in het boek zijn het alleen mannen) die vroeger met mechano speelde die natuurkunde gaan doen. De droom om een echte fabriek te beginnen waar je echte spullen gaat maken. Dat is toch iets anders dan hoe in de boekjes een ondernemer gezien wordt. Daar is de droom, geld verdienen om vervolgens, vul maar in .. een mooie auto, boot, aanzien etc.. Overigens speelt er vaak ook iets persoonlijks mee, ontevreden over de huidige werkgever, altijd al gewild, zelf willen bepalen etc.

Ik kwam in dit opzicht twee bijzondere ondernemers tegen. De één was op zoek naar een uitvinding want wilde een bedrijf beginnen, de ander liep min of meer tegen een uitvinding aan (een product) en begon daarom maar een bedrijf.

Ondernemen is leuk, zeker voor deze techneuten. Je kunt problemen oplossen bent zelf verantwoordelijk en uiteindelijk is er iets tastbaars. Heel wat anders dan al die adviseurs (zoals ik) die uiteindelijk papier afleveren. Natuurlijk is het ook minder leuk, je moet hard werken, komt tegenslagen tegen en je krijgt te maken met veel onzekerheden. Wat ook minder leuk is, is dat je heel veel zelf moet gaan regelen (dat staat bij de hobbels). Daar heb je natuurlijk geen zin in als je lekker dingen wilt maken.

Ondernemen natuurkunde

Mythes

Rudy heeft natuurlijk al veel geschreven over ondernemerschap. Een eerste reeks sloot hij af met 10 mythes. Ik pik er drie (niet geheel willekeurig uit).

MYTHE 1: ondernemers nemen graag risico.

Nee, een ondernemer neemt liever geen risico. Maar realiseert zich dat je om verder te komen wel risico moet nemen (soms). Dat risico is dan wel ‘gecalculeerd’ (meestal niet in letterlijke zin) of gevoelsmatig afgewogen.

Dit vind ik een leuke, ik ben het helemaal met Rudy eens dat dit een mythe is. Toch, in het boekje geven de ondernemers met enige regelmaat aan dat je na je studie een bedrijf moet beginnen. Want, dat is het moment om risico’s te nemen. Je hebt dan nog geen hypotheek, nog geen gezin en als het faalt heb je nog alle kansen op de arbeidsmarkt of de mogelijkheid om het nog een keer te proberen. Nemen ze daarmee graag risico’s? Nee, zo is het nou ook weer niet. Maar een onderneming beginnen is op zichzelf wel een risico.

MYTHE 4: ondernemers innoveren graag

Deze is wel wat dubbel. Vanuit de economische theorie is het in ieder geval onzin: een ondernemer innoveert alleen maar als het echt niet anders kan. Innovatie kost immers geld. Een ondernemer ziet het liefst een markt waarin hij de enige speler is. Liever een luie monopolist dan een hardwerkende innovator. Maar goed, dat is de theorie. Een ondernemer weet natuurlijk dat hij door stil te zitten achteruit gaat.

Voor een groot deel van ondernemers klopt de mythe wel, het zijn techneuten die graag dingen ontwerpen en maken. Maar uiteindelijk als het bedrijf groeit en er meer personeel komt dan wordt innoveren een noodzaak om er voor te zorgen dat je blijft concurreren. Overigens was er één bedrijf dat zegt pas na een aantal jaar met innovatie te zijn begonnen, eerst lag de nadruk vooral op goede producten en een goede relatie met de klant.

MYTHE 6: ondernemers hebben een hoog IQ

Een hoog IQ lijkt eerder een hindernis voor succesvol ondernemerschap. Misschien meet IQ de verkeerde dingen voor ondernemerschap. Er lijkt een ‘IQ-comfort-zone’ voor ondernemerschap te bestaan. Te laag is natuurlijk niet handig, te hoog blijkbaar ook niet. Niet voor niks bestaan woorden als ‘handelsgeest’ en ‘boerenslimheid’.

Helaas is in het boekje niet voor iedere ondernemer de IQ weergegeven, dat zou leuk zijn. Feit is dat al deze ondernemers een universitaire opleiding hebben en daarvoor een flink IQ moeten hebben. Dus, is een hoog IQ een belemmering voor ondernemers?  Voor deze ondernemers  in ieder geval niet. Overigens gaat het boekje over geslaagde ondernemers. Ik vertelde de vriend dat wij het juist leuk zouden vinden als er ook mislukte ondernemers aan het woord zouden komen. “Helemaal mee eens, maar die willen liever niet in zo’n boekje”. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de verhouding geslaagd en mislukt in relatie tot IQ.

