Tag archieven: rendement

MKBA-casus (1): dam tot damloop (sportevenement)

Enkele blogs geleden heb ik uitgebreid stilgestaan bij het verschil tussen het berekenen van rendement voor:

  • business-as-usual, dus zoals een bank of een gemiddeld bedrijf dat zou doen.
  • onze methode van ‘slimme financiering’, dus rekening houdend met meer partijen en een langere horizon.
  • de mkba-aanpak, waarbij nog weer extra effecten financieel worden gewaardeerd.

 

Wij zijn voornemens het komende jaar een aantal mkba-studies erbij te pakken om zelf van te leren en een gevoel te krijgen bij de aanpak en bijzonderheden (zoals kengetallen). We zullen er op letten dat de studies/rapporten steeds over een ander domein gaan (openbaar vervoer, cultuur, etc). Ditmaal figureert een vrij recente studie die de effecten van de dam tot damloop 2013 in kaart brengt.

Noodgedwongen blijven we summier in de behandeling en beperken ons ook tot de tekst van het bijbehorende rapport. De studie zelf is hier te vinden. Ook via deze link is meer over de studie te vinden.

De basis: kijken naar één partij en de korte termijn (€ 100.000)

We beginnen bij het begin. Stel dat een ondernemer een plan heeft en zoekt naar financiering van dat plan. Kan hij dat plan dan gefinancierd en gerealiseerd krijgen? We bekijken de situatie dan zoals een bank dat zou doen en zoals bijvoorbeeld het canvasmodel dat zou doen. Kunnen we met andere woorden binnen een redelijk korte termijn ons geld terug verdienen en daar zelfs een redelijk financieel rendement over halen?

In de studie naar de effecten van de dam tot damloop 2013 moeten we dan op zoek naar de financiële gegevens van de organisatie die het hele spul op touw heeft gezet. Zo’n organisatie maakt vooraf natuurlijk een prognose van het aantal lopers dat op zo’n sportief evenement afkomt. De studie van de dam tot damloop is achteraf (met de enquêtes op het moment zelf) uitgevoerd dus van de verwachtingen vooraf hebben we geen gegevens.

Vreemd genoeg is er over de organisatie zelf niet zo heel veel te vinden in het rapport. We weten dat er ruim 36.000 inschrijvers zijn geweest die per inschrijving € 13 hebben betaald. Dat maakt een kleine € 500.000 aan inkomsten. We kunnen ook lezen dat het totaal aan inkomsten wordt gesteld op ongeveer € 1,9 miljoen. Dat is dan inclusief sponsorgelden, inclusief verkoop van t-shirtjes en ander reclamemateriaal en ook is dit inclusief het subsidiebedrag van de gemeenten Amsterdam en Zaandam. Het tweede vreemde is dat het subsidiebedrag zelf ook niet is te vinden (ook snel googlen levert me geen concrete bedragen op, vermoedelijk te vinden in jaarverslagen etc maar zoals gezegd ga ik daar nu niet achter aan).

De totale uitgaven van de organisatie worden gesteld op ongeveer € 1,8 miljoen. Vanzelfsprekend is dat het bedrag voor het inhuren van mensen, voor het maken van reclame, voor het materiaal dat nodig is om het circuit af te zetten etc etc. Of hier ook bij zijn inbegrepen een vergoeding voor de gemeenten om mogelijk extra politie in te zetten, om achteraf de straten weer schoon te maken? We weten het niet, althans het is in de studie niet terug te vinden.

We komen nu tot de (wederom opvallende) constatering dat de organisatie sec hier een goede businesscase te pakken heeft. De organisatie van het evenement brengt ongeveer een ton Euro’s in het laatje. Maar, nogmaals, dat is dus inclusief subsidies. Blijkbaar hebben de betreffende gemeentes bepaald dat de subsidie een doel dient en op deze manier goed is besteed. We hoeven nu eigenlijk helemaal niet meer verder te rekenen, want het plan (realiseer een sportief evenement) kan gewoon doorgang vinden.

In onderstaand diagram hebben we de genoemde bedragen ingeplot. We komen op het diagram zelf nog uitgebreider terug.

De andere partijen (totaal gaat richting € 300.000 of zelfs € 1.000.000)

Nu gaan we een tussenstap nemen. Onze aanpak zit tussen ‘gewoon’ en mkba in. We kijken wél naar Euro’s en échte kasstromen maar kijken ook naar meer partijen en nemen een langere planningshorizon (verschil met ‘gewoon’) maar nemen in eerste instantie geen zachte of lastig te waarderen zaken mee (verschil met mkba).

Nogmaals: ik wil me beperken tot wat ik kan lezen in de studie. Welke partijen hebben financieel voor- en nadeel van een dergelijk sportief evenement? Beetje speculatie en dikke duim is onvermijdelijk, sorry daarvoor. Nuanceringen en verfijningen kunnen we later nog aanbrengen.

Bedrijven: het eerste waar ik aan zou denken is de toegenomen handel van bedrijven die (extra) spullen verkopen door het toegenomen bezoek. Naast de 36.000 lopers zijn er ook nog 115.000 bezoekers geweest. We moeten kijken naar de EXTRA uitgaven die deze mensen door het sportevenement hebben gedaan. De studie becijfert op basis van o.a. gehouden enquêtes dat er € 1,5 mln extra is uitgegeven door de bezoekers. We willen hier geen volledigheid betrachten maar er is ook nog extra geld uitgegeven door de sporters zelf (ook aan sportspullen), door de organisatie zelf (die bewuste € 1,8 mln aan kosten zijn gemaakt door de aankoop van allerlei spullen bij bedrijven). Kortom: een miljoentje of drie extra omzet bij allerlei bedrijven in het land, daar is hier wel sprake van (en weer is discussie mogelijk: is dat écht EXTRA? Zou je anders ook niet die nieuwe sportschoenen hebben gekocht?). Is dat dan een extra cashflow voor die bedrijven? Natuurlijk niet, want die bedrijven moeten daarvoor ook extra spullen inkopen en extra mensen voor uitbetalen. We moeten kijken naar de netto cashflow voor bedrijven na aftrek van belasting etc. Hier is vanzelfsprekend geen informatie over te vinden, maar laten we dat bedrag nu eens zetten op € 200.000 (een netto rendement van zo’n 5-10%, best netjes als je dat haalt).

Hoe zit het met de gemeenten zelf? Die hebben dus een subsidie verstrekt. Dat is een negatieve cashflow aan de start. Wat krijgen ze daarvoor terug? Tja, niet zo veel. Ze krijgen wat extra parkeergeld binnen (niet van de OV-reizigers natuurlijk). Maar ze hebben wellicht ook extra uren moeten maken met het ambtenarenapparaat. Wellicht extra kosten voor de inzet van politie en beveiliging en schoonmaak. Nogmaals, we weten niet of de organisatie daar een vergoeding voor heeft betaald. Het wordt een slag in de lucht, maar mijn vermoeden is dat dit evenement de gemeenten geld kost (met name de verstrekking van de subsidie). Dus laat eens aannemen € 25.000 schade.

Dan hebben we de hardlopers zelf. Merken die iets op hun banksaldo? In principe niet. Ze kopen natuurlijk wat extra spullen en betalen inschrijfgeld maar daar staat de geleverde dienst tegenover. Wel berekent de studie de gezondheidseffecten van extra sportieve beweging. Hier kunnen we natuurlijk een hele boom over opzetten, maar in totaal levert deze exercitie volgens de studie 12 extra levensjaren op die per jaar € 50.000 waard zijn, maakt een totaalbedrag van € 600.000. Maar dat is geen extra cashflow? Jawel, dat kan wel het geval zijn. De sportievelingen leven wat langer, zijn productiever, werken langer en harder en vergaren zo meer inkomen en besparen ook op ziektekosten(premies). Elk jaar is dat voor deze hele populatie een bepaald bedrag, in totaliteit over veel jaren maakt dan dan die € 600.000. En hoe zit het met de kosten die met meer sporten gepaard gaan? Blessures, arbeidsverzuim. ziekenhuisbezoek? We laten die maar even zitten.

