Tag archieven: grondstoffen

Ontkoppeling: rijker worden en toch de natuur helpen

Enkele dagen geleden publiceerde ‘De Correspondent’ een interessante bijdrage over het thema ‘ontkoppeling’. Ontkoppeling houdt de suggestie in dat we gewoon kunnen doorgroeien zonder dat dat ten koste gaat van het milieu. Dit is een geweldige optie want het sluit moeilijke keuzes (en het eventueel brengen van offers) op voorhand uit. Jazeker erkennen we dat onze voorraden uitgeput raken, en jazeker moeten we daar ook iets aan doen, en, gelukkig, dat gaat vooral lukken door (extra) groei. Dus meer produceren, meer kopen en rijker worden als oplossing van uitputting. Wie wil dat nu niet? Geen gezeik iedereen rijk! Het doet me een beetje denken aan hoe ING een warm pleitbezorger is geworden van de circulaire economie: moeilijke dilemma’s uit de discussie elimineren en vooral (groei-) kansen zien.

Ontkoppeling

Ontkoppeling is dus de gouden graal. Maar hoe zit dat eigenlijk? Jezelf uit de crisis groeien?

Historisch gezien tref je vaak het onderstaande patroon aan: de Kuznets curve. Aanvankelijk is er sprake van een laag inkomen en lage welvaart en geen of lage groei. Ondertussen wordt het milieu ook gewoon uitgeput. Misschien wat langzamer, maar toch. Dan ontstaat een fase van meer groei en innovatie en worden mensen rijker en welvarender. Aanvankelijk gaat dat nog steeds ten koste van het milieu (meer uitstoot, uitputting van grondstoffen) maar ergens blijkt sprake te zijn van een ‘peak’ of piek waarna het alleen maar beter wordt. De slimmere toepassingen die horen bij een toegenomen welvaart en rijkdom zorgen uiteindelijk voor minder belasting op de omgeving. Daarna zet deze trend door en gaat de economie steeds meer verdienstelijken (er is nu eenmaal een grens aan hoeveel je kunt eten en hoeveel auto’s je kunt bezitten, dus gaan we allemaal naar de kapper of de boekhouding doen). Uit het artikel:

 

ScreenShot045

Bij het toverbegrip ‘ontkoppeling’ wordt al snel gesproken over relatieve versus absolute ontkoppeling. Om die begrippen goed te kunnen uitleggen, moeten we eerst het bovenstaande generieke Kuznets-plaatje vertalen naar een grafiek die de absolute voorraad afzet in de tijd. Ik beperk me hier voor het gemak even tot groei in termen van het verbruik van (eindige) grondstoffen. Het Kuznets-plaatje is geformuleerd in termen van groei (‘mate van milieuschade’). Het is interessant dat om te zetten naar absolute (voorraad-) getallen. Dan krijg je iets als het onderstaande plaatje.

ScreenShot044In welke fase we ook zitten: de voorraad eindige grondstoffen blijft alsmaar afnemen. Hoe rijker we worden (hoe hoger ons inkomen) hoe minder de mate van milieubelasting. We hebben het over een snellere of juist een minder snelle afname van die belasting of die voorraden. Dus ook na de piek is er per saldo sprake van belasting en nemen de voorraden af. In het meest gunstige geval weten we de milieuschade te neutraliseren en de voorraden gelijk te houden.

Geen groei?

Voordat we de verschillende mogelijkheden van ontkoppeling in een overzicht zetten: ligt het dan niet voor de hand helemaal af te zien van groei? Er kan toch alleen maar een halt aan het uitputten worden toegeroepen als je gewoon ophoudt met groeien? Dat is toch voor de hand liggend?

Nee, ook dat is een misleidende gedachte. Het artikel in ‘De Correspondent’ eindigt met deze vraag en de auteur verwerpt de gedachte van nulgroei. Ik ben het met de auteur (Hidde Boersma) eens. Geen groei is voor minder ontwikkelde landen waar vaak nog bittere armoede heerst geen optie. Bovendien geloof ik in het verband tussen (meer) welvaart en meer innovatie. Als de groei stopt zal dat vaak ook een rem betekenen op het slimmer benutten van bestaande voorraden.

