Tag archieven: tegendenken

Tegendenken wordt niet (altijd) in dank afgenomen!

Als wij vertellen over onze nieuwe (concept-) boek over tegendenken krijgen we met enige regelmaat te horen: een vervelende titel. Tegendenken klinkt niet lekker. Het woord ’tegen’ zit er in. En ‘denken’ is ook wat koud. Eerder schreven we over een vergelijkbaar effect bij de uitdrukking ‘Ja maar‘.

Het laat mij niet los. Want ik herken het maar al te goed. Tegendenken is ondankbaar werk. Vaak wordt het niet op prijs gesteld. Het wordt als vervelend ervaren. Je haalt mensen uit hun comfort-zone. En dan hebben wij nog de illusie dat de ander ‘uiteindelijk’ dan wel inziet dat het plan toch beter is geworden.

Koetjes en kalfjes

De trigger voor deze blog kwam van een artikel van alweer enkele weken geleden in het VK-magazine. Het ging over het aanspreken van wildvreemde mensen. Iedereen vindt dat moeilijk. Het heeft ook een evolutionaire verklaring. Vreemden betekenden meestal gevaar. We zijn dus van nature geneigd vreemde mensen af te houden.

De schrijver van het artikel had zichzelf de opdracht gegeven 100 wildvreemden aan te spreken. Zomaar in de trein en op straat. Uiteindelijk was er maar in 4 gevallen sprake van een botte afwijzing. De auteur werd er natuurlijk ook steeds beter in om zomaar een praatje aan te knopen. En per saldo was er een flink aantal leuke gesprekken en zelfs een aantal vervolgafspraken.

Relatie met tegendenken

Wat heeft dat met tegendenken te maken? Tegendenken roept een zelfde soort weerstand op als dat je vreemde mensen zomaar aanspreekt. Het is de angst voor het vreemde. De bedreiging van de persoonlijke zekerheden. Heel normaal dus. De les uit het aanspreken van vreemden is dat er een voorfase nodig is. Ook bij tegendenken heb je een voorfase nodig. Voordat je kunt tegendenken moet je toestemming krijgen van de ander. Voordat je een zinvol contact kunt opbouwen met een vreemde moet je toestemming krijgen.

Het is ónze fout of naïviteit dat je altijd en overal zomaar een potje kan staan tegen te denken. Dat is zonder toestemming het verboden terrein van de ander betreden. Logisch dat mensen dan afwijzend reageren. Wat ik eerder al zei: tegendenken betekent ook dat je nadenkt over tegendenken.

Geen vragen stellen

Wij zijn toch al van de beslisbomen dus ik heb een poging gedaan de lessen van de auteur (Dennis Rijnvis, Volkskrant 13 september 2014) in een beslisboom te vangen. Hier is het eerste deel:

ScreenShot306Als je contact met vreemden wilt maken, dan scan je eerst in je omgeving wie daar open voor staat. Dat kun je zien aan wat ze aan het doen zijn en aan hun lichaamshouding. Vervolgens, als je denkt dat iemand er open voor staat, maak je eerst contact zonder woorden. Een relaxte houding en oogcontact zijn daarbij de ingrediënten. Als je gespannen zo’n contact maakt wordt dat meteen opgemerkt. Vandaar dat je steeds makkelijker contact maakt naarmate je meer ervaring en zelfvertrouwen hebt.

Dan begint het scannen naar het wat. Welke onderwerpen boeien de ander? De grote eye-opener is hier om juist geen vragen te stellen. Dat schijnt de klassieke fout te zijn. De ander voelt zich uitgehoord en moet aan het werk. Afwijzing is dan je deel. Nee, je begint zelf met een oppervlakkige openingszin (mooi weertje, trein weer te laat). Bij herkenning: meteen een complimentje maken. Maar dit is een subtiel spel: een complimentje dat heel luchtig wordt gegeven en meteen daarna door met wat andere oppervlakkige teksten. Zodat de ander het compliment kan ‘innemen’ en zich niet in verlegenheid voelt gebracht.

Van de hak op de tak

Als je al zover bent gekomen is het zaak om de ander haakjes te geven. Dus wederom ben jij aan het woord (contra-intuïtief? onbeleefd?). Je zoekt naar herkenningspunten voor de ander bij jou (ik doe iets wat jij ook doet: goed volk). Oh, tennis jij ook? Oh, ik heb ook geen e-reader, lees het liefst echte boeken van papier nog.

