Tag archieven: Haring

Tegendenken in de Volkskrant, er is ook een GRATIS e-book!

Tegendenker des Vaderlands?

Afgelopen zaterdag stond er in de Volkskrant een interview met Simon Rozendaal (Volkskrant of Topics), wetenschapsredacteur van Elsevier Weekblad. Ik zal het maar meteen toegeven, ik had nog nooit van de man gehoord. Ik was vooral geprikkeld door de titel van het interview: “De nobele kunst van het tegendenken”. Ruim twee jaar geleden hebben wij een (papieren) boek uitgegeven, “De kunst van het tegendenken” en de afgelopen maanden hebben we er hard aan gewerkt om deze in de vorm van een Epub (hier te downloaden) op onze site te kunnen publiceren.

Zo’n interview is een mooie aanleiding om alvast wat reclame te maken voor ons boek. Vooral als in dat interview kort en bondig de essentie van “Tegendenken” (en daarmee ook de kern van ons boek) wordt gegeven.

Tegendraads en dwars, zijn de typeringen die u altijd aankleven. Hoe ziet u dat zelf?

‘Noem me liever een zelfstandig denker. Iemand die zich niet zo laat beïnvloeden door hypes en stromingen. Ik ben niet bewust tegendraads. Wel heb ik geleerd: als een heleboel mensen iets zeggen, dan moet je je achter de oren krabben. Mensen hebben de neiging om achter elkaar aan te lopen.’

Dat is precies waar tegendenken wat ons betreft over gaat, zelfstandig (of samen) kritisch nadenken, dingen nog eens tegen het licht houden, je achter je oren krabben om te checken of dit nu ook echt zo is. Als iedereen zegt dat A de beste  oplossing is dan is het verstandig om even na te gaan waar dat geloof in deze oplossing vandaan komt. Als een expert pleit voor oplossing B, is het goed te bedenken dat deze expert soms ook een slechte dag heeft, ook bepaalde belangen heeft en moet je niet vergeten na te gaan of dit wel binnen de expertise van deze persoon valt. En tot slot, wanneer iemand heel veel mooie en moeilijke woorden gebruikt kan dat betekenen dat iemand ergens heel veel van af weet, maar ook dat hij wat heeft te verbergen. Kortom ons boek is een pleidooi voor zelfstandig denken, het doen van wat extra onderzoek en het aanwakkeren van discussie. Niet omdat al die mensen altijd ongelijk hebben en jij het beter weet, maar om missers te voorkomen en beter voorbereid te zijn op wat mogelijk gaat komen.

Lees verder

Tegendenken over afval scheiden

Dit artikel over het nut van scheiden van afval is de aanleiding voor deze blog.  (The reign of recycling, John Tierney, New York Times 3 okt 2015)

Een leuk voorbeeld van tegendenken. Het klinkt zo logisch: het scheiden van afval en dus het meerdere malen gebruiken (recyclen) van schaarse bronnen, is goed voor het milieu. Maar is dat ook zo? Deze auteur kijkt naar de situatie vanuit een Amerikaans perspectief en (maar daar kom ik later op terug) misschien ook wel met een bepaalde vooringenomenheid.

Even vooraf: ik heb zelf geen mening over het nut van afval scheiden simpelweg omdat ik de feiten onvoldoende ken. Het gaat er mij hier om de redenering van deze auteur te volgen. Eerst maar eens redelijk ‘plain’ in een mindmap. Daarna op een andere manier.

Mindmap afval scheiden

Het eerste argument is dat afval scheiden economisch niet rendabel is. Dat heeft te maken met dalende prijzen van de grondstoffen die de scheiding van afval oplevert. Dat betekent dus minder inkomsten (voor de verwerkers van het afval). Aan de andere kant dalen de energieprijzen die weer kunnen zorgen voor dalende inkomsten (omdat een deel van het afval wordt verbrand en verkocht als energie. Daar staat tegenover dat afvalverwerkers ook energie inkopen en dat is dan weer een voordeel). Het verwerken van afval is blijkbaar een arbeidsintensief proces, ergo bij stijgende kosten van arbeid is dat ook vervelend. Lang verhaal kort: afval scheiden zal steeds minder lonend worden en de auteur meldt dat er al flink wat recyclebedrijven failliet zijn gegaan.

(Nuancering RvS: dat de prijzen van grondstoffen dalen mag dan zo zijn als je naar de laatste jaren kijkt, het lijkt me onvermijdelijk dat een aantal grondstoffen op termijn schaarser wordt en op den duur weer in prijs zullen stijgen).