Maar misschien nog wel het belangrijkste argument: ook zonder groei zullen de voorraden gewoon blijven afnemen. Je kunt natuurlijk gaan recyclen waardoor je het verbruik van eindige voorraden verder beperkt. Maar nog steeds los je fundamenteel niets op: je doet alleen langer over je uitputting, een keer is het gewoon op. Dan hebben we natuurlijk het nieuwe circulaire denken dat wél een fundamenteel andere manier van produceren en omgaan met voorraden behelst. In het meest ideale geval zul je dan in staat zijn de voorraden op het huidige niveau te bestendigen (maar waarschijnlijker is het dat de voorraden gewoon blijven slinken alleen nog iets langzamer).

Groei dus

Dus groei is zo gek nog niet. Bij een situatie van groei zijn er vier scenario’s te onderscheiden:

  1. Ongebreidelde groei: geen ontkoppeling
  2. Intensivering: relatieve ontkoppeling.
  3. Vervanging: absolute ontkoppeling.
  4. Aanvulling: meekoppeling.

 

 

ScreenShot047

 

Geen ontkoppeling en dom doorgroeien

Helder is dat doorgroeien zonder restricties de meest sombere variant is voor het uitputten van voorraden. Soms kloppen we ons op de borst omdat sprake is van verdienstelijking en dus minder gebruik van grondstoffen. Maar als we die spullen elders laten maken en vervolgens importeren (Verre Oosten) dan zijn de cijfers vertekend en is sprake van uitputting van grondstoffen op andere plekken. Ik heb me onvoldoende verdiept in de relatie tussen (extra) groei en intensivering/vervanging. Is dat een statistisch automatisme? Of hangt dat af van het land of de omstandigheden (arbeidsmarkt, prijzen, wetgeving)? En de ene innovatie is de andere natuurlijk niet. De ene i-phone vervangen door de andere nieuwe variant (groei) omdat ie wat dunner is, is in termen van grondstoffenverbruik weinig innovatief (of toch wel)?

Relatieve ontkoppeling

Uit het artikel in ‘De correspondent’ blijkt dat we voor een flink aantal grondstoffen erin zijn geslaagd de zaak relatief te ontkoppelen. Dat betekent dat we zodanig hebben geknutseld, geïnnoveerd en vervangen dat we soms weer terug zijn op het (absolute) gebruik van bijvoorbeeld de jaren 70. En dat terwijl er wel veel meer wordt geproduceerd, voor meer mensen en van betere kwaliteit. Een paar kanttekeningen: het lukt lang niet voor alle grondstoffen, met name het gebruik van zeldzame stoffen als Gallium en Indium (mobiele telefoons) neemt jaar op jaar toe. En, de strekking van dit verhaal over ontkoppeling, het is mooi als je weer terug bent op het niveau van de jaren 70 maar als je toen ook al heel veel verbruikte dan daalt de absolute voorraad nog steeds snel.

Absolute ontkoppeling

Een volgende stap op de ladder is als je niet alleen terug bent op een oud vroeger niveau van gebruik (bij grotere aantallen productie, inwoners etc) maar dat je zelfs MINDER absoluut verbruik hebt gerealiseerd. Een van de mooiste voorbeelden (weer uit het artikel) is de ontwikkeling in onze voedselproductie. Per saldo zijn we er door mechanisatie, veredeling, inzet van verdelgingsmiddelen en genetische modificatie in geslaagd meer voedsel te produceren met minder land en minder kunstmest (minder dan wat? ooit zal er een periode zijn geweest dat er nog minder werd gebruikt? maar goed ik snap de strekking).

Maar nogmaals, ook bij deze absolute ontkoppeling blijven de voorraden afnemen. In het meest ideale geval, wanneer alle benodigdheden zijn vervangen door andere, kan de voorraad gelijk blijven. Maar hoe zit dat dan? Je hebt dan iets bedacht wat je kunt gebruiken in plaats van het oorspronkelijk (schaarse) materiaal. Maar dat wordt ook weer ergens van gemaakt toch? Dat is dan toch ook een voorraad van iets? Je kunt natuurlijk rubber vervangen door synthetisch rubber. Maar daar heb je ook spullen voor nodig. Die ook weer op kunnen raken.