Het Rijk? Als mensen langer leven en harder werken dan wordt er ook meer belasting betaald. Dat zal dan een percentage zijn van de genoemde € 600.000. Maar er moeten ook meer ambtenaren worden ingehuurd om die belasting te innen, extra ICT worden aangeschaft, dus laten we hier nu eens € 100.000 nemen.

Dan de maatschappij als geheel tenslotte. Wat merken ‘de mensen’ er van? We hebben nog de verloren reisuren die we bij de bezoekers nog niet hebben meegenomen. Gemiddeld heeft een bezoeker volgens de studie 37 minuten gereisd (extra?). Dat maakt in totaal 71.000 uur verloren tijd waarin ook had kunnen worden gewerkt. Maar ja, het evenement is in een weekeinde gehouden dus hoe reëel is de aanname van gederfde inkomsten/uren? Bij een fictief tarief van € 15 per uur, hebben we het dan al over ruim € 1 mln ‘schade’. Maar er is ook nog de uitstoot van die gereden kilometers. Uitstoot die leidt tot een lagere levensverwachting en zo verder en zo verder. Ik neem over deze categorie baten/kosten maar geen bedrag op in de tabel.

Naarmate we verder liggende partijen bij de kop pakken (van bedrijven naar maatschappij) worden de effecten lastiger in te schatten en staan ze meer open voor discussie (die verloren uren bijvoorbeeld: dat zijn geen echte cashflows in de meeste gevallen).

Conclusie 1: de organisator met subsidie heeft een sluitende businesscase. Verder onderzoek is eigenlijk niet meer nodig. Er blijft € 100.000 over aan rendement.

Conclusie 2: als we kijken naar de meest harde korte termijn rendementen van de overige stakeholders dan is het rendement hoger. Met name bedrijven realiseren meer winst. Ondanks dat de gemeente wat toe moet leggen, houden we dan toch nog wel € 300.000 of zo over.

Conclusie 3: als we kijken naar de langere termijn en nog meer partijen dan komen ook de effecten van een gezonder leven en meer belastinginkomsten om de hoek kijken. Er is dan ook schade die aan de maatschappij wordt toegebracht in de vorm van extra uitstoot en slijtage van het wegdek. Maar vermoedelijk loopt het surplus dan al richting de € 1.000.000. En merk op: hoe lastig misschien ook voor te stellen, het gaat wel om échte harde Euro’s, ook al liggen ze ver weg in de toekomst.

ScreenShot712

MKBA: € 4 miljoen

Nu tenslotte dan naar de MKBA-aanpak en de uitkomsten van de studie zelf. Het totale positieve saldo van het sportevenement wordt becijferd voor geheel Nederland op een kleine € 4 mln. Dat is fors hoger dan de € 1 mln die ik hierboven in een nogal ruime interpretatie kon vinden.

Waar zit het verschil in? Een eerste punt heb ik al opgemerkt hiervoor. Deze studie neemt extra bestedingen direct als een voordeel op. Dat lijkt me niet juist omdat tegenover bestedingen ook extra inkopen staan. Het gaat om de extra cashflow die wordt gerealiseerd en niet om de extra inkomsten. Wellicht wordt dat in de studie gecorrigeerd door effecten bij de andere partijen mee te nemen (inkoop van de een is verkoop van de ander). Maar ik kan dat niet goed terug vinden en heb het vermoeden dat het hier om te positieve voorstelling van zaken gaat.

Een ander nog veel belangrijker verschil is dat het denken in cashflows wordt verlaten. Op zich is dat overigens gebruikelijk in MKBA-studies. Een voorbeeld. De bezoekers (die nu dus niets betalen aan het evenement, ze kopen hooguit een broodje en betalen hun benzine) wordt gevraagd of ze dit evenement fijn vinden en wat ze eventueel zouden willen betalen (om dit bij te mogen wonen). Dit wordt de zogenaamde ‘willingness to pay’ genoemd. Niet iedereen wil natuurlijk betalen maar een flink deel zegt er wel vijf Euro of meer voor over te hebben. Al snel hebben we het dan over tonnen extra (fictieve) baten. Daar staat tegenover dat sommige bewoners er zelfs geld voor over hebben om geen overlast te hoeven ervaren (wat dan weer een fictieve kostenpost vormt). Overal waar je in onderstaande optelling ‘surplus’ of ‘bereidheid’ ziet staan, kun je aannemen dat het om dergelijke financiële constructen gaat. Dat verklaart voor een fors deel de berekende € 4 mln.

Overigens, dat moet ook gezegd: die bedragen zijn geen onzin! Er ligt onderzoek aan ten grondslag. En je mag hopen dat in het geval dat de bedragen ook daadwerkelijk in rekening zouden worden gebracht, die bedragen ook echt betaald zouden gaan worden. Maar vooralsnog zijn het simpelweg geen kasstromen. MKBA heeft ook niet als doel om de bank of de ondernemer te overtuigen (want dat doe je niet met deze berekeningen) maar om te onderbouwen of het belastinggeld goed wordt besteed. In termen van welvaart of geluk gesproken, geeft de MKBA-uitkomst wellicht (waarschijnlijk zelfs) een beter beeld van de situatie.

Conclusie 4: MKBA kan zeker helpen bij het voeren van een onderbouwde discussie of belastinggeld goed wordt besteed omdat het in de meest ruime zin probeert de welvaartseffecten in beeld te brengen en te herleiden tot Euro-equivalenten. Naast dit voordeel is er ook het gevaar van jezelf ‘rijk rekenen’ en een te positieve voorstelling van zaken. Een beetje bos is op deze manier becijferd al snel vele miljoenen waard (maar die wetenschap stelt je nog niet per se in staat een ander plan waar je middelen voor tekort komt alsnog uit te voeren, dan zul je toch echt iets anders moeten bedenken).

ScreenShot710Rudy van Stratum

Nogmaals rendement van zonnepanelen

Hier is de link naar het artikel.

Een helder stuk over het rendement van zonnepanelen mét de nodige berekeningen.

Het stuk onderscheidt zich door:

  • Zoals gezegd: door de berekeningen er helder bij te plaatsen.
    • De berekening houdt ook rekening met verschil eigen geld en geleend geld.
    • En met eventuele fiscale voordelen.
    • Gaat uit van een levensduur van 20 jaar.
  • Door te nuanceren naar de plek waar je in Nederland woont (ander aantal zonneuren).
  • Door gebruik te maken van nieuwste technieken waardoor je de panelen platter kunt leggen en er dus meer op een (plat) dak passen.
  • Door mee te nemen dat op termijn de prijs van teruglevering energie flink omlaag kan gaan en dat dan de oplossing gezocht kan worden in de aanschaf van een (dan goedkopere) accu.

 

De conclusies zijn:

  • Investeren in zonnepanelen rendeert fors (tot boven de 10% netto rendement).
  • Er zijn in Nederland slechts enkele gebieden en condities waar het niet voldoende rendeert (3% of minder, tot zelfs negatief 3%).
  • Zozeer zelfs dat het nu gaat om opbrengstmaximalisatie eerder dan rendementsmaximalisatie (voor toelichting artikel even raadplegen).
  • In andere landen met meer zon zijn de rendementen nog hoger. De auteur verwacht de komende jaren daarom een explosie van de markt.
  • (Zoals gezegd) de bedreiging van verandering in wetgeving kan worden opgevangen door de installatie van een accu. Ook hier worden flinke innovaties verwacht. Een accu voor een gemiddeld gezin kost nu € 6.000 maar een daling binnen korte tijd wordt verwacht (€ 3.000). Tegen de tijd van niet-meer-terug-mogen-leveren is de prijs wellicht nog verder gedaald naar € 1.500 voor een (betere) accu. Het rendement van zonnepanelen zal door de aanschaf van een accu wel met zo’n 5% dalen!

 

Een luxe probleem zou zijn als de prijs van energie door een massale overgang van de markt naar zonnepanelen zelfs wat zou dalen (en daardoor het rendement van de investering dus weer wat zal afnemen). Ben benieuwd hoe de grote energiemaatschappijen op deze verwachte omwenteling zullen reageren.

