Tag archieven: verdienmodel

Banken en de circulaire economie (MMM05)

Stijn schreef eerder al enkele afleveringen over de circulaire economie. Persoonlijk vind ik de voorbeelden die Stijn geeft nog weinig overtuigend. Een huis dat gebouwd is grotendeels met spullen uit de omgeving? Leuk, maar dat lijkt me een probleem als je veel woningen moet bouwen en dan ook nog voor een relatief bescheiden budget. Een spijkerbroek leasen in plaats van kopen? Ik weet het niet hoor. Maar misschien zullen we later zeggen dat hier de eerste grote stappen werden gezet richting een andere meer duurzame wereld.

Ik ging pas echt overeind zitten toen ik zag dat ING een uitgebreid rapport had geschreven over de circulaire economie. Later zag ik dat ook Rabobank en ABN Amro hun eigen versies hebben gepubliceerd. Heh? Hoe zit dat? Wat kan het een bank nou schelen of er circulair wordt gewerkt? Hoe worden zij daar beter van? Hebben ze inmiddels het licht gezien en gaan ze anders te werk? Wat is het effect van circulaire economie op het business-model van een bank?

Ik heb me beperkt tot het rapport van ING. Ik heb het Rabo-rapport er ook nog bijgehaald (gaat over het circulair maken van de haven in Rotterdam). Maar grofweg is de redenering van de banken onderling vergelijkbaar.

Strategie circulaire economie

De strategie om circulaire economie te omarmen bestaat voor onze banken grofweg uit 7 stappen:

  1. Er is iets nieuws (circulaire economie). Hier gaat iets gebeuren, hier moeten we bij zijn. Het is een groeimarkt.
  2. Uitleg van het concept, waar hebben we het over.
  3. Het belang van het concept onderstrepen: dit is echt belangrijk, het moet anders.
  4. Het noemen van een aantal succesvolle voorbeelden (waarin hoog rendement gewoon mogelijk is).
  5. Welbeschouwd gaat het dus om extra (nieuwe) kansen en opportunities.
  6. Maar, de kern, wij banken moeten dan wel onze producten afstemmen op die nieuwe wereld van circulaire economie.
  7. En op die manier maken wij banken ’this transformation possible’.

We illustreren de stappen met enkele elementen uit het ING-rapport.

Kijk, dit is de kern van wat we nu doen: we nemen het uit de aarde, we maken er spulletjes van en we dumpen wat we niet kunnen gebruiken in de omgeving.

lineaire economie

 

Niet gek natuurlijk dat dat voor problemen zorgt. Heel veel uitstoot van CO2 dat weer leidt tot opwarming van de aarde.

 

ScreenShot035

Dus zo kan het echt niet langer doorgaan. We gebruiken meerdere aardbollen die we helemaal niet hebben.

 

ScreenShot036

 

En nu komt een hele belangrijke. Als we dit willen veranderen dan moeten we niet alleen anders produceren (circulair namelijk, voor een uitleg zie de eerdere blogs van Stijn), we moeten echt een andere manier van denken en waarderen ontwikkelen. Het gaat niet alleen om ‘profit optimisation’ maar ook om ‘environmental en social business values’. En succes wordt niet alleen meer gemeten in wat je zelf onder aan de streep overhoudt in Euro’s maar er wordt gekeken (ook) naar ‘non-financial values for all stakeholders involved as well as society at large’. Wijze woorden.

 

ScreenShot037

Oei, nu begint het toch te knijpen. Deze nieuwe manier van werken is dan wel bittere noodzaak, dat snap ik ook wel. En dan moet ik ook breder kijken dan mijn eigen belang, ook wel helder. Maar dat betekent natuurlijk onvermijdelijk dat ik minder winst ga maken? Immers: vroeger kon ik gewoon alles maar gebruiken en wat ik over hield dat gooide ik zo uit het raam. Nu komen daar allerlei restricties bij. Iets weggooien is geen optie meer. Uit de economie weten we dat als de zoekruimte kleiner wordt (minder mogelijkheden, meer beperkingen) dat je daar niet beter van wordt (immers in het oude geval van vies produceren had je ook voor schoon produceren kunnen kiezen, maar andersom werkt dat niet meer). Maar gelukkig, wat blijkt uit de praktijkervaring van ING? Zie het volgende citaat:

 

ScreenShot038

Dat is ouderwets, denken in beperkingen. Het zijn juist de leiders, de creatievelingen, die voorop gaan en deze maken juist méér winst (gecorrigeerd voor het hogere risico, dat dan weer wel). Dus er is helemaal geen tegenstelling, er zijn alleen maar kansen. Rekening houden met de omgeving en met anderen, niet meer afwentelen kortom, is ook goed voor jou, voor jouw eigen winst. Waar hebben we dat eerder gehoord?

Kortom: niet zeuren, kansen, kansen en nog eens kansen.

 

ScreenShot039

Maar we moeten eerlijk zijn. Deze nieuwe manier van werken, die goed is voor iedereen, een zogenaamde win-win-win for all, gaat wel iets betekenen voor de cashflows. Stel je voor dat je een spijkerbroek gaat leasen in plaats van het ouderwetse kopen. Dan betaal je elke maand zeg € 5. Maar pas op, dat kan ook interessant zijn voor mensen die eigenlijk die spijkerbroek (van € 100) niet kunnen betalen. Die gaan dus zo’n broek leasen en kunnen na een paar maanden niet meer aan hun verplichtingen voldoen. Dat fenomeen heet ‘adverse selection’ (hebben we hier op deze site al vaker over geschreven): je nieuwe manier van werken selecteert soms net de verkeerde klanten.

En bij de nieuwe manier van werken horen ook andere verplichtingen. Je blijft als fabrikant bijvoorbeeld eigenaar van je producten. Ook dat betekent iets voor de manier van werken van banken. Afijn, een hele trits aan nieuwe producten die passen bij de nieuwe manier van circulaire produceren, dat is de uitdaging waar banken voor staan (zoals ze zelf zeggen ’this requires an integrated financial approach’).

Dit onderdeel, waarin ING nadenkt over de gevolgen van circulair produceren in termen van cashflow en risico, is eigenlijk de kern (de rest is een aanloopje). Misschien interessant hier nog eens in een aparte blog dieper op in te gaan.

Samenvattend, voor banken:

ScreenShot040

In een eigen schema: de bovenstroom

Laat ik deze elementen nog eens in een eigen schema weergeven. De stappen zijn vrij letterlijk in het rapport terug te vinden.

 

Startegie ING en circulaire economie

 

Ik denk dat ik het nu snap. Waarom omarmen banken de circulaire economie? Het gaat hier om een nieuwe markt. En nieuwe klanten. En daar maak je nieuwe producten voor. Nadelen zitten er verder niet aan. Het is gewoon meer omzet en meer winst.En ondertussen toch sympathiek overkomen, als supporter van een betere wereld. Knap gedaan.

Vergelijk het met Albert Heijn. Je verkoopt kiloknaller vlees en je verkoopt biologisch vlees en wat niet al. Nu komt er een nieuwe groep die vindt dat vlees eten niet goed is voor het milieu en die dus geen vlees meer wil maar vleesvervangers. Simpel, dan bied je naast die kiloknallers ook gewoon vleesvervangers aan. Simpel zat. Een commerciële onderneming heeft zelf immers geen voorkeur. Je doet alles voor je klant, wat de klant wil dat bied jij aan, dat is het spel.

