Met deze verdienmogelijkheid wordt bedoeld het betrekken van de kansen die kunst en cultuur biedt bij de gebouwde omgeving. Kunst en cultuur kunnen een (economische) bijdrage aan een gebied leveren (zie bijvoorbeeld dit eerdere artikel op deze site). Succesvolle musea trekken bezoekersstromen aan, door meer ketensamenhang tussen de verschillende voorzieningen in een gebied (ik denk hier maar aan het beter laten aansluiten van de bus en de trein als metafoor) blijven bezoekers langer in een gebied en geven ze meer uit. De stijgende inkomsten van deze langer blijvende bezoekers vormen een bredere economische basis van de ontwikkeling van de regio. De verschillende betrokken culturele instituties (ketenpartners) zouden zich meer bewust moeten worden van de kansen die deze samenhang biedt, het cahier pleit hier voor meer ondernemerschap bij kunst en cultuur zodat ze eerder en beter werk maken van de samenhangende arrangementen (sorry voor het jargon, maar ik probeer dicht bij de oorspronkelijke tekst te blijven 🙂 ).Probleem is dat de instituties op eilanden langs elkaar heen werken en dat de prikkel om het anders te doen ontbreekt. Als voorbeeld in het cahier wordt Den Bosch gegeven waar het oude riviertje De Dieze de bindende factor is geworden bij het vertellen van een verhaal. Hotels en restaurants haken in op het verhaal door het aanbieden van arrangementen met informatieve rondvaarten. Ook hier weer een ‘kijkersvraag’: hoe zou je prikkels in de keten kunnen neerleggen die bedoelde vormen van ondernemerschap en meer onderlinge samenhang vergroten? Waar is dit nog meer met succes toegepast? Wat waren daarbij de succesfactoren?
Rudy van Stratum