ScreenShot307Zodra er op een punt herkenning is (aha, dat is iemand die niet van e-readers houdt) vertel je een mini-verhaaltje. Goh, ik kreeg een keer zo’n ding (e-reader) op mijn verjaardag, wat een ellende. Nu is het de bedoeling dat je van de hak op de tak gaat, uiteraard op een soepele manier, zodat het gesprek een flow krijgt. Weer is hier voor mij de eye-opener dat er geen structuur moet zijn, juist niet. Van alles en nog wat. Je geeft de ander een doorkijkje in wie jij bent, de ander kan vertrouwen opbouwen. De ander geeft aan waar hij of zij herkenning ziet en op inhaakt door zelf een mini-verhaaltje te vertellen.

Nu is het contact gelegd en de missie geslaagd. Pas nu is er eventueel in de toekomst sprake van tegendenken (maar er moeten nog vele stappen volgen, eerst moet er een dilemma of een probleem worden ‘gevoeld’). Maar nu komt eigenlijk het leukste van de hele exercitie (want waarom zou je zomaar wat vreemden aanspreken?): het geeft een voldaan gevoel, je wordt er blij van als het lukt.

Sterker nog: je wordt er een plezierig mens van. Het bewust opzoeken van vreemden en het leggen van contacten om er een plezieriger mens van te worden wordt het Benjamin-effect genoemd. Ik denk dat ik die ga gebruiken in mijn eigen openingen: ‘kent u dat: het Benjamin-effect?’.

Ik sta flink op achterstand met mijn neiging tot vragen stellen en structuur aanbrengen …

Rudy van Stratum

Liegen met cijfers

ScreenShot289Gisteren (14-9-2014) in het VK magazine een mooi voorbeeld van hoe je met cijfers conclusies kunt manipuleren. Of kunt tegendenken natuurlijk.

Het originele krantenbericht meldt: 42% van alle fraudegevallen komt van lager personeel. Het management kan er ook wat van met 38%. De directie komt er met 18% ‘netjes’ vanaf.

Maar: dat is niet eerlijk want er is ook meer lager personeel dus logisch dat daar meer fraude is. Je moet het dus wegen naar de hoeveelheden. Van een gemiddelde organisatie is 94% lager personeel, 5% management en 1% directie. Na die weging blijkt een gemiddeld directielid maar liefst 40 keer meer fraude te plegen.

Maar het gaat nog steeds om aantallen keren fraude. Dus elke keer als er fraude wordt geconstateerd dan zet je een streepje. Beter is het om te kijken naar de omvang van de fraude per transactie. Lager personeel steelt per keer € 55.000 (? best veel, weet niet wat de aard van de fraude precies is). Een directie-overtreding schrijft € 368.000 op de teller.

Per saldo is de conclusie dat 53% van de totale euro-fraude wordt veroorzaakt door 1% van het totale personeel, te weten de directie. Dat klinkt toch een stuk anders.

Nog meer?

En dan hebben we het alleen nog maar over de geconstateerde of gemeten fraude. Misschien is er wel een categorie fraude boven deze cijfers uit die nergens uit blijkt maar wel degelijk plaats vindt. Dit is alleen het zichtbare of redelijk aan te nemen deel van de fraude. Hier is (per definitie) geen cijfermateriaal over.

Rudy van Stratum

Tegendenken met Taleb (1)

Ik ben druk aan het lezen in het boek ‘Antifragiel’ van ‘zwarte-zwanen’-Taleb. Hoe dan ook is het boek een voorbeeld van tegendenken en moet het hier dus meer aandacht krijgen. Ik weet nog niet hoe we dat precies gaan doen. Er zijn meerdere invalshoeken die nu bij me opkomen (en een link met deze site slimmefinanciering hebben):

  • Tegendenken aan de hand van voorbeelden/anekdotes en casuïstiek. Sommige voorbeelden komen meerdere malen terug (steeds in een ander jasje, dat is interessant). Misschien zien we hier wel een patroon?
  • De visie die Taleb heeft op economen, op bankiers en op (financiële) modellen (tipje van de sluier: die komen er verdomd slecht vanaf). (over economie op deze site, zie bijvoorbeeld deze blog).
  • Visie van Taleb op de moderne maatschappij, de wetenschap, het onderwijs, de verregaande neiging alles te willen organiseren en controleren en te rationaliseren.
  • Het gebruik door Taleb van een aantal denkfouten (zoals hier eerder besproken, maar vooral met verwijzing naar het werk van Kahneman).
  • De visie van Taleb op ondernemerschap. (over ondernemers op deze site, zie bijvoorbeeld deze blog).

 

Anekdotes

Ik moet het nog allemaal laten bezinken (en het boek nog uitlezen). Maar om een beeld te geven van wat ik met zo’n anekdote bedoel. Taleb zegt het in een bijzin, zo even terloops: ‘Wat gezond wordt genoemd is meestal ongezond. Eigenlijk net zoiets als ‘sociale netwerken’ die in de regel anti-sociaal zijn en de ‘kennis-economie’ die in de regel onwetend is’.