Wij hebben dan nog de neiging steeds meer te willen scheiden. Je begint met het scheiden van de meest schaarse grondstoffen en daar is dan nog een economisch verhaal bij te houden. Naarmate je verder gaat verfijnen in het scheiden wordt het rendement nog weer lager.

Als recyclebedrijven minder verdienen (en failliet gaan) dan is er ook minder geld beschikbaar om beter te worden in het scheiden van afval. Dus minder innovatie in scheidingstechnologie.

Dan suggereert de auteur dat het scheiden van afval een aantal bijkomende effecten heeft. Er moeten meer vrachtauto’s rijden en het zorgt voor meer stankoverlast (bij huishoudens, dus daar waar je er last van hebt). Verder gaan er banen verloren omdat bij een succesvolle scheiding er minder nieuwe producten gemaakt hoeven te worden (RvS: vreemd argument. Stel dat je door slimmer te sporten minder ongelukken krijgt en dus minder ziekenhuis bezoek, dan zijn er minder dokters en ziekenhuizen nodig, dat betekent verlies aan werkgelegenheid, maar dat kan toch geen probleem zijn?). Blijkbaar worden veel plastic flessen tijdens het scheiden gespoeld met warm water (dat deels wordt verwarmd met kolen gestookte centrales). In die gevallen is zelfs sprake van een negatief milieu-effect van scheiden.

ScreenShot070

En stel nu eens dat het allemaal toch helpt, dat scheiden van afval: zet het dan ook zoden aan de dijk? Dat blijkt ook reuze tegen te vallen. Een vliegritje van New York naar Londen (per persoon) kan pas worden gecompenseerd als je 40.000 plastic flessen hergebruikt. (RvS: je zou kunnen zeggen, dan moet je dus minder ritjes met het vliegtuig maken, niet per se een argument om geen plastic meer te scheiden). Het gebruiken van tot de verbeelding sprekende extreme getallen lijkt op een retorische truc van de auteur, zie verderop.

Ik zet de 3e tak van de mindmap (rode kleur) even opzij en ga alvast naar de conclusies (oranje kleur). Het alternatief (afval niet scheiden en gewoon naar de stort brengen) is beter. Hoe zit het met de bezwaren van vuilstort? Er gaat (dure) grond verloren? Valt reuze mee. Als alle afval van alle Amerikanen gedurende de komende 1000 jaar op een hoop wordt gegooid: waar hebben we het dan over? Dan is slechts 0.1% van alle weilanden van de VS een vuilnisbelt. (Wederom zo’n slimme truc om met extreme getallen iets beeldends te boetseren). En dan nog: die dure grond is niet verloren, daar kun je een park van maken. Maar hoe zit het dan met de giftige gassen die vrijkomen? Die kun je afvangen en verbranden dus dat levert ook nog eens geld op.

Terug naar de rode tak. Pas ná het lezen van dit artikel kreeg ik het idee dat hier de crux van de redenering zat. Het gaat om het verlies aan keuzevrijheid dat de auteur in de weg lijkt te zitten. Een Amerikaans verhaal, dat me doet denken aan het ontstaan van ‘de ideologie van de vrije markt’ (zie met name de recente blog over het boek ‘De grootste show op aarde’). Het is de groenlobby die op een niet-rationele manier ons dwingt om te scheiden. Die groenlobby lijkt ook nog eens een groenhobby voor met name het welvarende deel van de natie (in wijken met lagere inkomens wordt blijkbaar minder afval gescheiden). De auteur noemt het scheiden van afval een ritueel dat sommigen van ons een goed gevoel bezorgt.

Een andere blik

Pas ná het lezen van het artikel dacht ik: het lijkt de wereld op zijn kop. De suggestie wordt gewekt van ‘kom, laten we de feiten eens op een rij zetten en kijken wat het beste is’. Maar met het venijn in de staart zou het best eens andersom kunnen zijn: ‘ik ben voorstander van keuzevrijheid, het scheiden van afval gaat tegen dit principe in, ik ben dus tegen afval scheiden’. Met andere woorden: er is sprake van een sterke overtuiging die niet ter discussie staat. Maar in plaats van dat ik die overtuiging benoem, verpak ik de overtuiging in een logisch verhaal. (( In ons boek ‘De kunst van het tegendenken’ houd ik een pleidooi om een redenering (zoals in een artikel in de krant) af te pellen als ware het een wiskundig-economisch model. Dus je gaat op zoek naar de verborgen vooronderstellingen, overtuigingen en ‘exogenen’. Dan kijk je hoe de redeneerlijn is, dus van welke logica of redeneertrucs gebruik wordt gemaakt (dat is het eigenlijke economische model). Tenslotte kijk je naar de ‘uitkomsten’ of resultaten van het model. Deze metafoor van het economische model werken we uit voor het boek ‘Plastic Panda’s’  van Bas Haring. )) Misschien zat de auteur ook aan de conclusie vast omdat hij in 1995 al had voorspeld dat afval scheiden onrendabel zou zijn.