Laatste observatie

Een laatste observatie? Ja, dit is een boekje dat gewoon recht toe recht aan een aantal ondernemers aan het woord laat die daar niet voor geleerd hebben. Slechts een paar komen met de geijkte managementtermen aanzetten, veel Engels en woorden die ik altijd maar moeilijk kan of wil begrijpen. Maar de meeste, die zijn gaan werken en hebben nu een bedrijf en hebben daar helemaal  geen moeilijke woorden voor nodig.

Stijn van Liefland

Ondernemende schaapherders

Als wij ergens lezen “je moet een echte ondernemer zijn” slaan we direct aan. We hebben er al zo veel over geschreven (en er onderling nog veel meer over gediscussieerd) dat we ons onmiddellijk afvragen waarvoor we die ondernemer nu weer nodig hebben? Want ja, wat voegt een ondernemer eigenlijk toe? Wat kan een ondernemer dat een gewoon mens niet kan? Ik vraag me zelfs regelmatig af hoe een wereld zonder ondernemers er uit zou zien? Missen we dan iets? Gaan we er op achteruit? Of, wordt het alleen maar mooier. Ik hoop dat we ooit nog eens de tijd hebben om hier verder onderzoek naar te doen.

“Je moet een echte ondernemer zijn”, deze kreet stond zoals wel vaker op een onverwachte plek, namelijk in een artikel over schaapherders (Volkskrant 7 september 2015 helaas niet het hele artikel). Ja, schaapherders moeten tegenwoordig ook ondernemer zijn. Helicon in Velp heeft sinds kort een tweejarige opleiding tot schaapherder (MBO). In Nederland zijn zo’n twee tot driehonderd schaapherders actief, dus niet zo gek dat daar een opleiding voor is. Voor de critici, in het artikel wordt aangegeven dat de opleiding tevens een goede basis is voor allerlei andere functies in het natuurbeheer. Waar gaat de opleiding over?

  1. Honden- en schapenkennis is natuurlijk belangrijk.
  2. Kennis over landschap, ecologie, wetgeving, natuurbeheer etc. hoort er vanzelfsprekend bij.
  3. En, de schaapsherder anno 2015 heeft vaardigheden nodig die bij deze tijd passen. Eerder in het artikel wordt al duidelijk wat dat betekent: Schaapherders moeten concurreren om opdrachten van terreinbeheerders. En hier staat het dan, het “moeten echte ondernemers zijn”. Schaapherders worden dus opgeleid tot echte ondernemers.

Het derde punt prikkelt natuurlijk. Echte ondernemers, dat is nou net waar we de laatste tijd veel over geschreven hebben. Ik vat het even kort door de bocht in eigen woorden samen: Een ondernemer heeft ergens in de verte een doel (status, grote auto o.i.d.), wil daarom winst maken, wil die winst maken met zo min mogelijk inspanning, neemt daarom risico’s, weet zich te onderscheiden, wil aandacht en wil winnen. De opgave is dus de uitgaven zo laag mogelijk te houden, de inkomsten te maximaliseren en dit allemaal met zo min mogelijk inspanning. Dit is zo’n beetje het beeld van een echte ondernemer.

Echte ondernemers. Je leest wel vaker over ondernemers en wat die voor de samenleving betekenen. Vooral als het gaat om de meer publieke of softe sectoren gaat het al snel over “echte ondernemers”.  Blijkbaar zijn er twee soorten ondernemers, echte ondernemers en gewone ondernemers. Wij op slimme financiering doen daar overigens ook aan mee, soms omdat we schrijven over stukken van anderen en soms omdat we blijkbaar iets willen duiden. Het is de moeite waard om ooit nog eens uit te zoeken wat het verschil is, waar de gewone ondernemer ophoudt en de echte ondernemer begint.En dan komen er natuurlijk ook weer allerlei interessante vragen op. Bij al die problemen die ondernemers op gaan lossen, hebben we daar dan gewone ondernemers voor nodig of echte ondernemers?