Dat laatste punt had ik recent al gezien in een artikel in de New-Yorker dat gaat over het valse taalgebruik in economisch jargon (en waarbij de economen er wederom van langs krijgen). Het gaat om taal die bewust wordt ingezet om waar het echt om gaat te verbloemen.

Zo was een hedge-fonds oorspronkelijk bedoeld om risico in te dammen. Je deed een ’tegentransactie’ om je ‘exposure’ (het risico waaraan je door een andere actie bent bloot gesteld) te laten verdwijnen. In de praktijk betekent ‘hegde-fonds’ inmiddels vooral dat je veel risico loopt en veel geld kan verliezen.

Inflatie, ook zo’n mooi woord en nog een beter voorbeeld. Inflatie betekent eigenlijk dat iets steeds groter wordt. Een ballon die wordt opgeblazen, die heeft last van inflatie. Maar in de praktijk betekent inflatie nu juist het omgekeerde: je geld wordt steeds minder waard.

Krediet, dat betekent eigenlijk dat je iets tegoed hebt. Je hebt krediet bij iemand. Maar ook hier is inmiddels sprake van een omkering. Als je veel krediet bij de bank hebt, dan betekent dat simpelweg dat je veel schuld hebt en in de problemen gaat komen (er hoeft maar iets te gebeuren en …).

(Misschien zou je het toenemend gebruik van het ‘canvas-model’ ook een voorbeeld kunnen noemen van verhullend economisch taalgebruik? Maar zie ook onze eerdere blog over MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen).

Komende weken

De komende weken zal ik de verschillende invalshoeken op het boek van Taleb verder uitwerken. Ik denk dat het de moeite waard is. Taleb is een mooi icoon van hedendaags tegendenken. Dus hoe doet die man dat? Welke aanpak hanteert hij?

Misschien dat we ‘Zwarte zwanen’ er ook weer bij halen. Stijn en ik hadden er destijds al wat infographics van gemaakt maar op de een of andere manier waren we toen niet tevreden en hebben we er niks mee gedaan. Afstoffen die boel dus.

ScreenShot257

En dat brengt me op …

Tegendenken dus. Meer weten over tegendenken? Bestel dan alvast dat boek waar we mee bezig zijn. En waar we nog wat hulp bij kunnen gebruiken. We hebben een aparte site gemaakt die het boek over ‘De kunst van het tegendenken’ centraal zet.

Rudy van Stratum

PS Met dank aan Guus Hustinx die het boek onder mijn aandacht heeft gebracht.

 

 

Voorpublicatie 2: Top 5 regrets of the dying

Onlangs (15 juli 2014, ‘Een tweede leven’) een interessant artikel in de Volkskrant over iemand die een aantal jaren geleden hoorde dat hij nog maar even te leven had. Zijn leven stond op zijn kop. Alles regelen om zijn geliefden goed achter te laten. Achteraf bleek het gelukkig om een inschattingsfout te gaan. Nu, jaren later, leeft Huub, de hoofdpersoon van dit verhaal, nog.

Bijna-dood ervaring

De roerige periode rond zijn ‘bijna dood ervaring’ had Huub niet willen missen. Op de een of andere manier was het voor hem een ‘wake up call’. Was het inderdaad (nog) zo belangrijk dat hij nóg een boek ging schrijven? Zijn 41e boek zou dat dan worden.

Nog niet zo lang geleden verscheen er een boek van stervensbegeleidster Bronnie Ware. Zij heeft de ‘lessen’ van stervende mensen iijdens haar werk gehoord en geturfd en daar een top 5 van gemaakt. Ware constateerde dat de (bijna dood) mensen in de regel van dezelfde dingen in/tijdens hun leven spijt hadden. Wat hadden ze beter of meer moeten of kunnen doen? Ook Huub neemt deze blijkbaar universele lessen, nu in zijn tweede leven, ter harte.

Post-mortem

Op basis van de inzichten van Bronnie Ware hebben wij eerder een oefening beschreven die je kan inzetten bij je lopende project (dat misschien niet helemaal lekker loopt). Zo krijgt ook je project een ’tweede leven’: verander het nu het nog kan!

Nieuw boek over tegendenken

Wij zijn (zoals gezegd) volop bezig een nieuw boek te schrijven over ’tegendenken’. Een flink deel is hier op deze site al in de vorm van blogs gepubliceerd. Maar er is gelukkig ook nieuw materiaal. We gaan de komende maanden dingen uit de krant pikken die we zullen gebruiken als kapstok om iets over het nieuwe boek te laten zien.

De oefening van ‘het tweede (project-) leven’ is ook in het nieuwe boek te vinden.