Rudy van Stratum

Private lease: goedkoper dan zelf auto kopen?

Vandaag trok een artikel in het Brabants Dagblad (auteur Paul Bots) mijn aandacht. Het gaat over de opkomst van private lease, met name voor kleinere (goedkopere) auto’s.

Een van de oorzaken van deze trend is dat werkgevers minder scheutig zijn met (bedrijfs-) leaseauto’s en hun werknemers een eigen maandbudget geven om (eigen) vervoer te regelen.

Dat verklaart het deel ‘private’ in de term ‘private lease’. Maar waarom dan ‘lease’? Lease is immers altijd duurder dan koop, zou je denken? Wij mensen zijn afkerig van onzekerheden en wisselingen die bij eigen autobezit horen. Je weet nooit precies vooraf wat je kwijt bent, en er is op de achtergrond altijd die zorg. Een lease-auto zorgt voor een vast bedrag per maand. Lease zorgt dus voor meer stabiliteit en ontzorging, en dat mag dan ook wat kosten.

Verwondering

In het artikel worden vier varianten op een rij gezet:

  1. Het delen van een auto (bij Greenwheels bijvoorbeeld).
  2. Private lease (auto volledig voor jouw gebruik, je betaalt een vast bedrag per maand).
  3. Zelf auto kopen met geleend geld.
  4. Zelf auto kopen met eigen geld.

 

Deze vierdeling wordt berekend aan de hand van drie kilometrages: 10.000, 15.000 en 20.000 km per jaar.

In het artikel worden twee courante modellen besproken, de Peugeot 108 (ongeveer € 10.000 in aanschaf) en de VW Golf (ongeveer € 25.000 in aanschaf).

ScreenShot654Logische conclusies

Een paar conclusies zou ik vooraf al verwachten:

  1. Een auto kopen met geleend geld is duurder dan een auto kopen met eigen geld.
  2. Een auto delen is goedkoper naarmate je minder kilometers per jaar rijdt.
  3. Voorbij een bepaald aantal kilometers per jaar wordt een auto delen duurder dan een auto kopen/bezitten.
  4. Private lease kan goedkoper zijn dan een auto kopen met geleend geld (maar kan ook duurder zijn dan kopen met geleend geld).
  5. Private lease zal altijd duurder zijn dan kopen met eigen geld.

 

Welnu: de eerste drie conclusies/vermoedens blijken te kloppen. De laatste twee conclusies niet helemaal. In onderstaande berekening (overgenomen uit genoemd artikel) blijkt dat in het geval van de VW Golf private lease altijd goedkoper is dan kopen met geleend geld. Maar het meest verrassend is wat mij betreft dat in één geval private lease zelfs goedkoper is dan kopen met eigen geld. Dat kan ik niet goed snappen.

ScreenShot653Het verdienmodel van private lease

Ik heb de redactie van de krant een email gestuurd met de vraag om de achterliggende berekening te mogen inzien. Alleen dan kan ik preciezer antwoord geven op de vraag waar de verschillen en de uitkomsten vandaan komen. Voorlopig moet ik het dus doen met mijn eigen vermoedens.

De kernvraag is dus: hoe kan een private lease constructie goedkoper uitpakken dan het kopen van een eigen auto met eigen geld (onder vergelijkbare aannames van gebruik)? Hoe kan het lease bedrijf dan toch nog geld verdienen? Wat is het verdienmodel kortom van zo’n private lease situatie?

Nog even tussendoor (vergeet het bijna te noemen omdat het zo logisch lijkt): waarom zou ik me verbazen over de conclusie? Geld lenen is duurder dan eigen geld gebruiken omdat de bank ook iets wil verdienen (aan mij als lener). Logisch. En hetzelfde geldt voor een lease maatschappij. Die wil ook aan mij verdienen en winst maken. En bovendien zijn daar de kosten van zo’n bedrijf: gebouwen, ict, salarissen en vooral ook eigen lease-auto’s. Moet allemaal betaald worden. Door mij als consument.

Eerste ronde

Gewoon maar eens wat in mij opkomt waar de voordelen vandaan zouden kunnen komen:

  • Een lease maatschappij (LM) kan de auto goedkoper inkopen (dan een particulier).
  • Een LM zal minder rente betalen (dan een particulier met geleend geld, maar dit argument snijdt geen hout in de vergelijking met kopen met eigen geld).
  • Een LM heeft wellicht eigen garage’s of onderhoudsdiensten dan wel koopt ook hier op grote schaal zeer goedkoop in.
  • Een LM kan de BTW van de aanschaf aftrekken (maar of en hoe die BTW aan de kant van de autogebruiker erbij komt weet ik (nog) niet, maar hoe dan ook zit hier een tijdsaspect (rentevoordeel) voor de LM in ten opzichte van de particulier).
  • Een LM kan wellicht een hogere restwaarde bij verkoop na 5 jaar bedingen (zover ik kan zien is bij de berekening dezelfde restwaarde gehanteerd, dus ook dit argument vervalt dan).

 

Eigenlijk zijn al deze argumenten ‘inkoopvoordelen’. Een groot bedrijf kan nu eenmaal door hogere volumes en strakke onderhandelingen lagere tarieven bedingen en die kunnen deels aan de consument worden doorgegeven met behoud van een eigen normale winst. Het zijn in dit geval dus de gewone banken, de garages en de belastingdienst die de prijsdaling mogelijk maken.

Tweede ronde

Zijn er nog meer ‘verdienmomentjes’ te bedenken? Ik speculeer even door:

  • Een heel wagenpark is voor een LM een relatief veilige belegging voor een lange periode. Dat mag best een iets lager rendement ‘doen’ wellicht. Omgekeerd betekent dit dat de leaserijder relatief vast zit aan zijn beslissing. Hij kan tussentijds niet zomaar van zijn auto af. Mogelijke boetes en afkoopbedingen zijn vanzelfsprekend meegenomen in de calculaties van de leaseprijs.
  • De berekeningen gaan uit van een aantal kilometers op jaarbasis. Ongetwijfeld moet voor ‘meerkilometers’ een relatief hoog bedrag worden bijbetaald. Omgekeerd zal een lager kilometrage niet tot dezelfde korting leiden. In andere woorden: niemand zal precies het afgesproken aantal kilometers maken en aan elke afwijking (naar beneden én naar boven) wordt extra verdiend. Dit fenomeen is bij belabonnementen een stevig verdienmodel: waar je binnen de bundel zeg 7 cent per minuut betaalt, ga je buiten de bundel plots naar 25 cent per minuut (dat tikt lekker aan, verdienmodel = speculeren op onderschatting belbehoefte van de consument).

 

Dus naast de eerder genoemde inkoopvoordelen bestaat het verdienmodel uit het ‘vastzetten’ van de autorijder in een contract met boetes, meerprijzen en uitzonderingen. De ideale gebruiker kan dan wel goedkoper uit zijn, de feitelijke gebruiker (zo kan statistisch worden berekend) is dat lang niet altijd.

Mocht ik inzage krijgen in de rekenmodule dan kom ik hier zeker nog op terug. Ik bedenk me daarbij overigens dat ook de krant de achterliggende berekening van de private leaseprijs niet kent (daar komen we alleen achter door bij de leasebedrijven zelf te rade te gaan, maar ik schat zo in dat ze mij niet gaan vertellen tegen welke prijzen zij zelf hun auto’s inkopen).

Rudy van Stratum

 

Naschrift: In 2018 heeft de ANWB een rekentool beschikbaar gemaakt waarbij de consument zelf de financiële afweging kan maken tussen kopen en private lease. U kunt dan kiezen uit honderden automodellen en aan de hand van hoeveel kilometer per jaar u wilt rijden, hoeveel jaar u de auto wenst te gebruiken etc een maandbedrag (bij koop) uitrekenen en dat bedrag rechtstreeks vergelijken met de private lease maandprijs. U vindt de tool hier. We hebben de achterliggende berekeningen niet gezien of gecontroleerd maar gaan daarbij af op de goede naam en faam van de ANWB.