Ik probeer me even te verplaatsen in de schaapsherder. Helicon heeft me opgeleid en ik ben inderdaad die ondernemer. Nu is het mijn taak om natuur en landschap te beheren met schapen. Ik heb geleerd dat zo efficiënt mogelijk te doen, ik heb ook geleerd dat ik zo nu en dan een gok moet wagen (risico moet nemen). En ik heb geleerd dat als die gok goed uitpakt ik goud in handen heb. Dus wat zou ik gaan doen als ondernemer? Ik heb als idee om een kudde robotschapen te laten maken. Eigenlijk zijn het gewoon grasmaaiers op rupsbanden, maar ze zien er uit als een schaap en als je op zeg 10m. afstand staat zie je geen enkel verschil. Ze maken ook het geluid van een schaap en ze vertonen kuddegedrag (dat kan je gewoon in mijn schapen programmeren). Als er veel toeristen zijn druk je op de knop “eigenwijs schaap” en kan de hond erachteraan. Zo blijft het er ook leuk uit zien. Dat doe ik dan vanuit de auto waar ik ondertussen een krantje lees of de aandelenkoersen bekijk. Overigens kan die hond op termijn ook vervangen worden door een robot, dan hoef ik helemaal het huis niet meer uit. Nu ben ik een echte ondernemer en kan ik gaan concurreren met de andere herders. Het is een beetje hetzelfde verhaal als met de bossen. Als je het echt aan ondernemers overlaat kan je grote verassingen tegenkomen.

Een flauw verhaal over mijn robotschapen? Valt wel mee, bijna twee en een half jaar geleden schreven we in het kader van een serie over rendement ook al over schaapherders. Wat was het geval, er waren ook “schaapherders” die helemaal niet met een hond over de hei wilden lopen en gewoon een stuk hei afzetten met schrikdraad. Dan heb je geen hond meer nodig en kan je zelf naar huis of je kunt nog een paar kuddes in andere gebieden laten grazen. Als je naar een ander gebied moet dan ga je niet lopend maar verplaats je die schapen gewoon met een vrachtauto, dat gaat veel sneller. Echt ondernemerschap dus, meer doen in dezelfde tijd, goedkoper zijn dan de concurrent en natuurlijk meer verdienen terwijl je misschien ook nog eens minder moe wordt dan die andere herders. Natuurmonumenten had besloten om met zo’n herder in zee te gaan.

Vervolgens ontstond er een hele discussie. Sommige schaapherders hadden nu geen werk meer, die leuke schaapskuddes lopen nu niet meer door het dorp, het hele romantische beeld is weg etc. Ja, dat krijg je met ondernemerschap. Schapen worden dan net fietsen of auto’s. Komt er een fabriek die goedkopere fietsen van dezelfde kwaliteit kan maken, gaat er een andere fabriek failliet, dat is het risico van ondernemerschap. En, die leuke romantische auto’s van 50 jaar geleden, ja die rijden nu niet meer rond, dat is te duur geworden. Of beter gezegd, er zijn andere auto’s die een stuk goedkoper zijn geworden. Dat hoort ook bij ondernemerschap, concurrentie, kijken wie het nog goedkoper kan doen.

Mijn conclusie, die echte ondernemende schaapherder die is er al lang, maar die willen we helemaal niet. We willen een schaapherder die met een ruige kop door weer en wind samen met zijn hond een kudde schapen over de heide drijft. Een schaapsherder die daar het liefst ook nog de nachten op de hei doorbrengt en dan hoort het ook nog eens heel koud te zijn. Kortom het volmaakte romantische beeld. Oh ja, en we willen er niet voor betalen. Dat gaat een ‘echte ondernemer’ dus nooit doen.

Stijn van Liefland

 

Ondernemerschap (4): begripsafbakening

Eerdere afleveringen in deze serie over ondernemerschap zijn te vinden hier, hier en hier.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet tevreden ben. Ik heb een lange aanloop nodig gehad om de reeks op te starten. Dat deed ik ook om tijd te winnen. Misschien dat ik nog artikelen tegen zou komen die me verder op weg konden helpen. Maar het grote inzicht is nog steeds niet gekomen. Ik moet constateren dat er op dit moment niet zoveel meer is. Tijd dus om af te ronden. De belangrijkste conclusie blijft: ondernemerschap is ‘in’ (1), maar op de keeper beschouwd weten we niet goed wat het is en het weinige wetenschappelijk onderzoek dat er naar is gedaan levert weinig houvast (2).

Ondernemerschap door de oogharen

Laat ik dichtbij huis beginnen. Josette Dijkhuizen doet hier in Nederland onderzoek naar ondernemerschap en is een dissertatie over het onderwerp aan het voorbereiden. Zij heeft twintig succesvolle Nederlandse ondernemers gevraagd naar de kern van hun ondernemerschap. De rode lijn uit deze interviews is: ‘Je eigen ideeën kunnen omzetten in winst’.

En wat maakt dat je dat kunt? Dat heeft te maken met persoonlijke kwaliteiten of competenties die je maken tot ondernemer. Er zijn er (van de twaalf die Dijkhuizen uit haar onderzoek heeft gedestilleerd) drie die eruit springen: visie, lef en doorzettingsvermogen.