Toch laat ING hier steken vallen. Ze geven op meerdere plekken aan dat ze ook hun eigen werkwijze moeten aanpassen en dat ze zich serieus zorgen maken over de toekomst (van de wereld). Dat zouden ze eigenlijk vanuit interne consistentie niet moeten doen. Wat ik kan dan gaan doorvragen. Betekent dit bijvoorbeeld ook dat je klanten die oud produceren geen kredieten meer verleend? Nee, natuurlijk niet, wij zijn bij ING immers niet van de opvoedpolitie! Betekent dit dan dat je die klanten wijst op andere mogelijkheden van produceren? Nee, ook niet, zelfde verhaal. Ga je dan met je aandeelhouders de discussie aan hoe je je eigen succes anders en meer in lijn met de circulaire economie definieert? Dus dat je iets van je normale profit laat vallen ten gunste van andere doelen? Nee, mij niets van bekend.

Er zijn banken die dit wel doen en die knock-out criteria hanteren. Deze banken weigeren dus bepaalde klanten omdat die klanten niet in lijn zijn met de eigen doelstellingen. Ondertussen blijven wel gewoon dezelfde eisen gelden met betrekking tot rendement en cashflows voor de klanten die wél worden gefaciliteerd. Maar het betekent dat die banken in ieder geval keuzes maken in hun maximale omzet en marktaandeel.

En het is ondertussen nog gecompliceerder. Als je als bank een bredere doelstelling hanteert (wat de circulaire economie dus vereist) betekent dit mogelijk niet alleen een beperking in omzet of rendement voor de aandeelhouders. Je kunt dat ook alleen maar doen als je spaarders (consumenten, particulieren) genoegen nemen met een lagere rente (want die moeten hun rendement ook ruimer zien dan alleen in Euro’s). En als je eigen medewerkers ook genoegen nemen met een onsje minder qua geldelijke beloning.

Ja, je kunt natuurlijk alles wel vertalen in kansen en opportunities en hopen dat alle nieuwe leaders met hun innovaties deze moeilijke keuzes overbodig maken. Maar dat is niet de kern. Want stel dat er wél keuzes gemaakt moeten worden, waar ga je dan voor? En waar blijkt dat dan uit? Ik zie bij deze banken helemaal niets waardoor ik die keuzes richting circulaire economie serieus kan nemen. Het blijft bij een leuk rapport en veel ketelmuziek op netwerkbijeenkomsten en websites. Jammer, maar wel heel consistent.

Rudy van Stratum

 

Hier volgt nog een versie van hetzelfde diagram maar dan vanuit een onderstroom-gedachte:

 

ScreenShot033

 

Businessmodellen Circulaire Economie (MMM03)

Ik ben het al een aantal keer tegenkomen in mijn rondgang door de circulaire economie, de vijf (nieuwe) businessmodellen. Dat roept een aantal vragen op:

  • Ten eerste het nieuwe, weliswaar tussen haakjes maar toch. Er wordt niet altijd aangegeven dat het om “nieuwe” businessmodellen gaat, maar vaak wel. Dus, wat is dan het traditionele businessmodel en wanneer is er sprake van een nieuw businessmodel. Wat wordt daarmee bedoeld?
  • Ten tweede natuurlijk, welke vijf zijn het? Wat houden ze in? En, is dat dan nieuw of kennen we dat al?
  • Ten derde, hoe zit het met de oude businessmodellen? Zijn die nog steeds van belang of verdwijnen die?
  • Ten vierde de belangrijke vraag, waarom vijf en niet vier of zes? Is dit compleet, te veel of mist er iets?
  • En tot slot, hoe gaat de toekomst er uitzien? Ik doe een voorspelling.

Traditionele businessmodel

Voor het antwoord op de vraag wat een traditioneel businessmodel is ben ik even bij Rudy te rade gegaan. De kern van een verdienmodel is zorgen dat je meer geld binnenkrijgt dan dat je uitgeeft, dat je dus winst maakt. Het business-model beschrijft dan hoe je dat doet, hoe je simpel gezegd inputs als arbeid en kapitaal transformeert naar outputs als goederen en diensten. Hoe je dat doet, dat is in de loop van duizenden jaren steeds weer veranderd. Laten we een simpel eigentijds voorbeeld nemen, een boer met melkkoeien. Het businessmodel is veevoer inkopen, weilanden onderhouden, koeien melken en de melk verkopen. Daar komt natuurlijk veel meer bij kijken, de veearts betalen, onderhandelen over de prijs etc. Maar in de kern is het inkopen, iets doen en vervolgens melk verkopen. Deze boer kan van alles gaan veranderen om zo tot een nieuw businessmodel te komen. Hij kan bijvoorbeeld kaas of ijs gaan maken en dit verkopen in de hoop zo meer winst te maken. Zie hier een nieuw businessmodel. Hij kan ook iets heel anders gaan doen met z’n koeien, bijvoorbeeld verhuren voor filmopnames. Weer een nieuw businessmodel. Of, een laatste voorbeeld, windmolens in z’n weiland zetten.

Toen de eerste fabriek ontstond kwam er ook een nieuw businessmodel, in plaats van ambachtelijk alles door één persoon laten maken, werd het businessmodel opeens allemaal mensen verschillende onderdelen laten maken. Internet leidde ook weet tot talloze nieuwe businessmodellen, waarvan we er veel volgens mij vooraf niet aan zagen komen.

Als we het door ons vaak bekritiseerde canvasmodel erbij pakken zien we precies hoe we een nieuw businessmodel moeten creëren. We kijken naar de vakjes en veranderen er één of meer (andere klanten, andere producten, andere distributie, etc.), voilá, nieuwe businessmodellen. Daarbij kan wat voor de één een nieuw businessmodel is voor de ander een oud en belegen zijn.

Merk op dat de kern van het achterliggende verdienmodel bij al deze nieuwe business-modellen ongewijzigd is gebleven (namelijk meer overhouden dan je opmaakt). Je kunt je de vraag stellen of er überhaupt een ander verdienmodel mogelijk is dan dat: moeten we niet altijd meer overhouden dan we opmaken?

Rudy heeft eerder over nieuwe businessmodellen geschreven, naar aanleiding van een publicatie van Jan Jonker (deel 1 en deel 2). Onderstaande figuur heb ik overgenomen uit deze eerdere blog.

  • Kernwoorden oud: Goederen, arbeid, geld, (anonieme) markten.
  • Kernwoorden nieuw: onderop, collectief, integraal, waarden, talent.

Businessmodellen circulaire economie

Wat is dan een nieuw in termen van businessmodel en/of verdienmodel? Laat ik dat op twee manieren definiëren.

  • Als eerste nieuw in de zin van nog niet eerder gedaan. Varianten: helemaal nieuw, nooit eerder gedaan; nieuw voor de branche / sector; nieuw voor het individuele bedrijf.
  • Als tweede nieuw in de zin zoals Rudy dat schetst, het gaat niet alleen om geld, het gaat ook om het realiseren van waarde. Varianten: winst is niet belangrijk, het gaat om andere waarden dan geld; winst is belangrijk maar andere waarden zijn net zo belangrijk, als dat leidt tot lagere winst dan is dat zo.