Een uitkomst ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

 

 

Redenaties over het rendement van energiebesparing

De afgelopen tijd hebben we regelmatig geschreven over het energieneutraal maken van bestaande woningen. Aanleiding daarvoor is een aantal discussies dat wij met andere voeren en de vele brochures, boekjes en sites die over dit onderwerp zijn verschenen. Wij zijn helemaal voor het energieneutraal maken van woningen maar bekijken dat op deze site vooral vanuit een financiële invalshoek. Het valt ons op dat de beredenering en de berekening vaak niet kloppen. En dat stoort ons, want uiteindelijk keert dat zich tegen de mensen die zich inzetten voor energiebesparing.

Wij gaan niet discussiëren over het rendement van afzonderlijke maatregelen. Experts weten heel goed wat extra isolatie van een buitenmuur, een nieuwe ketel etc. kost en wat het oplevert, daar moeten we op vertrouwen. De vraag die vervolgens van belang is, hoe bepaal je dan of zo’n maatregel, of pakket van maatregelen, voldoende rendement heeft? Hiervoor hebben we de afgelopen week een rekentool geïntroduceerd. Daar kan je netjes de hoogte van de investering invullen, wat die jaarlijks oplevert en nog wat variabelen. Zo krijg je precies te zien wat het financieel rendement is ten opzicht van niets doen, je geld op een spaarrekening laten staan.

Als we dan vervolgens een aantal voorbeelden uit de vele sites en boekjes invullen komen we er gewoon niet uit. Bijvoorbeeld, de stelling dat een energierekening van € 1.812,= per jaar voldoende is om een investering van € 41.000,= te verantwoorden. Vul het maar eens in en varieer met de variabelen, je zult zien dat bij redelijke aannames geld op de bank laten staan vrijwel altijd beter uitpakt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen positief rendement is. Wanneer de energieprijzen de komende jaren net zo blijven stijgen als het gemiddelde van de afgelopen jaren, dan leidt deze investering tot een positief rendement, maar het rendement is simpelweg een stuk lager dan het alternatief, niets doen.

Een andere redenering die we tegenkwamen gaat als volgt. Als je € 100.000 op de bank hebt staan en je krijgt 1,5% rente (€ 1.500) en je energierekening is € 2.000 per jaar, dan kan je beter die € 100.000 in je huis investeren, dat levert je jaarlijks € 500 meer op. Dat klopt, je moet je wel bedenken dat je die € 100.000 de komende jaren kwijt bent (het duurt ca. 25 jaar voordat er weer een ton op de rekening staat).

Wat past bij wie?

Zijn de bovenstaande twee redeneringen dan helemaal fout? Ja, als je het puur financieel bekijkt. Maar, als je het vanuit de gebruiker bekijkt dan is het soms helemaal niet zo fout. We hebben geprobeerd in beeld te brengen wat er allemaal speelt bij energiebesparing in relatie tot het financieel rendement. Het maakt immers nogal wat uit of energiebesparing je hobby is of dat je het doet om je huishoudboekje op orde te krijgen. Zo zijn we tot onderstaand beslisschema gekomen.

energiebesparing wat  past bij jou-01

Ook daar valt nog veel meer over te zeggen. Zo blijft het een beetje knagen dat het zo vaak over energieneutraal gaat. Waarom niet 50% of 75% energiebesparing? Dat heeft per definitie een hoger financieel rendement. Stel nou dat je geld teveel hebt en klimaatverandering / energiebesparing heel belangrijk vindt. Dan is een voor de hand liggende gedachte om je hele huis energieneutraal te maken. Maar, zowel financieel als voor het klimaat is het beter dat niet te doen en te gaan voor 50% – 75%. Het uitgespaarde budget (en eventueel ander geld dat je nog hebt) kan je dan veel beter uitlenen aan buurtgenoten die geld te weinig hebben en het gaan gebruiken voor maatregelen in hun eigen woning. Dat leidt voor alle partijen tot een beter financieel rendement en zorgt in totaal ook nog eens voor meer energiebesparing. Tenzij energiebesparing natuurlijk gewoon je hobby is, dan stop je alles in je eigen huis.

Stijn van Liefland

Rekenmodule rendement

Vandaag presenteren we op de site een rekentool die je kunt gebruiken voor het berekenen van het rendement van energiemaatregelen, kijk rechts bovenaan.

Vanaf het begin van deze site houdt de vraag wat rendement is ons bezig. Het antwoord lijkt zo makkelijk. Rendement gaat over geld en tegelijkertijd ook over zo veel meer, geluk, waarde, kwaliteit etc. Zaken die niet zo makkelijk te meten en te berekenen zijn. Maar zelfs als het alleen over geld gaat, financieel rendement dus, blijkt het voor veel mensen lastig om dat rendement te bepalen. Op sites die adviseren over energiebesparing komen we de raarste adviezen tegen. Bijvoorbeeld dat het rendement op energiemaatregelen hoger is dan de rente op spaargeld en dat je dus beter al je geld in energiemaatregelen kunt investeren. Het valt ons op dat bij energiemaatregelen wel heel makkelijk het financiële rendement als argument voor investeringen wordt aangevoerd.

Wij winden ons daar regelmatig over op maar willen ook een poging doen helderheid te scheppen bij het berekenen van rendement. Wij denken dat onze rekenmodule dat doet.

Het werkt heel simpel, bovenaan vul je de verschillende variabelen in, onderaan volgt het resultaat. We hebben gekozen voor een manier die volgens ons iedereen kan begrijpen. Een bedrag wordt geïnvesteerd in energiebesparing, dit leidt tot een lagere energierekening waarmee de investering wordt terugbetaald. Vervolgens rekenen we drie scenario’s door:

  1. Wat gebeurt er als je niets doet, dit geld gewoon op de bank laat staan en jaarlijks rente krijgt?
  2. Wat gebeurt er als je je geld van de bank haalt, investeert in maatregelen en vervolgens al het uitgespaarde geld weer op de bank zet (en daar weer rente over krijgt)?
  3. Wat gebeurt er als je geld leent, dit investeert in maatregelen en het uitgespaarde geld gebruikt voor rente en aflossing?

Voor alle drie de scenario’s laten we de verandering van het banksaldo zien na een gekozen periode. Dat kan ook negatief zijn. De drie bedragen geven dus aan hoeveel je rijker of armer bent geworden na afloop van de gekozen periode.

Voor meer informatie en uitleg kijk op deze pagina.

Rudy van Stratum

Stijn van Liefland

Prijs van een mensenleven (3), kosten van de zorg

Op 16 augustus was er een interessante aflevering van éénvandaag met als centrale vraag, wat is een mensenleven ons waard. In de dagen daarna scheef Wouter Bos een column in de Volkskrant en verscheen er nog een ingezonden brief. Een mooie aanleiding om weer eens verder na te denken over het onderwerp ‘de prijs van een mensenleven’. Omdat ik net terug was van vakantie was het er tot nu toe nog niet van gekomen er een stukje over te schrijven. Vorige week stond er een column van Rutger Bregman in de correspondent die over hetzelfde onderwerp ging, hoogste tijd dus voor een bijdrage op slimme financiering.


In de uitzending en de krant ging het vooral over de vraag of je grenzen mag stellen aan een medische behandeling. Zo ging het bijvoorbeeld om een medicijn tegen een bepaalde vorm van kanker dat € 80.000 per behandeling kost maar dat bij slechts één op de vijf personen werkt. Ik vond het niet een hele sterke uitzending, maar de dilemma’s werden goed in beeld gebracht:

  • De zorg kost steeds meer geld, dat loopt een keer vast, je moet keuzes maken

  • De individuele patiënt wil de beste zorg die mogelijk is

  • De arts wil geen keuze maken op basis van fianciële argumenten

  • Artsen vinden wel dat er een limiet gesteld moet worden aan de kosten

  • Er spelen allemaal dogma’s, kort samengevat, een limiet stellen aan zorgkosten, dat hoort niet.