Stijn van Liefland

Rudy van Stratum

Tegendenk strategie: Bregman over democratie

Ik ben inmiddels een fan van correspondent-correspondent Rutger Bregman. Zie vandaag het verhaal:

Waarom politieke partijen steeds meer op elkaar lijken

Nieuw boek tegendenken in de maak

Je moet het zelf maar lezen. Vanuit onze serie ’tegendenken’ raken we ook meer en meer geïnteresseerd in hoe tegendenken eigenlijk plaats vindt. We zijn daar nu een boek over aan het samenstellen. De komende maanden willen we kleine stukjes uit de actualiteit halen om ons boek te toetsen. En om de belangstelling ervoor aan te wakkeren natuurlijk (voorbestellen is al mogelijk hoor).

Mindmap

Dus iets minder over de inhoud en meer over de manier waarop Bregman zijn betoog opbouwt. Hoe ‘denkt hij tegen’? In ons boek komen daar meer voorbeelden van omdat we op zoek zijn naar patronen.

In bijgaande mindmap heb ik zijn betoog weergegeven.

ScreenShot234

Het is een snelle versie, want ik wil me aansluiten bij de actualiteit. Wellicht komen we er nog op terug als er een betere versie ontstaat uit onze onderlinge discussies.

Stap 1 van het tegendenken hier is een populaire wijsheid ter discussie stellen en zelfs helemaal omdraaien. Een kloof in de politiek? Zwevende kiezers? Geen sprake van.

Stap 2 is het populaire beeld laten leven. Bregman neemt hiervoor een citaat van bekende Nederlander Wientjes. En het media-circus (de Frits Westersen van deze wereld) doet vrolijk mee.

Stap 3 is de omdraaiing: ho eens even, stop, de feiten zijn anders! Nu worden er bronnen bijgehaald die het tegendeel beweren. Een onderzoek, een boek, een citaat. Politicologen, wetenschappers. Betrouwbaar dus.

Stap 4 is dieper ingaan op deze cijfers en een ander nieuw beeld laten ontstaan. Hier zie je voorbeelden van argumentatie terugkomen die je vaker ziet: – historische reeksen (vroeger was het helemaal niet/wel zo ..), – relatief maken (ja, is wel weinig, maar als je vergelijkt met … dan valt het weer mee), – perceptie veranderen (niet de kiezer zweeft, de partijen lijken op elkaar), – benoemen van een denkfout (dit is het beschrijven van een dynamiek: politici volgen peilingen, go with the flow wordt beloond).

Stap 5 is een tussenstap. Hier volgt een duiding en verdere inhoudelijke uitwerking van hoe het dan wél (en anders) is. Een verdere detailling zou je het ook kunnen noemen. De hoofdstelling wordt opgesplitst in 3 deelstellingen en die worden weer onderbouwd met feiten (denkstrategie is wederom: de feiten kloppen niet met wat er wordt beweerd).

Stap 6 tenslotte is een uitsmijter lanceren zodat het beeld dat is geschetst (de nieuwe waarheid die wordt gedeponeerd) beter blijft hangen. Onze democratie is een supermarkt en we zitten op een tanker die voort stoomt (waarbij tegenspraak wordt bestraft).

Tegendenken-tekort

De conclusie is (volgens mij) dat tegendenken nauwelijks meer een plek heeft in onze maatschappij. Afwijken van de middelmaat is gewoon niet slim. Iedereen hobbelt zo achter elkaar aan en het gaat alleen nog over de details.

Tijd dus om meer aandacht te vragen voor tegendenken.

Rudy van Stratum

 

 

 

Tegendenken (24): Disney strategie II, oefening

Dilts schrijft in zijn boek de strategie van Disney (zie vorige artikel) verder uit en geeft een voorbeeld voor een oefening. De oefening gaat uit van vier verschillende plekken. De plekken voor de dromer en de realist liggen redelijk bij elkaar in de buurt, de plek voor de criticus heeft wat meer afstand. Daarnaast is er een plek voor de metapositie, een plek om het geheel te aanschouwen. De plekken kunnen in één ruimte zijn, maar net zo goed een eigen ruimte hebben.

Kern van de oefening is het onderscheid tussen de drie rollen, dromer, realist en criticus. Volgens Dilts moeten we ons daarom eerst inleven in de betreffende rol, in de juiste houding op de daarvoor bestemde plek los van de inhoud. De plek en de rol moeten een geheel worden, het aannemen van een vaste houding per rol helpt daarbij. Het moet als het ware logisch zijn dat je op die plek een criticus, respectievelijk dromer of realist bent.

Inleven in de rollen
De dromer moet zich concentreren op een visie, het resultaat moet je voor je zien. Om je in te leven ga je terug naar een moment waarop je werkelijk vrij kon denken, onbelemmerd, zonder afleiding. Je houding pas je hier op aan, Dilts zegt dat je net als Disney je hoofd een beetje omhoog moet draaien en een beetje naar boven moet kijken, dan kan je net wat verder zien (voor je visie). Of deze houding werkt moet je zelf bepalen, maar steeds een vaste houding aannemen voor je rol als dromer helpt zeker.