De vijf businessmodellen van de circulaire economie

Ik citeer even uit de kenniskaart circulaire economie (Rijksoverheid en het Groene Brein) “Vijf soorten businessmodellen zijn noodzakelijk … Er zijn vijf soorten businessmodellen geïdentificeerd die kansen bieden in een circulaire Economie”. Dit zijn:

  1. “Circulaire leveranciers, die duurzame energie, biologisch afbreekbaar of volledig recyclebaar materiaal leveren om eenmalig-te-gebruiken-materialen te voorkomen”. Een toelichting op dit businessmodel lijkt mij overbodig.
  2. “Grondstoffen-verzamelaars, die nuttige grondstoffen terughalen uit bijproducten of producten aan het einde van hun levenscyclus”. Hier hebben we het mijns inziens over de recyclingbedrijven zoals we die bijvoorbeeld zien voor de verwerking van wit- en bruingoed maar ook de recycling van glas en papier. Het is duidelijk dat hier behoefte aan is en het is m.i. ook duidelijk dat op dit punt nog veel moet gebeuren.
  3. “Levenscyclusverlenging, wat er door reparatie en doorverkoop voor zorgt dat producten langer in de markt blijven.” Dit kennen we natuurlijk ook allemaal. Er zijn talloze branches waar dit de normaalste zaak van wereld is, zoals bijvoorbeeld bij fietsen en auto’s. Maar bijvoorbeeld bij kleding is mijn overtuiging dat dat vroeger veel vaker gebeurde dan tegenwoordig en voor elektronica doen we het niet of nauwelijks. Dus ook hier werk aan de winkel.
  4. “Deelplatforms, waar effectiever gebruik van producten mogelijk wordt door gedeeld gebruik mogelijk te maken.” Hiervan zijn er inmiddels talloze, er zijn platformen voor het delen van bijvoorbeeld auto’s en huizen. Maar hier wil je natuurlijk veel verder in gaan. Niet alleen consumenten moeten delen (en dit meer gaan doen), ook producenten, overheden en maatschappelijke organisaties moeten gaan delen. Overigens gebeurt het wellicht vaker dan we denken. Als ik een aannemer aan het werk zie met een stijger of een lift, dan staan daar vrijwel altijd grote borden op dat het ergens gehuurd is. Hier doet de markt zijn werk, maar ook hier kan het beter.
  5. “Product-naar-dienst, waar het laten gebruiken van producten tot positieve waarde leidt voor de eigenaar.” Ook hier een bekende, in plaats van producten te verkopen lever je een dienst. Je verkoopt dus geen schaar maar gaat het haar van mensen knippen. In het groot zien we het bij Greenwheels, je koopt geen auto maar neemt wel kilometers af. Greenwheels werkt samen met de NS, want het gaat natuurlijk helemaal niet om autobezit, het gaat ook niet om autokilometers, het gaat uiteindelijk om de dienst, van a naar b komen.

5 business modellen voor circulaire economieBron: ING

De vraag of het nieuw of bestaand is kunnen we kort beantwoorden, hier is niets nieuws aan. Het zijn bestaande modellen die voor sectoren, branches of individuele bedrijven heel nieuw kunnen zijn. Er is ook niets mis mee dat dit niet nieuw is, waarom iets nieuws zoeken als het bestaande goed werkt, of als je ergens iets goeds kan jatten?

We zagen eerder dat je nieuw ook anders kunt definiëren, nadruk op waarden in plaats van nadruk op geld. Ook in dat opzicht zijn ze niet nieuw. Het gaat in alle gevallen om bedrijven die iets gaan doen dat leidt tot een circulaire economie maar dat doen met de middelen die de traditionele economie ons gegeven heeft, markten, concurrentie, geld, dingen etc. Alleen de laatste twee, deelplatform en van product naar dienst zijn in dat opzicht iets nieuwer omdat hier de waarde voor de eindgebruiker centraal staat en niet het ding. Maar, dit businessmodel sluit niet uit dat ik in plaats van een pistool te kopen voor een dienst betaal of een pistool leen.

Overigens moet ik hier wel een kanttekening bij mijn eigen betoog maken. Ik lees nergens dat de businessmodellen dé oplossing zijn, ze worden gebruikt als een middel, ze zijn nodig om de circulaire economie te realiseren.

De oude businessmodellen

Deze vraag is hierboven al beantwoord, de businessmodellen zijn niet nieuw, we hebben de oude nog steeds nodig. Ook zullen we nog steeds het businessmodel van bijvoorbeeld het transportbedrijf nodig hebben: spullen van a naar b brengen en je daarvoor laten betalen. Dat gaat misschien heel anders (drones?), en wat je transporteert verandert (materiaal voor een 3d printer i.p.v. goederen), maar het transport zal voorlopig nog even blijven. Ook hier, niets mis mee dat we deze oude modellen blijven gebruiken.

4, 5 of 6 businessmodellen?

De belangrijkste vraag, waarom 5 businessmodellen en niet 4 of 6? Schrijvend aan een tekst lees je nog eens beter wat er precies staat en welke formulering gebruikt wordt. 5 soorten businessmodellen zijn noodzakelijk, 5 soorten businessmodellen bieden kansen. Het is dus niet zo dat we er maar 5 nodig hebben. Maar deze 5 worden blijkbaar dominant. Ik loop ze nog eens door:

  1. “Circulaire leveranciers, ….”. Ja, m.i. geen discussie over mogelijk, binnen een circulaire economie zal dit belangrijk zijn.
  2. “Grondstoffen-verzamelaars …”. Ja ook hier, wat mij betreft geen discussie.
  3. “Levenscyclusverlenging, …” Hier ben ik nog niet zo van overtuigd. Helaas is onze huidige maatschappij erg op modes en trends gericht. Je koopt nieuwe kleren, nieuwe meubels etc. voor een groot deel omdat het gewoon leuk is. Je wilt immers met de mode meegaan. Ik zou hier daarom een businessmodel aan toe willen voegen, het ‘modieuzeren’ van goederen. Een bloeiende bedrijfstak die zorgt dat jouw spullen er weer eigentijds uitzien en voldoen aan de laatste trends.
  4. “Deelplatforms, …” Ook hier een kanttekening. De circulaire economie betekent niet het einde van het bezit. Maar, het betekent mijns inziens wel dat je de goederen die je bezit dagelijks gebruikt (meubels, bestek etc.). De spullen die je incidenteel nodig hebt (een boot, auto, gereedschap etc.) die wil je helemaal niet hebben, daarvoor koop je diensten in. Als iedereen dat doet (ik denk even ver vooruit ;-)), dan valt er niets meer bij elkaar te lenen.
  5. “Product-naar-dienst, … We hechten erg aan bezit, dus ik twijfel of dit werkelijkheid gaat worden (geldt overigens ook voor mijn betoog bij punt 4).

Mist er dan nog iets?

Ja in ieder geval mis ik het businessmodel van de adviseurs en ik vraag me af wat we daar mee moeten. Ik weet het, ik ben er zelf ook één dus ik heb het ook over mezelf, maar ik reken ambtenaren hier ook maar even onder. Het valt mij op dat tijdens bijeenkomsten over circulaire economie zo ontzettend veel adviseurs en ambtenaren aanwezig zijn. Ook op discussieplatforms zijn die oververtegenwoordigd. Voorlopig hebben die er dus nog het beste businessmodel van gemaakt, behoud van baan (ambtenaar) en voldoende opdrachten (adviseurs). Mijn voorstel voor alle volgende bijeenkomsten over de circulaire economie is dat adviseurs en ambtenaren alleen maar welkom zijn als ze een ondernemer meenemen. En dan wel een ondernemer die iets maakt repareert, die dus iets fysieks doet.