 

De argumenten

Ik heb een mindmap gemaakt waarin de belangrijkste argumenten terugkomen die in de uitzending en de artikelen worden genoemd. Een paar opvallende zaken licht ik kort toe.

zorgkostenmm-02

Sommige medicijnen zijn in het buitenland veel goedkoper dan in Nederland. Het eerder genoemde medicijn tegen kanker kost in Portugal de helft. In de uitzending van Eénvandaag werd betoogd dat het prijsmechanisme bij veel medicijnen gebaseerd is op de vraag wat men er voor over heeft en niet op wat de kosten zijn. Het instellen van een prijsplafond voor medische behandelingen zou als effect kunnen hebben dat de prijzen van de dure medicijnen gaan dalen. Daar staat tegenover dat goedkopere medicijnen wellicht duurder worden. Enerzijds om de verliezen op de duurdere medicijnen te compenseren, anderzijds omdat er blijkbaar een bepaald budget beschikbaar is.

Als je voor een prijsplafond kiest, dan is vervolgens de vraag hoe je dat plafond bepaalt en hoe je vervoglens de afweging maakt. In het Verenigd Koninkrijk werken ze met het concept van de QALY (quality-adjusted life year). Dit is een berekening van het aantal verwachte levensjaren maal de kwaliteit van leven. Stel iemand heeft kanker en er is een medicijn dat het leven met 6 jaar verlengd maar de kwaliteit van leven is 50% dan heeft dat een ‘waarde’ van 3 QALY’s. Dit klinkt redelijk objectief. Herbert Rolder betoogt in de Volkskrant van 19 augustus echter dat hier ook nogal wat haken en ogen aanzitten. Stel dat de kwaliteit met 10% verbetert, wat mag dat dan kosten en is zo’n verbetering wel goed te meten? Conclusie, als je voor een prijsplafond en een rationele afweging kiest dan moet er wel eerst een heldere en transparante methode liggen.

Ethisch gaat het om veel verschillende zaken, maar bijzonder argument is dat het niet alleen om cijfers gaat. Je kunt allerlei methoden en afwegingen maken, uiteindelijk gaat het ook om gevoel, emotie en een morele afweging. Dit is al in een eerder artikel ter sprake gekomen. Het is prima om gevoel en emotie mee te laten spelen, maar dan wel op basis van een goede analyse van de feiten.

 

Discussie is een taboe

Als reactie op het artikel van Rutger Bregman in De Correspondent schrijft Renske Leijten van de SP dat geen enkele politieke partij het idee van een maximumprijs omarmt. Ook Wouter Bos zegt dat hij in zijn tijd als minister deze discussie niet aandurfde. Juist doordat het al snel zo persoonlijk wordt is het lastig hier een besluit over te nemen. Ik heb geprobeerd mijn gedachten in een systeem weer te geven dat hopelijk meer inzicht geeft in hoe de discussie loopt.

zorgkosten

Als ik nu de dynamiek bekijk snap ik ook hoe de discussie loopt. De discussie start, dan dreigt er een keuze gemaakt te worden en komen mensen in opstand. Dan blijkt het allemaal erg gevoelig te liggen, er wordt geen besluit genomen. De publiciteit (‘over mensen buitensluiten’) wordt minder, maar de zorgkosten blijven stijgen. Na enkele jaren herhaalt de hele cyclus zich weer. Oplossing? Ik zou het niet weten.

 

Stijn van Liefland

Systeemdenken (4): De wielrennersparadox (vervolg)

Ik voel me als schaatser en fietser inderdaad onmiddellijk aangesproken door het artikel van Rudy. Eerder kwamen mijn nieuwe schaatsen al eens aan de orde in een artikel over rendement. Nu hebben we het dus over wielrennen. Allereerst, ik ben het grotendeels met Rudy eens, maar het ligt volgens mij wel wat ingewikkelder. Daarover later meer. Eerst een korte anekdote, dan de relatie met slimme financiering, tot slot mijn eigen visie op dit belangrijke onderwerp.

Ik deed een jaar of 5 geleden samen met een vriend mee aan een toertocht door Limburg en de Ardennen, 250 km heuvel op heuvel af. Vanaf  7.00 uur kon je vertrekken en dat deden we dus. Met nog ca. 40 km te gaan kwamen we bij een verzorgingspost een Italiaan tegen. Hij had een gruwelijk oude fiets, een fietsbroek waarvan het kruis op z’n knieën hing en een shirt dat vermoedelijk nog van z’n opa was geweest. Kortom het zag er niet uit. Maar, hij had minstens zo snel gefietst als wij, want eerder vertrekken dan 7.00 uur was niet mogelijk. Hij fietste een aantal kilometers achter ons aan tot hij op de steilste helling van de dag bij ons weg reed. Bij het eindpunt dronken we een biertje, liepen onze Italiaan tegen het lijf en maakten een praatje. Hij werkte sinds een jaar in Nederland, ergens in Limburg en kende daar vrijwel niemand. Wat doe je dan? In zijn geval een beetje fietsen. En als je vrijwel niemand kent heb je daar dus heel veel tijd voor. We hadden het ook over zijn sprint op die steile helling. “Ja, dat komt door mijn oude fiets, ik heb geen lichte versnelling, dus de enige manier om zo’n steile helling op te rijden is door het zo hard mogelijk te doen”. (Gelukkig zei hij daarna dat hij ons op de vlakke stukken bijna niet bij kon houden, dat was aardig van hem. ;-))

Waarmee de kern van Rudy’s verhaal wat mij betreft is bewezen, als je hard wil fietsen, aan je conditie wilt werken of af wil vallen, dan gaat het in eerste instantie niet om het materiaal maar om je inzet. Is dat dan alles en is materiaal dan onbelangrijk? Nee, zeker niet.

Fietsen, systeemdynamiek en slimme financiering
Als ik het artikel van Rudy lees komt bij mij de vraag op, wat had dit ook al weer met slimme financiering te maken? Heel veel wat mij betreft. Net als bij veel andere situaties hebben we hier te maken met één of meerdere doelen en is de vraag hoe je die doelen kunt bereiken. En uiteindelijk kom je dan volgens mij op de vraag hoe je daarbij het hoogste rendement haalt. Zet je doel aan de ene kant als positief (gezondheid, gewicht of wat dan ook), aan de andere kant staan de kosten, geld, blessures, ongelukken, de tijd die het je kost etc. Hoewel tijd, fietsen kan natuurlijk ook gewoon tijdverdrijf zijn, zie het verhaal over onze Italiaan. Meer tijd op de fiets draagt dan bij aan het verhogen van het rendement want het betekent minder verveling en verveling draagt negatief bij.

Waar Rudy volgens mij de mist in gaat is bij de formulering van het doel. Dat is namelijk voor de meeste fietsers niet alleen gezondheid, conditie en een goed gewicht, maar ook ontspanning, buiten zijn, gezelligheid, beetje competitie, je vrienden weer eens zien etc. De een leest een boek, de ander gaat vissen, weer andere gaan naar het café en sommige mensen gaan fietsen. Maar, al deze doelen maken het systeem wel complex. Vooral omdat deze doelen elkaar beïnvloeden. Is het gezellig met je vrienden, dan ga je vaker fietsen en gaat je conditie vooruit. Maar, een goede conditie is ook belangrijk om je vrienden bij te kunnen houden. Als je er steeds afgereden wordt (en er worden later nog grappen over gemaakt ook), dan is er op een gegeven moment weinig meer aan en ga je steeds minder fietsen. Overigens zijn er natuurlijk ook nog heel veel mensen die alleen fietsen.