De realist moet zich richten op de uitvoering en precies beschrijven wat het resultaat wordt en hoe je dat gaat bereiken. Om de goede mindset te krijgen concentreer je je op een moment waarop je zeer effectief was en echt dingen voor elkaar kreeg. Hele concrete dingen waar mensen echt wat mee konden. Je kiest hiervoor een andere plek, niet te ver van de plek van de dromer.

Om je in te leven in de rol van criticus kies je een plek die wat verder afligt van de dromer en de realist. Dilts stelt voor de ergste criticus waar je ooit mee gewerkt hebt als voorbeeld te nemen. Als je dat een beetje te pakken hebt kan je je nog eens verplaatsen in de grootste tegenstander van jouw project / idee op dit moment. Probeer de houding over te nemen, de motoriek, de manier van denken en formuleren, wordt die criticus die altijd zo vervelend is.

Als je je de plekken en rollen eigen hebt gemaakt ga je aan de slag met het inhoudelijke vraagstuk.

dlg-03

 

Vraagstuk behandelen
Bij elke rol leef je je steeds weer even kort in.

Als je de ‘mindset’ van de dromer hebt concentreer je je op de inhoud. Je leeft je in in het vraagstuk en probeert het eindresultaat voor je te zien. Disney ging visualiseren, hij was immers filmmaker,  maar de kern is dat je het resultaat moet beleven. Stel dat het gaat om een organisatorische verandering, dan is dat moeilijk te zien, maar je kunt er wel een gevoel bij krijgen. Hoe gaan de zaken lopen, wie doet wat, waarom is dat beter? Het gaat er hier om een visie te krijgen op het eindresultaat. Het oplossen van alle problemen die je tegenkomst om deze visie te realiseren komt later aan de orde.

Vervolgens ga je naar de plek van de realist. Als je de juiste mindset bereikt hebt ga je aan de slag met jouw project. Bepaal hoe je te werk gaat om je droom te realiseren. Welke stappen moet je doorlopen, wie heb je daarbij nodig? Je kunt een metafoor gebruiken, misschien heb je Einstein nodig om je droom te realiseren of superman. Maar het kan ook gewoon een collega zijn die je er bij moet betrekken. Deel het hele traject op in kleine stukjes en probeer die in te vullen. Maak voor jezelf duidelijk hoe je te werk gaat en zorg dat het eindresultaat ’tastbaar’ wordt.

Tot slot ga je naar de plek van de criticus. Je leeft je in en aanschouwt wat de dromer en de realist hebben bedacht. Wat vind je hiervan? Gaat dit werken? Leidt dit tot het bereiken van jouw doel? Verplaats je ook in anderen, hoe kijkt de doelgroep hier tegenaan? Wordt die hier enthousiast van? Is dit waar de doelgroep op zit te wachten? Benoem de punten die onvoldoende zijn en geef suggesties voor verbetering die de dromer kan gebruiken.

Vervolgens ga je terug naar de plek van de dromer. Je verbetert de droom op basis van wat de criticus zojuist gezegd heeft. Wederom is het belangrijk de droom te beleven, hoe voelt het, hoe ziet het eruit? Zo doorloop je de verschillende rollen steeds opnieuw. De metapositie gebruik je voor een moment van rust, om even aantekeningen te maken

Tegendenken (22) Disney strategie (I)

Ja, dit artikel gaat inderdaad over Walt Disney en in het bijzonder over de persoon, de oprichter van het bedrijf. Ik heb niet zoveel met Disney films en pretparken maar daar gaat het hier ook niet om. Wat je ook van de man, het bedrijf of hun producten vindt, ze zijn zeer succesvol. Vandaar dat onder andere Robert Dilts heeft onderzocht waar dat succes vandaan kwam. In het boek “Strategie of Genius” (1994) beschrijft Dilts verschillende “genieën” en probeert hij hun brein of werkwijze te ontcijferen. Zo schrijft hij onder andere over Mozart en Disney.

Het aardige van Walt Disney is dat hij nog niet zo lang geleden leefde en er bij het schrijven van het boek nog voldoende mensen rondliepen die met hem gewerkt hadden. Dat en andere bronnen gaf Dilts de mogelijkheid Disney te modelleren. Kort door de bocht betekent dit dat je systematisch probeert te achterhalen hoe iemand doet wat hij zo goed doet. De achterliggende gedachte is dat als iemand iets heel goed kan dat voor een groot deel onbewust gebeurt. Dit onbewuste kan je naar boven halen en vervolgens vertalen in een model (bijvoorbeeld een stappenplan). Dat model kunnen anderen gebruiken, als je dan maar lang genoeg oefent kan je het uiteindelijk zelf ook.

