Deel 2 van het 29-delige feuilleton over verdienmogelijkheden. De tweede is bestemmingsheffing. Waar gaat het over? Iemand koopt (‘goedkoop’) grond aan bij de dan geldende vaak beperkte bestemming van die grond. Logisch: als je weinig mag en kunt op de grond dan is de prijs daarvan laag. Als nu de bestemmingsmogelijkheden die bij die grond horen toenemen (bijvoorbeeld door een besluit van de gemeenteraad) dan neemt de waarde van die grond zomaar toe. Zo’n onverwachte prijsstijging wordt in de economie een ‘windfall profit’ genoemd: je hebt er zelf part noch deel aan gehad, hij komt je zomaar toewaaien. Vanzelfsprekend houdt een calculerende projectontwikkelaar rekening met het feit dat de grond in de toekomst een andere en ruimere bestemming kan krijgen. Een ontwikkelaar heeft dan een speculatief motief (grondspeculatie). De redenering is nu dat zo’n plotselinge waardestijging wordt veroorzaakt door publieke middelen (nabijheid van voorzieningen etc) en dat deze winst dus ook moet toevallen aan de gemeenschap. Vooraf zouden bij de aankoop van grond voorwaarden kunnen worden opgenomen over (gedeeltelijke) afroming van mogelijke toekomstige winsten bij doorverkoop. Dit tempert speculatieve grondhandel en levert de gemeenschap alsdan extra middelen op. Een dergelijke constructie bestaat al in Groot-Brittanie (‘creaming off betterment’). Leuke verdienmogelijkheid maar dit ligt politiek gevoelig. Los daarvan heeft zo’n maatregel een aantal mogelijke ongewenste bijeffecten die je ook zult moeten handlen.