Tot slot

5 businessmodellen zijn noodzakelijk of bieden kansen. Wat moet ik daar nou mee? Ik probeer me daarom maar eens te verplaatsen naar 2040 (over 25 jaar). Wat zie ik dan? Ik denk dat de wereld een heel stuk beter is geworden, we doen meer aan hergebruik en recycling, gebruiken veel meer duurzame energie en natuurlijke grondstoffen. Ook zie ik dat er in de afgelopen 25 jaar een technologische ontwikkeling is geweest die de wereld op z’n kop heeft gezet (ik heb nu nog geen idee welke ontwikkeling dat is). Over circulaire economie hebben we het helemaal niet meer, maar als je goed kijkt zie je wel dat een aantal principes zijn overgenomen. Andere principes bleken niet mogelijk, of werden achterhaald door allerlei ontwikkelingen (die ik uiteraard niet ken). En die vijf businessmodellen? Er zijn bedrijven die grof geld verdienen met de principes van de circulaire economie. Hoe ze dat doen, ik heb geen flauw idee, er zijn in die 25 jaar een paar creatieve geesten opgestaan en die verdienen nu geld aan recycling, lenen en diensten op een manier die niemand voor mogelijk had gehouden.

Wat ik maar wil zeggen, het gaat hoe dan ook anders lopen. Deze vijf businessmodellen zijn als een soort collectieve denkbeeldige die we vervolgens ondernemers voorhouden (met deze vijf businessmodellen gaat het helemaal goed komen), dat kan iet anders dan tot teleurstelling leiden.

Iets wiskundiger gezegd: de nieuwe circulaire business-modellen zijn eigenlijk gewoon oude business-modellen maar dan met beperkende voorwaarden (dit mag niet, dat moet zo). Het bijbehorende traditionele verdienmodel van ‘geld overhouden’ wordt in zo’n geval voor de ondernemer moeilijker te realiseren. En zoniet: dan hoeven we het er niet zo lang over te hebben, dan kunnen we gevoeglijk aannemen dat die ondernemers slim genoeg zijn om die beperkende voorwaarden heel snel te omarmen.

 

Stijn van Liefland

Nogmaals Peerby (deel 3)

Na een kort berichtje bij de start van Peerby schreef ik vorige week een update na 3 jaar bestaan van Peerby. Bottomline is dat de organisatie op zoek is naar een verdienmodel. Op zich niet zo bijzonder (wie wil er immers geen verdienmodel?) maar Peerby profileert zich als site die het (gratis) lenen van spullen tussen mensen onderling wil bevorderen.

De belangrijkste vernieuwing is dat Peerby naast gratis lenen nu ook (ver)huur introduceert. Dus je kunt vooral de wat duurdere spullen nu ook tegen betaling verhuren (waarbij Peerby als verdienmodel dan een percentage van het huurbedrag ontvangt).

Radiogesprek

Vanmorgen hoorde ik in de auto toevallig een gesprek met oprichter Daan Weddepohl op radio 1. In zo’n gesprek hoor je toch weer andere dingen dan je leest in een kort krantenartikel. Ook in dit radio-interview weer de voor de hand liggende vraag of opmerking: ‘Maar jullie waren toch zo’n sympathiek clubje dat vooral ‘delen is het nieuwe hebben’ uitstraalde? Gaat dat idee nu niet verloren bij de introductie van betaalde diensten?’.

Een aantal interessante nuanceringen uit de mond van Weddepohl:

  • Het doel van de site was vooral om de bezettingsgraad van spullen die er al zijn te verhogen. We hebben spullen genoeg met zijn allen, maar die liggen vooral ongebruikt opgeslagen. Het verhogen van de ‘gebruiksgraad’ heeft een enorme positieve impact op het klimaat (naast dat het je geld bespaart). En of je nu gratis uitleent of verhuurt: dat effect blijft gelden (het bespaart je nog steeds geld, alleen iets minder dan bij gratis).
  • Het aanvankelijke idee bij de start van de site was dat geld vooral een rol zou spelen bij de verhuurders (eigenaren) van de spullen. Maar tot onze grote verrassing is het vooral het verzoek van de inleners (gebruikers) van de spullen om te mogen betalen. Huh? Iemand vraagt om te mogen betalen? Inderdaad. Waarom? Hoezo? Nou, als je voor iets betaalt dan geeft dat je ook rechten. Je kunt met andere woorden ook eisen stellen. Dus misschien wil jij die grasmaaier morgen al hebben en die moet ook van een bepaalde kwaliteit zijn. Welnu, als je ervoor betaalt dan mag je die eisen ook gerust stellen. Andersom, bij gratis: ‘een gegeven paard mag je niet in de bek kijken’, dus dan moet je het er maar mee doen en blij zijn. De eyeopener hier is dat geld de balans tussen gever en nemer weer herstelt. (( Hier ligt denk ik ook een link naar de literatuur over denkfouten. Zoek even op denkfouten + wederkerigheid. ))
  • En dan is gratis misschien ook niet zo duurzaam of houdbaar. Stel je bent in het bezit van een leuke vakantietent. Die wordt maar één keer per zoveel seizoenen een paar weekjes gebruikt. Zonde, en je bent best bereid die tent aan anderen uit te lenen. Maar nu wordt die tent in de nieuwe situatie zeg tien keer in een seizoen uitgeleend. Van die tent is dan al snel weinig meer over vanwege het vele opzetten, afbreken, inpakken, uitpakken, regen, zonneschijn etc. Ook hier is de balans verstoord: de gulle gever zit nu met de gebakken peren en kan weer een nieuwe tent kopen. Als de eigenaar/verhuurder per keer uitlenen een vergoeding krijgt dan is het ook logisch om na slijtage van dat geld weer een nieuwe tent te kopen. En zo kan het systeem van lenen-uitlenen ook op langere termijn in stand blijven.

Dus bij deze wat nuancering en verdieping op de nieuwe koers van Peerby. Al zal natuurlijk de opmerking ‘ja maar jullie waren toch zo’n leuke clubje’ gesteld blijven worden. Huren kennen we namelijk al heel lang als verdienmodel en voor je het weet vraag je geen vergoeding voor de tent die je toch al op zolder had liggen maar wordt het kopen en verhuren van tenten je nieuwe business (met de vraag overigens of dat erg is).

Verlies van het een is winst van het ander

Interessant was ook nog het eigen verhaal van Weddepohl. Waarom was ie ook alweer begonnen met Peerby? Na het afbranden van zijn huis, het verliezen van zijn baan, het vastlopen van zijn relatie (en nog wat zaken) stond Weddepohl er helemaal alleen voor. Wat te doen? Lenen bij vrienden om te overleven! Hij merkte dat het wegvallen van dat bezit en het vragen (en krijgen) bij vrienden hem een nieuwe levensvreugde gaf. Paradoxaal genoeg betekende verlies van het ene het winnen/krijgen van nieuwe intermenselijke verdieping. De grote uitdaging bij het nieuwe verdienmodel zal dan toch zijn om die ‘missie’ vast te houden bij het verhuren van spullen.

Rudy van Stratum

Private lease: goedkoper dan zelf auto kopen?

Vandaag trok een artikel in het Brabants Dagblad (auteur Paul Bots) mijn aandacht. Het gaat over de opkomst van private lease, met name voor kleinere (goedkopere) auto’s.

Een van de oorzaken van deze trend is dat werkgevers minder scheutig zijn met (bedrijfs-) leaseauto’s en hun werknemers een eigen maandbudget geven om (eigen) vervoer te regelen.

Dat verklaart het deel ‘private’ in de term ‘private lease’. Maar waarom dan ‘lease’? Lease is immers altijd duurder dan koop, zou je denken? Wij mensen zijn afkerig van onzekerheden en wisselingen die bij eigen autobezit horen. Je weet nooit precies vooraf wat je kwijt bent, en er is op de achtergrond altijd die zorg. Een lease-auto zorgt voor een vast bedrag per maand. Lease zorgt dus voor meer stabiliteit en ontzorging, en dat mag dan ook wat kosten.