Een tweede fout die Rudy maakt is te stellen dat het fietsen op een dure nieuwe fiets weinig inspanning vraagt. Zonder me hier verder in te verdiepen en dus gewoon op basis van eigen ervaring durf ik wel te stellen dat die fiets voor niet meer dan 10% de prestatie bepaalt, ik vermoed nog veel minder (dan laat ik het echte oude wrak met aanlopende banden even buiten beschouwing). De andere 90% moet dus gewoon uit het lichaam komen. Nou is 10% beste veel, het kan het verschil zijn tussen je vrienden wel of niet bij kunnen houden. Maar in mijn ogen veel belangrijker aan een fiets is dat die lekker zit, comfortabel, goede versnellingen etc. Een fiets waar je graag op zit en waarop je geen last krijgt van rug, achterwerk, knieën etc. hieronder mijn versie van deze dynamiek, ik heb wat toegevoegd (wijst zich zelf) en enkele woorden veranderd (met rood aangegeven).

wielrenparadox2-02

Maar stel nu dat je een nieuwe (dure) fiets hebt gekocht, dat was eigenlijk niet nodig want de oude zat ook goed, maar deze is lichter, aerodynamischer en dus sneller. En als je dan geïnvesteerd hebt in deze dure fiets, en je kan nu je vrienden wel bij houden en daardoor ga je nu vaker en verder fietsen en wordt je conditie steeds beter en je gewicht steeds lager, dan is het de investering wel waard geweest. Maar als je net begint met fietsen en nog een buikje weg moet werken, dan is de kans klein dat je opeens je vrienden bij kunt houden. Het is waarschijnlijk beter eerst een jaartje op die oude fiets te trainen, met een mooie beloning (nieuwe fiets) in het vooruitzicht als je je doel gehaald hebt (kilo’s eraf, 5000 km gefietst, noem maar op).

Blijft er één wezenlijk punt over uit het artikel van Rudy, de ratrace om steeds beter materiaal te kopen waarmee je mogelijk sneller zou kunnen gaan. Dient dat nog een doel? Misschien, ergens is er blijkbaar een enorme drijfveer om sneller te kunnen fietsen, vrouwen, aanzien? Er moet iets zijn, op de een of andere manier willen we ons immers steeds weer bewijzen (of in ieder geval is er een groep die dat wil). Helpt steeds beter materiaal daarbij? Niet echt denk ik. Tegenwoordig heb je fietsen die elektronisch schakelen. In plaats van die hendeltjes aan je stuur druk je op een knopje. Lijkt me reuze handig en comfortabel. Maar, was schakelen nou het grote probleem tijdens het fietsen? Nee natuurlijk niet. Het grote probleem is dat de helling te stijl is, de wind te hard waait, je vrienden te snel fietsen en jouw conditie niet goed genoeg is. Het idee alleen al dat iets nieuws zou kunnen leiden tot een hogere snelheid is voor sommige mensen echter alvoldoende om een nieuwe (dure) fiets te kopen. Het rendement van deze investering is twijfelachtig.

 

wielrenparadox2-03

Gelukkig zit goed presteren voor een groot deel tussen de oren, als die fiets uit zich zelf al niet sneller is, dan voelt het in ieder geval een stuk lekkerder en sneller.

Stijn van Liefland

Circulaire economie, tegendenken proces

Mijn idee is dat het niet gaat lukken met het ontwikkelen van een circulaire economie. Heel toepasselijk pas ik daarvoor zelf een cirkelredenering toe. De principes van de circulaire economie zijn niet nieuw, die gebruiken we steeds weer opnieuw. We geven ze steeds weer een nieuwe naam omdat het onder de oude naam blijkbaar niet werkte. Conclusie, het is nog steeds niet geland en dat gaat ook niet gebeuren. (meer over circulaire economie aflevering 1, aflevering 2)

Om het gedachtegoed te laten landen bij ondernemers worden twee strategieën gehanteerd.

Steeds een nieuwe naam
Elke paar jaar geef je dit een andere naam en hang je er nog wat extra toeters en bellen aan. De ladder van Lansink werd in 1979 als beleidslijn voor afval door de tweede kamer vastgesteld. Deze ladder geeft een voorkeursvolgorde aan over hoe om te gaan met afval:

  • preventie
  • hergebruik
  • sorteren en recyclen
  • verbranden
  • storten

 

Preventie, het voorkomen van afval staat bovenaan, daarna volgen vier manieren om met afval om te gaan die tot een steeds laagwaardiger gebruik leiden. In het gedachtengoed van de circulaire economie wordt dit verder uitgewerkt, maar de basis is hetzelfde. 10 jaar na de ladder van Lansink werd het eerste Nationaal MilieubeleidsPlan (NMP) vastgesteld. Onderwerpen waren onder andere het sluiten van kringlopen en kwaliteitsbevordering bij productieprocessen en producten. Hoe circulair wil je het hebben? Het tweede nationaalbeleidsplan (1994) gaat hier verder mee, aan de orde kom onder andere product-dienstcombinaties. Steeds een nieuwe naam werkt uiteindelijk contraproductief, juist daardoor krijgen mensen de indruk dat het iets tijdelijks is dat wel weer overwaait. Het lijkt een beetje op de reclame voor wasmiddelen, die zijn ook elke keer “nu nog beter”.

Bang maken
Je maakt mensen bang. Ik zie hier een patroon, niet alleen bij de circulaire economie, maar ook bij andere ontwikkelingen. Als eerste maak je mensen bang door te verkondigen dat, plat gezegd, het einde van de wereld nadert als we zo doorgaan. Dan verkondig je een oplossing. In dit geval, als we overstappen op ons idee van de circulaire economie komt het helemaal goed. De oplossing wordt gepresenteerd als positief, niet reguleren, niet vertellen wat je niet moet doen, nee, deze oplossing biedt juist kansen en is leuk en vlot, helemaal van deze tijd. Wanneer iedereen dan opgelucht ademhaalt kom je met een tweede dreigement, ditmaal gericht aan ondernemers. Als je niet meedoet met onze oplossing dan is er in de toekomst geen plek meer voor jouw bedrijf. Alleen bedrijven die onderdeel zijn van de circulaire economie zullen overleven. Ik overdrijf natuurlijk, maar kijk toch even naar dit citaat en het onderstaande plaatje uit één van de publicaties over circulaire economie. “Wie te ver achterloopt op nieuwkomers en op bedrijven die de sprong wel wagen, neemt risico’s.”

verliezersce(Bron: Ondernemen in de circulaire economie, OPAi)

Waarom werkt het niet?
Mijn conclusie, dit werkt dus niet. Op de een of andere manier landt het gedachtegoed niet bij de doelgroep. Zonder met een volledige verklaring te komen waarom de strategie niet werkt kan ik wel een aantal factoren benoemen:

  • Als eerste belangen van allerlei partijen. Er is een hele ‘circulaire industrie’ ontstaan van ambtenaren, adviseurs, schrijvers etc. Die hebben er natuurlijk alle belang bij om het concept circulaire economie te verkopen en hier werk uit te halen. Het rare is, cradle to cradle is (of was?) in mijn ogen ongeveer hetzelfde. Ik vermoed dat een aantal adviseurs deze boot had gemist en weer met wat nieuws is gekomen. Het wachten is nu dus op adviseurs die niet alleen C2C hebben gemist maar ook de circulaire economie (ik ben er daar één van, enige jaloezie is mij niet vreemd) en over zo’n twee tot drie jaar weer met wat nieuws komen. Ik denk aan de economie van het geluk. In de economie van het geluk draait het niet om producten of diensten maar om wat die producten / diensten voor jou betekenen, hoe gelukkig je daar van wordt. Omdat mensen ongelukkig worden van allerlei externe effecten worden deze in de economie van het geluk automatisch meegenomen en voorkomen. Mensen zullen inzien dat het in het leven uiteindelijk om zachtere waarden als geluk draait en dat al het anderen daaraan ondergeschikt is. Ondernemers die dit niet inzien zullen op termijn geen markt meer hebben. De principes van de economie van het geluk zijn gebaseerd op … (Hier zoek ik nog een aanvulling om te zorgen dat het verhaal ook intuïtief goed aanvoelt. Een specifiek ecosysteem lijkt mij mooi, maar we kunnen natuurlijk ook een samenleving op een of ander exotisch eiland kiezen, er is altijd wel een draai aan te geven dat het precies past bij de economie van het geluk.)
  • Ten tweede we voelen ons beter of anders. Toen ik het plaatje hierboven voor het eerst zag dacht ik meteen, zou een ondernemer zich hier in herkennen? Zou die hier bang van worden? Ik denk het niet en kan me daarbij vier gedachten voorstellen.
  1. Ik ben anders, deze grafiek heeft geen betrekking op mijn onderneming, wat ik doe of maak past daar niet in. Anders zijn kan ook betekenen dat je denkt dat het beter doet dan de rest, ik doe dit al.
  2. Dat gaat nog wel even duren. Er worden al jaren dit soort dingen geroepen, mijn ervaring, eerst maar eens afwachten, er is nog tijd genoeg om hier op in te spelen, als het al zover komt. Bovendien hebben wij de afgelopen jaren bewezen dat we in kunnen spelen op veranderende markten.
  3. Jongens, ik ben een jaar of 50, als mijn bedrijf het nog een paar jaar volhoudt dan vind ik het mooi geweest. Ik ga daar nu echt geen werk van maken.
  4. Grondstoffen op, fossiele brandstoffen op? Dat zeiden ze 50 jaar geleden ook al, ik merk er nog steeds niets van. Dat zal dus allemaal wel meevallen. Lees: ik weet het beter.