Verder wordt (bron innovatienetwerk 2013) de kern van ondernemerschap bepaald door ‘het toevoegen van waarde’, hetgeen wil zeggen dat je met je activiteiten, ideeën en vaardigheden iets toevoegt aan wat er al is.

Volgens Dijkhuizen is 48% van ondernemerschap genetisch bepaald. Maar voor succes heb je niet alleen de juiste genen nodig maar ook een gunstige omgeving en een goede motivatie. Dijkhuizen gelooft niet in toeval als het gaat om ondernemerschap: je kiest voor ondernemerschap (1) en vervolgens bepaalt je gen dan of het makkelijker of moeilijker gaat (2) (bron: interview op managementboek.nl).

Deze aftrap geeft mij de gelegenheid een aantal dimensies in het onderzoek naar ondernemerschap te behandelen (en daar mijn eigen keuze in te maken):

  1. Wat is je definitie van ondernemerschap en waarom?
  2. Is ondernemerschap te herleiden tot persoonskenmerken en/of speelt de context een rol (toeval, tijdsgeest, economische omstandigheden)?
  3. Op welke wijze doe je je onderzoek of kom je tot je conclusies? Is dat via interviews of via statistisch onderzoek?
  4. Kies je voor de lineaire meer rationele benadering van ondernemerschap of vertrek je juist vanuit een meer intuïtieve of cyclische benadering van ondernemerschap?

 

Definitie

Je bepaalt natuurlijk zelf wat je definitie is, daar is geen goed of fout in. Maar een definitie begint bij de aard van de probleemstelling. Waarom is ondernemerschap eigenlijk boeiend, waarom willen we daar meer over weten? Te vaak merk ik in de artikelen over ondernemerschap die ik ben tegen gekomen een te snelle jump naar ‘zomaar een definitie’ en die begint dan in het algemeen te snel met persoonskenmerken. Dat is naar mijn subjectieve mening te verklaren door de hype rondom ondernemerschap: ondernemerschap als oplossing voor de economische crisis in combinatie met een neiging naar persoonsverheerlijking (interviews met ‘machers’, geloof in eigen kunnen etc).

Een uitzondering hierop vormt een artikel uit 2003 van Boschee an McClurg (‘Towards a better understanding of social entrepreneurship’). Deze auteurs stellen dat ondernemerschap vooral niet te maken heeft met: innovatie, waarde creatie, creativiteit etc. Iets kan zeer innovatief zijn maar niets te maken hebben met ondernemerschap. De auteurs ergeren zich aan het gemak waarmee gesproken wordt over ‘social entrepreneurship’ als het gaat om het omvormen van delen van de overheid.

Waar het volgens deze auteurs om gaat is dat een idee wordt getransformeerd naar een ‘business enterprise’. En wel zodanig dat de business zichzelf kan bedruipen door een intern gegenereerde cashflow. Een ondernemer biedt (in de markt) dus zaken en diensten aan die een zodanig inkomen genereren dat een zelfstandig bestaan mogelijk is, jaar na jaar. Volgens de auteurs is elke definitie die het begrip ‘earned income’ mist ‘flawed’ (fundamenteel onjuist).

Ik sluit me aan bij deze opvatting. Omdat de kern van ondernemerschap zoals het nu speelt een economisch vraagstuk is. We denken dat meer ondernemerschap ons uit de crisis helpt, dat het leidt tot nieuwe activiteiten, tot meer werkgelegenheid, tot meer inkomen, tot meer welvaart, tot groei etc. Hoe de business tot stand komt is dus niet relevant. Het gaat er niet om waarde te creëren of innovatief te zijn.

Toch is ook deze definitie van ‘earned income’ dan niet volledig. De centrale notie van de auteurs lijkt in plat Hollands te zijn ‘je eigen broek ophouden’. Een ondernemer zet een idee om in een running business die zelfstandig kan voortbestaan. Volgens deze definitie is een zzp’er dus ook een ondernemer. Daar is natuurlijk veel voor te zeggen, een zzp’er houdt zijn eigen broek op en is niet afhankelijk van donaties. Maar of het zorgt voor veel werkgelegenheid? Of het voldoet aan het beeld van ‘de geslaagde ondernemer’ die telkens wordt gevraagd voor een interview? Ik doe er nog een schepje bovenop: wat als die zzp’er snel tevreden is? Als het gaat om iemand die bescheiden leeft en met zeg € 15.000 per jaar aan facturen prima rond kan komen? Volgens de definitie van ‘earned income’ een ondernemer.