Verwondering

In het artikel worden vier varianten op een rij gezet:

  1. Het delen van een auto (bij Greenwheels bijvoorbeeld).
  2. Private lease (auto volledig voor jouw gebruik, je betaalt een vast bedrag per maand).
  3. Zelf auto kopen met geleend geld.
  4. Zelf auto kopen met eigen geld.

 

Deze vierdeling wordt berekend aan de hand van drie kilometrages: 10.000, 15.000 en 20.000 km per jaar.

In het artikel worden twee courante modellen besproken, de Peugeot 108 (ongeveer € 10.000 in aanschaf) en de VW Golf (ongeveer € 25.000 in aanschaf).

ScreenShot654Logische conclusies

Een paar conclusies zou ik vooraf al verwachten:

  1. Een auto kopen met geleend geld is duurder dan een auto kopen met eigen geld.
  2. Een auto delen is goedkoper naarmate je minder kilometers per jaar rijdt.
  3. Voorbij een bepaald aantal kilometers per jaar wordt een auto delen duurder dan een auto kopen/bezitten.
  4. Private lease kan goedkoper zijn dan een auto kopen met geleend geld (maar kan ook duurder zijn dan kopen met geleend geld).
  5. Private lease zal altijd duurder zijn dan kopen met eigen geld.

 

Welnu: de eerste drie conclusies/vermoedens blijken te kloppen. De laatste twee conclusies niet helemaal. In onderstaande berekening (overgenomen uit genoemd artikel) blijkt dat in het geval van de VW Golf private lease altijd goedkoper is dan kopen met geleend geld. Maar het meest verrassend is wat mij betreft dat in één geval private lease zelfs goedkoper is dan kopen met eigen geld. Dat kan ik niet goed snappen.

ScreenShot653Het verdienmodel van private lease

Ik heb de redactie van de krant een email gestuurd met de vraag om de achterliggende berekening te mogen inzien. Alleen dan kan ik preciezer antwoord geven op de vraag waar de verschillen en de uitkomsten vandaan komen. Voorlopig moet ik het dus doen met mijn eigen vermoedens.

De kernvraag is dus: hoe kan een private lease constructie goedkoper uitpakken dan het kopen van een eigen auto met eigen geld (onder vergelijkbare aannames van gebruik)? Hoe kan het lease bedrijf dan toch nog geld verdienen? Wat is het verdienmodel kortom van zo’n private lease situatie?

Nog even tussendoor (vergeet het bijna te noemen omdat het zo logisch lijkt): waarom zou ik me verbazen over de conclusie? Geld lenen is duurder dan eigen geld gebruiken omdat de bank ook iets wil verdienen (aan mij als lener). Logisch. En hetzelfde geldt voor een lease maatschappij. Die wil ook aan mij verdienen en winst maken. En bovendien zijn daar de kosten van zo’n bedrijf: gebouwen, ict, salarissen en vooral ook eigen lease-auto’s. Moet allemaal betaald worden. Door mij als consument.

Eerste ronde

Gewoon maar eens wat in mij opkomt waar de voordelen vandaan zouden kunnen komen:

  • Een lease maatschappij (LM) kan de auto goedkoper inkopen (dan een particulier).
  • Een LM zal minder rente betalen (dan een particulier met geleend geld, maar dit argument snijdt geen hout in de vergelijking met kopen met eigen geld).
  • Een LM heeft wellicht eigen garage’s of onderhoudsdiensten dan wel koopt ook hier op grote schaal zeer goedkoop in.
  • Een LM kan de BTW van de aanschaf aftrekken (maar of en hoe die BTW aan de kant van de autogebruiker erbij komt weet ik (nog) niet, maar hoe dan ook zit hier een tijdsaspect (rentevoordeel) voor de LM in ten opzichte van de particulier).
  • Een LM kan wellicht een hogere restwaarde bij verkoop na 5 jaar bedingen (zover ik kan zien is bij de berekening dezelfde restwaarde gehanteerd, dus ook dit argument vervalt dan).

 

Eigenlijk zijn al deze argumenten ‘inkoopvoordelen’. Een groot bedrijf kan nu eenmaal door hogere volumes en strakke onderhandelingen lagere tarieven bedingen en die kunnen deels aan de consument worden doorgegeven met behoud van een eigen normale winst. Het zijn in dit geval dus de gewone banken, de garages en de belastingdienst die de prijsdaling mogelijk maken.

Tweede ronde

Zijn er nog meer ‘verdienmomentjes’ te bedenken? Ik speculeer even door:

  • Een heel wagenpark is voor een LM een relatief veilige belegging voor een lange periode. Dat mag best een iets lager rendement ‘doen’ wellicht. Omgekeerd betekent dit dat de leaserijder relatief vast zit aan zijn beslissing. Hij kan tussentijds niet zomaar van zijn auto af. Mogelijke boetes en afkoopbedingen zijn vanzelfsprekend meegenomen in de calculaties van de leaseprijs.
  • De berekeningen gaan uit van een aantal kilometers op jaarbasis. Ongetwijfeld moet voor ‘meerkilometers’ een relatief hoog bedrag worden bijbetaald. Omgekeerd zal een lager kilometrage niet tot dezelfde korting leiden. In andere woorden: niemand zal precies het afgesproken aantal kilometers maken en aan elke afwijking (naar beneden én naar boven) wordt extra verdiend. Dit fenomeen is bij belabonnementen een stevig verdienmodel: waar je binnen de bundel zeg 7 cent per minuut betaalt, ga je buiten de bundel plots naar 25 cent per minuut (dat tikt lekker aan, verdienmodel = speculeren op onderschatting belbehoefte van de consument).

 

Dus naast de eerder genoemde inkoopvoordelen bestaat het verdienmodel uit het ‘vastzetten’ van de autorijder in een contract met boetes, meerprijzen en uitzonderingen. De ideale gebruiker kan dan wel goedkoper uit zijn, de feitelijke gebruiker (zo kan statistisch worden berekend) is dat lang niet altijd.

Mocht ik inzage krijgen in de rekenmodule dan kom ik hier zeker nog op terug. Ik bedenk me daarbij overigens dat ook de krant de achterliggende berekening van de private leaseprijs niet kent (daar komen we alleen achter door bij de leasebedrijven zelf te rade te gaan, maar ik schat zo in dat ze mij niet gaan vertellen tegen welke prijzen zij zelf hun auto’s inkopen).

Rudy van Stratum

 

Naschrift: In 2018 heeft de ANWB een rekentool beschikbaar gemaakt waarbij de consument zelf de financiële afweging kan maken tussen kopen en private lease. U kunt dan kiezen uit honderden automodellen en aan de hand van hoeveel kilometer per jaar u wilt rijden, hoeveel jaar u de auto wenst te gebruiken etc een maandbedrag (bij koop) uitrekenen en dat bedrag rechtstreeks vergelijken met de private lease maandprijs. U vindt de tool hier. We hebben de achterliggende berekeningen niet gezien of gecontroleerd maar gaan daarbij af op de goede naam en faam van de ANWB.

Een uitkomst ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

 

 

Nieuwe businessmodellen (Jonker cs) (2e deel)

In de vorige blog heb ik een overzicht proberen te geven van de aanpak van Jan Jonker in zijn nieuwe boek ‘Nieuwe Business modellen’. De grootste eye-opener voor mij was dat het organiseren van ‘economie’ via markten ook maar een manier is (een keuze is). En een keuze, zo is het betoog van Jonker, die de stap naar duurzame ontwikkeling wel eens flink in de wielen kan rijden.