Wat walt Disney zo succesvol maakte was dat hij een fantasie, die alleen in zijn hoofd bestond, kon vertalen naar iets concreets (film, attractie, strip, etc.) dat ook nog eens succes had. Dilts heeft uitgebreid beschreven hoe Disney dit deed en op basis daarvan een strategie ontwikkeld. In het volgende artikel gaan we in op de strategie, nu iets meer over Disney.

Drie Walt Disneys
Medewerkers van Walt Disney zeiden dat er eigen drie verschillende Walt’s waren, de dromer, de realist en de criticus. Ze waren totaal verschillend, zowel in wat ze deden en zeiden als in de fysieke houding die ze aannamen. Dilts citeert één van de medewerkers die Disney beschrijft als dromer: “… he would lower one brow, squint his eyes, let his jaw drop, and stare fixedly at some point in space, often holding the attitude for several moments… No words could break the spell…” Als je ging deelnemen aan een vergadering wist je vooraf nooit welke Walt er aan zou schuiven.

Als dromer had Disney een visie over een nieuw project. Maar deze visie was niet abstract, hij zag het voor zich en probeerde zich met al zijn zintuigen in te leven. Hoe voelt het, hoe ruikt het, wat voor geluiden horen erbij etc. Kortom wat voor gevoel hoorde bij het eindresultaat.

Als realist ging het erom de droom tot realiteit te maken. Daarvoor heb je technieken, waardigheden en kennis nodig. De inmiddels bekende techniek “storyboarding” is door Disney bedacht. De droom werd opgeknipt in onderdelen, deze werden weer verder opgeknipt en zo verder tot er een gedetailleerd beeld ontstond van het eindresultaat. Maar de realist is meer dan een goede projectmanager. Disney verplaatste zich als realist ook in anderen. Om een goede animatiefilm te maken, zo was zijn overtuiging, moet je je verplaatsen in de personages. Je moet dus niet alleen vanuit de maker kijken maar ook vanuit Micky Mouse, hoe die zich voelt, wat die ervaart en wat die dan zou zeggen en hoe die erbij zou bewegen. Uiteraard moet je je ook verplaatsen in het publiek en hun ervaring en dan vervolgens weer proberen die ervaring te verbeteren.

Als criticus was Disney radicaal, hij hield geen rekening met gevoelens van mensen maar uitte alle kritiek die hij had. Het ging hem helemaal niet om de persoon maar om het product en vooral om het verbeteren van het product. In deze rol nam hij nog meer afstand. Voelde dit resultaat goed, voelde dat inderdaad zoals hij dat in de droom gezien had? Bij het leveren van kritiek, het verbeteren van het product, werden zoveel mogelijk mensen betrokken. Hier is een mooie anekdote over. In een nieuwe attractie moet de sfeer van een zomeravond in New Orleans gecreëerd worden. Het ziet eruit als New Orleans, het ruikt als New Orleans en de geluiden zijn als in New Orleans. Toch voelt het bij Disney niet als een zomeravond in New Oreans. Waar het aan ligt, niemand die het weet, behalve een schoonmaker. “Ik kom uit New Orleans, en als het zo’n mooie zomeravond is dan zie je overal vuurvliegjes en die mis ik”. De schoonmaker krijgt een bonus.

disneyI-07

In de volgende aflevering zullen we de Disney Strategie verder uitwerken.

Stijn van Liefland

Tegendenken (20): Postmortem (I)

Het wordt een succes
Als je een goed idee hebt is het niet zo moeilijk voor te stellen hoe succesvol dat gaat worden. Neem bijvoorbeeld het plannen van een vakantie. Je bepaalt met wie je weggaat, wanneer je gaat, hoe lang en uiteraard waar naar toe en hoe je gaat overnachten. Hierbij hou je natuurlijk rekening met een aantal factoren zoals bijvoorbeeld het weer. Voor je gevoel heb je een goed plan gemaakt en ben je kritisch geweest. Je bent er dus van overtuigd dat dit een goede vakantie gaat worden. Een paar dagen voordat je de vakantie gaat boeken kom je een vriend tegen die zegt dat je toch een beetje moet tegendenken, om je vakantieplannen robuust te maken. Je probeert wat dingen te bedenken, maar wat je ook bedenkt, het blijft een geweldige vakantie. Gaat het bijvoorbeeld regenen, dan gaan we spelletjes doen en een grot in.

Er is een methode om het tegendenken wat sterker te maken, namelijk het uitgangspunt omdraaien. Bij een vakantie ga je er automatisch vanuit dat het een geslaagde vakantie wordt, alles wat je bedenkt zal daar in passen. Maar als je uitgaat van een mislukte vakantie, dan ziet de wereld er opeens heel anders uit.