Hierboven noemden we al de effecten van recycling en circulaire economie. Recycling is een manier om slimmer om te gaan met bestaande voorraden. Je stopt op het eind (van de levenscyclus van het product) immers weer een deel van de input terug bij de bestaande voorraad. Nog afgezien van de downgrading van de spullen is ook hier weer sprake van een beperking van de daling van de voorraden. Bij de circulaire economie gaat men nog een stapje verder en worden de producten zo ontworpen dat (in het ideale) geval alles weer een plek krijgt bij de volgende productieronde. Dus de grondstoffen worden niet teruggewonnen, maar hele onderdelen van het product krijgen in een nieuw product een ander leven. Maar ook hier geldt weer: het is een volgende vorm van reductie van gebruik van grondstoffen. Ook in de circulaire economie is sprake van slijtage, roestvorming en wat niet al.

Meekoppeling?

Dus dan kan het niet anders dan dat je uitkomt op ‘meekoppeling’. Volgens mij bestaat dat woord niet in deze context maar het is een logische volgende stap. Meekoppelen in de betekenis dat de bestaande voorraad van het spul wordt verbeterd of aangevuld. Dus in absolute zin neemt de voorraad toe. Per definitie kan dat volgens mij niet bij de (eindige, non-renewable) voorraden waar we het hier over hebben (van zand tot iridium). Tenzij je natuurlijk de ruimte in gaat en andere planeten aanboort om onze eigen voorraden aan te vullen (klinkt onwaarschijnlijk, maar het schijnt er aan te komen).

Maar van heel veel andere, ook relevante, voorraden kan er wel degelijk sprake zijn van ‘meekoppeling’. Zo is het aantal bevers de laatste jaren in absolute zin toegenomen, de jaarproductie van rubber is hoger dan ooit, de hoeveelheid schone lucht is (op bepaalde plekken) toegenomen etc. Hier gaat het dus om hernieuwbare voorraden (re-newables).

Conclusies

Wat leer ik van deze opsomming van mogelijkheden?

  1. Nulgroei is geen optie. Voor mij is een eye-opener dat ‘geen groei’ weinig tot niets oplost als het gaat om het voorkomen van de uitputting van veel voorraden grondstoffen. Nog los van ethische vraagstukken rondom de ongewenste armoede in grote delen van de wereld, blijven ook zonder groei de voorraden in absolute zin kleiner worden. Als geen groei dan ook betekent dat er automatisch minder sprake is van intensivering en vervanging dan ben je zonder groei zelfs slechter af. Ik moet het werk van Tim Jackson (welvaart zonder groei) en anderen nog eens vanuit dit nieuwe perspectief bekijken.
  2. Alleen relevante groei. Daar staat tegenover dat dit nog niet betekent: alle groei is goede groei. Er hoeft ook niet overal (op alle plekken, in alle sectoren) sprake te zijn van groei. De groei moet met name gaan zitten in échte innovatie. Hier zal ongetwijfeld veel over geschreven zijn maar, om dat cliché-voorbeeld maar weer te gebruiken, de zoveelste i-phone variant ontwikkelen lijkt me van een andere orde dan een nieuw middel tegen kanker ontwikkelen (of begeef ik me nu op glas ijs? ik houd me aanbevolen voor een simpel overzichtsartikel over vormen van innovatie in relatie tot economische groei en grondstoffenverbruik).
  3. Alles is vertraging. Voor mij het meest schokkende inzicht: alle vormen van ontkoppeling én van recyling én circulaire economie lossen het vraagstuk van de eindige voorraden niet wezenlijk op, overal is sprake van een terugloop in de absolute (niet hernieuwbare) voorraden. Alle varianten gaan over een minder snelle of vertraagde uitputting van die voorraden. Het woord ‘ontkoppeling’ kan je makkelijk op het verkeerde been zetten.

Rudy van Stratum

Circulaire economie, tegendenken proces

Mijn idee is dat het niet gaat lukken met het ontwikkelen van een circulaire economie. Heel toepasselijk pas ik daarvoor zelf een cirkelredenering toe. De principes van de circulaire economie zijn niet nieuw, die gebruiken we steeds weer opnieuw. We geven ze steeds weer een nieuwe naam omdat het onder de oude naam blijkbaar niet werkte. Conclusie, het is nog steeds niet geland en dat gaat ook niet gebeuren. (meer over circulaire economie aflevering 1, aflevering 2)

Om het gedachtegoed te laten landen bij ondernemers worden twee strategieën gehanteerd.