Maar constateerde ik ook: Jonker lijkt te kiezen voor een ware of juiste richting die we ‘met zijn allen’ op moeten. Want het gaat nu fout en ‘het moet anders’. Ik constateer daarbij meteen dat wij hier van slimme-financiering voor een andere aanpak hebben gekozen. Minder normatief, minder van weten welke kant het uitmoet. Meer vertrekkend vanuit de bestaande situatie: kijken hoe je vanuit de bestaande imperfecties als je vastloopt in het systeem en in het (tekort aan) geld toch verder kunt komen.

Laat ik die verschillen in aanpak nog eens nader proberen te duiden.

Een nieuwe indeling (nieuwe business modellen)

Als econoom denk ik vanuit resources. Een vervelend woord, maar ‘bronnen’ is het ook niet helemaal. En ook vervelend omdat er zo’n naar economisch sausje omheen hangt. Het denken in alleen maar economie en wat je eraan kunt verdienen: dat heeft ons ook in de problemen gebracht. Toch ben ik te veel econoom om het hele instrumentarium weg te gooien. Het is toch onze manier van kijken hier op de site én ik denk dat de oude economen als Smith en Keynes geen recht wordt aangedaan als we zo makkelijk overboord gooien. Economie hoeft niet per se via de markt te worden georganiseerd. Het gaat om het bepalen van de doelen en hoe je de schaarse middelen (resources, talenten, dat wat je tot je beschikking hebt) zo slim of handig mogelijk inzet om die doelen te bereiken. Je kunt alle doelen kiezen die je wilt, je kunt alle vormen van middelen gebruiken die je hebt en je kunt het organiseren zoals je goed dunkt. De economie als discipline doet daar ‘as such’ geen uitspraken over.nieuwe business modellen - 4Onze zoektocht naar ‘slimme financiering’ is er een die juist is gericht om andere middelen dan geld in te zetten en om andere manieren van organiseren te vinden. Wij hebben dat ‘financiering van onderaf’ in onze beslisboom genoemd. Recentelijk is daar zelfs ‘sparen van onderaf’ aan toegevoegd als reactie op een pleidooi van Robin Fransman om minder te sparen op de institutionele manier (via banken en pensioenfondsen).

Maar naast onze alternatieve financierings voorbeelden, was ons pleidooi altijd om eerst en vooral te kijken naar je doelen (wat je nu écht wilt): hoe je effectiever kunt zijn, misschien door te kiezen voor een alternatief pad. Maar als je doel dan echt bepaald is: hoe je dat doel beter kunt bereiken door een efficiëntere inzet van middelen (verlagen van kosten, verhogen van opbrengsten).

Hierboven heb ik dus op de assen gezet: horizontaal de inzet van middelen, verticaal de manier van organiseren. Als je alleen in geld rekent (ééndimensionaal, enge interpretatie van waarde) én je maakt alleen gebruik van de huidige manier van organiseren via markten en instituties, dan krijg je dan huidige niet-duurzame situatie. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de lange termijn effecten én er is volop mogelijkheid (en prikkel zelfs) om af te wentelen (op een ander, op de maatschappij etc).

Maar je kunt zonder de markt en de instituties weg te gooien, toch met meer rekenen dan geld alleen. Je kunt werken met puntensystemen, met urensystemen etc. Er zijn volop alternatieve betaalsystemen (LETS) die zo werken. Eerder noemden we ook het voorbeeld van caire.nu waarin je je diensten in de zorg kan aanbieden in ruil voor toekomstige zorg voor jezelf. Met behulp van een systeem dat bijhoudt en ondersteunt maar zónder dat het collectief is.

Én je kunt iets voor elkaar krijgen door de bestaande instituties achter je te laten (te omzeilen) maar toch eendimensionaal te blijven denken in geld. Een mooi voorbeeld daarvan is het gezamenlijk opzetten van een coöperatieve energiemaatschappij of een broodfonds voor zzp’ers. En broodfonds is weliswaar een community in de zin dat je samen iets organiseert buiten de gewone markten om, maar het is een zakelijke transactie en er moet dus gewoon worden betaald in geval van ziekte van een van de aangesloten leden (deelnemers, whatever).

Kijk je dan naar de verschillen tussen wat wij hebben gedaan en het betoog van Jonker dan kan ik dat in bovenstaand plaatje als volgt aangeven:

nieuwe business modellen - 5Jonker vertrekt vanuit de huidige ongewenste situatie via ‘dat moet anders’ naar het gewenste streefbeeld. Over dat streefbeeld heb ik voldoende gezegd.

Wij vertrekken ook vanuit de huidige situatie maar die is wat die is. Het start met een probleem: we willen iets voor elkaar krijgen en dat lukt onder de huidige condities niet, wat zijn onze alternatieven of opties? Niet ‘het moet anders’ maar: ‘het kan anders’. Te beginnen bij eens goed te kijken naar de huidige situatie en die te optimaliseren omdat daar de kans op succes het grootst is (laaghangend fruit). Pas dan op zoek naar andere vormen van financiering (pijl 2) of andere vormen van organiseren (pijl 3).

Evaluatie nieuwe business modellen

Samenvattend: een inspirerend en origineel boek. Minder praktisch dan ik vooraf had gedacht. Ik geloof ergens gelezen te hebben dat Jonker van huis uit filosoof is, dan denk ik dat terug te kunnen zien. Ik mis dan de economische blik die denkt vanuit schaarste en pragmatiek. Maar dat zal net zoveel zeggen over mijn eigen verwrongen geest die overal schaarste in denkt te zien.

Wel apart voor een wetenschapper vind ik de normatieve inslag en de snelle stappen die gezet worden van ongewenst heden naar gewenste collectieve waardecreatie. Hier zou ik toch meer een systeemblik willen zien die met verwondering kijkt naar hoe het nu is en wat het maakt dat het blijft zoals het nu is.

Jonker ziet dat zelf ook wel. Een aantal malen in het boek zegt hij ook dat de transitie niet zomaar tot stand zal komen. Dat er te veel gevestigde belangen zijn die het willen houden zoals het is. En dus dat verandering van onder moet komen. En dan krijg je toch de paradox van het boek: een mooi gelaagd betoog maar toch in zijn uitwerking en visie van een onhoudbare simpelheid (of naïviteit). De transitie zal inderdaad niet zomaar tot stand komen. En dat is veel ingewikkelder en complexer dan alleen maar belangen die in stand worden gehouden. Ik kan daar wel wat voorbeelden van geven.

Historisch: de markten zijn een relatief recente uitvinding. Ongetwijfeld zal het denken langs sjablonen als ‘markt’, ‘actor’, ‘concurrentie’ ons hebben vervreemd van waar het werkelijk om draait. Maar altijd is al sprake geweest van oorlog, van vernietiging, van verspilling, van uitbuiting, van eendimensionale waarde-maximalisatie. Niet altijd natuurlijk, dat is overdreven, maar dan toch wel verdomd vaak en als hardnekkig patroon. Neem een Paaseiland ruim 1000 jaar geleden (mooi boek van Jared Diamond): met het volle verstand en met inzicht in de urgentie van de problematiek (geen gebrek aan kennis) is men samen naar de afgrond gelopen. Het had te maken met eer, met status, met wraak, wat niet al.

Denkfouten. De evolutie heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn. Ooit is onze overlevingsmachine aangepast aan nieuwe omstandigheden. Inmiddels zitten we met eigenschappen die niet langer functioneel zijn. Dus ook zonder markt, zonder geld. Die denkfouten geven ons een sterke voorkeur voor de korte termijn en voor onze eigen plek in de kleine groep waarin we verkeren. En vaak past dat gedrag ‘rationeel bezien’ niet bij een duurzame ontwikkeling. We realiseren ons dat maar kunnen er niet altijd naar handelen. Het is alsof je de rokende dikzak vertelt dat roken en vet eten niet goed voor hem is: ja dûh. Ik mis met andere woorden de geweldige inzichten van gedrags-economen en psychologen als Kahneman en Ariely. Kijk ook nog eens naar de analyse van het hardnekkig gevecht dat de spaarlamp heeft moeten voeren.