Het zou kunnen dat er een ondernemer die het volgende denkt. “Woh, ze hebben gelijk, ik moet nu iets doen. Hoe heb ik dat eerder niet kunnen zien, er liggen enorme kansen voor mijn bedrijf, wat dom van mij. Ik ga meteen alles lezen over de circulaire economie en adviseurs inhuren.” Als iemand zo reageert zou ik meteen wantrouwend worden.

  • Ten derde hebben we allemaal twee petten op. Natuurlijk vinden we grondstoffen, milieu, schone lucht, eerlijke verdeling van welvaart belangrijk. Als je gevraagd wordt wat te schrijven voor een blad of een bijdrage te leveren aan een symposium dan zal je uit volle mond verkondigen hoe belangrijk dit is. Komt er een enquête langs dan is het al helemaal makkelijk. Maar dat is iets anders dan het echt doen in je eigen leven of binnen je eigen werk. We hebben allemaal twee petten op, die van de burger en die van de consument, schreef Rudy eerder (maak van consument gerust ondernemer). We willen het wel, maar niet vandaag, ook niet morgen maar misschien dat het volgende week wel goed uitkomt. Uiteindelijk zetten we liever de pet van consument (of producent) op dan die van burger.

 

Wat werkt dan wel?
NMP2Kijk op de afbeelding hiernaast voor een scan van de samenvatting van het nationaal milieubeleidsplan uit 1994, precies 20 jaar geleden. In hoofdstuk 4, duurzame consumptiepatronen en productieprocessen, pagina 13 worden drie punten genoemd:

  • Koop diensten in plaats van goederen
  • Circuleer goederen,
  • Grotere efficiency in de verbanden tussen mensen, goederen en diensten.

 

Niets mis mee. In plaats van 20 jaar lang deze eenvoudige boodschap te verkondigen en te verankeren in regelgeving hebben we steeds weer nieuwe concepten bedacht met elke keer moeilijkere woorden. Laten we die fout de komende 20 jaar niet nog een keer maken.

En ja, natuurlijk is er in die twintig jaar flink aan het concept geschaafd, is het verbeterd en zijn we tot nieuwe inzichten gekomen. En dat moeten we de komende 20 jaar ook zeker blijven doen. Maar in de kern is het nog steeds hetzelfde. Het concept van een circulaire economie of cradle te cradle (of heel ouderwets duurzame consumptiepatronen en productieprocessen) is veel te mooi en belangrijk om te verkwanselen door er elke paar jaar weer een nieuwe naam aan te geven.

Stijn van Liefland

 

Ondernemerschap (5): Intermezzo, ondernemen in de natuur

Een nieuwe publicatie van InnovatieNetwerk: “Ondernemerschap in de sector bos, natuur en landschap”. Een studie die op het snijpunt ligt van Rudy’s zoektocht naar de kern van ondernemerschap en onze eerdere serie en onderzoek naar financiering van de natuursector. In de studie wordt gezocht naar de kansen en mogelijkheden voor (nieuw) ondernemerschap in de bos, natuur en landschap sector. Voor het gemak spreek ik hier verder over de natuursector. De studie is gebaseerd op 9 verdiepende interviews.

Leren van falen
Het meest bijzondere vind ik toch wel het interview met de directeur van landgoed Schovenhorst (Martin Vastenhout). Om extra inkomsten te genereren is op landgoed Schovenhorst een bostoren gebouwd. Idee is dat deze attractie tot extra bezoekers leidt dit niet alleen een kaartje voor de toren betalen maar ook geld besteden aan andere activiteiten op het landgoed. Op basis van het interview kunnen we stellen dat dit project heel anders is gelopen dan vooraf verwacht. Achteraf bljikt dat het toenmalige bestuur te veel vertrouwen had en te weinig aandacht heeft gegeven aan de risico’s.

De bostoren ging – na grote kostenoverschrijdingen – in 2009 open. Het marktonderzoek voorspelde 50.000 bezoekers per jaar. Uiteindelijk komen er nu jaarlijks gemiddeld 7.000. Niet zo gek want de kaartjes voor de bostoren kosten € 5,- tot € 7,50 per persoon. Voor een gezin betaal je al snel € 25,=. Achteraf gezien makkelijk te verklaren dat dit niet goed gaat, maar vooraf zijn het vooral de mooie verhalen die iedereen hoort. Vastenhout (vanaf 1-1-2011 betrokken) geeft aan dat de verwachtingen te hoog gespannen waren door rooskleurige marktonderzoeken en bevlogen verhalen van ontwerpers. Ook met de horeca liep het niet zo als verwacht. Korte conclusie van Vastenhout, “horeca is een vak”. Voor iedereen die wil ondernemen in de natuursector (maar ook daarbuiten) een waarschuwing. Complimenten voor zowel de directeur van landgoed Schovenhorst (die zich kwetsbaar opstelt) als de interviewer die dit mooi heeft beschreven. Jammer dat dit soort verhalen niet vaker gepubliceerd worden want dat is een stuk leerzamer dan de succesverhalen.
Om het verhaal van landgoed Schovenhorst af te maken, door de financiële tegenvallers ging het niet goed, maar inmiddels is de weg omhoog weer gevonden. De conclusie van de directeur is dat je als ondernemer in het bos vooral bij je core business moet blijven, niet teveel tegelijk moet willen, kleine stapjes moet zetten en aandacht moet hebben voor de financiële risico’s.
De andere 8 casussen in de publicatie zijn wel min of meer succesvol. Jammer voor de lezer, wel fijn voor de  betrokkenen uiteraard.

Verdienmogelijkheden
In het tweede deel van de publicatie word op basis van de interviews een nadere analyse uitgevoerd. Zo worden er op basis van de interviews 5 verdienmodellen onderscheiden voor organisaties in de natuursector. Het is een wat andere indeling dan wij hanteren (zie verdienmodellen Nederland Boven Water) en er zit ook een nieuwe variant bij:

  • Exploitatie van eigendommen. Op veel terreinen staat (historisch) vastgoed, het verhuren hiervan kan geld opleveren. Dit zit niet echt in ons overzicht, maar zou onder oogsten kunnen vallen, optimaal gebruiken (te gelde maken van) wat een terrein te bieden heeft.
  • Businessarrangementen met marktpartijen. Dit is wat mij betreft in eerste instantie oogsten maar laten we het oogsten 2.0 noemen. De toegevoegde waarde is dat de producten een speciale status krijgen (bijv. streekproduct, natuurproduct) en dat de eindverkoper (bijvoorbeeld de Hema) zich inzet om dit extra stukje beleving te verkopen. Het verhaal rondom het product leidt tot meer opbrengst. Maar arrangementen kunnen ook zijn meeliften in de marketing van andere partijen (bijv. verzekeraars) of diensten afnemen van anderen.
  • Marktgericht rentmeesterschap. Dit is eigenlijk het zoveel mogelijk inkomsten halen uit het gebied, vaak een mix van (neven-) activiteiten. Eigenlijk oogsten en het toevoegen van kwaliteiten.
  • Natuur als bron van producten en diensten. Ook hier feitelijk oogsten van bestaande kwaliteiten.
  • Advies en projectenbureau. Deze is echt anders, de kennis die binnen de organisatie zit benutten om betaalde opdrachten buiten de organisatie uit te voeren. Maar dit is per definitie slechts voor een beperkt groep in de sector weggelegd. Niet iedereen uit de sector kan de sector gaan adviseren. Tenzij de sector de afgelopen jaren bepaalde kennis heeft opgedaan die buiten de sector bruikbaar is.