Nogmaals: of het écht zo is, weet ik natuurlijk niet. Ik kijk gewoon of ik dit verhaal ook kan reconstrueren vanuit deze andere blik. Dus tegendenken over tegendenken. Welke strategie zou deze auteur (bewust of onbewust) gebruikt kunnen hebben? Ik kwam op het volgende:

 

ScreenShot071

 

Ter voorbereiding van je verhaal (dat je voor de krant wilt schrijven etc) zet je naast elkaar: hier ben ik TEGEN (het scheiden van afval, want botst met belangrijke waarde van keuzevrijheid), en hier ben ik VOOR (alles naar de stort). De strategie is nu een dubbelslag: je gaat UITVERGROTEN en RELATIVEREN. Je vergroot de nadelen van de ’tegenstander’ en de voordelen van je eigen standpunt. Je relativeert omgekeerd de voordelen van de ’tegenstander’ en de nadelen van je eigen standpunt.

Ik heb dezelfde argumenten die al in de mindmap staan opnieuw gepakt en nu ergens in een van de kwadranten neergezet. Bij het uitvergroten (horizontaal lezen, bovendeel) krijg je dan: afval scheiden betekent dat er veel moet (verplicht is), het is oneerlijk (vooral leuk voor de rijken) en het kost ook nog eens geld. Bij het relativeren (horizontaal lezen, beneden deel) krijg je het omgekeerde: er kan heel veel (vrijheid van keuze), het is eerlijk (voor rijk en arm) en het is ook nog eens slim rationeel (levert geld op, want scheiden MAG ook maar dan wel 80/20). Hier is sprake van een reframe van het vervelende en negatieve MOETEN naar het fijnere en vrijere en positieve MOGEN.

Vervolgens strooi je nog wat leuke beeldende getallen door je betoog heen en voila: het verdedigen van je diepe overtuiging vermomd in een rationeel logisch jasje.

Nogmaals: ik heb me niet in de materie zelf verdiept dus wellicht snijdt het betoog desondanks op veel punten hout (wel interessant hier nog eens dieper in te duiken). Daar ging het me dit keer niet om: ook ik vond dat ik het recht had om het gevoel dat ik ná lezen van dit verhaal kreeg voor mezelf te rationaliseren.

Rudy van Stratum

Eén procent rente voor de schildpad?

Bas Haring bespreekt vandaag in de VK een interessante economische vraag: waarom is de rente altijd ergens zo tussen de 1 en de 10 procent? En zelden tot nooit negatief of 100%?

De redenering

Laten we de redenering van Haring eens volgen. Dat er rente wordt gevraagd vindt Haring wel logisch. Immers: als ik mijn auto aan iemand anders uitleen, dan wil ik hem een keer terug krijgen. Dus geld wil je ook terug krijgen als je dat aan iemand anders uitleent. En bij die auto: ik wil niet alleen de auto terug maar ook een vergoeding voor ‘verlies’ of compensatie voor iets wat ik heb gemist door het uitlenen. Ik heb bijvoorbeeld met de trein moeten reizen en dat was duurder of onplezieriger en dus wil ik dat vergoed hebben.

Mijn reflectie. Mee eens. Rente is een vergoeding voor gederfde inkomsten en mogelijk risico van wanbetalen. Stel dat gedurende een jaar x% van alle leningen niet terug zou worden betaald dan zou je met alle uitleners bij elkaar een verzekering kunnen opzetten. Uit de pot zou dan compensatie voor wanbetalingen kunnen worden betaald. De premie die iedereen zou moeten betalen zou dan ongeveer x% (+ een beetje voor de administratie) moeten zijn. Zie hier de eerste verklaring van de hoogte van de rente: ongeveer de kans op wanbetaling.

Verder is er sprake van een zogenaamde tijdsvoorkeur. Wat dat precies is, is ook onder economen niet helemaal duidelijk. Voor een econoom is het een ‘datum’, een gegeven. Het heeft iets met de psychologie te maken en in onze serie denkfouten hebben we er een item aan gewijd. Het heeft te maken met onze beperkte levensduur, met hoe we evolutionair hebben overleefd en wat niet al. Waar het op neerkomt is dat we een sterke neiging hebben voor consumptie en genot in het heden (‘je kunt het maar gehad hebben’) en dus zul je (bovenmatig blijkt uit onderzoek) verleid moeten worden afstand te doen voor je consumptie nu in ruil voor (iets meer) consumptie later.