Eigenlijk is er een eenvoudige empirische test mogelijk. Gaat het hier om een bittere noodzaak? Gaat het om iets wat sowieso in de lucht hangt en onvermijdelijk gaat gebeuren? Gaat het om passie en gedrevenheid? Gaat het om irritatie en boosheid op de grote instituten? Laten we iets wat relatief succesvol is als het broodfonds nemen. Ik voorspel een aantal dingen:

  • De grote maatschappijen zien hier een gat in de markt en nieuwe (kritische) doelgroep. Ze passen hun advertenties wat aan en meten zich een ‘van onderop’ gezicht aan. Met de wet van de grote getallen en wat nieuwe regelgeving, komt er een passend aanbod. Een deel van de potentiële broodfondsers zal in dit aanbod stappen.
  • Mocht de economie weer wat aantrekken de komende jaren (wat niet zonder meer voor de hand ligt overigens) én veel van de zzp’ers daarvan gaan profiteren, dan is het gedaan met de broodfondsen. Het wordt weer business-as-usual, gewoon elke maand premie betalen, er verandert helemaal niets. De kans is groot dat we deze voorspelling nooit kunnen toetsen, het oude groeipad met alsmaar stijgende huizenprijzen en hausses op de beurs is voorlopig niet meer aan de orde (if ever).
  • Mocht de economie dus voorlopig blijven zoals die nu is (kwakkelen, beetje zus, beetje zo), dan zal er wel een professionalisering van de huidige broodfondsen komen. Er zal een flinke kern van bewust kiezende zzp’ers overblijven die gaan voor een broodfonds van onderop. Maar het zal absoluut niet zover komen dat deze vorm van energieke samenleving de nieuwe vorm gaat worden.

 

Kortom, als mijn verwachting klopt, dan is hier niet sprake van een transitie maar van een tijdelijke door omstandigheden gedreven nieuwe manier van werken. Energie uit nood (help, ik heb geen geld), eerder dus dan vanuit passie en energie. Ho even: dit is niet wat ik zou willen, dat is wat ik om me heen voel en merk. Mensen zijn wel boos op het systeem en klagen over graaiers, maar wat zouden ze toch graag weer zien dat de huizenprijzen weer gingen stijgen en dat ze weer van die oude opdrachtenstroom konden aftappen. Wat willen ze toch graag reclame om zich weer nieuwe en nutteloze producten te laten aansmeren (deze is off-topic natuurlijk, sorry, maar kijk naar de discussie over de concurrentie tussen zorgverzekeraars zo einde van het jaar, enorme advertentiecampagnes, die staan voor een mogelijke reductie van de premie van ongeveer € 20 per maand). Dat verklaart denk ik ook de aanpak waar wij hier op slimme financiering voor kiezen, we zien de broodfondsen etc als aanvullende mogelijkheid en niet als een fundamentele transitie.

De laatste paradox die ik toch echt kwijt moet: een echte instituten-man met een universiteit en een bult aan subsidies achter zich, laat zich betalen om een pleidooi te houden voor een volstrekt ander systeem van onderaf. Het woord ‘revolutie’ wordt nergens genoemd omdat ’transitie’ een stuk salonfähiger klinkt? En dan moet ik als zzp’er van onderaf met eigen middelen aandacht vragen voor het grotere systeem? Het grotere systeem dat Jonker zijn inkomen en status verschaft?

Toch is het boek ook sympathiek. Omdat de auteur vaak relativeert met opmerkingen als ‘we prutsen maar lekker door’. Dat dan weer wel.

Rudy van Stratum

 

Nieuwe business modellen (Jan Jonker en crowd)

Vandaag mag ik, zo vlak voor de kerstdagen, een geweldig nieuw boek bespreken. Een boek van Jan Jonker met de titel ‘Nieuwe Business Modellen’ (NBM). Een paar nuanceringen. Geweldig? Jazeker, ik verwelkom elk nieuw boek over deze materie (omdat er nog steeds relatief weinig informatie over het onderwerp beschikbaar is). En jazeker omdat ik er ook een paar nieuwe inzichten uit haal én er ook wel wat op te mekkeren heb. De tweede nuancering: Jan Jonker? Ja, dat is het brein achter dit boek maar het boek is deels geschreven door een grotere groep mensen, dus Jan Jonker als aanjager en (eind-)redacteur.

De opzet van het boek over nieuwe business modellen

Het boek is liggend uitgevoerd in een iets kleiner dan A4-formaat met harde kaft. Het is rijkelijk voorzien van illustraties en kaders die uitleg en voorbeelden geven. De ondertitel is: ‘samen werken aan waardecreatie’. Dat samen werken is hier wel heel letterlijk genomen en maakt het boek of project alleen daarom al uniek. Het tweede deel van het boek is namelijk geschreven door een grotere groep mensen ‘van onderop’ via crowdthinking of crowdwriting. Ergens in 2013 is via een openbare oproep een grotere groep mensen bij elkaar gekomen met de vraag een bijdrage te leveren aan dit boek. Dat schijnt er vrij strak aan toe te zijn gegaan (‘dat we maar niet de illusie hadden helemaal zelf aan de gang te kunnen, aan het kader viel niet te tornen’) en vrij snel besloot een deel van de groep alsnog niet mee te doen.

Het eerste deel bevat dus dat strakkere regievoerende theoretische kader. Dat deel is wel geschreven door Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen). Dat kader is niet zomaar bij dit boek geschreven maar heeft zich geleidelijk gevormd in de afgelopen jaren.

De twee delen van het boek, theorie en praktijk, zijn genoemd: ‘bibliotheek’ en ‘werkplaats’.

Deel 1: de theorie of ‘De bibliotheek’

Laat ik maar met de deur in huis vallen. Een flink aantal pagina’sl van deel 1 zijn nodig om ons in de wakker-stand te zetten. Dus vooral hoe erg het nu is en vooral dat het dus anders moet. Onze planeet is eindig, we hebben de grenzen van de groei bereikt en als het zo doorgaat dan gaat het helemaal fout. Ergens vind ik dat jammer. Enerzijds omdat deze diagnose voor veel mensen wel helder is (en voor wie dat niet helder is zal ófwel dit boek niet lezen ófwel sowieso niet overtuigd worden) en anderzijds omdat het mij naar de strot grijpt, ik krijg het gevoel geen kant meer uit te kunnen, het ontneemt een deel van mijn vrijheid in denken.

Het boek heeft daarom ook wel iets van een pleidooi, van een oproep, van een gewenste denkrichting, van mijn part van een ideologie. Dat is best vreemd te lezen van een hoogleraar die bij een universiteit werkt. Die zou op enige afstand mogelijke toekomsten moeten schetsen en voorzien van voor en tegens en meerdere scenario’s ontvouwen zodat wij als intelligente lezers op basis van feiten en eigen afwegingen een oordeel kunnen vellen (en actie kunnen ondernemen). Maar ik geef toe dat dat ook maar een beperkt en wellicht achterhaald idee is van ‘hoogleraar’ en ‘universiteit’. En hou met ten goede: het is niet dat ik de urgentie van het vraagstuk niet herken.