Steeds een nieuwe naam
Elke paar jaar geef je dit een andere naam en hang je er nog wat extra toeters en bellen aan. De ladder van Lansink werd in 1979 als beleidslijn voor afval door de tweede kamer vastgesteld. Deze ladder geeft een voorkeursvolgorde aan over hoe om te gaan met afval:

  • preventie
  • hergebruik
  • sorteren en recyclen
  • verbranden
  • storten

 

Preventie, het voorkomen van afval staat bovenaan, daarna volgen vier manieren om met afval om te gaan die tot een steeds laagwaardiger gebruik leiden. In het gedachtengoed van de circulaire economie wordt dit verder uitgewerkt, maar de basis is hetzelfde. 10 jaar na de ladder van Lansink werd het eerste Nationaal MilieubeleidsPlan (NMP) vastgesteld. Onderwerpen waren onder andere het sluiten van kringlopen en kwaliteitsbevordering bij productieprocessen en producten. Hoe circulair wil je het hebben? Het tweede nationaalbeleidsplan (1994) gaat hier verder mee, aan de orde kom onder andere product-dienstcombinaties. Steeds een nieuwe naam werkt uiteindelijk contraproductief, juist daardoor krijgen mensen de indruk dat het iets tijdelijks is dat wel weer overwaait. Het lijkt een beetje op de reclame voor wasmiddelen, die zijn ook elke keer “nu nog beter”.

Bang maken
Je maakt mensen bang. Ik zie hier een patroon, niet alleen bij de circulaire economie, maar ook bij andere ontwikkelingen. Als eerste maak je mensen bang door te verkondigen dat, plat gezegd, het einde van de wereld nadert als we zo doorgaan. Dan verkondig je een oplossing. In dit geval, als we overstappen op ons idee van de circulaire economie komt het helemaal goed. De oplossing wordt gepresenteerd als positief, niet reguleren, niet vertellen wat je niet moet doen, nee, deze oplossing biedt juist kansen en is leuk en vlot, helemaal van deze tijd. Wanneer iedereen dan opgelucht ademhaalt kom je met een tweede dreigement, ditmaal gericht aan ondernemers. Als je niet meedoet met onze oplossing dan is er in de toekomst geen plek meer voor jouw bedrijf. Alleen bedrijven die onderdeel zijn van de circulaire economie zullen overleven. Ik overdrijf natuurlijk, maar kijk toch even naar dit citaat en het onderstaande plaatje uit één van de publicaties over circulaire economie. “Wie te ver achterloopt op nieuwkomers en op bedrijven die de sprong wel wagen, neemt risico’s.”

verliezersce(Bron: Ondernemen in de circulaire economie, OPAi)

Waarom werkt het niet?
Mijn conclusie, dit werkt dus niet. Op de een of andere manier landt het gedachtegoed niet bij de doelgroep. Zonder met een volledige verklaring te komen waarom de strategie niet werkt kan ik wel een aantal factoren benoemen:

