Vandaag kwam ik de publicatie “Deeleconomie onder één noemer” tegen, uitgegeven naar aanleiding van de inaugurele rede van Koen Frenken, hoogleraar in Innovation Studies aan de faculteit Geowetenschappen in Utrecht. Koen Frenken gaat de komende jaren onderzoek doen naar de deeleconomie. Wij zijn altijd al geïnteresseerd geweest de deeleconomie. In onze beslisboom hebben we het altijd over drie vormen van financieringsconstructies, geld lenen, eigendom afstaan en financiering van onderaf (oké en als vierde geld krijgen, maar dat tellen we niet echt mee). Wij hebben het dan vooral over inzet van vrijwilligers, crowdfunding en alternatieve valuta. Gebruik maken van de deeleconomie kan je ook als een financieringsform van onderaf zien.
Samenvatting deeleconomie
Ik heb het boekje samengevat in een mindmap, hiermee ontstaat een aardig beeld van de inhoud (het boekje is hier te downloaden). Ik haal er een paar punten uit om nader toe te lichten.
Definitie deeleconomie
Allereerst de definitie van de deeleconomie.Twee dingen zijn belangrijk, allereerst dat het om uitwisseling tussen consumenten gaat en ten tweede dat het om onbenutte goederen gaat. Bekend voorbeeld is de boormachine. De meeste mensen gebruiken dat ding nooit, die kan je dus prima met mensen uit de buurt delen. Het gaat dus niet om bedrijfsmatige activiteiten en het gaat ook dus niet om de buurman die bijvoorbeeld vier boormachines koopt met het idee daar veel aan te kunnen verdienen. Dat laatste is natuurlijk in de praktijk lastig te ontdekken. Wij noemen het ook wel onbenut potentieel. Alles was je niet gebruikt maar wel nuttig kan zijn voor een ander. Daarom is het jammer dat alleen over goederen gesproken wordt, want sommige mensen hebben kennis of tijd over of kunnen iets dat weinig anderen kunnen. Waarom valt dat niet binnen de definitie van de deeleconomie? Of er uiteindelijk voor betaald wordt voor de goederen is volgens Frenken niet van belang, in mijn ogen terecht, het gaat om de bijdrage aan de economie en die is er ook bij ruilen en gratis diensten.
De definitie die Frenken gebruikt roept bij mij wel de vraag op waarom de deeleconomie alleen op consumenten gericht is? Wij hebben veel geschreven over het beheer van natuur en landschap en ik denk bij de deeleconomie direct aan die landgoedeigenaar die moeite heeft om het beheer van zijn terrein te financieren. Welke mogelijkheden biedt de deeleconomie hiervoor?
Deeleconomie, positief en negatief
Ik sla een groot deel van de mindmap over en wil stilstaan bij de positieven en negatieve effecten. Er wordt veel geschreven en geroepen over de deeleconomie en soms lijkt het wel een wondermiddel voor alles. En positieve effecten, die zijn er ook. Voor de aanbieder levert het extra inkomsten, voor de klant is het goedkoper, het is milieuvriendelijker omdat er minder spullen gemaakt hoeven te worden en deze worden over het algemeen ook minder gebruikt. Mensen die gebruik gaan maken van een deelauto gaan minder kilometers rijden. Of gingen ze minder rijden en besloten ze toen dat een deelauto ook zou voldoen? Hoe dan ook de milieuvoordelen zijn er. Daar komen nog sociale voordelen bij, mensen komen weer met elkaar in contact, leren nieuwe mensen in de buurt kennen etc. Het zijn de inmiddels wel bekende voorbeelden van de deeleconomie. Ik sta er daarom kort bij stil, wat niets zegt over de omvang van deze voordelen.
Helaas zijn er ook nadelen. Heel direct gaat het bijvoorbeeld om overlast voor anderen. Denk aan een woning die een groot deel van de tijd wordt verhuurd aan (dronken) toeristen, of een enorme toeloop aan mensen om een maaltijd af te halen. Dit zijn hele praktische nadelen die daarmee ook op een hele praktische manier zijn op te lossen. Veel nadelen zijn complexer van aard.
Financieel zijn de voordelen vooral voor mensen die veel bezitten, een mooi huis (op een mooie plek), veel spullen een mooie auto. Voor hen is het heel lucratief om dit met anderen te delen. Heb je geen mooie spullen of geen mooi huis, dan profiteer je veel minder, dan rest alleen het goedkopere aanbod. Ook op de milieuvoordelen is wel wat af te dingen. Als je meer verdient door je woning in de vakantie te verhuren of als je vakantieverblijf in het buitenland goedkoper wordt, dan hou je geld over voor andere zaken. Bijvoorbeeld om het vliegtuig te nemen voor een vakantie verder van huis. Het zogenaamde rebound effect.
Dan de veel geprezen sociale component, mensen ontmoeten, nieuwe relaties en netwerken. Veel van de goederen en diensten worden aangeboden via deelplatformen. Deze platformen maken contact vrijwel overbodig, moest je vroeger bij de buurman langs om iets te lenen, nu kan dat redelijk anoniem. Er zijn al bedrijfjes ontstaan die alles voor een op Airbnb aangeboden woning afhandelen. Autofabrikanten schijnen al na te denken hoe auto’s aangepast moeten worden t.b.v. de deeleconomie, belangrijkste opgave, zorgen dat de autodelen zo min mogelijk tijd kost (lees, geen onderling contact alles digitaal afhandelen incl. de sleutel). Frenken noemt nog een mooi voorbeeld dat laat zien dat de sociale winst niet zonder meer vaststaat. Want stel dat de Tour de France in Utrecht is dan kan je je lege kamers verhuren via Airbnb of je kunt vrienden uitnodigen. Overigens kan je vrienden laten logeren ook als een stukje deeleconomie zien, maar Frenken heeft hier duidelijk een punt. Hij noemt het economisering van het privéleven. Ik heb dat zelf een keer meegemaakt toen ik met iemand ging experimenteren met een alternatieve munt. Heel leuk, maar we gingen alles wat we voor elkaar deden opeens in die munt uitdrukken. Daarvoor vertrouwden we erop dat de balans uiteindelijk wel weer in evenwicht zou komen en zo niet, dat je graag iets voor iemand doet. We zijn er snel weer mee gestopt.
Tot slot geeft Frenken aan dat de deeleconomie tot discriminatie kan leiden. Normale winkels en bedrijven moeten aan regels voldoen, de deeleconomie kent nauwelijks regels. Uit onderzoek blijkt dat Afro-Amerikaanse verhuurders in de Verenigde Staten minder huur kunnen vragen vergeleken met andere Amerikanen.
Tot slot is er nog een aantal nadelen dat iedereen vermoedelijk al kent, er is geen belastingafdracht en de deelplatformen zijn zeer machtig en hebben ook een sterke lobby. De vraag die Frenken aan het eind stelt is hoe we de publieke belangen in de gaten kunnen houden. Afgezien van een aantal voorbeelden geeft hij hier nog niet een echt antwoord op, onderwerp van studie.
Ik vind vooral de voor- en nadelen erg interessant om verder te onderzoeken. Daarom ga ik een waardenkaart invullen voor de deeleconomie, of dat ergens toe leidt weet ik niet, zo ja dan komt er een vervolg zo nee dan laat ik het hierbij.
Stijn van Liefland