Terug naar de inhoud. We zijn dus niet goed bezig, we putten de aarde uit. Dat komt door ons lineaire systeem van productie. We nemen wat spullen (inputs, grondstoffen), doen daar van alles mee (transformeren de inputs in een fabriek met machines) en krijgen dan bruikbare goederen (outputs) die we kunnen consumeren. En zo begint elke dag weer een nieuwe ronde, alsof er geen einde aan komt. Lineair: de spullen komen nooit terug, maar worden opgemaakt of weggegooid.

Het gaat niet goed omdat de spullen aan de voorkant eindig zijn en een keer opraken (daar is natuurlijk een hele literatuur over, het is lang niet altijd zo, en nog belangrijker: het proces van prijsvorming leidt tot afgedwongen innovatie en substitutie van grondstoffen. Dit boek laat deze beschouwingen bewust achterwege). Dan komt een eerste generatie duurzaamheidsdenken: je kunt het slimmer doen door afval te hergebruiken. Die benadering heet eco-efficiency. Het blijft lineair denken omdat het hergebruik binnen de fabriek plaats vindt. De volgende generatie duurzaamheidsdenkers komt dan met échte recycling over de hele keten heen. Een voorbeeld van dat denken is C2C (cradle to cradle). Dat is geen lineair denken meer maar cyclisch denken. Het gaat dan niet meer om eco-efficiency maar om eco-effectiviteit.

De volgende stap in het duurzaamheidsdenken is volgens mij de kern van de Jonker-school. Voor mij een eye-opener omdat ik er zelf ook te weinig over na heb gedacht. Hoe cyclisch en duurzaam ook, zowel eco-efficiency als eco-effectiviteit blijven gedreven door de bestaande principes van organiseren in markten en gedreven door het maximalieren van de (bedrijfs-) winsten. Het zijn visies die het huidige systeem met de huidige instituten (‘van bovenaf’) als uitgangspunt blijven nemen. En dan kom je tot de constatering dat markten met hun ‘bedrijven’ en hun ‘consumenten’ ook maar een vorm van organisatie zijn. En dus betekent dat dat je ook op andere manieren kunt organiseren (van onderaf, of hoe dan ook op een manier die we nog niet eens hebben bedacht). Die andere manier van organiseren en voortbrengen noemt Jonker ‘eco-innovatie’.

Business model en verdienmodel

Dan wordt het belangrijke onderscheid gemaakt tussen een business-model en een verdienmodel.

Een business-model geeft aan hoe je waarde creëert, op welke manier je dat organiseert, hoe je dat voor elkaar krijgt. Het oude denken (eco-efficiency etc) pakt daarbij dus onze bestaande manier van organiseren via fabrieken, kantoren, markten, winkels, arbeiders, beurzen als vanzelfsprekend uitgangspunt. De nieuwe manier van denken stelt dat je op andere manieren waarde kunt creëren, een andere manier van voortbrengen kunt kiezen. Jonker neemt hier (zover ik kan zien te snel) het uitgangspunt dat die andere manier van voortbrengen en organiseren er eentje is van onderop, er eentje is van samen en collectief (ik denk dat er nog andere manieren van organisatie zijn behalve markt en collectief).

Je hebt dus organiseren van waarde via de markt (oud) en via collectief (nieuw).

Dan heb je nog het begrip verdienmodel. Het verdienmodel zegt iets over hoe je de organisatie of voortbrenging ‘afrekent’ of ‘waardeert’. Wanneer doe je het goed? Wat zijn je criteria? Het oude en niet-duurzame denken hanteert hier een eendimensionale waarde door alleen te kijken naar de Euro’s (het geld). De nieuwe en duurzame(re) manier kiest hier voor een meervoudig waardebegrip en sterker nog (volgens Jonker, ook hier weer een stap te snel) voor een collectief waardebegrip.

Ik heb voor mezelf het volgende kwadrant getekend waar het oude en nieuwe denken in termen van business-model en verdien-model wordt geïllustreerd:

nieuwe business modellen - 1Er valt nog veel meer over te zeggen maar de bespreking loopt nu al uit de hand. De gewenste duurzame richting van Jonker behelst een aantal principes of tendensen zoals:

  • van lineair naar circulair
  • van uitsluitend (markten) naar inclusief (collectief, zelforganisatie)
  • van top-down naar bottom-up
  • van alleen geld naar meer dan geld (van eendimensionale naar collectieve waarde)
  • van bezit (eigendom) naar toegang (huur, lease, lenen etc)

 

Nogmaals: of al deze eigenschappen per se (noodgedwongen) horen bij een houdbare toekomst vind ik te voorbarig. Een bekende constructie als Design-Build-Maintain-Finance in de bouw kan het principe van eigenaarschap en markten in stand houden en toch insluiten dat duurzaam wordt georganiseerd en gebouwd (of is er dan nog steeds afwenteling mogelijk? verzin er dan nog een letter bij die die afwenteling ook meeneemt?).

Deel 2: de theorie of ‘de werkplaats’

In dit tweede deel komen dus de praktische handvaten, uitwerkingen en voorbeelden aan bod. Naar mijn mening belooft de titel ‘werkplaats’ meer dan het waar maakt. Er zijn slechts weinig voorbeelden te vinden en die worden qua essentiële werking of principe dan niet voldoende uitgewerkt. Het tweede deel is in mijn ogen dus ook meer filosoferend, tekenend, inspirerend, verkennend van karakter. Misschien doe ik het nu te kort omdat er wel degelijk stappenplannen staan beschreven. Maar die stappenplannen hebben dan het karakter van: eerst moet je een idee hebben, dan moet je een pilot uitvoeren, dan heb je een proof of concept etc. Dergelijke schetsen zijn in mijn ogen te generiek of te ‘waar’ en behoeven verdere uitwerking en verdieping om praktisch bruikbaar te zijn.

Ik haal er een paar voorbeelden uit die ik dan wél concreet vind. Er komen in de nieuwe benadering van Jonker natuurlijk praktische vragen als: hoe moet ik nu vastleggen of meten of we op de goede weg zitten (zeg maar: hoe doe je in de nieuwe wereld wat de huidige slechterikken de boekhouding noemen)?

nieuwe business modellen - 2Bovenstaand zie je een illustratie uit het boek hoe de nieuwe boekhouding er uit kan zien. Zo’n boekhouding kan tot stand komen door elkaar zogenaamde ‘ware facturen’ te sturen. De term was hierboven al te zien in het getekende kwadrant. Een voorbeeld van een ware factuur zoals in het boek te vinden is:

nieuwe business modellen - 3Maar misschien moeten we wel constateren dat het hele idee van boekhouden, vastleggen, factureren niet meer bij de nieuwe situatie past en ons dwingt in niet-duurzame kronkels?

Wij hebben hier op deze site eerder iets ontwikkeld dat een soortgelijk doel diende: inzichtelijk maken wat je nog mist in je boekhouding. Zie hiervoor de serie ‘bepalen van rendement’ in meerdere afleveringen.

nieuwe business modellen - 3

Ho ho ho

.. de bespreking is nog niet af. Maar wijkt daarna wezenlijk af van wat er in het boek zelf te vinden is. Ik ga in de volgende aflevering dan ook maar eens een pot denken en verkennen over wat wij nu eigenlijk hebben gedaan de afgelopen jaren. Waar zitten verschillen en overeenkomsten tussen Jonker+crowd en slimme financiering. Want laten we wel zijn: al bijna 4 jaar blogs en artikelen schrijven en dan nergens genoemd worden in dit nieuwe standaardwerk, zelfs niet in een voetnoot … Dat is natuurlijk geen mooi uiteinde van 2014.

Rudy van Stratum