  • Als eerste belangen van allerlei partijen. Er is een hele ‘circulaire industrie’ ontstaan van ambtenaren, adviseurs, schrijvers etc. Die hebben er natuurlijk alle belang bij om het concept circulaire economie te verkopen en hier werk uit te halen. Het rare is, cradle to cradle is (of was?) in mijn ogen ongeveer hetzelfde. Ik vermoed dat een aantal adviseurs deze boot had gemist en weer met wat nieuws is gekomen. Het wachten is nu dus op adviseurs die niet alleen C2C hebben gemist maar ook de circulaire economie (ik ben er daar één van, enige jaloezie is mij niet vreemd) en over zo’n twee tot drie jaar weer met wat nieuws komen. Ik denk aan de economie van het geluk. In de economie van het geluk draait het niet om producten of diensten maar om wat die producten / diensten voor jou betekenen, hoe gelukkig je daar van wordt. Omdat mensen ongelukkig worden van allerlei externe effecten worden deze in de economie van het geluk automatisch meegenomen en voorkomen. Mensen zullen inzien dat het in het leven uiteindelijk om zachtere waarden als geluk draait en dat al het anderen daaraan ondergeschikt is. Ondernemers die dit niet inzien zullen op termijn geen markt meer hebben. De principes van de economie van het geluk zijn gebaseerd op … (Hier zoek ik nog een aanvulling om te zorgen dat het verhaal ook intuïtief goed aanvoelt. Een specifiek ecosysteem lijkt mij mooi, maar we kunnen natuurlijk ook een samenleving op een of ander exotisch eiland kiezen, er is altijd wel een draai aan te geven dat het precies past bij de economie van het geluk.)
  • Ten tweede we voelen ons beter of anders. Toen ik het plaatje hierboven voor het eerst zag dacht ik meteen, zou een ondernemer zich hier in herkennen? Zou die hier bang van worden? Ik denk het niet en kan me daarbij vier gedachten voorstellen.
  1. Ik ben anders, deze grafiek heeft geen betrekking op mijn onderneming, wat ik doe of maak past daar niet in. Anders zijn kan ook betekenen dat je denkt dat het beter doet dan de rest, ik doe dit al.
  2. Dat gaat nog wel even duren. Er worden al jaren dit soort dingen geroepen, mijn ervaring, eerst maar eens afwachten, er is nog tijd genoeg om hier op in te spelen, als het al zover komt. Bovendien hebben wij de afgelopen jaren bewezen dat we in kunnen spelen op veranderende markten.
  3. Jongens, ik ben een jaar of 50, als mijn bedrijf het nog een paar jaar volhoudt dan vind ik het mooi geweest. Ik ga daar nu echt geen werk van maken.
  4. Grondstoffen op, fossiele brandstoffen op? Dat zeiden ze 50 jaar geleden ook al, ik merk er nog steeds niets van. Dat zal dus allemaal wel meevallen. Lees: ik weet het beter.

Het zou kunnen dat er een ondernemer die het volgende denkt. “Woh, ze hebben gelijk, ik moet nu iets doen. Hoe heb ik dat eerder niet kunnen zien, er liggen enorme kansen voor mijn bedrijf, wat dom van mij. Ik ga meteen alles lezen over de circulaire economie en adviseurs inhuren.” Als iemand zo reageert zou ik meteen wantrouwend worden.

  • Ten derde hebben we allemaal twee petten op. Natuurlijk vinden we grondstoffen, milieu, schone lucht, eerlijke verdeling van welvaart belangrijk. Als je gevraagd wordt wat te schrijven voor een blad of een bijdrage te leveren aan een symposium dan zal je uit volle mond verkondigen hoe belangrijk dit is. Komt er een enquête langs dan is het al helemaal makkelijk. Maar dat is iets anders dan het echt doen in je eigen leven of binnen je eigen werk. We hebben allemaal twee petten op, die van de burger en die van de consument, schreef Rudy eerder (maak van consument gerust ondernemer). We willen het wel, maar niet vandaag, ook niet morgen maar misschien dat het volgende week wel goed uitkomt. Uiteindelijk zetten we liever de pet van consument (of producent) op dan die van burger.

 

Wat werkt dan wel?
NMP2Kijk op de afbeelding hiernaast voor een scan van de samenvatting van het nationaal milieubeleidsplan uit 1994, precies 20 jaar geleden. In hoofdstuk 4, duurzame consumptiepatronen en productieprocessen, pagina 13 worden drie punten genoemd:

  • Koop diensten in plaats van goederen
  • Circuleer goederen,
  • Grotere efficiency in de verbanden tussen mensen, goederen en diensten.

 

Niets mis mee. In plaats van 20 jaar lang deze eenvoudige boodschap te verkondigen en te verankeren in regelgeving hebben we steeds weer nieuwe concepten bedacht met elke keer moeilijkere woorden. Laten we die fout de komende 20 jaar niet nog een keer maken.

En ja, natuurlijk is er in die twintig jaar flink aan het concept geschaafd, is het verbeterd en zijn we tot nieuwe inzichten gekomen. En dat moeten we de komende 20 jaar ook zeker blijven doen. Maar in de kern is het nog steeds hetzelfde. Het concept van een circulaire economie of cradle te cradle (of heel ouderwets duurzame consumptiepatronen en productieprocessen) is veel te mooi en belangrijk om te verkwanselen door er elke paar jaar weer een nieuwe naam aan te geven.

Stijn van Liefland