Mijn conclusie, de kern is toch vooral meer opbrengst uit het gebied. Voor een deel oogsten, voor een deel kwaliteiten toevoegen en voor een deel vastgoed verhuren.  Het advies en projectwerk is nieuw, maar voor de sector als geheel alleen kansrijk als dit zich richt op activiteiten buiten de sector.

Terug naar ondernemerschap
De studie concludeert dat aandacht voor ondernemerschap in de sector groeit. Dit komt omdat de sector zich bewust is dat de financiering van activiteiten gaat veranderen. Aan welk type ondernemers is dan binnen de sector behoefte? De studie geeft aan dat er behoefte is aan drie typen ondernemers:

  • Ondernemende medewerkers, zien marktkansen en weten die tot succes te maken. Hierbij nemen zij een deel van de organisatie op sleeptouw.
  • Zelfstandige ondernemers van binnen en buiten de sector die zelf risico nemen. Dit kan zijn op het gebied van natuurbeheer, maar ook bijvoorbeeld horeca of de gastvrijheidsector.
  • Flexibele arbeidskrachten. Het gaat hier om het inhuren van ondernemers van buiten die tijdelijk werk verrichten.

 

IKEA en K3
Drie typen ondernemers dus, dan mis ik er nog één. Niet zozeer een type ondernemer als wel een eigenschap van ondernemers. Ondernemerschap is volgens mij niet alleen maar nieuwe verdienmogelijkheden zoeken, (verantwoorde) risico’s nemen en zoveel mogelijk inkomsten genereren. Ondernemen is ook zo min mogelijk uitgeven. Niet voor niets hebben wij bij de verdienmogelijkheden een tweedeling gemaakt in meer inkomsten en minder uitgaven.

Anderhalve week geleden stond er in Volkskrant Magazine een artikel over IKEA, niet over de producten die ze maakten maar over de manier waarop ze werken. De oprichter van IKEA is een soort Dagobert Duck. Geld is leidend in alles, bij het ontwerp van een nieuwe stoel wordt eerst bepaald wat de consument er aan uit wil geven. Binnen dat kader wordt een ontwerp gemaakt. Maar het gaat veel verder, het zit in alle details, een gebruiksaanwijzing met veel plaatjes en weinig tekst is een stuk goedkoper te vertalen dan een gebruiksaanwijzing met veel tekst. De mensen die in de catalogus in de keuken zitten of op een bank hangen zijn gewoon medewerkers van IKEA, waarom zou je daar modellen voor inhuren als je zelf mensen genoeg hebt? En de oprichter, directeur eigenaar reist gewoon tweede klas. Volgens mij is dat een belangrijke les uit de werkwijze van IKEA en de problemen bij de bostoren in landgoed Schovenhorst. Wees kritisch op alles en iedereen die zich met jouw business bemoeit. Het is een element dat ik mis in het ondernemerschap zoals dat in de genoemde studie wordt belicht en wellicht mist het ook in de artikelen die Rudy tot nu toe over ondernemerschap heeft geschreven. Ondernemerschap betekent wat mij betreft ook dat je kostenbewust, krenterig en kritisch moet zijn, K3 dus. Ik zou dan ook willen concluderen dat ondernemerschap twee gezichten kent, investeren, risico’s, innoveren, marktkansen etc. aan de ene kant en kostenbewust, krenterig en kritisch aan de andere kant.

 

Stijn van Liefland

De energieprijzen gaan stijgen

In het vorige artikel de argumenten waarom de energieprijzen gaan dalen. In dit artikel de argumenten waarom de prijs omhoog gaat. Het klinkt raar, maar heel veel argumenten voor een stijgende energieprijs heb ik niet kunnen vinden. Misschien lag het jaren lang zo voor de hand dat de prijzen zouden stijgen dat niemand de behoefde voelde dat te onderbouwen. Maar uiteindelijk gaat het niet zozeer om de hoeveelheid argumenten als wel om het belang ervan. Immers, één argument kan uiteindelijk de doorslag geven.

Rechttoe rechtaan

Als eerste hebben we de, ik noem het maar klassieke, argumenten. Groei, van de bevolking, de economie, onze consumptie etc., leidt tot meer energiegebruik. Meer gebruik leidt tot snellere uitputting van hulpbronnen en daarmee tot hogere prijzen. Hierbij gaat het niet alleen om de groei in Nederland maar ook in de rest van de wereld, de prijs voor fossiele brandstoffen wordt immers voor een groot deel op de wereldmarkt bepaald. Overigens, los van uitputting zal een grotere vraag in een vrije economie sowieso tot een hogere prijs leiden.

Naast deze simpele rechttoe rechtaan beredenering spelen er, als het gaat om groei van het gebruik, ook subtielere mechanismen. De ontwikkeling van de laatste jaren in Nederland is dat we vooral meer elektriciteit gaan gebruiken. Woningen en bedrijven die verwarmd worden met behulp van een warmtepomp gebruiken geen gas voor de verwarming maar een omgekeerde koelkast. Heel efficiënt voor de verwarming, maar het werkt op elektriciteit. Ook de elektrische auto kan op termijn de vraag naar elektriciteit flink toe laten nemen. Allereerst zal dit mogelijk tot een hogere prijs voor elektriciteit leiden (meer vraag, hogere prijs). Een tweede effect is dat het elektriciteitssysteem mogelijk aangepast moet worden (zie hieronder).

Aanpassingen sector

Dat laatste punt is in de mindmap weergegeven in de tak aanpassingen sector. Er verandert veel op het gebied van onze energievoorziening, de energiesector moet zich daaraan aanpassen en dat kost geld. Een van die aanpassingen betreft het energiesysteem. Door veranderend gebruik en door opwekking met wind en zon (minder voorspelbaar) is: meer transportcapaciteit nodig; wordt gedacht aan een smart grid en is mogelijk opslag van energie noodzakelijk. Overigens is het natuurlijk de vraag of de benodigde investeringen zo hoog zijn dat het een merkbaar effect heeft op de energieprijzen. Het bouwen van een nieuwe energiecentrale kost immers ook zeer veel en leidde tot nu toe niet tot hogere rekeningen.

De energiesector kent ook een aantal problemen. De overcapaciteit voor elektriciteitsproductie betekent dat centrales mogelijk vervroegd uit bedrijf worden genomen, een kostenpost. Een ander probleem is dat het oude verdienmodel niet meer zo goed werkt. Elektriciteitsproducenten verdienden veel geld door het leveren van elektriciteit op momenten van piekgebruik. De stroomprijs voor grootverbruikers varieert door de dag heen en op momenten met veel vraag valt er dus veel te verdienen (vooral overdag). Door de opkomst van duurzame energie vallen deze pieken in gebruik steeds vaker samen met pieken in de productie (overdag schijnt immers de zon), met een groter aanbod en lagere prijs tot gevolg. Zo nemen de inkomsten van de energieleveranciers af die ze weer op een andere manier moeten compenseren (prijsverhoging?).

Een laatste verandering binnen de sector betreft schaliegas. Mogelijk is het een nieuwe en goedkope bron van energie, maar het zou ook op een fiasco uit kunnen lopen dat tot grote verliezen leidt die op de een of andere manier weer gecompenseerd moeten worden.

Tot slot speelt ook bij een mogelijke prijsstijging de politieke factor een rol. Klimaatverandering staat nog steeds hoog op de agenda en is een probleem dat we niet binnen vijf jaar oplossen. Extra belastingen om dit probleem aan te kunnen pakken zijn daarom m.i. niet uitgesloten. De opkomst van zonne-energie en windmolens kan weer leiden tot restricties waardoor het aanbod minder snel groeit en de prijs omhoog gaat.

Tot zover de argumenten voor een stijging of daling van de energieprijzen. Er volgt nog één artikel waarin we ingaan op de dynamiek / het systeem.

 

Stijn van Liefland