Het is mislukt
Leef je eens serieus in, in de volgende situatie:
Je komt terug van vakantie en het is een totaal mislukte vakantie geworden, er was niets aan, de rest van je leven hoef je niet meer op vakantie. (Probeer daar voor jezelf een gevoel bij te krijgen.) Je komt thuis met de auto, een verademing om weer thuis te zijn. Je neemt je voor om morgen meteen met alle vakantiespullen naar de kringloopwinkel te rijden en daar alles achter te laten. Dit nooit weer.

Stel jezelf nu de volgende vragen, “hoe heeft het zo kunnen lopen? Wat hebben we over het hoofd gezien? Wat is er gebeurt?”. Bij mij komt er van alles boven, pech met de auto en een week bezig zijn om dat weer gerepareerd te krijgen, de eerste dag van je fiets vallen en de rest van de vakantie met een gebroken sleutelbeen op een stoel moeten zitten, twee weken met elkaar ruzie maken etc. Niet de leukste gedachten nu de zomer in zicht is. We noemen deze aanpak post-mortem, afgeleid van het onderzoek dat na de dood wordt verricht om de doodsoorzaak te achterhalen.

posmortem-01

Met alleen het bedenken van alle problemen ben je er natuurlijk nog niet. Het gaat vervolgens om de vraag wat dit betekent voor de vakantie die je nu aan het plannen bent. Dat kan in dit geval heel simpel zijn door nog eens de reisverzekering door te nemen en te kijken wat die zegt over pech en de verzekering daar op aan te passen. Ook zou ik m’n fiets thuis kunnen laten. Maar misschien zijn complexere maatregelen nodig zoals het kiezen van een ander reisgezelschap. Tja als je de post mortem methode echt goed uitvoert wil je misschien wel nooit meer op vakantie.

Nou is één van de grote verschillen tussen een vakantie en een project dat je op vakantie op zoek bent naar avontuur. Daarom ga je ergens heen waar je de taal misschien niet spreekt, het eten niet lekker vindt en waar ze geen onderdelen hebben voor uitgerekend jouw auto. Maar bij een project, of dat nou klein is (een aanbouw aan je huis) of groot (een hele woonwijk herontwikkelen of een nieuw stadskantoor) gaat het helemaal niet om avontuur en wil je juist op zeker spelen. Dat betekent dat je echt de tijd moet nemen om na te denken over ‘zwarte scenario’s’ en hoe je die of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk kunt voorkomen.

Stijn van Liefland

Tegendenken (19): Rituelen

Als het zo lastig is om het persoonlijke en inhoud uit elkaar te houden wat kunnen we daar dan aan doen? Alles anoniem maken is een mogelijkheid, ook de verplichting om tegenargumenten te noemen kan helpen. Immers als je verplicht bent op zoek te gaan naar tegenargumenten dan doe je dat omdat het moet en niet omdat je iemand wilt afzeiken. Eigenlijk zou je op zoek moeten naar nieuwe rituelen die je gebruikt om tegendenken een plek te geven. Bijvoorbeeld, als er in een vergadering een nieuw idee of plan wordt gepresenteerd maken we een rondje en moet iedereen een (of twee) tegenargument inbrengen. Dat kan mondeling maar misschien zou het nog beter zijn dit schriftelijk te doen. Lastig is wel dat je voor je het weet een enorme discussie krijgt, een goed en helder format is daarom wel zo handig.

Een methode die ik tegenkwam tijdens onze zoektocht is “ritual dissent” (ritueel afwijken). Bij een plan, idee, voorstel, strategie of wat dan ook kan je deze methode gebruiken om tot verbetering te komen. Het gaat als volgt.

  1. Je nodigt een groep mensen uit om in een workshop-achtige setting jouw voorstel te bespreken. Volgens de bedenkers zouden dat vooral veel mensen van buiten moeten zijn. Dat is ongetwijfeld goed, maar als je dit vaak wilt doen wel lastig te organiseren. Ik denk dat het ook in een vergadering met collega’s moet kunnen of zelfs binnen een projectgroep, maar het is wel handig als er mensen met een verschillende achtergrond bij zitten. Uiteraard krijgen deze mensen (de critici) een korte introductie op het doel en een uitleg van de methode en de bijbehorende regels.
  2. De inbrenger houdt een korte presentatie over het achterliggende probleem en het idee (voorstel plan etc.) dat dit probleem moet oplossen. De critici luisteren aandachtig maar geven geen commentaar.
  3. Vervolgens draait de inbrenger zich om en gaat met de rug naar de critici zitten. De toehoorders bekritiseren vervolgens het idee zonder enige remming. Ze geven allerlei redenen waarom dit idee niet gaat werken en komen met alternatieven die het probleem beter oplossen. De inbrenger hoort aan wat er gezegd wordt en maakt aantekeningen.
  4. Na het leveren van de kritiek krijgt de inbrenger wat tijd om zijn / haar gedachten te ordenen. Vervolgens draait hij zich weer om en vertelt wat hij / zij geleerd heeft. Noch de inbrenger noch de toehoorders hoeven zaken verder toe te lichten of te verantwoorden. De inbrenger neemt het geleerde mee en gaat er mee aan de slag (of besluit om met het idee te stoppen).