Volgens mijn inschatting zijn we op zoek naar ondernemers die zelfstandig een business kunnen runnen maar met voldoende ambitie om te groeien (mensen aannemen, nieuwe gebouwen openen etc). Je zou kunnen zeggen dat de mythe van het ondernemerschap wordt gekoppeld aan de mythe van de economische groei. Je bent succesvol als je niet alleen je eigen broek kunt ophouden maar ook nog eens die van vele anderen. En dat ook nog eens jaar na jaar. En, hoewel strikt genomen niet relevant, ook nog eens met ‘mooie’ producten of oplossingen die geen schade toebrengen aan de maatschappij.

Onderzoeksaanpak

Dus we zijn op zoek naar wat het maakt dat er zelfstandige businesses worden opgezet die voor voldoende eigen inkomen zorgen en ook nog eens zodanig dat er sprake is van groei en werkgelegenheid. Grofweg zijn er twee manieren van onderzoek: succesvolle ondernemers interviewen (1) en statistisch onderzoek (2).

De enige juiste manier in mijn ogen is statistisch onderzoek. Je moet een voldoende grote populatie nemen en die gedurende een hele lange periode volgen. Dat volgen kan door periodiek vragen te laten invullen en feitelijkheden te meten. Je zult vooraf natuurlijk helder moeten hebben wat de criteria voor succes zijn. Is dat voldoende omzet, is dat voldoende winst, is dat een bepaalde groei, is dat bepaalde werkgelegenheid, is dat een bepaalde minimale levensduur?

Data zijn is staat om ook te kijken naar niet succesvolle ondernemers. Data zijn in staat om te corrigeren voor bijzondere omstandigheden of specifieke kenmerken.

Interviews zijn vooral geschikt om een theorie te vormen over ondernemerschap. Om hypotheses te kunnen opstellen. Want het zijn de hypotheses vooraf die bepalen hoe je je statistische onderzoek vorm gaat geven. Interviews zijn te veel gefocused op succesvolle ondernemers (zonder dat precies helder is wat succesvol is) en heeft te weinig oog voor de toevals- of geluks-component en corrigeert niet voor de algehele economische situatie of het regeringsbeleid of .. etc.

Maar hier kunnen we kort over zijn: het statistisch onderzoek zoals hier bedoeld is er niet of nauwelijks. Een unieke bron en uitzondering op de regel is een overzichts-artikel uit 2009 van Davidsson en Gordon (‘Nascent entrepreneurship research: a review’) waar 69 andere onderzoeken worden samengevat die allen zijn gebaseerd op langere termijn statistisch onderzoek. Ik ga in een latere aflevering nog apart in op de belangrijkste uitkomsten van dit overzichtsartikel uit 2009. De onderzoeksaanpak wordt hier PSED genoemd. PSED staat voor Panel Study of Entrepreneurial Dynamics. Hier zitten qua onderzoeksaanpak als kernwoorden in Panel (een grote groep mensen die je volgt waarvan je vooraf niet weet óf ze een bedrijf gaan beginnen laat staan of ze succesvol zijn of mislukken) en Dynamics (over een voldoende grote tijdsperiode zodat je kunt corrigeren voor omstandigheden en kunt toetsen op consistentie / toeval).

De vraag of je gelooft in unieke persoonseigenschappen is hiermee ook beantwoord. Alleen statistisch onderzoek kan daar uitsluitsel over geven. De vraag of toeval een rol speelt kun je dus niet beantwoorden uit interviews alleen. De kernvraag van het onderzoek zou kunnen luiden: welke unieke persoonskenmerken bepalen ondernemerschap zoals hier bedoeld als we corrigeren voor toeval, leeftijd, sexe, economische crisis etc etc?

Effectual reasoning

Een ander lichtpunt, naast de al genoemde stroming die zich baseert op de PSED-aanpak, is de zogenaamde ‘effectual reasoning’ stroming die verbonden is aan de naam van Saras Sarasvathy. De twee lichtpunten zijn van een hele andere orde. PSED gaat over het verzamelen van data terwijl Sarasvathy met een andere visie of hypothese komt op het fenomeen ondernemerschap. Sarasvathy baseert zich (zover ik daar zicht op heb) voornamelijk op interviews en ook ditmaal weer met de succesvolle tak van de groep. Idealiter zou de toenemende beschikbaarheid van data in de toekomst ook uitsluitsel kunnen geven over de relevantie van de ‘effectual reasoning’ hypothese.

In de volgende aflevering meer over de theorie van Sarasvathy.

Met dank aan Manon Spin die mij in een gesprek zowel wees op de PSED-aanpak als op de zienswijze van Sarasvathy.

Rudy van Stratum