Overigens, iets wat zelden wordt genoemd (zie mijn bespreking van het boek van Greco elders op deze site): rente kan wel degelijk negatief zijn. Als banken elk moment failliet kunnen gaan en je dus gedwongen wordt het ‘baar’ in huis te houden dan ben je bereid te betalen voor het veilig in een kluis opbergen van je geld. Je betaalt dan ‘stallingskosten’ om diefstal of inbraak te voorkomen en jezelf een veilig gevoel te geven.

Rente kan ook extreem hoog zijn (100% of meer) als er sprake is van een bijzonder nijpende situatie. Het is dan een situatie van vraag en aanbod (dat is het overigens bijna altijd): als ik heel erg smacht naar het bezitten van een uniek product dat nu eenmalig langs komt en ik heb geen geld maar ik weet dat ik over een maand dat geld wel heb of krijg, dan ben ik bereid nu een dure lening aan te gaan om in het nu alsnog dat unieke product te bemachtigen.

Maar waarom 5%?

Maar inderdaad: de rente is bijna nooit negatief of meer dan 100%. Altijd ergens tussen de 1 en de 10% inderdaad. De redenering van Haring is dat dat te maken heeft met onze levensduur. Wat zou ik willen betalen voor een bosje met hout? Welnu, voor mijn 30e kan ik een bosje niet betalen en na mijn 60e heb ik geen zin meer om te hakken. Dus ik kan 30 jaar van een bosje profiteren en heb dus 30 jaar een houtkap-oogst. Dus ik wil betalen maximaal 30 keer de houtoogst. En op jaarbasis betekent dat 1/30 van het totaal en dat is 3,3 procent en dat is ongeveer 5%.

Het is volgens mij een kringredenering maar ik ben het op hoofdlijnen wel met Haring eens. Hoe zou een econoom het benaderen? Wat is een object je waard (in financiële zin)? De oogst is het dividend waar je als eigenaar recht op hebt. Het object is dan waard: de voor de tijd gecorrigeerde stroom dividenden of oogsten. Het rendement of de rente is dan het dividend gedeeld door de waarde van het object. Zie je dat het een kringredenering is? De truc zit hem in het zinnetje: voor de tijd gecorrigeerd. Wat je daar invult of aanneemt is meteen je rendement of je rente. Het is niet de uitkomst van de som maar de aanname vooraf.

Eindige levensduur?

Een eindige levensduur maakt in essentie niet zoveel uit. Je kunt tegen het einde van je leven het bosje weer doorverkopen. De prijs van het bosje zal alsdan weer zijn: het aantal oogsten wat het bosje nog op zal leveren voor de koper van dat moment (gecorrigeerd voor de tijd). Wat van belang is: de oogstcapaciteit van het bosje. Vaak is de aanname in rekensommetjes dat een object een eeuwigdurende constante vrucht of oogst aflevert. Oftewel: de oogst zal telkenjare tot in het oneindige een gelijke houtkap zijn.

In dat geval kun je aantonen dat de waarde van het bos gelijk is aan de oogst gedeeld door de rentevoet. Dus als de oogst 100 Euro is per jaar en de rentevoet (tijdsvoorkeur + risico) gelijk aan 5% dan is de waarde van het bos gelijk aan 100 / 0.05 oftewel € 2.000. Hier is dus sprake van een vermenigvuldig factor van 20 en die is dus gelijk aan 1 gedeeld door de rentevoet. Deze waarde is gelijk en vast zowel voor iemand die 50 jaar leeft als voor iemand die 500 jaar leeft. Je kunt immers op elk gewenst moment het bosje weer doorverkopen aan de volgende generatie. Dit is hoe een aandeel werkt bij een bedrijf dat elk jaar dividend uitkeert. Het bedrijf blijft eeuwigdurend bestaan en de aandeelhouder heeft een eindige levensduur.

Dus waarom is de rente dan 5%? Eerlijk gezegd weet ik het antwoord daarmee nog steeds niet. Het is duidelijk dat zonder tijdsvoorkeur, zonder inflatie en zonder enig risico de rente 0% zou kunnen of moeten zijn. Maar dat is niet het geval in de praktijk. Een deel van die 5% is te herleiden tot onzekerheid over het vroegtijdig overlijden van bedrijven of bossen (en niet van personen dus). En het resterende deel van die 5% is te herleiden tot de goeddeels onbegrepen component van de tijdsvoorkeur. En dat laatste zou wel eens heel goed met de perceptie van een eindige leeftijd van de actor/persoon te maken kunnen hebben!

Rudy van Stratum