Een wat uitgebreidere vorm is om in een dagdeel meerdere problemen / ideeën te bespreken in verschillende groepen waarbij het idee / probleem steeds weer in een nieuwe groep besproken wordt.

ritual dissent-05

Niet alleen maakt deze methode van het leveren van kritiek een ritueel, ook legt het de focus op luisteren naar de inhoud. Soms zal wel duidelijk zijn wie het zegt, maar de mimiek, de houding en de non-verbale reacties van anderen blijven allemaal achterwege.

 

Stijn van Liefland

Tegendenken (18): Persoon en inhoud

Het lastige van tegendenken is dat kritiek vaak gekoppeld wordt aan de persoon. Dat werkt twee kanten op. Degene die kritiek levert kan gezien worden als die lastige persoon en dat is vaak niet fijn, zeker niet als de bedoelingen goed zijn. Maar ook voor degene die de kritiek ontvangt is het vaak persoonlijk. Want kritiek op een plan (waar je lang aan gewerkt hebt en wat veel voor je betekent) kan al snel opgevat worden als kritiek op de persoon. Van kritiek op de inhoud maak je in je hoofd al snel de bruggetjes naar, “hij vindt dat ik niet mijn best heb gedaan” … “hij vindt dat ik nooit wat goeds doe”… “ik deug niet als mens”. Rudy heeft al eerder twee blogs geschreven over “ja maar (1)” (ja maar 2). Kort door de bocht: ja … (lees, ik zie jou als persoon wel zitten), maar … (lees, dit idee lijkt me nou niet zo goed). Het is een manier om de persoon te waarderen en kritisch te zijn naar de inhoud. Nadeel is dat het vaak verwarrend is. “Je zei ja, je vond het dus een goed plan”.

Wat het vooral lastig maakt is dat je als persoon meestal onderdeel bent van een groep. Als jouw kritiek dus persoonlijk wordt opgevat (of als je dat doet bij de kritiek van een ander) dan beïnvloedt dat jullie relatie terwijl je als groep nog verder moet. Dan kan je iemand van buiten de groep halen, bijvoorbeeld een adviseur. Maar die krijgt ook een relatie met de groep en heeft ook een belang. Stel dat je als adviseur goede kritiek geeft maar daardoor vindt iedereen je een rotzak dan is de kans klein dat je nog eens ingehuurd wordt. Denk nou niet dat die goede kritiek blijft hangen, iedereen zal het gevoel hebben dat de groep dat zelf heeft gedaan. Wat blijft hangen is die irritante adviseur die maar bleef drammen en op alle slakken zout legde.

Kritiek geven en kritiek ontvangen is dus lastig. Bij de beleving van die kritiek speelt nogal wat mee zoals bijvoorbeeld:

  • De persoon die het geeft (onze ervaringen en onze vooroordelen daarover)
  • De toon
  • Het volume
  • De mimiek
  • De houding
  • Het moment waarop het gebracht wordt
  • Het taalgebruik, specifieke woorden
  • De ontvanger (zijn / haar verleden, hoe die nu in z’n vel zit etc.)

 

en dan ben ik vast niet volledig*. Dit speelt allemaal een rol bij hoe we de kritiek opvatten die vaak helemaal niet persoonlijk bedoeld is. Soms wordt er ook bijgezegd dat je het niet persoonlijk moet opvatten. Ja, dan weet je het wel, dan wordt het echt persoonlijk. Want eigenlijk is dat net zoiets als zeggen “jij kunt niet met kritiek omgaan” en dat gaat dus over hoe jij als persoon bent.

disney-04

Helemaal uitschakelen kan je de persoonlijke component niet maar er zijn wel hulpmiddelen. Je kunt bijvoorbeeld alles schriftelijk en anoniem afdoen, maar dat is nogal omslachtig. Een andere manier is om allemaal tegelijk kritiek te leveren. Als iedereen het doet en zelfs moet doen, dan gaat het persoonlijke er wel van af. De komende afleveringen gaan we wat technieken bespreken die helpen bij tegendenken.

Stijn van Liefland

 

*Eigenlijk gaat het hier om non-verbale communicatie die soms net zo belangrijk is als de verbale, maar verwarrend als de inhoud centraal staat. We komen hier laten nog een keer op terug.